Plan: | Westelijke binnenstad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01 |
Het hele plangebied ligt binnen het gebied dat in 1999 is aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Om die reden is het hele plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie'. Met deze bestemming wordt ingezet op het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De waardering van gebouwen is op de verbeelding aangeduid met specifieke bouwaanduidingen. De waardering is een actualisering van de waarderingskaart die voor de hele binnenstad is gemaakt en in 2000 is vastgesteld (zie 'Waarderingskaart', bijlage bij de toelichting). Dit past ook in de wens van de deelraad om de bestaande waarderingskaart te actualiseren, verwoord in de raadsnotitie "Naar een nieuwe Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht".
De actualisering betekent dat de sinds 2000 aangewezen rijks- en gemeentelijke monumenten als orde 1 zijn aangeduid. De monumentaanwijzing gebeurde vaak in het kader van een project zoals het Gemeentelijk Monumenten Project en de inventarisatie Joods Cultureel Erfgoed. Sommige panden die (om onduidelijke reden) eerder niet gewaardeerd waren hebben nu wel een waardering gekregen.
Voorts zijn de panden gebouwd tussen 1940-1970 binnen de historische binnenstad, de zogeheten wederopbouwperiode, gewaardeerd. Een overzicht van deze panden met hun waardering is opgenomen in een bijlage bij de toelichting. De bouwkunst uit deze periode heeft inmiddels een leeftijd bereikt van 40 tot 70 jaar. Hierdoor bestaat er voldoende afstand voor beoordeling. Tevens sluit het stadsdeel hiermee aan op de recente waardering van de Top 100 rijksmonumenten van de wederopbouwperiode door het Rijk en van de Top 100 gemeentelijke monumenten in Amsterdam. De wederopbouwperiode heeft zijn sporen achtergelaten en maakt nadrukkelijk deel uit van het historisch verhaal van de binnenstad en van de kenmerkende gelaagdheid van de stad. De waardering van de wederopbouwpanden berust op dezelfde criteria, die ook bij de aanwijzing van gemeentelijke monumenten worden gebruikt: stedenbouw, architectuur, cultuurhistorie, zeldzaamheid en/of gaafheid. In de praktijk wordt een visuele opname ter plaatse door een team van experts (architectuurhistorici van Bureau Monumenten & Archeologie en architectuurhistoricus en stedenbouwkundigen van stadsdeel Centrum) gedaan, aangevuld met historisch onderzoek in het gemeentelijk pandenarchief. Bij de opname en het archiefonderzoek worden de criteria per pand in ogenschouw genomen. Een pand dat bijvoorbeeld qua architectuur, bouwtechniek, situering zelden voorkomt en nog grotendeels gaaf is, krijgt een hogere waardering dan een pand dat door de tijd heen ingrijpend is verbouwd en een meer doorsnee uiterlijk heeft.
Eén pand uit de lijst met panden uit de periode 1940-1970 is een beoogd gemeentelijk monument, dit pand heeft vooralsnog een orde 2 gekregen. Ook dit is terug te vinden in de bijlage.
Het doel van de waardering is het aangeven van de onaantastbare onderdelen van het stadsbeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht. De opgave die hier door de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt gesteld is het behoud van deze gebouwen en de straatwanden waar ze in staan. De grote variatie in architectuur en gebouwtype en de diversiteit van de stedelijke structuur is karakteristiek voor dit gebied. De volgende categorieën zijn gehanteerd.
Dit zijn gebouwen die beschermd zijn als monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening.
Dit zijn gebouwen van voor 1970, die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. Bij sloop of ingrijpende verbouwing achter de gevel wordt door Bureau Monumenten en Archeologie een bouwhistorische verkenning opgesteld, waarbij wordt aangegeven of het gebouw monumentwaarde heeft. Afhankelijk van de uitkomst van de bouwhistorische verkenning kan het dagelijks bestuur de procedure tot aanwijzing tot gemeentelijk monument starten.
De gebouwen die zijn aangemerkt als orde 2 zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij aantoonbare ernstige bouwvalligheid) kan sloop/herbouw van deze gebouwen aan de orde zijn, waarbij de straatgevels en kap teruggebouwd worden. Daarbij vraagt het stadsdeel aan de aanvrager om een bankgarantie.
Dit zal in de praktijk betekenen dat gevelwanden, met name aan de grachten, hun huidige aanzien (vrijwel) geheel zullen behouden.
Dit zijn gebouwen van voor 1970, die voor wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand waarvan ze deel uitmaken, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Uitgangspunt is behoud. Bij verbouwing is behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen uitgangspunt. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren. In de regels van het bestemmingsplan, in het artikel Waarde Cultuurhistorie, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het volume moet voldoen.
Binnen de categorie orde 3 panden is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Bij sloop of ingrijpende verbouwing achter de gevel wordt door Bureau Monumenten en Archeologie een bouwhistorische verkenning opgesteld, waarbij wordt aangegeven of het gebouw monumententale waarde heeft. Afhankelijk van de uitkomst van de bouwhistorische verkenning kan het dagelijks bestuur de procedure tot aanwijzing tot gemeentelijk monument starten. Wanneer het gebouw geen monumentale waarde heeft, wordt bij een sloop/nieuwbouwplan en/of ingrijpende verbouwing en/of ophoging voor een orde 3 pand vervolgens door het stadsdeel een kwaliteitstoets uitgevoerd. Op basis van deze kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van panden met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Wanneer dat het geval is, is behoud uitgangspunt. Het kwaliteitsniveau van deze genoemde waarden bepaalt of sprake kan zijn van sloop/nieuwbouw en/of ingrijpende verbouwing en/of ophoging.
Bebouwing van na 1970 is niet gewaardeerd. Het uitspreken van een afgewogen oordeel over deze bebouwing is vanwege de jonge leeftijd ervan vaak buitengewoon lastig; de benodigde historische afstand, en dus het overzicht dat nodig is voor een kwalitatief oordeel, ontbreekt. Voor deze gebouwen zijn in het kader van de waarderingskaart geen bijzondere regels opgenomen.
Dit zijn gebouwen die in architectonische zin op geen enkele wijze bijdragen aan het stadsbeeld en niet passen in de gevelwand waarin ze staan. Vaak gaat het om gebouwen waarvan grote delen zijn verdwenen (zoals onderstukken). Wanneer onbebouwde open plekken de continuïteit van de gevelwand op storende wijze onderbreken, dienen deze te worden bebouwd.
Al sinds de zeventiende eeuw worden in Amsterdam meerdere panden in één bouwstroom neergezet. Als in de vormgeving van de verschillende panden de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat, bijvoorbeeld door een symmetrie die over verschillende gevels loopt, noemen we dat een ensemble. Een aantal panden naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd, noemen we seriebouw.
In geval van verbouwing van ensembles en seriebouw gelden dezelfde uitgangspunten. Daarom is op de verbeelding geen onderscheid gemaakt tussen ensembles en seriebouw en zijn ze aangegeven met dezelfde bouwaanduiding 'Specifieke bouwaanduiding-ensembles'. Voor ensembles én seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden niet mag worden verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige panden.