Plan: | Oostelijke eilanden |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A0901BPSTD-OH01 |
Voor dit havengebied diende de bereikbaarheid over water optimaal te zijn. Omringd door water en gelegen in de meest noord-oostelijke hoek van de binnenstad hebben de Oostelijke eilanden van oudsher een geïsoleerde ligging. Dit wordt versterkt als rond 1850 door de aanleg van de spoordijk van de Oosterspoorweg de eilanden worden afgesloten van het IJ.
Door de ontwikkeling van het Oostelijk Havengebied en van de zuidelijke IJ-oevers tot een gemengd stedelijk gebied is het plangebied steeds centraler in de stad komen te liggen. Dit heeft tot gevolg dat de verbindingen tussen het centrum en het IJ-oever- en Oostelijk Havengebied, zoals de Kattenburgerstraat en de Czaar Peterstraat, meer betekenis hebben gekregen.
De eilanden waren onderling verbonden door de weg langs de Nieuwe Vaart, die de verbinding vormde met de stad, de zogenaamde Eilandenboulevard. De hoge ligging van de Eilandenboulevard wordt verklaard door de buitendijkse ligging van het gebied. De eilanden hadden alledrie dezelfde opbouw met centraal over de lengte van het eiland een of twee hoog gelegen ontsluitingsstraten waaraan de woningen stonden. Daarachter, aflopend naar het water, lagen de kavels met bedrijven. In vergelijking met de oudere Westelijke eilanden hebben de Oostelijke eilanden bredere vaarten en grotere kavels.
Door de stadsvernieuwing is de stedenbouwkundige structuur van de eilanden ingrijpend veranderd. Ook de vele aanplempingen hebben geleid tot aantasting van de eilandenstructuur. Alleen Wittenburg is nog als schiereiland herkenbaar.
De werkgelegenheid heeft plaatsgemaakt voor de woonfunctie en de functiemenging is grotendeels verdwenen. Het ontbreken van doorgaand autoverkeer op de eilanden draagt bij aan het rustige karakter van het gebied, dat tot de groenste buurten van de binnenstad behoort.
Kattenburg, Wittenburg, Oostenburg-Zuid en het Funen bieden een overzicht van de wisselende stedenbouwkundige opvattingen van de afgelopen veertig jaar. De Czaar Peterbuurt is gebouwd aan het einde van de 19e eeuw en maakt deel uit van de Singelgrachtzone, waarbij de hoofdrichting van de straten is afgeleid van de structuur van vestingwerken en lijnbanen. De arbeiderswoningen zijn aangelegd op een voor de voormalige vestingzone specifieke verkaveling van lange, smalle bouwblokken.
Gebieden met een bijzonder karakter zijn de bedrijvenstrook aan het Zeeburgerpad en het aan het bestemmingsplangebied grenzende Oostenburg-Noord, dat tot het eind van de vorige eeuw een gebied met (zware) industrie was.
Op de eilanden was het wonen ingeklemd tussen werven, loodsen en industrie en waren de woonomstandigheden erbarmelijk. Op basis van het in 1953 opgestelde Wederopbouwplan om hier havenbedrijvigheid te vestigen werden in de jaren zestig van de vorige eeuw de woningen op Kattenburg gesloopt. Dit is de eerste saneringsbuurt van Amsterdam en in 1971 wordt de buurt aangewezen als woongebied. Dan worden de grootschalige woningbouwcomplexen gebouwd in een hovenstructuur met uniforme galerijflats gegroepeerd rondom openbare, groene hoven. De bebouwing bestaat voornamelijk uit vijf bouwlagen. Twee grote parkeergarages worden vanaf de Kattenburgerstraat ontsloten en hebben een dak dat als tuin is ingericht. Op de begane grond worden woningen met privétuinen afgewisseld met gesloten gevels met bergingen.
