direct naar inhoud van 7.1 Geluidhinder
Plan: Bestemmingsplan Water
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01

7.1 Geluidhinder

7.1.1 Alternatieve ligplaatsen

In het bestemmingsplan zijn alternatieve ligplaatsen voor woonboten opgenomen. Vanwege een aanvaardbaar woon- en leefmilieu is het vanuit een goede ruimtelijke ordening, niet gewenst woonfuncties mogelijk te maken op locaties waar de woonfunctie wordt blootgesteld aan geluidswaarden die ingevolge de Wet geluidhinder als een onaanvaardbare geluidsbelasting moeten worden beschouwd. Om die reden is akoestisch onderzoek verricht naar deze potentiƫle nieuwe locaties. In zijn algemeenheid geldt dat waarden die de maximale ontheffingswaarden voor woningen overschrijden, gelden als onaanvaardbare geluidswaarden.

Binnen het onderzoeksgebied worden de volgende geluidsbronnen onderscheiden, industrie, railverkeer en wegverkeer. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de geluidskaarten van de gemeente Amsterdam. De geluidsbelasting is per bron indicatief vanuit een worstcasebenadering bepaald. Tevens is voor enkele locaties waar dat van toepassing was een indicatieve gecumuleerde geluidsbelasting bepaald. Aan de hand van de bepaalde geluidbelasting heeft een beoordeling plaats gevonden van de akoestische kwaliteit van de onderzochte locaties.

De meeste wegen binnen het stadsdeel zijn aangewezen als 30-km wegen. Strikt genomen bevatten deze wegen geen zones als bedoeld in de Wet geluidhinder. Desalniettemin zijn ze in het onderzoek beschouwd als ware het zones van een weg.

Wegverkeer
Uit het onderzoek is gebleken dat waar het de locaties betreft die zijn gelegen binnen een 30-km zone voor een weg, de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer uit de Wetgeluidhinder voor een groot aantal locaties wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor een weg bedraagt 63dB. Voor twee locaties geldt dat deze maximale ontheffingswaarde op grond van de modelberekening wordt overschreden.

Railverkeer
Uit het onderzoek is gebleken voor enkele locaties de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor railverkeer weg bedraagt 68dB. Deze waarde wordt op geen van de alternatieve locaties overschreden.

Industrie
Uit het onderzoek is gebleken dat voor enkele locaties de voorkeursgrenswaarde van 50 dB voor industrie uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor industrie bedraagt 55dB. Deze waarde wordt op geen van de alternatieve locaties overschreden.

Gecumuleerde geluidsbelasting
In het plangebied zijn 17 locaties die een gecumuleerde geluidsbelasting ondervinden. Volgens het Amsterdamse geluidsbeleid mag in geval van geluidscumulatie de maximale ontheffingswaarde van de geluidsbron met de hoogste geluidsbelasting worden aangehouden plus 3 dB. In geval van een gecumuleerde geluidsbelasting vanwege industrie en een weg, bedraagt dat 63 + 3 dB = 66dB.

Geen van de locaties met een gecumuleerde geluidsbelasting overschrijdt de norm van 66 dB.

Vanwege de twee locaties die als gevolg van de 30-km weg de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden, heeft het stadsdeel voor deze twee locaties een nader akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Het betreft de locaties aan de Prinsengracht (tussen Berenstraat en Runstraat) en het Singel (tussen Raadhuisstraat en Torensluis). In dat onderzoek is aan de hand van de ter plaatse geldende verkeersintensiteiten, de geluidsbelasting berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting onder de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer uitkomt.

Gelet op de onderzoeksresultaten is ter plaatse van alle alternatieve locaties een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk. De betreffende onderzoeken zijn als bijlage 1en bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.

7.1.2 Op- en afstaplocaties

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van nieuwe op- en afstaplocaties. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken, is onderzoek gedaan naar een mogelijke toename van geluid als gevolg van de aanleg van de op- en afstaplocaties. Op deze manier is inzicht verkregen in de mate waarop deze ontwikkelingen effecten hebben op het leef- en woonmilieu. Het betreffende onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

De wetgever heeft niet voorzien in een toetsingskader voor het gebruik van het water als op- en afstaplocatie. In het onderzoek is het gebruik van de op- en afstaplocaties in relatie tot drie verschillende beoordelingskaders onderzocht, nl.:
1. Omgevingsgeluid;
2. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening;
3. het Activiteitenbesluit.

Ad. 1
Uit het onderzoek blijkt dat gelet op de heersende referentiewaarde (=aanwezige geluidswaarde in de omgeving) van het omgevingsgeluid de voorgenomen ontwikkelingen niet of nauwelijks bijdragen aan een toename van het geluidniveau in de dag- en avondperiode.

Ad. 2
Als wordt getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (Hilv), blijkt dat over het algemeen binnen de gestelde normwaarden van het Hilv wordt gebleven. Alleen in het worstcasescenario worden op een aantal locaties de maximale richtwaarden van het Hilv overschreden. Deze overschrijdingen zouden zich kunnen voordoen bij luid pratende of schreeuwende personen. De verwachting is echter niet dat het beoogde gebruik van de op- en afstaplocaties de aanwezigheid van luid pratende of schreeuwende personen zal aantrekken.

Ad. 3
Ten aanzien van de toetsing aan het Activiteitenbesluit blijkt dat over het algemeen binnen de normen van het Activiteitenbesluit wordt gebleven en dat daar waar dat niet het geval is, de (geringe) overschrijding het gevolg is van stemgeluid dat op grond van het Activiteitenbesluit niet hoeft worden meegerekend.

Op basis van dit onderzoek concludeert het stadsdeel dat de akoestische gevolgen van de gewenste ontwikkelingen niet zodanig zijn, dat sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van woningen in de nabijheid van de op- en afstapvoorzieningen.