direct naar inhoud van 5.1 Beschrijving van de bestaande situatie
Plan: Westelijke binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01

5.1 Beschrijving van de bestaande situatie

5.1.1 Hoofdopzet

Ruimtelijk zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden, elk met hun eigen structuur, karakter en gebruik:

1.de smalle strook stadsuitbreiding van 1585 -1586 tussen Singel en Herengracht;
2.de hoofdgrachten;
3.de Jordaan;
4.de Singelgrachtzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0016.jpg"

De smalle strook tussen het Singel en de Herengracht heeft kenmerken van de oudere, middeleeuwse stad. De Jordaan en het westelijk deel van de grachtengordel vormen het grootste deel van het plangebied. De buurten zijn zeer verschillend, niet alleen in stedenbouwkundige structuur, maar ook wat betreft bebouwing en sociaal-economische opbouw. Bij de aanleg van de grachtengordel, bedoeld als woongebied voor de vermogende kooplieden, werd gekozen voor een nieuwe, planmatige, stedenbouwkundige structuur, die niet was afgeleid van het landschap. In de Jordaan, van oudsher het woon- en werkgebied voor de ambachtslieden, werd het stratenpatroon gebaseerd op de structuur van het polderlandschap. De stadsuitbreiding werd aangelegd binnen de vestingwerken, de huidige Singelgrachtzone, waar vanaf het begin van de 19e eeuw nieuwe functies werden gevestigd. Hier bepalen grote gebouwen, ensembles van woonhuizen en grootschalige nieuwbouwcomplexen het beeld en geeft de ruime maat van de onbebouwde ruimte het gebied een open karakter.

 

5.1.2 De deelgebieden
5.1.2.1 De stadsuitbreiding van 1585 - 1586

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0017.jpg"

Hoofdstructuur

Tussen de Herengracht en het Singel liggen ondiepe bouwblokken, die naar het zuiden toe steeds smaller worden. Drie dwarsgrachten, de Brouwersgracht en de Blauwburgwal in het noorden en de Beulingsloot in het zuiden, verbinden het Singel met de Herengracht. In het gebied ten noorden van de Blauwburgwal was de strook breed genoeg voor twee bouwblokken aan weerszijden van een achterstraat, de Langestraat. Halverwege het gebied ligt de Raadhuisstraat, op de plaats van de gedempte Warmoesgracht. De brede verkeersroute is gericht op het centrale deel van het Koninklijk Paleis.

De gevelwanden en de kademuren hebben aan de kant van het Singel meer knikken (drie), en volgen daarmee meer de ronde vorm van de oude vestingmuur, dan aan de zijde van de Herengracht. Hier leidt de enige knik, iets ten noorden van de Raadhuisstraat (de Driekoningenstraat), tot twee gestrekte delen en een minder concentrische vorm. De structuur van het gebied sluit aan op de structuur van de middeleeuwse stad: de smalle dwarsstraten liggen in het verlengde van de stegen uit de middeleeuwse stad en de verkaveling van de bouwblokken is vergelijkbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0018.jpg"
Het Singel

Bouwblokken en verkaveling

De smalle bouwblokken zijn over het algemeen zeer dicht bebouwd. In enkele bouwblokken liggen stegen, waarvan sommige nog dienen als ontsluiting van zelfstandige bebouwing op het binnenterrein. In de bredere bouwblokken zijn ook kleine tuinen.

De breedte van de kavels langs de grachten, en daarmee de breedte van de panden, is gevarieerd en ligt voornamelijk tussen de vier en zeven meter. Door de Cityvorming - de eerste grote schaalvergroting in de bebouwing aan het eind van de 19e eeuw - zijn plaatselijk kavels samengevoegd, met name in de omgeving van de Raadhuisstraat. In de dwarsstraten is de variatie, met een kavelbreedte tussen de vier en vijf meter, minder groot. De percelen aan de dwarsstraten zijn ook minder diep dan die aan de grachten en de bebouwing is kleinschaliger (overwegend drie bouwlagen met kap).

De oorspronkelijke structuur van het gebied met de kleinschalige verkaveling is nog grotendeels aanwezig.

5.1.2.2 De hoofdgrachten

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0019.jpg"

Hoofdstructuur

De Heren-, de Keizers- en de Prinsengracht vormen de verbindende structuur tussen de westelijke en de zuidelijke grachtengordel, de eerste en tweede fase van de 17e eeuwse stadsuitleg. Hier is duidelijk zichtbaar dat de grachtengordel met één principe en als één geheel ontworpen is. De rustige concentrische hoofdgrachten worden door levendige radiale winkelstraatjes doorkruist. De opzet van de eerste en tweede fase (de Derde en Vierde uitleg) sluiten naadloos op elkaar aan. Over de gehele lengte heeft de grachtengordel dezelfde breedte. De dwarsstraten sluiten goed aan op de dwarsstraten uit de eerdere uitleg.

Drie dwarsgrachten, de Brouwersgracht, Leliegracht en Leidsegracht, verbinden de drie hoofdgrachten. Alleen de Leliegracht begint en eindigt binnen de grachtengordel. De zes stenen boogbruggen over de Leidsegracht geven deze gracht zijn bijzondere aanblik.

