Amstelveen Noord-West 2020
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.16-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
TOELICHTING
Ontwerp bestemmingsplan Amstelveen Noord-West 2020
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding en doelstelling
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldende bestemmingsplannen
4.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling
4.2 Economische uitvoerbaarheid
4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED
5.1 Ruimtelijke karakteristiek
6.3 Provinciaal en regionaal beleid
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT
7.8 Duurzaam bouwen en energie
7.9 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan een belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk – zo niet het belangrijkste –normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid.
Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarvoor de planvorming en besluitvorming zijn afgerond, worden meegenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht toe te werken naar grotere uniformiteit en daardoor meer rechtsgelijkheid van de bestemmingsplannen.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd om voor de woonwijken Patrimonium, Elsrijk en Randwijck een toekomstbestendige juridisch-planologisch kader te bieden.
Dit bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan met een enkele ontwikkeling: Dr. Schaepmanlaan, realiseren nieuwe woning.
Alle projecten waarvoor in het verleden vrijstellings-/afwijkingsprocedures zijn doorlopen en enkele kleine wijzigingen/aanpassingen (zie paragraaf 2.1.1) zijn ook opgenomen in dit bestemmingsplan.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gesitueerd in het noordwesten van de bebouwde kom van Amstelveen. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de grens met de gemeente Amsterdam, in het oosten tot aan de Beneluxbaan, in het zuiden tot aan de Mr. G. Groen van Prinstererlaan, Keizer Karelweg en de Rijksweg A9 en in het westen tot en met de Landscheidingsvaart, de Zuidelijke Hornsloot en de museum tramlijn. Het plangebied is opgedeeld in een drietal deelgebieden, namelijk de woonwijken Patrimonium, Elsrijk en Randwijck.
Begrenzing plangebied Noord-West
Patrimonium: Dit gebied wordt begrensd door de A9, het Amsterdamsebos, Hoornsloot en het oude Spoordijkje.
Elsrijk: Dit gebied wordt begrensd door het A9-Stadshart, spoordijk, Bella Donna - Laan Walcheren - Rembrandtweg en de Beneluxbaan.
Randwijck: Dit gebied wordt begrensd door Bella Donna - Laan Walcheren - Rembrandtweg, Spoordijk, Amsterdam en de Beneluxbaan.
Wijkindeling
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt geheel de volgende plannen:
Amstelveen Noord-West, vastgesteld 28-11-2007, onherroepelijk 17-09-2009
1e Herziening Amstelveen Noord-West - Tulpenburg -De Schulp, vastgesteld 28-03-2012, onherroepelijk 17 mei 2012
1e Wijziging Amstelveen Noord-West - mr. S. van Houtenlaan, vastgesteld 20-12-2011, onherroepelijk 09-02-2012
2e Herziening Amstelveen Noord-West - Graaf Aelbrechtlaan, vastgesteld 29-05-2013, onherroepelijk 19-07-2013
2e Wijziging Amstelveen Noord-West - Amsterdamseweg 441, vastgesteld 31-01-2012, onherroepelijk 17-10-2012
3e Herziening Amstelveen Noord-West - Amsterdamseweg 73-77, vastgesteld 13-03-2013, onherroepelijk 07-05-2013
4e Herziening Amstelveen Noord-West - Laan Rozenburg 15-17, vastgesteld 25-09-2013, onherroepelijk 20-11-2013
Deze geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan te vervallen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.
Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.
HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED
2.1 Uitgangspunten
Het bestemmingsplan Amstelveen Noord-West 2019 komt overeen met de Structuurvisie 2025+/uitvoeringsparagraaf. In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de structuurvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.
Het bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan. Het beleid is in eerste instantie dan ook gericht op het beschermen en instandhouden van de karakteristieke kwaliteiten van het gebied. Er is één nieuwe ontwikkeling die wordt meegenomen in het bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2.1). Ontwikkelingen die in afgelopen planperiode mogelijk zijn gemaakt middels verleende omgevingsvergunningen worden in deze actualisatie voorzien van planologisch kader op basis waarvan het beheer kan plaatsvinden.
2.1.1 Wijzigingen naar aanleiding van beleid
Op 13 december 2017 is het beleidsstuk tijdelijk verblijf en woningdelen vastgesteld in de raad. In deze vergadering zijn de uitgangspunten vastgesteld voor hospitakamers, vakantieverhuur, woningdelen en het maximum aantal personen waarvoor in een woning nachtverblijf mag worden verschaft. Naar aanleiding van dit beleid heeft de gemeente besloten om op 14 februari 2018 een voorbereidingsbesluit te nemen waarbij alle aanvragen die gaan over wijzigingen van bestaande gebruik wonen aan te houden voor maximaal 1 jaar.
Aansluitend op dit beleidsstuk is op 26 september 2018 de nieuwe Huisvestingsverordening vastgesteld. Met deze nieuwe Huisvestingsverordening wil de gemeente de negatieve effecten van de schaarste aan passende en betaalbare woonruimte in Amstelveen zo veel als mogelijk tegen gaan.
Op februari 2019 is het paraplubestemmingsplan wonen vastgesteld. Hierin zijn alle ruimtelijke regels van vorenstaande in verwerkt. Deze regels zijn opgenomen in dit bestemmingsplan
Daarnaast is het vastgestelde beleid 'Beleidsregels planologische afwijkingen' verwerkt in de bestemmingsplanregels.
2.1.2 Wijzigingen naar aanleiding van relevante wet- en regelgeving
Per 1 november 2014 zijn de regels met betrekking tot vergunningsvrij bouwen gewijzigd in het Besluit omgevingsrecht. De nieuwe regeling is van invloed op bouwmogelijkheden op en nabij hoofdgebouwen.
Gemeente Amstelveen heeft een nieuwe erfgoedverordening vastgesteld. Deze heeft gevolgen voor de aanwijzing van dubbelbestemmingen waarin archeologische en cultuurhistorische waarden worden geborgd en beschermd.
Tot slot is de meest recente PRV zoals de Provincie Noord-Holland heeft vastgesteld verwerkt in de regels van het bestemmingsplan.
2.2 Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk worden alleen de ruimtelijke ontwikkelingen behandeld, die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied speelt een aantal ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt of waarvoor momenteel een separate procedure wordt doorlopen. In het kader van voorzienbaarheid verdient het de aanbeveling hier in deze toelichting melding van te doen.
Deze ontwikkelingen zullen te zijner tijd hun eigen procedure doorlopen.
Indien deze separate procedures vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn afgerond, kunnen deze ontwikkelingen alsnog in dit bestemmingsplan verwerkt worden.