Op Kattenburg is van de oorspronkelijke ruimtelijke structuur, die door twee lengtestraten werd bepaald, niets meer over. Op Wittenburg zijn de twee langsstraten nog duidelijk te herkennen. Op de zuidelijke helft van dit eiland staan half-open en gesloten bouwblokken met een bouwhoogte van ca. 15 meter (vijf bouwlagen) rondom het Wittenburgerplein. De Oosterkerk vormt de zuidelijke beëindiging van het plein. Aan de noordkant is het tweelaagse buurtcentrum de "Witte Boei" samen met de erachter gelegen woontoren de ruimtelijke afbakening. Aan de oostzijde liggen enkele winkels en voorzieningen maar aan de westkant ontbreekt een levendige plint. De woningen liggen op een souterrain en worden vanaf de binnenhoven ontsloten waardoor geen relatie bestaat tussen de bebouwing en het plein. De noordelijke helft van Wittenburg heeft een open verkavelingsopzet met in de middenzone lineaire bebouwing, bestaande uit losse woonblokken en twee woontorens, en langs de randen strokenbouw en vrijstaande gebouwen zoals het Vierwindenhuis. De bouwhoogte is hier gevarieerd, met bouwhoogten die oplopen van 12 meter aan de randen tot 29 meter (de woontorens) in de middenzone.
Ook het zuidelijke deel van Oostenburg kent een grote verscheidenheid aan bebouwingstypologiëen, met gesloten en half open bouwblokken, zelfstandige woon- en bedrijfsgebouwen direct aan het water en de 19e eeuwse ensembles aan de smalle Nieuwe Oostenburgerstraat. Hierdoor heeft het gebied een gefragmenteerd karakter.
Kenmerkend voor de Czaar Peterbuurt is de lineaire structuur met lange, smalle gesloten bouwblokken. Binnen deze structuur met drie rijen bouwblokken is de Czaar Peterstraat het twintig meter brede hart van de buurt, met de meeste voorzieningen. De bouwblokken zijn ca. 24 meter diep en worden door vijf dwarsstraten doorsneden. De beide andere langsstraten in de buurt zijn 12 meter breed. Door de geringe bouwblokdiepte, de smalle straatprofielen, gecombineerd met een bouwhoogte van vijf lagen was dit één van de dichtstbebouwde buurten van Nederland. De Czaar Peterbuurt bestaat voor een groot deel uit woningen, die voornamelijk in de plint afgewisseld wordt met bedrijven, winkels en voorzieningen.
Ook in de Czaar Peterbuurt kwam de stadsvernieuwing in de jaren zeventig van de vorige eeuw op gang. Aanvankelijk werd hier eveneens uitgegaan van sloop en nieuwbouw zoals zichtbaar is ten westen van de Czaar Peterstraat. Nieuwbouw vond plaats binnen de bestaande bouwblokmaat. De slecht bezonde binnenterreinen hebben geleid tot nieuwe bebouwingstypologiëen, hetgeen het van oorsprong homogene karakter van de buurt heeft aangetast. Zo is afgeweken van de blokstructuur met een combinatie van een langgerekt appartementengebouw aan de Czaar Peterstraat en vier kleine losse woontorens aan de Conradstraat. Na heftig verzet van de buurt werd de nieuwbouw kleinschaliger en werd herstel en renovatie het uitgangspunt.
Aan de oostzijde van de Czaar Peterstraat is de oorspronkelijke 19e eeuwse bebouwing vrijwel geheel behouden. Deze bouwblokken kennen nog een traditionele doorsnede van bebouwing, binnentuin en bebouwing. In deze doorsnede is geen onderscheid gemaakt in bouwhoogte tussen de hoofdstraat (Czaar Peterstraat) en de secundaire straat (Blankenstraat). De woningen worden vanaf de straat direct ontsloten of door middel van een portiek.