Het Molenpad, gelegen ten noorden van de Leidsegracht, is een dwarsstraat met een afwijkend karakter. De straat is breder dan de andere dwarsstraten en is geen onderdeel van een radiale route. Het is oorspronkelijk een achter de vestingwal gelegen muurstraat, die een achterstraat werd achter de grachtenpanden aan de Leidsegracht. Er staat relatief lage bebouwing, waaronder enkele koetshuizen, die in gebruik zijn als garage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0020.jpg" Prinsengracht Leidsegracht

De westelijke en zuidelijke grachtengordel hebben een vergelijkbare hoofdopzet maar er zijn ook verschillen. Het westelijk deel van de grachtengordel is minder concentrisch, omdat er één knikpunt is, ter hoogte van de Westermarkt. Hierdoor zijn langere zichtlijnen over de grachten mogelijk en hebben de grachten een meer lineair karakter. Vanuit de Prinsengracht en het Singel zijn de lange zichtlijnen in de richting van het Westerdok(seiland) en het IJ, het voormalige havengebied, waardevol. De Prinsengracht is, dankzij de westelijke gevelwand, met het ritme van grachten, kopse kanten van de bouwblokken en straten, de meest gevariëerde gracht van de drie hoofdgrachten. In het zuidelijk deel, waar de Jordaan op zijn smalst is, zijn zichtlijnen over de korte Jordaangrachten mogelijk. De centraal in het plangebied gelegen Westertoren vormt dankzij de ligging nabij het knikpunt een prachtig oriëntatiepunt vanuit diverse lange routes.

Binnen het zuidelijke deel van de grachtengordel is de radius van de grachten kleiner en de afstand tussen de knikken korter. In het gebied knikken de grachten twee keer. De scherpste knik bevindt zich aan de Leidsegracht, tussen de westelijke en de zuidelijke grachtengordel. Het gevolg is dat de zichtlijnen van het zuidelijke gedeelte korter zijn. Een ander verschil is dat binnen de Derde uitleg de grachtengordel minder breed is dan binnen de Vierde uitleg. In de westelijke grachtengordel bevindt zich één strook met keurblokken, in de zuidelijke grachtengordel zijn dat er twee. In het zuidelijke gedeelte is parallel aan de Keizersgracht en Prinsengracht een straat – de Kerkstraat – aangelegd, met twee rijen bouwblokken tussen deze grachten als gevolg.

Sinds de aanleg van de grachtengordel is de hoofdstructuur van het gebied ongewijzigd. De enige uitzondering is de doorbraak die gemaakt is voor de Raadhuisstraat. Het is een prachtig gebogen straat, die geleidelijk uitzicht geeft op de Westerkerk. De zuidelijke wand bestaat uit één complex met winkels en hotels en door de hoge arcade wordt de gebogen lijn geaccentueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0021.jpg" Raadhuisstraat Hartenstraat

Bouwblokken

Binnen de grote, overwegend rechthoekige bouwblokken staan de individuele panden langs kaarsrechte voorgevelrooilijnen. De bouwblokken waren bij aanleg in vergelijking met de bestaande middeleeuwse stad zeer ruim van maat. De blokken tussen de Heren- en Keizersgracht zijn duidelijk dieper dan alle andere bouwblokken in de binnenstad. Deze blokken, de keurblokken, hebben in de gehele grachtengordel dezelfde breedtemaat. Hier was ruimte voor grote tuinen, de zogenoemde keurtuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0022.jpg"

Voor de keurblokken werd in de 17e eeuwse keuren bepaald dat vanaf de straat tot 28,30 meter (100 voet) diep gebouwd mocht worden. Achter de meeste huizen aan de grachten kwamen monumentale siertuinen, vaak in combinatie met een tuinhuis, dat uitsluitend achterin de tuin mocht worden gebouwd. De kaart van Balthasar Florisz uit 1625 geeft hiervan een goed beeld.

In de huidige keurtuinen staan soms prachtige oude bomen, en ook zijn er diverse tuinhuizen. In sommige tuinen is in de loop der jaren toch andere (bij)bebouwing verschenen maar de keurtuinen zijn tot op de dag van vandaag grotendeels onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0023.jpg"

De bouwblokken tussen de Keizers- en Prinsengracht zijn minder diep en hebben minder diepe binnenterreinen dan de keurblokken. Ook komen hier op de binnenterreinen zelfstandige functies voor, waaronder een viertal hofjes en zijn er meer stegen. De meeste stegen takken aan op de, van oudsher minder voorname, meer gemengde, Prinsengracht.

Verkaveling

Ook in perceelsstructuur verschillen de keurblokken tussen Herengracht en Keizersgracht van de andere bouwblokken. Binnen de keurblokken zijn de kavels aan de grachten groter, breder en dieper, dan in de andere bouwblokken. Aan de Herengracht liggen de diepste percelen (bijna 54 meter diep, 190 voet) en 6 meter dieper dan de percelen aan de Keizersgracht. In de bouwblokken tussen de Keizers- en Prinsengracht zijn de kavels aan de grachten even diep. De perceelsgrens aan de achterzijde is vrijwel ongewijzigd in vergelijking met situatie bij de eerste gronduitgifte.

De bouwblokken bestaan grotendeels uit smalle kavels, waarbij de breedte van de kavels varieert. In de bouwblokken tussen de Keizers- en Prinsengracht ligt de breedte van de kavels, en daarmee van de panden, langs de grachten hoofdzakelijk tussen de 5 en 6 meter. Langs de grachten van de keurblokken komen kavelbreedtes tussen 5 en 8,50 meter het meest voor. De verkaveling is in veel gevallen terug te voeren op de basisbreedte van de percelen bij de eerste gronduitgifte, ca. 8,50 meter (30 voet). Het kwam voor dat op twee kavels drie huizen werden gebouwd of vier huizen, op sommige hoeken van bouwblokken. Ook zijn dubbelpanden op dubbele kavels gebouwd. Plaatselijk heeft de schaalvergroting vanaf de 19e eeuw geleid tot grote gebouwen op bredere kavels. In de dwarsstraten, bedoeld voor winkels, liggen de kleinste kavels, smaller en minder diep dan aan de gracht. Hier is de variatie in kavelbreedte, van 4 tot 6 meter, minder groot.