2.2.1 Onherroepelijke ontwikkelingen
Binnen het plangebied hebben een aantal bouwontwikkelingen plaatsgevonden of bestemmingsverruimingen in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan. Veelal is dit gebeurd door middel van vrijstelling of afwijking van het bestemmingsplan. Sommige ontwikkelingen zijn al gerealiseerd, bij anderen moet de bouw nog gestart worden. Deze ontwikkelingen worden nu in dit plan voorzien van een actueel beheerskader.
Verleende omgevingsvergunningen
Amsterdamseweg 106
Op de hoek Amsterdamseweg met de Molenweg is een appartementencomplex met 3 woningen gerealiseerd met een ondergrondse garage.
Amsterdamseweg 407-409
Ter plaatse van een voormalig restaurant zijn 2 appartementengebouwen gerealiseerd met elk 3 woningen.
Amsterdamseweg 441
Ter plaatse van de voormalige Roelof Veenemaschool zijn 5 woningen gerealiseerd in het lint en 4 woningen aan de achterzijde van het perceel.
Amsterdamseweg 465-467
Ter plaatse van een voormalige snackbar en een daarnaast gelegen showroom met bijbehorende woning is een hotel met in totaal 47 kamers gerealiseerd en 18 parkeerplaatsen op eigen terrein.
Biesbosch 225
Slopen bestaand kantoor en bouwen appartementencomplex met 276 appartementen en een ondergrondse parkeerkelder.
Graaf Aelbrechtlaan 163 t/m 191
Voor deze woningen is een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan 2e Herziening Amstelveen Noord-West - Graaf Aelbrechtlaan verleend omdat de goot voor een deel de maximaal toegestane goothoogte overschrijdt.
Keizer Karelweg 489-491
Slopen van een kantoor en het realiseren van zorgwoningen.
Dr. Schaepmanlaan 2
De bestaande school en een gymzaal aan de Dr. Schaepmanlaan 2-4 is al gesloopt.
Er is een omgevingsvergunning ingediend om een nieuwe brede school te bouwen. Daarin komt de Piet Heinschool, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en een gymzaal. De school krijgt 3 verdiepingen, afgerond 12 meter hoog, en ter plaatse van de gymzaal een 4e verdieping, afgerond 16 meter hoog. De school komt tegen de A9 te liggen met een speelgelegenheid op de overkapping van de A9, ten zuiden van de nieuwe school. Tijdens de bouwwerkzaamheden van de A9 komt het speelterrein tijdelijk aan de noordzijde van de school te liggen.
Vlielandstraat 1
Het bestaande bedrijfspand wordt gesloopt. Er wordt een nieuw gebouw gerealiseerd met een parkeerkelder, op de begane grond komt een kinderdagverblijf en daarboven 25 appartementen in 3 bouwlagen en een terugliggende 4e bouwlaag.
Verleende bestemmingsverruimingen
Amsterdamseweg 22
De Sint-Annakerk krijgt een gemengde bestemming. Naast de maatschappelijke activiteiten is het nu een ontmoetingsplek met ook culturele activiteiten. Zo zit er een lokale bierbrouwerij, en zullen er zalen worden verhuurd en exposities worden gehouden. De omgevingsvergunning is op 27 september 2017 verleend.
Amsterdamseweg 204 en 204a
Het van Leergebouw, het naastgelegen paviljoen en omliggende park krijgt een gemengde bestemming, naast de kantoorbestemming kan er ook onderwijs worden gegeven. Op 27 juli 2017 is de omgevingsvergunning verleend om in een deel van het pand een internationale school te vestigen.
Amsterdamseweg 311
De Johanneskapel krijgt een gemengde bestemming. In de kapel zullen, naast de maatschappelijke bestemming diverse activiteiten plaatsvinden zoals kleinschalige concerten, theater, lezingen, medische/sportieve clinics gekoppeld aan de fysiotherapie praktijk JUMPH, huwelijken, diner dansant, kookcursussen, veiling taxatie dagen, wijn-spijsproeverijen, ruimte voor verjaardagen en vergaderingen.
Heemraadschapslaan 79-81
Boven twee bestaande bedrijven wordt een kantoorruimte getransformeerd naar twee woningen. De bestemming blijft bedrijf met een aanduiding dat er wonen is toegestaan op de verdieping.
Opbouwen Trompenburg
Het is mogelijk om voor de 2^1 kapwoningen op de woning een derde bouwlaag te realiseren met platte afdekking in plaats van een zadeldak. Er zijn op meerdere adressen al een omgevingsvergunning verleend.
Bouwwerk t.b.v. het openluchttheater
Bij het openluchttheater in Elsrijk is een omgevingsvergunning verleend voor een gebouw t.b.v. het openluchttheater. Deze wordt gebruikt als opslag van de stoeltjes, kunnen artiesten zich omkleden, is er een toiletvoorziening en kunnen er drankjes worden besteld tijdens een voorstelling. Het openluchttheater wordt gerund door vrijwilligers. Het openluchttheater heeft nu een bestemming Cultuur en ontspanning-theater gekregen.
2.2.2 Toekomstige ontwikkelingen
Ingediende omgevingsvergunningen
Van Heuven Goedhartlaan 933
Een voormalig kinderdagverblijf is al gesloopt. Op deze plek wordt een medisch centrum gerealiseerd (HOED).
Nieuwe projecten
Dr. Schaepmanlaan
Zodra de A9 is overkapt kan op de plek waar een tijdelijke schoolplein heeft gezeten een vrijstaande woning worden gerealiseerd naast de woning aan de dr. Schaepmanlaan 10.
Het bouwvlak van deze woning is qua schaalgrootte identiek aan nr. 10.
Ontwikkelingen buiten dit bestemmingsplan
Zonnestein 64-66
Op de locatie Zonnestein 64-66 zal woningbouw worden ontwikkeld. Dit project is tot stand gekomen middels een landelijke pilot ‘ontslakken gebiedsontwikkeling’. Voor dit project is een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. Op Zonnestein 64 worden drie vrijstaande woningen met garage gerealiseerd en op nr. 66 zes vrijstaande woningen met garage. Tegen Zonnestein 66 is beroep ingesteld. Zonnestein 64 is op 5 juli 2018 onherroepelijk geworden.
2.3 Motivatie gemaakte keuzes
Beleid tijdelijk verblijf en woningdelen.
De druk op de woningmarkt in Amstelveen neemt steeds verder toe. Voor steeds meer mensen is Amstelveen een aantrekkelijke omgeving om zich al dan niet permanent te vestigen. De mede dankzij internet, explosief gegroeide ontwikkeling van het tijdelijk verblijf in reguliere woonruimte leidt tot extra druk op de woningmarkt en in sommige gevallen tot ongewenst en overlast gevende situaties.