De randen van de buurt hebben een open verkaveling met aan de westkant een dubbele strokenbebouwing. De oostelijke rand bestaat uit woonblokken en enkele losse gebouwen met voorzieningen en bedrijven. Achter deze bebouwing wordt het Funenpark aangelegd, waardoor de gebouwen, van oudsher met de achtergevel naar het Funen, een beeldbepalende plek krijgen. Het oorspronkelijke stratenpatroon is nagenoeg onveranderd gebleven. In oost-westrichting is een nieuwe dwarsstraat gemaakt in het verlengde van de Tweede Leeghwaterstraat waardoor een tweede dwarsstraat de hele buurt in oost-westrichting doorsnijdt. Ook worden voor voetgangers nieuwe verbindingen met het Funen aangelegd.
Net als in andere delen van de Singelgrachtzone bestaat de negentiende eeuwse bebouwing vooral uit grote ensembles, waarbij sommige bouwblokken in één keer zijn ontworpen en andere bouwblokken zijn opgebouwd uit meerdere series panden. De bouwblokken die in één keer zijn ontworpen presenteren zich als het ware als één groot gebouw, waarbij de gehele gevelwand deel uitmaakt van dezelfde compositie, terwijl de series panden soms wel en soms niet deel uitmaken van een (symmetrische) compositie.
De Singelgrachtzone is tussen Molen de Gooyer en het Haarlemmerplein onderdeel van het beschermd stadsgezicht. De Czaar Peterbuurt ligt buiten de grenzen van het beschermd stadsgezicht. Toch is ook voor deze 19e eeuwse buurt het behouden en versterken van de stedenbouwkundige structuur het uitgangspunt. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is in de buurt op grote schaal nieuwbouw gepleegd. Hiermee is een groot deel van de karakteristieke parcellering van de oorspronkelijke gesloten bouwblokken verdwenen. Voor een deel is zelfs afgeweken van de oorspronkelijke bouwblokstructuur. De oorspronkelijke bouwblokken van de Czaar Peterbuurt dragen in belangrijke mate bij aan het karakteristieke 19e eeuwse beeld van de buurt en zijn daarmee van groot belang voor de ruimtelijke ordening binnen het plangebied.
Met de ontwikkeling van het Oostelijk Havengebied ligt de Czaar Peterbuurt, en de Czaar Peterstraat in het bijzonder, op een veelgebruikte route tussen dit gebied en de binnenstad. De vestiging van kleinschalige bedrijvigheid in de buurt is hierdoor de laatste jaren toegenomen, vooral aan de Czaar Peterstraat. Juist de maat en typologie van de 19eeeuwse panden blijkt voor kleine winkels en bedrijven een goede basis. Ook biedt het mogelijkheiden voor veel variatie in het aanbod, hetgeen voor de gewenste levendigheid binnen het plangebied zorgt.
Teneinde te voorkomen dat de oorspronkelijke bouwblokken en daarmee het karakteristieke 19e eeuwse beeld verdwijnen, alsmede gelet op de positieve ontwikkeling ten aanzien van de functiemenging binnen de oorspronkelijke bouwblokstructuur, is een sloopvergunningenregime op grond van artikel 3.3. Wro in het plan opgenomen.
Tussen de Czaar Peterbuurt en de spoordijk ligt de nieuwe woonbuurt het Funen. Op de plek van de voormalige bolwerken ten oosten van de Czaar Peterbuurt komt een langgerekte parkstrook. In het aangrenzende gebied bestaat de bebouwing uit losse stadsvilla's in een groen binnengebied, dat als onderdeel van het park wordt beschouwd. Voor de bebouwing is uitgegaan van diversiteit en individuele expressie. Het binnengebied is autovrij, er mag niet worden geparkeerd en het is voor laden en lossen alleen bereikbaar via de poort aan de Cruquiuskade.