De hoekkavels werden bij de eerste verkoop van de grond voor de hoogste prijs verkocht. In de grachtengordel zijn nog een klein aantal hoekpanden te vinden, die georiënteerd zijn op de belangrijkste dwarsstraat, en hun zijgevel aan de gracht hebben. Bij 19e eeuwse hoekpanden komen op de begane grond afgeschuinde hoeken voor, met ingangen van winkels op de hoek.

5.1.2.3 De Jordaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0024.jpg"

Hoofdstructuur

In de Jordaan is de verkavelingsstructuur gebaseerd op het stramien van de oude bestaande agrarische verkaveling. De ligging van straten en grachten is bijna overal direct afgeleid van het polderlandschap. De poldersloten lagen schuin ten opzichte van de Amstel en waaierden iets uit, waardoor ze niet helemaal parallel liepen. Ook de breedte van de straten hangt samen met de polderstructuur: er zijn overal kleine verschillen in de breedtemaat. De meeste grachten en langsstraten liggen op de plaats van voormalige sloten. Ze lopen bijna allemaal van de Prinsengracht naar de Lijnbaansgracht. Eén, twee of soms drie langsstraten worden afgewisseld door een gracht.

De dwarsstraten liggen min of meer parallel in zeven rijen op regelmatige afstand van elkaar en eindigen binnen de buurt, op één of twee bouwblokken voor de Lijnbaansgracht. De straatjes met de meeste winkels liggen centraal in de buurt.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0025.jpg"

Willemsstraat en Tweede Anjeliersdwarsstraat

Onregelmatigheden in de verkavelingsstructuur zijn te vinden in de omgeving van het Karthuizerplantsoen. De resten van het kloostercomplex (in gebruik bij verschillende bedrijven en als kerkhof) werden ten tijde van de stadsuitbreiding opgenomen in de stad. Daarom eindigen de Lindenstraat en de Boomstraat bij het Karthuizerplantsoen en zijn ze niet rechtdoor getrokken naar de Lijnbaansgracht.

Aan de zuidzijde van het plangebied, ten noorden van de huidige Leidsegracht, lag tussen 1612 en 1658 een dwarsverbinding in de vestingwerken waarmee de nieuwe verdedigingswerken aansloten bij de oude verdedigingswerken, die ter hoogte van de Herengracht lagen. In de huidige structuur, met de voormalige muurstraten de Tweede Passeerdersdwarsstraat, de Raamstraat en het Molenpad, is het tracé van de voormalige stadsgrens nog goed te zien.

De historisch geïsoleerde ligging van de Jordaan werd veroorzaakt doordat het stratenplan niet aansloot op de omliggende stadsdelen (grachtengordel en Haarlemmerbuurt) en door de begrenzing van de vestingwerken. In de huidige situatie is geen sprake meer van een op zichzelf staand gebied. Eerst was de Haarlemmerpoort de enige doorlopende route in de westelijke stadsuitbreiding. Later kwamen daar het Zaagmolenpoortje, de route naar het gebied met veel houtzaagmolens, en in 1650 de Raampoort bij. Hierdoor ontstond een doorlopende radiale route naar het buitengebied, de Leliegracht, die winkelfuncties aantrok. De Jordaan kwam pas echt in het centrum van de stad te liggen met de aanleg van de 19e eeuwse wijken en de gordel gebouwd tussen 1920 en 1940. De doorbraak van de Raadhuisstraat en de demping van de Rozengracht hebben voor de eerste en enige doorlopende verbinding van de binnenstad met West gezorgd. Deze straten hebben de winkelfunctie van de Leliegracht overgenomen.

De hoofdopzet bestaat grotendeels uit rechthoekige bouwblokken, een zo economisch mogelijke verkaveling. De bouwblokken zijn veel kleiner dan in de grachtengordel. Aan de randen van de Jordaan, langs de Brouwers-, Lijnbaans- en Prinsengracht, zijn de bouwblokken afgeschuind. Kleine, driehoekige, moeilijk te verkavelen bouwblokken komen alleen voor bij de Tichelstraat en ten noorden van de Palmgracht.

De combinatie van het fijnmazige stelsel van smalle straten en kleine, vaak dichtbebouwde bouwblokken maakt dat de Jordaan, in vergelijking met andere delen van de binnenstad, een hoge bebouwingsdichtheid heeft en de hoogste woningdichtheid. Vooral ten noorden van de Rozengracht, in het breedste deel van de Jordaan, kan de hoge dichtheid worden ervaren in de vele lange straten. Dit is met name zichtbaar tussen de Westerstraat en Egelantiersgracht waar drie langsstraten voorkomen en de bouwblokken erg ondiep zijn.

Ten zuiden van de Rozengracht heeft de Jordaan een minder besloten karakter. Met het smaller worden van het gebied zijn hier de grachten en langsstraten korter en ook zijn er meer open grachten. Het knikpunt in de Lijnbaansgracht en de grachtengordel, ter plaatse van de Rozengracht, heeft tot gevolg dat grachten en langsstraten ten zuiden van de Rozengracht, een minder scherpe hoek maken met de Prinsengracht en loodrecht op de Marnixstraat liggen. Hierdoor bestaan directe zichtlijnen en verbindingen tussen de binnenstad en stadsdeel West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0026.jpg" Noordermarkt Looiersgracht

Bouwblokken

De bouwblokken in de Jordaan zijn niet alleen minder diep, maar ook voller bebouwd dan die in de grachtengordel. In tegenstelling tot de grachtengordel werd in de Jordaan de bebouwing, die ten tijde van de stadsuitleg buiten de stad aanwezig was, gehandhaafd. Ook raakten de binnenterreinen na de aanleg al snel volgebouwd. Ondanks de saneringen in de 19e eeuw en het opschonen van binnenterreinen in de stadsvernieuwingsperiode is in de huidige situatie nog altijd sprake van veel bebouwing op de binnenterreinen. De bebouwing varieert van aan- en bijgebouwen en achterhuizen tot zelfstandige gebouwen, sommige voortkomend uit de pre-stedelijke tijd, en (voormalige) bedrijfs- en fabriekspanden en woningbouwcomplexen. Op veel plaatsen worden de bouwblokken nog doorsneden door stegen. Stegen en gangen droegen van oudsher bij aan de doordringbaarheid van de overvolle bouwblokken. Veel stegen zijn nu geprivatiseerd.