Tijdelijk verhuur in al zijn verschillende vormen, wordt ook steeds meer commercieel met business modellen die ten koste gaan van de veiligheid en leefbaarheid in woonwijken.
Tevens leidt het ongewenste commerciële gebruik tot een ontwrichting van de woningmarkt die ten koste gaat van de betaalbaarheid van woonruimte. Voor de gemeente Amstelveen belangrijke doelgroepen kunnen mede hierdoor vrijwel geen passende (betaalbare) woonruimte meer vinden.
Dr. Schaepmanlaan 2
De nieuwe school heeft als voordeel dat de school naar minder locaties kan. Door de nieuwbouw aan de dr. Schaepmanlaan 2 te integreren met het A9-dek ontstaat er een mogelijkheid om een verbinding tussen het Oude Dorp en Patrimonium en het Broersepark te maken. Tevens krijgt de Piet Heinschool de beschikking over meer buitenruimte omdat een deel van het A9-dek ingericht kan worden als schoolplein.
Dr. Schaepmanlaan woning
Zodra de nieuwe schoolplein is gerealiseerd op het dek van de A9 zal er op de plek waar de tijdelijke schoolplein heeft gezeten vrij komen. Er is gekeken wat de beste stedenbouwkundige invulling is van deze grond. Een vrijstaande woning past het beste op deze locatie en sluit aan op de bestaande woningen aan de dr. Schaepmanlaan 10.
Keizer Karelweg 489-491
Aangezien er een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen op deze locatie van kantoor naar wonen kan worden geconcludeerd dat de gemeente positief staat tegenover een functiewijziging. Het worden 3 grondgebonden woningen in twee bouwlagen met kap in de lijn met de bestaande lintbebouwing aan de Keizer Karelweg en de Amsterdamseweg.
Heemraadschapslaan 79-81
De kantoorruimte bleek niet te verhuren. Aangezien de bedrijfsbebouwing in een woonwijk ligt is het realiseren van twee kleinere woningen passend in de omgeving.
Het bedrijf beschikt over eigen parkeerplaatsen.
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend. De regels bevatten samen met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
3.2 De bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming geldt voor de in het plangebied zelfstandig voorkomende vormen
van bedrijvigheid. Van oudsher staan er nog wat bedrijven tussen de woningen zoals aan de Amsterdamseweg, Heemraadschapslaan, Oude Karselaan, Molenweg en Vijverlaan, Koen van Oosterwijklaan (autobedrijf), Willem van Beijerenlaan en de Spoorlaan (Smederij).
Op de bestaande bedrijvenbestemming aan de Oude Karselaan zit een wijzigingsbevoegdheid. Deze bestemmingen kan worden gewijzigd naar wonen.
De bedrijvenlijst is opgenomen in Bijlage 1 van de planregels. Het is niet toegestaan om geluidzoneringsplichtige bedrijven en activiteiten die onder Bevi vallen op te richten. In het plan zijn geen bedrijfswoningen aanwezig. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om de categorie te wijzigen.
Bedrijf-Kleinschalig (artikel 4)
Voor de bestemming 'Bedrijf-Kleinschalig' is gestreefd naar een samenhangend kleinschalig werkgebied, overwegend bestaande uit de aanwezige bestaande garages.
Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)
Onder deze bestemming vallen alle nutsvoorzieningen, voorzover deze
bouwvergunningsplichtig zijn. Direct ten noorden van de A9, ter hoogte van het KLM hoofdkantoor, ligt een Kv station.
Cultuur en ontspanning - Theater (artikel 6)
De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' aangewezen gronden zijn bestemd voor een openluchttheater met een gebouw ten behoeve van het openluchttheater. In ondergeschikte vorm wordt horeca tot en met categorie 2 en maatschappelijke functies toegestaan.
Gemengd, Gemengd-1 t/m 4 (artikel 7 t/m 11)
Deze bestemming komt voor op locaties waarbij wonen wordt gecombineerd met andere bestemmingen zoals bedrijven, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, sport, en gezondheidszorg. Binnen deze bestemming zitten de activiteiten vaak op de begane grond en het wonen daarboven. Deze bestemming vindt je terug aan de Amsterdamseweg en in de wijkcentra. Aan de Amsterdamseweg zijn 2 locaties waar verschillende activiteiten plaatsvinden zonder wonen, in de Annakerk, nr. 22, en in de Johanneskapel, nr 311.
Groen (artikel 12)
De bestemming omvat het merendeel van de structurele groenvoorzieningen in Amstelveen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om fietsenstallingen te maken bijvoorbeeld nabij perrons en/of bushaltes.
Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair.
In het Broersepark is een jeu de boules baan toegestaan met een clubgebouw.
Horeca (artikel 13)
De zelfstandige bestemming horeca is bestemd voor een restaurant, dancing of een hotel. De maximale categorie voor restaurant is 2, dancing 4 en hotel 5. Uitwisseling tussen horecabedrijven mag slechts plaatsvinden naar een lagere categorie.
De horecabestemmingen zitten voornamelijk aan de Amsterdamseweg, 3 hotels, 1 dancing en een restaurant. Ook zit er een restaurant aan de Rembrandtweg.
Kantoor (artikel 14)
De bestaande kantoorgebouwen zijn per vestiging bestemd. Op elk bestemmingsvlak zijn bouwvlakken aangegeven waarbij de maximale omvang van de toegestane bebouwing is weergeven.
Maatschappelijk (artikel 15)
De voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor bijeenkomsten, sociale, religieuze, medische, culturele en (openbare) educatieve voorzieningen.
Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 16)
Onder deze bestemming is een stuk (particuliere) grond in park de Braak bestemd welke wordt gebruikt om te recreëren. Er is binnen deze bestemming een bouwvlak opgenomen voor een bijgebouw.
Sport (artikel 17)
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen, en in het bijzonder voor de beoefening van veldsporten zoals voetbal en tennis. Op deze gronden zijn gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan zoals een sportkantine en kleedruimten. Onder de bestemming sport vallen in dit plangebied de sportvelden ten westen van de Amsterdamseweg en ten zuiden van de Prinses Marijkelaan. Tevens is er sprake van een tennisbaan binnen een woonblok aan de Barend van Dorenweerdelaan waar geen bebouwing is toegestaan. Op de plankaart zijn voor de bestaande bebouwing bouwvlakken aangegeven met daarbij de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de bebouwing.