De bouwhoogtes van de losse gebouwen variëren van drie tot zes bouwlagen (resp. 9 tot 19 meter). De randen van het gebied worden gevormd door een hoge, lange wand langs de spoordijk, die als geluidsscherm dient voor de woningen in het binnengebied, en doorloopt als een lagere wand langs de Cruquiuskade. Vanuit de hoger gelegen woningen van de randbebouwing is gestreefd naar een aantrekkelijk uitzicht op het binnengebied. Ten behoeve van een aantrekkelijk daklandschap zijn daarom de (voorzieningen voor) dakterrassen binnen het hoofdvolume van de bebouwing opgenomen. Langs de Cruquiuskade en langs de Keerwal zijn in de plint verschillende werk- en publieksfuncties gevestigd.
Het Zeeburgerpad en het buiten het bestemmingsplangebied gelegen Oostenburgereiland hebben een bijzondere positie in de binnenstad vanwege hun afwijkende structuur en gebruik. Het Zeeburgerpad is het enige bedrijfsterrein in de Amsterdamse binnenstad. Het Oostenburgereiland is een grootschalige structuur waar de geleidelijke overgang van bedrijventerrein naar gemengd stedelijk gebied is begonnen. Het Oostenburgereiland, het vroegere Stork-terrein, heeft tot het einde van de vorige eeuw een wezenlijk onderdeel uitgemaakt van de industriële historie van de binnenstad van Amsterdam. Deze geschiedenis voert ruim drie eeuwen terug, beginnend bij de VOC en via de Koninklijke Fabriek en Werkspoor naar Stork/RMO. Het bedrijventerrein is lange tijd in eigendom en gebruik geweest van het Stork-concern maar eind van de vorige eeuw heeft Stork zijn laatste (bedrijfs)activiteiten hier beëindigd, met uitzondering van het laboratorium in de zuid-oost hoek.
Aan de Funenkade staat de enige molen in de binnenstad, de stenen korenmolen De Gooyer. De molen is de laatste van de vele molens die op de wallen, de vroegere vestinggordel, stonden en heeft lange tijd de oostelijke rand van de (binnen)stad gemarkeerd. De molen behoort met zijn hoogte van 34 meter tot de hoogsten van Nederland en het is ook in de huidige situatie een belangrijk stedenbouwkundig accent en oriëntatiepunt. Hij past goed in het beeld van de Singelgrachtzone waarin meer vrijstaande, markante gebouwen voorkomen. In de molen wordt gewoond. Sinds een algehele restauratie in 1930 wordt de molen met regelmaat in werking gesteld, overigens zonder daarbij graan te malen. De lage bebouwing die aan de molen is vastgebouwd (Funenkade 7/7A), is een voormalig badhuis. Het is nu in gebruik als bierbrouwerij met proeflokaal, met daarboven een dienstwoning. Ten westen van de molen staat een horeca-paviljoen. Met de kleinschalige bebouwing in de omgeving wordt rekening gehouden met de windvang die van belang is voor het functioneren van de molen. Hoewel de molen niet meer dagelijks wordt gebruikt wordt door het in bedrijfstellen het beste onderhoud gegarandeerd.
Het binnenstedelijk deel van het Zeeburgerpad is onderdeel van een veel langere landtong, die uitsluitend bereikbaar is vanaf de Zeeburgerstraat en de Funenkade. Het gebied wordt als een laagbouwstrip omringd door de hogere bebouwing van het Funen en de negentiende eeuwse Dapperbuurt. De bebouwing heeft een bouwhoogte van overwegend één bouwlaag (ongeveer 5 meter hoog), soms twee bouwlagen (ca. 8 meter) en op twee plaatsen is de bouwhoogte 16 meter. In het gebied komen brede percelen van ongeveer 13 tot 25 meter het meest voor. Dit wijkt af van wat in de binnenstad gebruikelijk is en draagt in combinatie met de lage bouwhoogte bij aan het horizontale ruimtelijk beeld. Ondanks de ligging van de percelen aan het water zijn de meeste bedrijven afhankelijk van transport over land. Er zijn vooral kleine en middelgrote bedrijven gevestigd, veelal traditionele bedrijven in handel en nijverheid, een drukkerij, bouw- en installatiebedrijven, autoverkoop en opslag. Voor het gebied is in 2003 het bestemmingsplan Zeeburgerpad vastgesteld. De uitgangspunten uit het bestemmingsplan Zeeburgerpad zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. De geïsoleerde ligging, het langgerekte gebied, de schaal van de bebouwing en de bedrijfsfunctie geven het gebied een uniek karakter. Om dit karakter te behouden is een lagere bouwhoogte opgenomen dan de bouwhoogte van de omringende bebouwing. Met een maximale bouwhoogte van 12 meter in combinatie met een bedrijfsbestemming blijft de positie van het gebied in de stad herkenbaar. Op de westelijke kop is een maximale bouwhoogte van 8 meter opgenomen om aan te sluiten op de bouwhoogte aan de Funenkade.