Binnen de regelmatige hoofdopzet zorgen de open pleintjes, enkele (semi-) openbare binnenterreinen, de stegen en de zelfstandige bebouwing op binnenterreinen ervoor dat veel bouwblokken helemaal niet zo gesloten zijn.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0027.jpg"

Anjeliersstraat

Verkaveling

Binnen de bouwblokken is de kavelbreedte over het algemeen klein. De kavelbreedte varieert van vier tot zes meter. De meeste door de stad uitgegeven kavels waren ca. 5,60 meter (20 voet) breed. Vaak werden de kavels bebouwd met meerdere huizen. Zo werden twee kavels met drie huizen bebouwd, zodat de pandbreedte rond vier meter kwam te liggen.

In een groot deel van de Jordaan is de kleinschalige parcellering, met individuele panden, behouden gebleven. De kleinschaligheid wordt plaatselijk onderbroken door bijzondere gebouwtypen (scholen, theaters, kerken). Grote aantallen percelen zijn samengevoegd voor de stadsvernieuwingsbouw uit de jaren 1970 -1980, met name gebouwd in langs- en dwarsstraten, voor 19e eeuwse wooncomplexen en voor 19e eeuwse fabriekscomplexen, die vooral ten zuiden van de Rozengracht zijn gebouwd.

Over het algemeen liggen de kavels haaks op de straat en de gracht. In de afgeschuinde bouwblokken aan de Prinsengracht bestaat een verschil in kavelrichting en -grootte tussen de noord- en zuid Jordaan. Ten noorden van de Bloemgracht liggen de meeste kavels haaks op de gracht en zijn de kavels overwegend smal en ondiep. Ten zuiden van de Bloemgracht maken de bouwblokken een minder scherpe hoek met de Prinsengracht en is de kavelrichting schuin op de gracht, waarmee meer van de kap van de panden zichtbaar is. De kavels zijn hier breder en dieper.

5.1.2.4 De Singelgrachtzone

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0028.jpg"

Hoofdstructuur

De functies in de Singelgrachtzone waren een afspiegeling van het gebruik dat in het aangrenzende deel van de binnenstad aanwezig was. In het gedeelte ten noorden van de Rozengracht lag het accent sterk op het wonen, ten zuiden van de Rozengracht werd vooral grootschalige bedrijvigheid gevestigd. Dit verschil is nog altijd te zien.

In de noord-zuid gerichte, smalle strook ligt het knikpunt ter hoogte van de Rozengracht. Ten noorden van de Rozengracht wordt de Marnixstraat aan weerszijden begrensd door langgerekte woningbouwcomplexen met uniforme gevels, waarmee de lengtewerking van de straat wordt benadrukt. De 19e eeuwse verenigingsbouw tussen de Singelgracht en de Marnixstraat bestaat uit ensembles met zeer ondiepe binnenterreinen. De oostelijke zijde van de Marnixstraat bestaat uit strokenbouw met achtertuinen die grenzen aan de smalle Lijnbaansgracht. Twee plantsoenen en het vrijstaande Marnixbad vormen de onderbrekingen in deze lineaire structuur. Dit deel van de Singelgrachtzone heeft aan de zijde van de Singelgracht veel openbare kade.

Ten zuiden van de knik liggen de Marnixstraat en Lijnbaansgracht naast elkaar, en is de Lijnbaansgracht breder. Alleen de westkant van de Marnixstraat is bebouwd: enkele losse woonblokjes aan de Groenmarkt, restanten uit de periode dat een grote groente- en fruitmarkt gevestigd was tussen de Elandsgracht en de Rozengracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0029.jpg"Meest kenmerkend zijn hier de grote, vrijstaande gebouwen met bijzondere functies, zoals het hoofdbureau van politie en de parkeergarage van Q-Park. Ten zuiden van het Raamplein heeft de Marnixstraat een symmetrische opbouw.

5.1.3 Bebouwing
5.1.3.1 De grachtengordel

De smalle hoge grachtenpanden met hun gevarieerde beëindiging vormen het kenmerkende beeld van de grachtengordel. Hoewel vandaag de dag eigenlijk geen verschil meer bestaat in het gebruik van de panden langs de verschillende hoofdgrachten is het oorspronkelijke karakter nog steeds duidelijk aanwezig. Herengracht en Keizersgracht, van oudsher de woongrachten, zijn representatiever en hebben meer allure dan de Prinsengracht. Ondanks dat vele pakhuizen – vooral in de 19e en het begin van de 20e eeuw – vervangen werden door woongebouwen is te zien dat de Prinsengracht oorspronkelijk een werkgracht was. De bebouwing is minder sjiek dan die van de andere grachten en hier en daar zijn nog pakhuizen te vinden. De Herengracht is de meest voorname gracht met een groot aantal statige huizen.

Op het eerste gezicht lijkt het alsof de gevelwanden nooit zijn veranderd. Toch hebben mutaties plaatsgevonden. Panden zijn opgehoogd, gevels zijn compleet vervangen. Omdat de structuur van individuele panden zo sterk is en de meeste vervangen panden qua karakter, materialisering en detaillering zich goed in hun omgeving voegen is geen breuk in de gevelwanden ontstaan. De panden uit de verschillende periodes voegen zich tot één geheel en het beeld wordt verrijkt door de historische gelaagdheid. Hier en daar hebben ook ingrepen plaatsgevonden waarbij de oorspronkelijke parcelleringsstructuur losgelaten werd.