Tuin en Tuin-Parkeertuin (artikel 18 en 19)
In de tuinbestemming zijn naast 'bouwwerken geen gebouw zijnde' erkers of entreeportalen toegestaan. Voor een erker is het ook mogelijk om van de bouwregels af te wijken. Daar zijn voorwaarden aan verbonden. Tevens is het mogelijk om een fietsenberging in de voortuin te realiseren.
De gronden die zijn aangewezen voor de bestemming 'Tuin Parkeerterrein' zijn naast de tuinbestemming ook bedoeld voor parkeren. Eventuele bouwwerken mogen niet ten koste gaan van parkeerplaatsen.
Verkeer, Verkeer - Garagebox, Verkeer - Openbaar Vervoer, Verkeer - Parkeren en
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 20 t/m 24)
Voor de bestemming verkeer zijn verschillende artikelen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn verschillende aspecten van de verkeersbestemming geregeld. Bij Verkeer - Garagebox is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat garageboxen onder meer niet bestemd zijn voor bewoning en detailhandel. De bestemming Verkeer - Openbaar Vervoer is opgenomen voor het historische spoorlijn.
De bestemming Verkeer - Parkeren is bedoeld voor parkeerterreinen en parkeergarages.Binnen de bestemming Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied zijn standplaatsen toegestaan voor zover deze locaties zijn opgenomen in het thans geldende standplaatsenbeleid.
Water (artikel 25)
De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen. In de specifieke gebruiksregels is onder meer bepaald dat het aanleggen van woon- en bedrijfsschepen in strijd is met de bestemming. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening.
Water - Permanent Wonen (artikel 26)
De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden met een functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats ark' zijn bestemd voor een ligplaats ten behoeve van één woonark voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woonark.
Wonen, Wonen - 1 t/m 4, Wonen - Woonzorg (artikel 27 t/m 32)
Binnen de bestemming wonen zijn woningen mogelijk. Naast het bouwen van een hoofdgebouw zijn er regels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, het bouwen onder de grond en bouwwerken geen gebouw zijnde. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor dakkapers. In de specifieke gebruiksregels is onder meer opgenomen dat het bewonen van een bijbehorend bouwwerk strijdig is met de bestemming.
Binnen deze bestemming zijn aan huis verbonden activiteiten toegestaan. Hierbij wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, dan wel voor een advocaat of een juridisch/financieel adviseur. Het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door op te leggen dat maximaal 30 procent van het woonoppervlakte gebruikt mag worden voor aan huis verbonden activiteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op de gevel is in beginsel toegestaan.
Een aantal woningen binnen dit bestemmingsplan zijn gemeentelijke- of rijksmonumenten. Welke panden dat zijn vind u terug is paragraaf 5.1.3 van de toelichting. De panden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht hebben een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie Gemeente.
Wonen - 1 zijn de vrijstaande woningen in de Prinsessenbuurt. Deze woningen mogen een oppervlak hebben van maximaal 300 m2.
Wonen - 2 zijn de bungalows aan de Laan Rozenburg welke, afhankelijk van de grote van het perceel, 150 m2, 200 m2 of 250 m2 mogen bebouwen op de begane grond en 80 m2 of 70 m2 op de verdieping.
Wonen - 3 zijn een 4-tal bungalows aan de Laan Walcheren welke maximaal 200 m2 mogen bouwen op de begane grond en 70 m2 op de verdieping.
Wonen - 4 zijn een 3-tal bungalows aan de aan de Duivelandselaan en Bevelandselaan welke maximaal 300 m2 mogen bouwen op de begane grond en 70 m2 op de verdieping.
Binnen de bestemming woonzorg zijn gebouwen ten behoeve van verschillende soorten zorg mogelijk (medisch en sociaal). Deze, in dit geval zelfstandige zorgwoningen, liggen in dit plangebied aan de Zonnestein.
Waarde-Archeologie 1, 2, 3 en 5, Waarde - Cultuurhistorie Gemeente en Waterstaat-Waterkering (artikel 33 t/m 35)
Als dubbelbestemmingen zijn opgenomen archeologie, cultuurhistorie en waterkering. De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor zijn in de planregels regelingen opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 36)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.
Algemene bouwregels (artikel 37)
In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.
Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 38 t/m 41)
In deze artikelen zijn beperkingen opgenomen voor wat betreft het toegelaten gebruik, bebouwing, bouwhoogten en vogelaantrekkende werking.
Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (artikel 42)
In dit artikel staat de voorwaarden om de bestaande bestemmingen binnen het wijzigingsgebied te wijzigen naar wonen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 43)
In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 44)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 45)
Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID
4.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit bestemmingsplan zijn twee ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt middels dit bestemmingsplan. In dit geval wordt aan de dr. Schaepmanlaan 1 woning mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Regionaal Actieprogramma wonen
Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.
Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.
4.2 Economische uitvoerbaarheid
4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid
Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan blijkt dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.
Ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt is inzicht verkregen in de opbrengsten die gegenereerd worden en de kosten die gemaakt worden. Wanneer deze kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd, is er sprake van een positief planresultaat/dekkende exploitatie. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.
4.2.2 Verhaal van kosten
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen (Zie artikel 6.2.1. Bro). Voorliggende bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverend bestemmingsplan.
Er wordt 1 nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt op gemeente grond.
De gemeente is de enige eigenaar van de gronden welke ontwikkeld gaat worden. Doordat de gemeente op eigen grond ontwikkelt is van de noodzaak van het verhalen van kosten op derden geen sprake.
4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
4.3.1 Inspraak
Het voorontwerp is gedurende vier weken ter inzage gelegd van donderdag 15 november 2018 tot en met woensdag 26 december 2018.
Hiervan is vooraf kennis gegeven in de Staatscourant en de gemeentelijke website op 14 november 2018.
Er is een inloopavond gehouden op 21 november 2018, waarbij een ieder kon worden ingelicht over de doelstellingen van het voorontwerp bestemmingsplan en waarbij gelegenheid is gegeven om vragen te stellen en reacties naar voren te brengen. Er zijn 17 inspraakreacties ingediend. In bijlage 3 zijn de inspraakreacties weergegeven en is de reactie van het college van burgemeester en wethouders opgenomen in een nota van beantwoording (zie bijlage 6).
Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 6 februari 2020 tot en met woensdag 18 maart 2020.
Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. er zijn 6 zienswijzen ingediend waarvan 1 buiten de termijn. In Bijlage 7 zijn de zienswijzen zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.
4.3.2 Bro-partners
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 14 november 2018.
