direct naar inhoud van 3.1 Cultuurhistorische ontwikkeling
Plan: Huidekoperstraat 13-17
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1002BPSTD-OH01

3.1 Cultuurhistorische ontwikkeling

De percelen Huidekoperstraat 13-15 en Huidekoperstraat 17 liggen in het gesloten bouwblok dat verder begrensd wordt door de Falckstraat, het Frederiksplein en de Weteringschans. Het bouwblok ligt integraal in het stedenbouwkundig plan van Samuel Sarphati uit 1860, het eerste stedenbouwkundig plan van Amsterdam met allure na de grachtengordel. Dit plan sloot niet alleen fysiek aan op de grachtengordel, maar ook in stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten.

Geschiedenis

Het eerste 'moderne' uitbreidingsplan van Amsterdam werd vanuit particulier initiatief ontwikkeld. Het gebied lag gedeeltelijk binnen de grachtengordel en deels in het nieuwe gebied buiten de Singelgracht, de huidige Pijp. Beide gebieden hadden op dat moment vooral een industriële functie. Sarphati had niet alleen de grandeur van Londen en Parijs voor ogen, maar ook de bestrijding van armoede en de verbetering van de huisvesting van de arbeidende klasse. De rafelrand binnen de Singelgracht - op de plaats van het huidige Frederiksplein - werd gekenmerkt door een kazerne met exercitieterreinen, veemarkten en twee molens op de bolwerken. Voordat het uitbreidingsplan van Sarphati tot volle ontwikkeling kon komen werd in de directe nabijheid nog een gasfabriek opgericht.

Het stedenbouwkundig plan van Sarphati voorzag in normalisatie van de Singelgracht (de bolwerken werden aangeplempt), sloop van de molens en de kazerne en een plantsoen op het open terrein. Het Paleis voor Volksvlijt zou als blikvanger fungeren op het open terrein, waarbij de aanliggende gevelwanden representatief zouden worden vormgegeven. De twee huizenrijen Oosteinde en Westeinde zijn de fysieke en optische begrenzingen van de ruimte waar het paleis als landmark fungeert. In de eerste fase (jaren 1860) heeft normalisatie plaatsgevonden, maar zijn de molens nog niet gesloopt. Westeinde en Oosteinde zijn gevelwanden, schermen (paleisfaçades) die de kleine bedrijventerreinen aan het oog onttrekken maar nog geen bouwblokken. In het verlengde van het Oosteinde en Westeinde, waar het nieuwe plein aansluit op de oude stad, vindt de vorming van representatieve gevelwanden en aansluitend gesloten bouwblokken nog iets later plaats, maar het principe is hetzelfde. De meest noordelijke wand van het plein wordt gevormd door de grachtenpanden aan de gedempte Achtergracht. De pleinwanden van het huidige Frederiksplein zijn dus samengesteld uit vier nieuwe bouwblokken uit het Plan Sarphati en twee bestaande bouwblokken uit de zeventiende-eeuwse grachtengordel, gescheiden door de Utrechtsestraat. In het zuiden, aan de Singelgracht, is het plein aanvankelijk open. De galerij van Van Gendt (jaren 1880) zou de stedenbouwkundige setting aan de zuidkant van het paleis danig veranderen, maar aan de noordkant is de stedenbouwkundige ruimte in grote trekken onveranderd gebleven.

Voltooiing Plan Sarphati

In de jaren 1870 en 1880 raken de vier bouwblokken van Plan Sarphati volledig bebouwd, waarbij de hiërarchische systematiek van het Amsterdamse bouwblok nauwkeurig wordt voortgezet. Deze systematische verkaveling en indeling van het bouwblok is helder afleesbaar in de zeventiende-eeuwse bouwblokken van de noordelijke pleinwand. Ten eerste zijn daar de brede, diepe kavels voor de voorname huizen aan de voormalige grachtkant en de smalle, ondiepe kavels voor koetshuizen en arbeiderswoningen aan de onaanzienlijke achterstraat. De radiale Utrechtsestraat is bestemd voor winkels. Op dezelfde wijze zijn in Plan Sarphati de brede, diepe kavels met de voorname herenhuizen op het plantsoen van het Frederiksplein georiënteerd en de ondiepe, smalle kavels met arbeiderswoningen en koetshuizen aan de achterstraat. In een aantal gevallen is het kavel doorlopend van rooilijn tot rooilijn en is het koetshuis direct verbonden met het herenhuis aan het plein, een verband dat ook in de grachtengordel een bekend fenomeen is. Binnen één kavel is dan sprake van een hoofdhuis met bijgebouw(en).

Conclusie

De percelen Huidekoperstraat 13-15 en Huidekoperstraat 17 maken deel uit van het stedenbouwkundig plan van de Joodse arts en filantroop dr. Samuel Sarphati. De erfenis van Sarphati – opmerkelijk genoeg in de inventarisatie van het Amsterdams Joodse erfgoed niet opgenomen – is maatschappelijk en stedenbouwkundig van groot belang voor de stad.

Stedenbouwkundig, typologisch en cultuurhistorisch vertegenwoordigt de geheel gave achterstraatbebouwing van de Huidekoperstraat aanzienlijke waarden. De afleesbaarheid en de authenticiteit van de stad, gelegen in de continuïteit van vormgeving en verkaveling is ook in de bouwblokken aan het Frederiksplein van wezenlijk belang. Genoemde structurele waarden dienen dan ook gehandhaafd te worden en zijn uitgangspunt voor ontwikkeling binnen het bouwblok. Dat betekent een hiërarchisch onderscheid binnen de verkaveling, waarbij de achterstraat ondergeschikt is aan het plein en de architectuur typologisch herkenbaar eveneens van een andere status is dan de architectuur aan het plein. Hierbij is de referentie niet de vervangende nieuwbouw, zoals die op een aantal percelen heeft plaatsgevonden, maar de oorspronkelijke, nog aanwezige pleinwandbebouwing.