Met de Cityvorming zijn in de 19e eeuw en in beperkte mate in de 20e eeuw langs de grachten meerdere grote gebouwen neergezet met een bouwhoogte en korrel (lengte x breedte) die (veel) groter zijn dan de overige oudere bebouwing. Deze schaalsprong vond vooral plaats in de omgeving van de Raadhuisstraat, maar is ook elders in het gebied te zien. De grote gebouwen zijn over het algemeen respectvol in hun omgeving ingepast onder meer door met hun geleding aan te sluiten bij de schaal van de gevelwand. De kleinschalige structuur is hierdoor iets vervaagd maar nog duidelijk afleesbaar. Vooral deze kleinschalige structuur staat garant voor het homogene karakter van de grachtengordel.

5.1.3.2 De Jordaan

Ook in de Jordaan bestaat de bebouwing grotendeels uit individuele smalle panden. Kenmerkende bebouwing in de Jordaan is de 19e eeuwse woningbouw, de scholen, (voormalige) bedrijfspanden, de hofjes en de stadsvernieuwingsbouw uit de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw.

Met name in het noordelijk gedeelte van de Jordaan en aan de Marnixstraat liggen 19e eeuwse complexen met arbeiderswoningen, gebouwd in seriebouw of ensembles. Ook zijn er nog een aantal schoolgebouwen uit die periode, die door hun grotere schaal of omdat ze uit de rooilijn liggen, beeldbepalend zijn in het straatbeeld.

Vanaf de uitleg in 1612 tot aan de jaren dertig van deze eeuw werden hofjes gebouwd, vooral in de Jordaan, in het gedeelte ten noorden van de Rozengracht, waar het wonen altijd al een sterke functie was maar ook in de grachtengordel. Hofjes waren een duidelijk meer gereguleerde bouwvorm dan de meeste andere op de binnenterreinen gelegen bebouwing, en vooral een collectieve, van de straat afgekeerde woonvorm. Over het algemeen werden ze gebouwd door liefdadigheidsinstellingen met als doel om de zwakkere groepen in de samenleving te voorzien van menswaardige woonruimte.

Er zijn twee hoofdvormen te onderscheiden, een centrale structuur met een gemeenschappelijk binnenplein waar de huizen omheen zijn gegroepeerd, en een meer lineaire vorm van een gang of binnenstraatje met aan één of beide kanten huizen. De hofjes variëren sterk in vorm en schaal: van minieme steegjes tot monumentale complexen, zoals het Karthuizerhof. In de Jordaan zijn dertien hofjes en in de Westelijke grachtengordel zijn er vier.

Na een periode van stilstand na 1945 ging de stadsvernieuwing in de jaren zeventig van de vorige eeuw van start. Hierbij lag het accent op de productie van veel betaalbare en woontechnisch goede woningen. Verspreid over de Jordaan zijn in die periode zeer veel woningen gebouwd, waarmee de woonfunctie is toegenomen. De afwisseling van individuele panden met eigen ontsluiting werd vervangen door grote blokken, sommige op de schaal van het bouwblok. Grote aantallen percelen werden samengevoegd.

Over het algemeen is de architectuur van de stadsvernieuwing weinig inspirerend te noemen en op veel plaatsen heeft de stadsvernieuwing geleid tot verstoring van het stadsbeeld. Dit komt ten dele door het architectonisch ontwerp, het gebrek aan aandacht voor de detaillering en de uitstraling van de begane grond, maar ook door stedenbouwkundige wijzigingen op de schaal van de woning, zoals het verdwijnen van de parcellering en de woningontsluiting, en daarmee van de samenhang en ritmiek in de gevelwanden.

De stadsvernieuwing vond voor het overgrote deel plaats binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur van straten, dwarsstraten en grachten. Bij de stadsvernieuwing is een klein aantal straten en een groot aantal stegen en gangen verdwenen. De binnenterreinen werden opgeschoond.

In het plangebied hebben bijzondere functies – zoals kerken en scholen – hun eigen typologie. Net als elders in de binnenstad zijn deze gebouwen, op uitzonderingen na. geïntegreerd in de gevelwand en het bouwblok. In de Singelgrachtzone komen juist veel vrijstaande bijzondere gebouwen voor. Aan de Raadhuisstraat, waar een ingrijpende stedenbouwkundige wijziging heeft plaatsgevonden, is eveneens sprake van een bijzondere gebouwtypologie.

5.1.3.3 Typologie van het woonhuis

De kleinschalige parcellering bepaalt niet alleen de stedenbouwkundige structuur maar vormt tegelijk de basis voor de gebouwtypologie. Het bouwjaar van de grootste groep panden komt overeen met de ontstaanstijd van de stedenbouwkundige structuur waarbinnen zij zich bevinden. Binnen de Lijnbaansgracht zijn de meeste panden vóór 1700 opgericht, daarbuiten stammen zij uit de periode rond 1900.