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 6 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Waternet
Rijnland
Stichting Steunpunt cultureel erfgoed Noord-Holland
Ondernemersvereniging Amstelveen
Brandweer Amstelland
Wijkplatform Randwijck
Wijkplatform Patrimonium
Wijkplatform Elsrijk
De instanties welke staan vermeld onder nummer 2 en 4 t/m 9 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1 en 3 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan.
In bijlage 6 volgt een samenvatting van de reacties en het antwoord daarop van het college van burgemeester en wethouders.
4.4 Handhaving
4.4.1 Uitvoerings- en handhavingsbeleid
Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen, de maatvoering van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving is geen doel op zich maar draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en de bescherming van de verschillende belangen die worden gewaarborgd.
Een bestemmingsplan bevat daarom een handhavingsparagraaf. Hierin wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan handhaaft, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger en bedrijven op gemeentelijk niveau hebben. De maatschappij mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk het bestemmingsplannen te handhaven en te blijven handhaven.
De gemeente is verplicht om uitvoerings- (vergunningverlening) en handhavingsbeleid vast te stellen in een of meer documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen wij onszelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten we daarvoor zullen uitvoeren. Deze verplichting is nu al opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en komt ook in de Omgevingswet terug.
De gemeente heeft aan deze verplichting invulling gegeven in het actuele VTH beleidsplan, waarin zowel het uitvoerings- als het handhavingsbeleid is opgenomen. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van de geldende wetgeving, waaronder dit bestemmingsplan. Een andere belangrijk uitgangspunt zijn de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, de beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering.
Het gehele uitvoerings- en handhavingsbeleid geeft ten minste inzicht in:
De prioriteiten bij de uitvoering van voorgenomen activiteiten.
De methodiek die de gemeente gebruikt om te bepalen of gestelde doelen worden bereikt.
De objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen voor en beslissingen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen.
De werkwijze bij vergunningverlening en het afhandelen van meldingen.
De afspraken die door de gemeente met de Omgevingsdienst en met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt.
De wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken.
De wijze waarop bestuurlijke sancties en de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen.
De wijze waarop de gemeente handelt na overtredingen die zijn begaan door of in naam van de eigen gemeente of van andere organen behorende tot de overheid.
In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden deze prioriteiten vertaald in daadwerkelijke activiteiten. Jaarlijks evalueren we de uitgevoerde inspanningen en toetsen we de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen. Doen we nog de juiste dingen op de juiste wijze of signaleren we ontwikkelingen die een aanpassing van het (ruimtelijke) beleid vragen? Het uitvoeringsprogramma, jaarverslag en de evaluatie worden toegestuurd aan de gemeenteraad.
4.4.2 Handhavingsopgave
Uit de planregeling volgt een directe opgave voor handhaving. Er zijn immers strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Een aantal van deze gevallen zijn al bekend. Deze zijn naar voren gekomen tijdens het toezicht op verleende omgevingsvergunningen of wij zijn door burgers en bedrijven met klachten en meldingen of verzoeken om handhaving gewezen op overtredingen. Ook vanuit lopende projecten, opgenomen in de jaarlijks opgestelde uitvoeringsprogramma’s, volgt een opgave voor handhaving.
Van de bekende strijdige functies is beoordeeld of deze in het bestemmingsplan een positieve bestemming moeten krijgen. Indien dat het geval is dan is daarvoor een passende bestemming opgenomen. Indien dat noodzakelijk is dan krijgt de overtreder de mogelijkheid om alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen om de overtreding te legaliseren. Indien een strijdige functie geen positieve bestemming heeft gehad dan volgt uit de vaststelling van dit bestemmingsplan direct een handhavingsopgave.
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED
Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2
5.1 Ruimtelijke karakteristiek
5.1.1 Het plangebied in groter verband
Het plangebied ligt aan de noordwest kant van Amstelveen. Het plangebied betreft een drietal woonwijken, namelijk Patrimonium, Elsrijk en Randwijck. Binnen de wijken zijn enkele kantoorlocaties. De belangrijkste is het kantoorgebied in het zuidwesten van het plangebied. Hier is gevestigd het KLM-hoofdkantoor. De wijken kennen een groene setting door het Broerse Park, het heempark De Braak, het heempark J.P. Thijssepark, de sportvelden en een aantal groene singels.
5.1.2 Beschrijving deelgebieden
5.1.2.1 Patrimonium
De wijk Patrimonium ontleent zijn naam aan de Christelijke Werkliedenvereniging Patrimonium die begin jaren twintig een tuindorpje bouwde ten westen van de Amsterdamseweg. Dit oorspronkelijke Patrimonium bestaande uit 186 woningen naar ontwerp van ir. A. Ingwersen werd tussen 1921 en 1924 gebouwd en de andere helft eind jaren ’30.
In de bebouwingsstructuur van het gebied tussen de voormalige spoorbaan, de Molenweg, de Amsterdamseweg en het kantorencomplex Van Leer, is een duidelijk onderscheid te zien in tijdstip van ontstaan. Langs de Amsterdamseweg, de Molenweg en aan beide kanten van de Nieuwe Karselaan is de bebouwing overwegend in de jaren ’30 gebouwd. De bebouwing in de tussenliggende gebieden (Patrimoniumlaan, Vijverlaan, Spoorlaan, st. Josephlaan en Amstellandlaan) is in de eerste helft van de jaren
’50 gerealiseerd.
De historische routes door Patrimonium zijn de Amsterdamseweg en de Oude Karselaan. De Amsterdamseweg is van oudsher de route van Amsterdam naar Leiden, waarlangs al in de 17de eeuw boerderijen en enkele buitenplaatsen stonden. Van de oorspronkelijke bebouwing langs beide routes is echter niets bewaard gebleven. De oudste huidige bebouwing in Patrimonium is op z’n vroegst van rond 1915, behalve molen “De Dikkert” die in 1896 op de hoek van de Molenweg is herbouwd. In de jaren ’20 en ‘30 is langs de Amsterdamseweg, de Oude Karselaan, de Nieuwe Karselaan en de Molenweg gebouwd.
In 1925 werd de Van Speykschool gebouwd aan de Amsterdamseweg. Ook werd een start gemaakt met de bouw van het buurtje tussen de Amsterdamseweg en de Emmakade. Eind jaren ’20 werd ook het eerste park van Amstelveen aangelegd: het Broersepark (vernoemd naar de eerste directeur Plantsoenen en Begraafplaats) werd geopend in 1927. De gedachte achter de aanleg van het park was dat het park de aantrekkingskracht van Amstelveen voor welgestelde Amsterdammers zou vergroten.