In het plangebied is dankzij de stadsvernieuwingsbouw met de open verkavelingsopzet veel openbare ruimte ontstaan. De oorspronkelijk tot het water lopende privé-terreinen, werven en bedrijfsterreinen, hebben plaatsgemaakt voor openbare, autovrije kades en oevers en groene hoven.
Kattenburg is, met uitzondering van de Kattenburgerkruisstraat halverwege het eiland, geheel autovrij ingericht en de hoven hebben een bijzonder groen karakter. Ook in het Funen staan de vrijstaande woongebouwen in een parkachtige omgeving. Op het zuidelijk deel van Oostenburg heeft de openbare ruimte plaatselijk een onduidelijke structuur. Veel openbare ruimte wordt in beslag genomen voor parkeren. In de Czaar Peterbuurt is de onbebouwde ruimte uiterst beperkt en worden de smalle straten grotendeels bezet door geparkeerde auto's. Grote groenvoorzieningen in het plangebied zijn het Oostenburgerpark en het toekomstige Funenpark. Het langgerekte park ligt op de plaats van de vroegere verdedigingswerken, met de bolwerken Jaap Hannes en Zeeburg. Het bolwerk Zeeburg zal in het park zichtbaar worden gemaakt. De Oosterspeeltuin, die nu een plek heeft op de kop van de Czaar Peterstraat, zal verplaatst worden naar de parkstrook. Een tweede speeltuin in het plangebied bevindt zich aan de Kleine Wittenburgerstraat. Bijzondere ruimtes zijn het Wittenburgerplein, een groot, centraal gelegen buurtplein, het Kattenburgerplein nabij het Scheepvaartmuseum en het gebied rondom molen De Gooyer (Funenkade). Het gebied rondom de molen ligt, door de brede Zeeburgerstraat en omringd door water, wat geïsoleerd ten opzichte van de omgeving. De ligging op een knooppunt van routes biedt lange zichtlijnen in diverse richtingen. De bijzondere positie van deze plek wordt niet ondersteund door de (versnipperde) inrichting van de openbare ruimte.
Het plangebied is goed bereikbaar per auto, fiets en openbaar vervoer. De Kattenburgerstraat is onderdeel van het hoofdnet auto en vormt de verbinding tussen de Prins Hendrikkade en de Piet Heinkade ten noorden van de spoorlijn. De Kattenburger-, Wittenburger- en Oostenburgergracht, de Eilandenboulevard, wordt gebruikt door doorgaand- en bestemmingsverkeer. Zij maakt geen deel uit van het hoofdnet auto maar functioneert wel als hoofdontsluitingsweg. De andere straten in het plangebied zijn woonstraten voor bestemmingsverkeer.
Tot het hoofdnet openbaar vervoer behoren de Eilandenboulevard en de Zeeburgerstraat voor het busvervoer en de Czaar Peterstraat, in het verlengde van de binnenring/Sarphatistraat, voor de tram.
De Kattenburgerstraat, de Eilandenboulevard, de Zeeburgerstraat en de Cruquiuskade maken deel uit van het hoofdnet fiets. Met de stadsvernieuwing is over de eilanden een nieuwe oost-westroute ontstaan voor langzaam verkeer. Door de route worden drie grotere herkenbare groene plekken op de eilanden met elkaar verbonden. In de toekomst zal de fietsroute ten noorden van de Dijksgracht worden doorgetrokken langs de spoordijk en via de Keerwal aansluiten op de Cruquiuskade.