De 17e eeuwse woonhuistypologie van de stad wordt het Amsterdamse stadshuis genoemd. Kenrmerkend zijn de verticale en horizontale driedeling. De pandbreedte bevat drie vensterassen. Vertikaal wordt de gevel onderverdeeld in plint, middenstuk en beëindiging. De plint (de eerste bouwlaag) kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Bij veel panden langs de grachten ligt de eerste bouwlaag niet op maaiveldniveau. Er is sprake van een bel-etage en een souterrain. Beide worden decentraal via een buitentrap en een eigen voordeur apart ontsloten. In de andere straten ligt de eerste bouwlaag in het algemeen wel op straatniveau. Kenmerkend voor de radiale straten – hier zijn vooral veel winkels – zijn grote (houten) puien, uitgevoerd over de hele pandbreedte. In panden zonder publieksfunctie op de begane grond loopt het gevelmetselwerk meestal door tot op maaiveldniveau. Maar ook daar onderscheidt de plint zich van het middenstuk van het gebouw door zijn grotere verdiepingshoogte en hiermee door zijn hogere ramen. Kenmerkend voor deze 17e eeuwse typologie is dat het middenstuk van het gebouw geen stapeling van even hoge gelijke verdiepingen is, maar dat zich deze hiërarchisch onderscheiden. De verdiepings- en ook de raamhoogte neemt naar boven toe af. De meeste huizen zijn afgedekt met een dwarskap. Meestal is de dakvorm afleesbaar in de gevel. De gevelbeëindiging zelf variëert van trapgevel tot platte lijstgevel. In de loop van de tijd werden panden opgehoogd waarbij ook de kapvorm veranderd werd. Plat afgedekte gebouwen of gebouwen met een schijnkap aan de straatzijde zijn zo te verklaren. Oorspronkelijk was het Amsterdamse stadshuis in gebruik bij één eigenaar – met of zonder aparte dienstwoning. Vandaag is het eerder regel dan uitzondering dat panden gesplitst zijn in meer woningen. In de Westelijke grachtengordel (Derde uitleg) zijn aan de Herengracht en de Keizersgracht veel minder panden met een dubbele perceelsbreedte dan in de latere Vierde uitleg. Deze panden hebben een afwijkende gevelopbouw, met een gevelvlak dat is onderverdeeld in vijf vensterassen en met de ontsluiting van de bel-etage in de centrale travee. Ook heeft het dak een andere kapvorm, in de meeste gevallen is dit een samengestelde kap. Aan de straatkant is de gevel beëindigd door een lijstgevel.

De 19e eeuwse woonhuistypologie sluit in verticale en horizontale driedeling aan bij het Amsterdamse stadshuis. Er zijn ook duidelijke verschillen. Zo zijn de verdiepingen en ramen van het middenstuk even hoog. Ook dakvorm en ontsluitingstypologie zijn anders. De panden hebben een mansardekap of zijn plat afgedekt met een schuin dakvlak aan de straatzijde. De meeste huizen werden opgericht als beneden- en bovenwoningen. Dit is goed te zien aan de plint met twee naast elkaar liggende voordeuren of een portiek.

5.1.3.4 Architectuur

Typologische kenmerken (zoals ontsluiting, verdiepingshoogte, pandbreedte, kapvorm) vormen de uitgangspunten voor de architectonische vormgeving van de panden. Ondanks de eigen vormgeving van elk individueel pand ogen de gevelwanden als een geheel. De homogeniteit ontstaat door gelijksoortige materialen, verhoudingen en verfijning in detaillering en ornamentiek. Zelfs grote gebouwen die deze principes volgen en in hun geleding aansluiten bij de schaal van de omgeving verstoren deze eenheid niet. Op deze manier bestaat een uitgewogen balans tussen de individuele identiteit van het pand en de gevelwand als geheel.

Dit basisprincipe geldt voor het gehele gebied. Toch kennen de panden binnen de verschillende deelgebieden hun eigen architectonische karakteristiek. Kenmerkend voor de 16e en 17e eeuwse bebouwing is de vlakke gevelwand – behalve de stoepenzone kent de gevel geen reliëf – en de hiërarchische opbouw waarbij verdiepingshoogte en raamhoogte naar boven afnemen. Er zijn ook verschillen binnen de deelgebieden. De panden aan de Herengracht en de Keizersgracht kennen behalve een bredere gevelmaat ook duurdere materialen dan de huizen aan de Prinsengracht. De panden in het oorspronkelijke woon- en werkgebied de Jordaan zijn nog soberder in hun vormgeving.

In de 19e eeuwse bebouwing is de verticale hiërarchie in het gevelvlak niet aanwezig. Ook komt soms meer reliëf in de gevel voor, zoals erkers en balkons. Aan de hand van deze kenmerken zijn ook de stedenbouwkundige ingrepen uit de 19e eeuw duidelijk te herkennen.

5.1.4 Openbare ruimte

In het plangebied bestaat de openbare ruimte overwegend uit het stelsel van grachten en straten.

In de westelijke grachtengordel geven de grachten de ruimte zijn bijzondere karakteristiek. Samen met de brede kaden, de woonboten, de bruggen en de gevels vormen de grachten het unieke beeld van Amsterdam dat wereldwijd bekend is.

Langs de grachten zorgen de bomenrijen, op regelmatige afstand geplaatste iepen, voor het groene karakter. Ander openbaar groen is in de grachtengordel niet te vinden. De langs het water geparkeerde auto’s zijn nadrukkelijk aanwezig in het straatbeeld en verhinderen het zicht op het water. De hoger gelegen bruggen, die de schakel zijn tussen de smalle radiale straten, bepalen sterk het ruimtelijk beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0030.jpg"

In de compacter opgezette Jordaan is het patroon van grachten, straten en stegen fijnmaziger dan in de grachtengordel, en zijn de grachten en noord-zuid straatjes smaller. De enige grote open ruimten zijn de Noordermarkt en het Karthuizerplantsoen. De Singelgrachtstrook heeft meer openheid en meer groen in het openbaar gebied, dankzij bredere straten en enkele plantsoenen.

De (voormalige) grachten zorgen voor afwisseling, lucht en licht in het stratenpatroon. De Rozengracht is na de demping de hoofdontsluiting van het gebied geworden en door de zware verkeersfunctie (en het feit dat de dwarsstraten niet overal in elkaars verlengde liggen) is de wijk in twee delen verdeeld. Met uitzondering van de Rozengracht en de Willemsstraat is de indeling van de gedempte grachten, met een middendeel met twee langsstraten, gelijk gebleven. Op de rustige Palmgracht wordt het middendeel benut als verblijfsruimte en speelplaats. Op de andere grachten functioneert het middendeel, met uitzondering van de marktdagen op de Lindengracht en de Westerstraat, als parkeerplaats.