Wonen in een groene en rustige omgeving moest een aantrekkelijk alternatief zijn voor het wonen in de drukke en vuile hoofdstad. Voor de ontwikkeling van Amstelveen was dat na de grote annexatie van het noorden van de gemeente door Amsterdam in 1918 zeer noodzakelijk. Ook de Annakerk en naastgelegen school verrezen in die tijd. Eind jaren ’30 verschenen de eerste woningen ten zuiden van het park aan de Parklaan en een schoolgebouw aan de Dr. Schaepmanlaan. Voor de oorlog is nog de zuidzijde van de Da Costalaan gebouwd. Na de oorlog volgde de noordzijde en in de jaren ’50 de straten tussen de Nieuwe Karselaan en de Molenweg.
In de jaren ’50 werd de eerste villawijk van Amstelveen gebouwd in de noordwest hoek van Patrimonium. Een groot deel van de oorspronkelijke villa’s is inmiddels vervangen door nieuwbouw.
In daarop volgende decennia werden nog vier grotere gebieden ontwikkeld: Het kantoorgebouw met tuin van Van Leer eind jaren ’50, het KLM hoofdgebouw eind jaren ’60 en een complex voor ouderen aan de Smeenklaan in de jaren ’70. In de jaren ’80 en ’90 is het oorspronkelijke tuindorp Patrimonium, op enkele rijtjes woningen na, gesloopt en herbouwd vanwege de slechte bouwkundige staat. Hierbij is de verkaveling intact gelaten, maar de architectuur aangepast en in schaal en maatvoering gerefereerd aan de oude bebouwing om de sfeer van de buurt te behouden.
Na de oorlog is begonnen met de aanleg van het park De Braak. Vanwege de beperkingen door de natte venige bodem is hier gekozen voor een park in de geest van Dr. Jac. P. Thijsse met inheemse beplanting. Op dezelfde leest geschoeid, maar met nog meer nadruk op referenties uit de Nederlandse flora is daarna in fases het Thijssepark ontwikkeld langs de noordelijke en westelijke rand van de villawijk. Ook behorende tot dit ensemble van heemparken is het kleinere Mauritsplantsoen, gelegen tussen de Mauritslaan en de Amsterdamseweg, later omgedoopt tot het Dr. Koos Landwehrplantsoen.
Landschap
Patrimonium is een wijk op het bovenland, met dus een bodem van veen en een nadrukkelijker koppeling met de oorspronkelijke verkaveling. Er zijn nog duidelijke restanten van het oude slotenpatroon te herkennen. De Amsterdamseweg was oorspronkelijk een smalle veenkade met aan weerszijden sloten en bomenrijen. De randen van de wijk worden gevormd door de ringsloten waarachter de verveningen begonnen. De spoorlijn langs de oostgrens is aangelegd tussen 1912 en 1915.
Bebouwingstypen
Patrimonium bestaat overwegend uit woningen in een of twee lagen met kap. De woningen zijn veelal gebouwd in korte rijtjes, maar er komen ook tweekappers en individueel vormgegeven panden voor, zowel vrijstaand als geschakeld. Het aantal appartementen is beperkt en bevindt zich vaak boven voorzieningen.
Een uitzondering hierop is het appartementencomplex in de bocht van de Amsterdamseweg uit 2006 (vm. Leger des Heils locatie). Daarnaast kent Patrimonium een groot aantal voorzieningen, zoals winkels, kantoren, dienstverlening, scholen, zorg en sport. Behalve de kantoren zijn ook de voorzieningen meestal gevestigd in panden van een of twee lagen met kap, waarbij de bovenverdieping(en) dan vaak een woonfunctie hebben.
Architectuurkenmerken
Lange tijd bestond Amstelveen vooral uit het Oude Dorp en de lintbebouwing langs de Amsterdamseweg. Begin jaren twintig nam Woningstichting Patrimonium het initiatief tot de eerste ‘bewust’ geplande uitbreiding. Dwars op de Amsterdamseweg werden nieuwe straten aangelegd zoals het Wilhelminaplein, de Talmastraat, Katerstraat en Da Costalaan. De stedenbouwkundige structuur van Patrimonium vindt zijn oorsprong in de uit Engeland overgewaaide filosofie van tuinsteden. Korte blokken met woningen, intieme pleintjes en veel groen bepalen het straatbeeld van de overwegend sociale woningbouw in de wijk. Patrimonium breidde zich langzaam uit; in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werden langs de linten bijzondere parken aangelegd, zoals Broersepark en De Braak. De parken, singels en karakteristieke architectuur zijn bepalend voor het vooroorlogse Amstelveen én het groene karakter van het huidige Amstelveen.
De Amsterdamseweg is een belangrijke ontsluitingsweg van Patrimonium en bepalend voor de stedenbouwkundige structuur van de wijk. De wijk biedt een variatie van zeer luxueuze villa’s, tot sociale huurwoningen en kantoren. Patrimonium is rijk bedeeld met parken en groen, waaronder het oudste park van Amstelveen: het Broersepark. Het Broersepark bepaalt samen met De Braak, de sportvelden en de oude waterloop het lommerrijke karakter van de wijk.
Ruimtelijke opzet
Patrimonium bestaat uit een oud lint met daar achter en dwars erop verschillende invullingen. De invullingen bestaan vooral uit woonbuurtjes, afgewisseld met parken. De parken zijn verder onder te verdelen in sierpark, heempark, sportpark en kantorenpark. De uitstraling van Patrimonium vanaf de doorgaande routes wordt echter vooral bepaald door de woningbouw. De parken liggen vooral verscholen achter de gebouwen. Wel
hebben de parken entrees aan de Amsterdamseweg. Die van het Broersepark is duidelijk vormgegeven, de entrees van de heemparken zijn niet vormgegeven.
Patrimonium heeft een dorpse uitstraling, door de gevarieerde bebouwing, de beperkte bouwhoogtes en prominente kappen. Het ruimtelijk beeld wordt verder bepaald door het ruime straatprofiel van de Amsterdamseweg en Molenweg enerzijds, en de veel kleiner gedimensioneerde woonstraatjes anderzijds. De Amsterdamseweg en Molenweg zijn breed en vrij stenig door de aaneengesloten verharding met een brede rijbaan, aan weerszijden langsparkeren, vrijliggende fietspaden en stoepen. De stoep van de Molenweg gaat meestal over in voortuinen, maar aan de zuidzijde ligt een strookje sierplantsoen waar oorspronkelijk een bermsloot lag. Aan de Amsterdamseweg zijn niet overal voortuinen en loopt de stoep vaker tot aan de gevel van de bebouwing. De beeldbepalende laanbeplanting met gekandelaberde platanen langs de Amsterdamseweg staat in de stoep, en langs de Molenweg staan lindebomen tussen de langsparkeervakken.