In het plangebied zijn, met uitzondering van de Czaar Peterbuurt, weinig parkeerproblemen. De gemiddelde parkeerdruk is nog steeds laag en er zijn geen wachttijden voor vergunningen.
Op Kattenburg is het parkeren vrijwel volledig ondergebracht in twee grote parkeergarages, waardoor autovrije binnenhoven zijn ontstaan. Ook in het Funen is een groot deel van het bewonersparkeren opgelost in parkeergarages. De ondergrondse garages worden ontsloten vanaf de Cruquiuskade en de Keerwal.
Op Wittenburg, Oostenburg en in de Czaar Peterbuurt wordt vooral op straat geparkeerd, wat plaatselijk ten koste gaat van de kwaliteit van de openbare ruimte. Het grote privé-bedrijfsparkeerterrein aan het eind van de Oostenburgervoorstraat vormt een zekere barrière naar de ingang tot het Oostenburgereiland. Op Wittenburg zijn twee garages, onder het nieuwe woongebouw aan de insteekhaven (Jacob Burggraafstraat) en op het binnenterrein van het bouwblok aan de Tweede Wittenburgerdwarsstraat.
In de Czaar Peterbuurt zijn in recente nieuwbouwprojecten parkeergarages opgenomen. Onder het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw Petersburg, tussen de Blankenstraat en het Funenpark, ligt een garage met 20 parkeerplaatsen. Onder N44, de nieuwbouw aan de Czaar Peterstraat, tussen de Cruquiusstraat en de 1e Coehoornstraat, komt een parkeergarage met 90 parkeerplaatsen. Ook in de nieuwbouwplannen voor de kop van de Czaar Peterstraat (N43) is een parkeergarage opgenomen.
In dit voormalige havengebied wordt de ruimtelijke karakteristiek bepaald door de grote waterbreedtes van de vaarten. Anders dan in de grachtengordel vormt het water hier meer een scheiding tussen de diverse (schier)eilanden en ontbreken de kademuren met bomenrijen op de overgang tussen land en water. Een deel van de Kattenburgervaart is gedempt en het water is hier onderdeel van de parkachtige omgeving.
In het plangebied is het watergebruik gevarieerd. De Nieuwe Vaart, die het Oosterdok met het Buiten-IJ verbindt, is van oudsher een belangrijke radiale toevoerroute tussen de omgeving en het stadscentrum. De Nieuwe Vaart wordt druk bevaren door de plezier- en de passagiersvaart. De vaarten tussen de eilanden hebben vooral een recreatieve functie voor de buurt.
De meeste woonboten, voornamelijk woonarken, liggen in de Nieuwe Vaart en het Lozingskanaal. Langs de Eilandenboulevard heeft het grote hoogteverschil tussen water en oever op een aantal plaatsen geleid tot woonboten met twee bouwlagen. Vanaf het hooggelegen voetpad is het water bijna niet te ervaren door de hoge woonarken en door de omheinde privétuinen, die deels op het talud zijn aangelegd. Andere locaties met woonboten zijn de Windrooskade (3), de Tweede Wittenburgerdwarsstraat (2), het Wienerterrein (1) en de Oostenburgervaart (6).
Op zeven plaatsen zijn steigers aanwezig, merendeels privé-steigers maar ook enkele openbare aanlegsteigers zoals bij molen de Gooyer. Bijzondere voorzieningen in het plangebied zijn de afmeersteiger voor tien tijdelijke woon- en bedrijfsschepen (een zogenaamde wissellokatie) op de kop van de Kattenburg en de twee jachthavens in de Wittenburgervaart. De watersportverenigingen hebben een clubhuis en gebruiken ook het aangrenzend terrein.