Van oudsher werden veel markten gehouden in het plangebied, niet alleen op pleinen aan het water maar ook op kades langs de grachten. Tegenwoordig is de Jordaan de binnenstadsbuurt met de meeste (week)markten.

In de centraal gelegen dwarsstraten is het typische kleinschalige en intieme karakter van de Jordaan met kleine winkels, cafés en restaurants het sterkst aanwezig. De langsstraten verschillen zowel in bebouwing, functioneel als ruimtelijk van de dwarsstraten. Er zijn relatief veel nieuwbouwcomplexen, 19e eeuwse bebouwing, gebouwen met bijzondere functies, zoals scholen, en kleine pleintjes te vinden. Over het algemeen zijn de straten wat rustiger en door hun lengte hebben deze straten een relatief besloten karakter.

Stoepenzone

Voornamelijk aan de grachten komt een overgangszone voor die de scheiding tussen privé en openbaar minder hard maakt, de stoepenzone. Hier bevinden zich de stoepen naar de beletage, en soms trappen naar het souterrain. De breedte van de zone is aan de hoofdgrachten 1,20 meter. Niet alleen ruimtelijk maar ook door het materiaalgebruik – de stoepen en zerken zijn in hardsteen uitgevoerd – is op deze manier een subtiele maar duidelijke grens naar de openbare ruimte ontstaan.

In de Jordaan is ook aan de noordkant van de Noordermarkt, langs de Nieuwe Leliestraat, in de dwarsstraten daarop en in de omgeving van het Karthuizerhof een zekere concentratie van stoepen en (houten) trappen aanwezig.

Aan de grachten komen ook plaatselijk pothuizen voor: het zijn uitbreidingen van de kelder of het souterrain buiten de voorgevel. Ze komen alleen voor bij een klein aantal monumenten.afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0031.jpg"


Pleinen en andere bijzondere openbare ruimten

In het plangebied liggen drie pleinen, drie grote plantsoenen en, in de Jordaan, een aantal kleine groene parkjes.

De Westermarkt, tussen de Prinsen- en Keizersgracht, is het enige plein in de grachtengordel. Het plein is gelegen op de plaats waar de beide grachten een knik maken. Voor de aanleg van de Raadhuisstraat was het een besloten plein ten zuiden van de Westerkerk en was de ruimte ten noorden van de kerk een klein kerkhof. De huidige ruimte aan de voet van de Westerkerk heeft weinig beschutting en is door het drukke verkeer niet een plek voor een langer verblijf. Met het nabijgelegen Anne Frankhuis, het opstappunt voor waterfietsen, de horeca, enkele kiosken en het homo-monument is het wel een druk bezocht gebied.

De Noordermarkt met de Noorderkerk, is een driehoekig stadsplein, dat is uitgespaard in de bouwblokkenstructuur. De kerk is, anders dan de Westerkerk, nauwelijks een oriëntatiepunt, want vanuit de Jordaan ontbreken zichtlijnen. De kerk staat in de meest noord-oostelijke hoek van het plein, waarmee de open ruimte grotendeels aan de Prinsengracht ligt. De Prinsengracht behoorde tot de belangrijkste transportroutes over water en daardoor is het plein altijd in gebruik geweest als markt, nu nog twee keer per week. Een deel van het plein is in gebruik als speelplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0032.png"

Westerkerk

Het Karthuizerplantsoen was oorspronkelijk de voorhof bij het kloostercomplex en is van 1602 tot 1860 in gebruik geweest als begraafplaats. Het is de enige grote open ruimte in de Jordaan en is volledig in gebruik als buurtspeeltuin, de Noorderspeeltuin. De verhoogde ligging van het plein en het groene karakter zijn opvallende kenmerken. Door de hoge hekken en het grote paviljoen is het plein geïsoleerd van zijn omgeving.

In de Singelgrachtzone liggen op regelmatige afstand grote open ruimtes en (drukke) verkeersknooppunten op de hoofdroutes naar het westen.

Het beeld van de Appeltjesmarkt wordt, dankzij de parkeergarage, het benzinestation en het gebruik als busstation, bepaald door verkeersfuncties. De open ruimte van de Appeltjesmarkt is nog voor een deel in gebruik als busstation. De lage kade langs de Singelgracht ligt gunstig ten opzichte van de zon maar wordt niet veel gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0033.png" Eerste en Tweede Marnixplantsoen

Het Eerste en Tweede Marnixplantsoen en het Marnixplein nabij het Marnixbad zijn ruimtelijk waardevolle onderbrekingen in de lange rechte straat. De twee plantsoenen zijn groene verblijfsruimten met een parkachtige kwaliteit. In het Eerste Marnixplantsoen is de vorm van het voormalige bolwerk Haarlem behouden in dit rechtgetrokken deel van de Singelgracht. Een deel van het plantsoen is ingericht als skatevoorziening. Door het plantsoen loopt een fietspad naar stadsdeel West.