Typerend voor de Amsterdamseweg zijn de pleintjes en plantsoentjes die er langs liggen. Deze vormen meestal de entree naar de achtergelegen woonbuurten. In de woonstraten is meestal niet veel plek voor openbaar groen. Een groene uitstraling van de straat wordt voor een groot deel bepaalt door de inrichting van de voortuinen, en soms door de beplanting langs oude sloten, zoals langs de Vijverlaan. Andere oude sloten liggen vaak in de achtergebieden en zijn daardoor nauwelijks zichtbaar vanaf de straat. Verder zijn de straatprofielen smal en wordt er aan weerszijden langsgeparkeerd. Eventuele straatbomen (overwegend berken) staan tussen de parkeervakken of langs de stoep, en hier en daar zijn straathoeken ingericht met een plantvak. Uitzondering op deze indeling en uitstraling zijn de Prinsessenbuurt en de Smeenklaan.
In de Prinsessenbuurt staan de woningen redelijk verscholen in het groen en zijn de straatprofielen asymmetrisch. Het groene karakter staat wel onder druk vanwege de vervangende nieuwbouw, waarbij elk nieuw pand groter lijkt te worden dan het voorgaande. Aan de Smeenklaan is een buurtje gebouwd met appartementen en geschakelde bungalows voor ouderen. Alle woningen hebben uitzicht op groen en een entree aan een hofje. In de hofjes loopt de verharding van gevel tot gevel. Dit geeft een erg saai en stenig beeld. De langs de randen gemaakte parkeerplaatsen staan vrijwel leeg omdat de meeste bewoners hun auto in de hofjes parkeren.
5.1.2.2 Elsrijk
Aan een veenplas die uiteindelijk van de doorbraak overbleef, werd in het begin van de 17de eeuw een buitenplaats, genaamd Elsrijk, opgericht. Naar deze voormalige buitenplaats is de wijk vernoemd. De westelijke helft van de wijk Elsrijk, globaal tot aan de Ruyschlaan, is van voor de oorlog en grotendeels eind jaren ’30 gebouwd. Een van de oudste straten is de Heemraadschapslaan die destijds is bebouwd als een landelijk weg met een sloot langs de noordzijde. De bebouwing ten noorden ervan is daarna als een groot bouwproject ontwikkeld volgens een duidelijk stedenbouwkundig plan, net als de bebouwing ten zuiden van de Heemraadschapslaan. De oostelijke delen van Elsrijk zijn in de jaren ’50 en ’60 gebouwd. Het laatst werd de strook tussen van de Van Heuven Goedhartlaan en de Beneluxbaan bebouwd.
Landschap
De wijk ligt geheel in de Amstelveense Middelpolder. De bodem is van klei. De westelijke rand wordt gevormd door de ringdijk, waarop de spoorlijn is aangelegd. De verkaveling van de wijk volgt in grote lijnen de oorspronkelijke kavelrichting van de polder. De belangrijke afwateringssloot langs de voormalige Machineweg is opgenomen in het stedenbouwkundig plan, maar de ligging en de vormgeving zijn wel aangepast.
Bebouwingstypen
De vooroorlogse delen bestaan vrijwel geheel uit laagbouw in twee lagen met kap. Bijzondere elementen daarin zijn enkele kerken (onder andere de Pauluskerk en de naoorlogse Kruiskerk). De naoorlogse delen bestaan uit overwegend laagbouw in twee lagen, met en zonder kap, met daarin verspreid enkele hoogbouwelementen en overwegend gestapelde bouw tussen de Van Heuven Goedhartlaan en de Beneluxbaan. Deze gestapelde bouw bestaat voor een groot deel uit woningbouw maar er zijn ook enkele kantoorgebouwen. Op verschillende plekken is hoogbouw tot vier bouwlagen te vinden, zoals langs de Zonnestein, de Rembrandtweg en Van Heuven Goedhartlaan. De laagbouw is voor een deel geschakeld en voor een deel vrijstaand. Ook komen soms zogenaamde ‘duplexwoningen’ voor, zoals aan de Rembrandtweg. Aan de Van Heuven Goedhartlaan liggen een tweetal zijstraatjes met enkele winkels met bovenwoningen. Dit is, naast enkele winkels in de knik van de Rembrandtweg en halverwege aan de Rembrandtweg, de enige detailhandel in de wijk.
Architectuurkenmerken
Na het ontstaan van de woonparken langs de Amsterdamseweg in de jaren twintig, breidde Amstelveen zich gestaag uit aan weerszijden van de historische linten. Elsrijk was één van de eerste uitbreidingswijken van Amstelveen die als schil rondom het ‘oude Amstelveen’ groeiden. Elsrijk heeft vanwege de gespreide ontstaansgeschiedenis vele gezichten. Het meest westelijke deel van de wijk stamt van voor de Tweede Wereldoorlog en kenmerkt zich door een ambachtelijke bouwstijl met veel details en traditioneel materiaalgebruik in halfgesloten bouwblokken. De wijk breidde zich geleidelijk uit in oostelijke richting, waarbij de architectuur steeds meer versoberde. Begin jaren vijftig begon in Nederland een periode van de industriële woningbouwproductie. Hoogbouw, minder detaillering en sober materiaalgebruik markeren deze ommezwaai. De naoorlogse woningbouw is vooral herkenbaar in de strook langs de Beneluxbaan. Elsrijk kent vanwege de geleidelijke ontstaansgeschiedenis een grote verscheidenheid van afzonderlijke buurtjes en woningtypen. Opvallend is de eenheid per blok of straat in detaillering en materiaal- en kleurgebruik.
Ruimtelijke opzet
De belangrijkste weg in de wijk is de Keizer Karelweg. Deze ligt ongeveer op de plek van de middeleeuwse ‘Oude Wech’ die vanaf de knik in de Amsterdamseweg naar het zuiden toe doorliep naar de ‘Kercklaan’ (Ouderkerkerlaan). De Keizer Karelweg is naast de Beneluxbaan de belangrijkste verbindingsweg van en naar Amsterdam. Het profiel is zeer karakteristiek en is een zeer herkenbaar beeldkenmerk voor Amstelveen.
