Plan: | Westelijke binnenstad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01 |
Het onderscheid tussen de diverse standen binnen de zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding komt nergens zo goed tot uitdrukking als in de westelijke grachtengordel. De concentrisch aangelegde grachtengordel werd het exclusieve woonmilieu voor de hogere standen, terwijl de polderverkavelde Jordaan het domein van de ambachtslieden en arbeiders werd. In wezen is letterlijk sprake van botsende stedenbouwkundige structuren: concentrisch en rechthoekig. In de Vierde Uitleg van 1662 zouden de mindere standen ook in de periferie terecht komen, in hoge woondichtheden, echter wel in een en dezelfde stedenbouwkundige structuur (spinnenweb). De reden voor de botsende systemen was gelegen in het feit dat aan de bestaande poldersloten al vele bouwsels waren opgericht en dat men opzag tegen de onteigeningsprocedures. De hoek die de bouwblokken in de Jordaan en in de eigenlijke gordel ten opzichte van elkaar maken zorgen ervoor dat er geen doorgaande radialen – zoals in de beter geslaagde Vierde Uitleg – mogelijk zijn. Hierdoor komt het onderscheid tussen de beide structuren ook in reistijd tot uitdrukking.
In de Derde Uitleg knikken de dwarsstraten op de grachten ten opzichte van de straten in de Jordaan. In de Vierde Uitleg
lopen de radialen door en is de aansluiting op de oude stad beter georganiseerd.
Een ander aspect van de relatief grote ‘mindere’ buurt is dat binnen de Jordaan ook een sociale gelaagdheid is aan te wijzen: het wonen aan de gracht is meer op stand dan het wonen in de straat of dwarsstraat. Dit onderscheid is tot op heden blijven bestaan. Wie kent niet Batavus Droogstoppel, vermaard en welgesteld makelaar in koffie aan de Lauriergracht 37?
De sociale gelaagdheid binnen de hoofdgrachten sluit daarop aan. De Herengracht is – dicht op het zakencentrum – de duurste gracht, de Prinsengracht – dicht op de Jordaan – is de woonwerkgracht. Saillant is daarbij dat de oneven kant van de Prinsengracht (de stadskant) gekenmerkt wordt door lange gevelwanden, terwijl de even Jordaankant van de Prinsengracht in de Derde Uitleg bestaat uit korte, kopse kanten met eenvoudige winkels.
De sociale status van de gracht is niet per se gelijk aan de economische waarde. De ondiepe percelen van de radialen hadden een hoge vierkante meterprijs omdat hier profijtelijke neringen gevestigd konden worden.
Tenslotte is ook aan de structuur van de bouwblokken de sociale status afleesbaar. In de Jordaan zijn deze ondiep en inpandig bebouwd met bedrijfsbebouwing en kleinere woonhuizen, gesitueerd aan de smalle inpandige gangen, terwijl aan de hoofdgrachten de bouwblokken diep zijn, zonder inpandige bebouwing (keurblokken). De scheiding tussen de verschillende sociale klassen is niet keihard, maar verloopt vloeiend van binnen naar buiten: hoe dichter op het vuur, hoe hoger de status. Ook hier vormt de Prinsengracht een overgangszone. Feitelijk is tussen de Jordanese Lauriergracht en de even kant van de Prinsengracht hoegenaamd geen verschil in status en nauwelijks of weinig tussen de Lauriergracht en de oneven kant van de Prinsengracht.
De Derde Uitleg was in de eerste decennia onvolkomen in die zin dat de concentrische grachten voordat een halve eeuw later begonnen werd met de Vierde Uitleg nog doodliepen op de bolwerken. Echter, na de voltooiing van de Vierde Uitleg werd duidelijk dat ook de grachten als infrastructureel water een standsverschil kenden. De concentrische grachten waren – hoewel niet al te fris – brede met bomen beplante wandelroutes, (plezier)vaarroutes, terwijl de Jordaangrachten meer als open riool dienden, productiewater met als trefwoorden smal en (nog meer) stinkend. Maar ook in dit opzicht was de betere woongracht in de Jordaan niet veel minder dan de hoofdgracht met werkfunctie (Prinsengracht).
Hoofdstructuur van de belangrijkste concentrische natte en droge routes, de secundaire grachten en de verkeersdoorbraak
van de Raadhuisstraat/Rozengracht.