Voor het Raamplein is een klein gedeelte van de Lijnbaansgracht gedempt. Het plein is gedeeltelijk in gebruik als parkeerterrein voor auto’s en deels als fietsparkeerplaats. Het plein, dat ook beschouwd kan worden als een voorplein voor het markante (voormalige) schoolgebouw van de Hogere Economische school, heeft weinig (verblijfs)kwaliteit. Er staan een aantal monumentale bomen die belangrijke groenelementen voor de omgeving zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01_0034.jpg"

Raamplein en Karthuizerplantsoen

Vooral tijdens de stadsvernieuwing zijn in de Jordaan kleine openbare pleintjes aangelegd op plaatsen waar delen van de bebouwing zijn gesloopt. Ze liggen bijna allemaal aan de langsstraten, en zijn als speelplaats ingericht of als groenvoorziening voor omwonenden. In een enkel geval liggen de groene terreintjes op het binnenterrein van bouwblokken: het Vuile en Schone Weespad aan weerszijden van de Tweede Laurierdwarsstraat en de Madelievenspeeltuin aan de Slootstraat. Ook de speeltuin Ons Genoegen achter de 14e Montessorischool aan de Elandsstraat, een combinatie van speeltuin en schoolplein, bevindt zich op het binnenterrein.

Water

De Amsterdamse binnenstad heeft zijn ruimtelijke kwaliteit voor een groot deel te danken aan de bijzondere relatie met water. De stedenbouwkundige structuur is gebaseerd op de loop van de grachten en de karakteristiek van de stedelijke ruimte wordt in belangrijke mate bepaald door het aanwezige oppervlaktewater in zijn verschillende vormen. In de Jordaan zijn in de negentiende eeuw zes grachten gedempt voor het toegenomen verkeer en verbetering van de hygiëne. De vervallen, zeer smalle Goudsbloemgracht was de eerste (1856) en werd de Willemsstraat. In de grachtengordel is de oorspronkelijke waterstructuur, met uitzondering van de gedempte Warmoesgracht, ongewijzigd en draagt bij aan het unieke stadsbeeld.

Aan de westkant vormt de Singelgracht de grens van de binnenstad. Als voormalige vestinggracht wijkt de Singelgracht in karakteristiek duidelijk af van de andere grachten. Hoewel na het slechten van de bolwerken de waterloop grotendeels werd rechtgetrokken zijn het brede profiel, de taluds en de slingerende loop nog elementen die getuigen van het verleden.

5.1.5 Verkeer

Het plangebied heeft een goede bereikbaarheid per fiets, openbaar vervoer en auto en het autoverkeer bestaat bijna uitsluitend uit bestemmingsverkeer.

De belangrijkste verkeersroutes in het plangebied zijn de oost-west as Raadhuisstraat, Westermarkt en Rozengracht en de Marnixstraat in noord-zuidrichting. De drukke Rozengracht is de (enige) doorgaande route van het centrum naar het westen van Amsterdam. De stadsradiaal maakt deel uit van het hoofdnet auto en, met een aantal tram- en buslijnen, van het hoofdnet openbaar vervoer.

De Marnixstraat maakt deel uit van de zogenaamde binnenring rondom de binnenstad en is zowel voor fietsers en tram- en busververkeer, met het busstation op de Appeltjesmarkt, een belangrijke verbinding (hoofdnet openbaar vervoer en fiets). De straat behoort niet tot het hoofdnet auto maar vervult wel een belangrijke rol voor het doorgaand autoverkeer. Hij takt aan op de Nassaukade, hoofdnet auto, bij het Marnixplein, de Rozengracht en de Elandsgracht. De overige straten en grachten in het plangebied vervullen voornamelijk een functie voor het bestemmingsverkeer en zijn ingericht voor éénrichtingsverkeer.

In noord-zuidrichting is de Marnixstraat onderdeel van het hoofdnet voor fietsers, het stedelijk netwerk van doorgaande fietsroutes. Hoewel de stratenpatronen van de Jordaan en de grachtengordel niet goed op elkaar aansluiten zijn er in oost-west richting vier doorgaande routes voor fietsers, met name in het zuidelijk deel van het plangebied: Bloemgracht/Leliegracht, Rozengracht/Raadhuisstraat, Elandsgracht/Berenstraat/Wolvenstraat/Nieuwe Leliestraat en Leidsegracht.

5.1.6 Parkeren

Door de hoge bebouwingsdichtheid en bevolkingsdichtheid is er een grote parkeerdruk op de openbare ruimte. Bewoners staan jarenlang op een wachtlijst voordat zij een parkeervergunning krijgen toegewezen.

Bewoners, werknemers en bezoekers zijn aangewezen op parkeerplekken langs de straten en grachten. In de Jordaan wordt vooral een aantal gedempte grachten (Westerstraat, Lindengracht en Elandsgracht) door veel geparkeerde auto’s in beslag genomen. In de langsstraten is over het algemeen langsparkeren aan één zijde toegestaan.

Parkeren vindt ook plaats in parkeergarages, op de begane grond en ondergronds, soms ook onder of zelfs op binnenterreinen.

Aan de Marnixstraat 250 bevindt zich het enige openbare parkeergebouw in het plangebied, de Europarking. De garage bevat 750 parkeerplaatsen waarvan er 200 als openbare plaatsen worden gebruikt. De dichtstbijzijnde openbare garages buiten het plangebied zijn Byzantium (Tesselschadestraat), de Kolk (Nieuwezijds Voorburgwal) en onder de nieuwbouw aan het Haarlemmerplein.

Met name in de Singelgrachtzone komt een aantal functies voor met (privé)parkeren op eigen terrein: de brandweer, het hoofdbureau van politie en naast het gebouw Raamplein 1 (15 parkeerplaatsen).

Op sommige plaatsen vormt het fiets- en scooterparkeren een groot probleem, bijvoorbeeld bij publieksfuncties (Rode Hoed, Felix Meritis) en bij de radiale winkelstraatjes in de grachtengordel. Fietsen worden op plekken neergezet die hiervoor niet bedoeld zijn. Het gevolg is dat de openbare ruimte verrommelt en voetgangers belemmerd worden. Om de openbare ruimte te ontlasten is één van de oplossingen om bij herontwikkeling van grote gebouwen inpandige fietsenstallingen op te nemen.