In het midden van de weg ligt een groene middenberm met gazons en sierbeplanting, enkele bomen en beelden. Zeer beeldbepalend zijn de hoge Italiaanse populieren aan weerszijden van delen van de weg en in de middenberm ter hoogte van de Laan Walcheren. Deze bomen zijn destijds door de gemeentelijke tuinarchitect C.P. Broerse bedoeld als een ‘welkomstgroet’ aan de reiziger die vanuit Amsterdam Amstelveen
binnenkwam. De woonbebouwing langs de weg heeft overwegend een voornaam karakter door kleurgebruik, grote dakvlakken, benadrukking van de vrij korte rijen woningen met hoekaccenten, erkers, overstekken, etc.
Andere belangrijke wegen zijn de Rembrandtweg en de Van Heuven Goedhartlaan, die vanuit het noorden naar het stadshart leiden. Daarnaast wordt de ruimtelijke structuur bepaald door enkele doorgaande groen- en watersingels, namelijk de Graaf Aelbrechtlaan, Lucas van Leydenweg, Rozenoord, Charlotte van Montpensierlaan met het parkje rond de Kruiskerk, De Ruyschlaan en de Tulpenburg. De waterpartijen
vormen het hart van de groenvoorzieningen in de wijk. De strook tussen de Beneluxbaan en de Van Heuven Goedhartlaan is afwijkend vanwege de hoogbouw en de daarbij horende parkeerterreinen en grote groene ruimtes. Deze groene omgeving is een waardevol tegenwicht voor de invloed van het verkeer op de Beneluxbaan, en biedt plaats aan speelvoorzieningen en speelweides.
Het vooroorlogse deel van de wijk kent een heldere, vrij formele en min of meer symmetrische opzet met hier en daar zelfs een monumentaal karakter. Vooral de Charlotte van Montpensierlaan is door zijn symmetrische opzet met uitzicht op de in de as van het profiel geplaatste Kruiskerk een fraai en herkenbaar element. De hoofdas in deze opzet is de Keizer Karelweg, en haaks daarop staan dwarsassen als de Charlotte van Montpensierlaan en de Graaf Aelbrechtlaan. Daar weer haaks op staat als een kleinere dwarsas de Jan Benninghstraat. Een bijzonder element in de verkaveling is ook de Van IJsselsteinlaan met zijn groene middenberm.
De vooroorlogse bebouwing bestaat overwegend uit korte rijtjes eengezinswoningen, die in semi-gesloten bouwblokken staan. De woonstraten zijn vrij smal en het beeld wordt behoorlijk gedomineerd door geparkeerde auto’s. Tuinmuurtjes, heggen en groene voortuinen geven de woonstraten een prettige uitstraling. Voor straatbomen is in dit soort straten weinig plaats. De woonstraten komen altijd uit op een bredere straat of laan met een middenberm, singel of langs de hoofdgroenstructuur.
Het naoorlogse deel van de wijk tussen De Ruyschlaan en de Rembrandtweg is een overgang van het oudere deel naar de bebouwing ten oosten van de Rembrandtweg. Deze laatste wordt vooral gekenmerkt door overwegend noordzuid lopende straten en huizenblokken. De richting van de verkaveling is voor een deel hetzelfde als het oudere deel en wordt voor een deel bepaald door de ligging van de Beneluxbaan. De knikken in de Beneluxbaan werken helemaal door tot in de ligging van Tulpenburg en de daar langs lopende groen- en water structuur. Aangrenzend hieraan ligt een zone die overwegend is ingevuld met bijzondere bebouwing: kantoren, scholen, appartementengebouwen en villa’s. Overige bijzondere gebouwcomplexen liggen voornamelijk langs de Rembrandtweg, zoals Nieuw Vredeveld en Cortille.
De inrichting van de vijvers en groensingels is in dit deel van de wijk heel anders dan in het oudere deel. Hier geen strakke symmetrische opzet maar juist een wisselend beeld met verspringingen, verbredingen en versmallingen. De meeste laagbouwwoningen ten oosten van Tulpenburg zijn plat afgedekt, terwijl alle laagbouw ten westen daarvan een kap heeft. Ook is het aantal aaneengesloten woningen in een rij in het oosten van de wijk gemiddeld groter dan in het westen. De vormgeving per rij woningen is echter minder sprekend bij de oostelijke doorzonwoningen. Het straatbeeld in de woonstraten in het oostelijke deel is hierdoor wel anders: in plaats van de nadruk op ensembles van woningen ligt de nadruk meer op de individuele voorgevel. Dit komt de kleinschalige uitstraling van de van oorsprong wat eenvoudige architectuur in het westelijk deel ten goede.
De inrichting van de meeste woonstraten is traditioneel een rijweg met aan beide zijden een stoep met straatbomen, waarlangs geparkeerd wordt. Het groene karakter wordt vooral bepaald door het particuliere groen in de tuinen, tenzij de straat aan een groensingel ligt. In Elsrijk zijn voor het eerst ook specifieke speelruimtes ingericht, zoals enkele kleuterspeelplekken en speelplekken voor grotere kinderen als de rolschaatsbaan aan de Burg. Haspelslaan en aangrenzend een speelplek met badje. Vanaf de jaren ’60
werden speelvoorzieningen steeds meer een normaal onderdeel van de uitbreidingsplannen.
5.1.2.3 Randwijck
Door de annexatie van een deel van Nieuwer-Amstel door Amsterdam in 1921 kwam de grens tussen beide gemeenten bij de Kalfjeslaan te liggen. Nadat de bebouwingsmogelijkheden aan weerzijden van de Amsterdamseweg benut waren, richtten de bouwactiviteiten zich op de polder ten oosten van de Amsterdamseweg: de huidige wijk Randwijck. Een deel van de huidige wijk Randwijck behoort tot de eerste
uitbreiding van de gemeente Nieuwer-Amstel, zoals deze vanaf 1924 is vormgegeven.
De oudste bebouwing staat langs de Amsterdamseweg en aan de voet van de ringvaart. De Amsterdamseweg is van oudsher de route van Amsterdam naar Leiden, waarlangs al in de 17de eeuw boerderijen en enkele buitenplaatsen stonden. Van de oorspronkelijke bebouwing langs deze route is echter niets bewaard gebleven. Het bovenland is ten noorden van de Graaf Florislaan in de jaren ‘20 als eerste project bebouwd, en in de polder de gevarieerde huizenbouw langs de Margaretha van Borsselenlaan. Ook de bebouwing langs de Keizer Karelweg is van voor de oorlog. Daarna kwam in de polder het project Catharina van Clevepark en omgeving, en na de oorlog het oostelijke deel tot aan de Beneluxbaan, het zuidelijke deel langs de Rembrandtweg, en het deel tussen de Graaf Florislaan en de Laan Walcheren.
Landschap
Het gedeelte ten westen van de Rentmeesterslaan en Flevolaan, met de oorspronkelijke ringvaart, ligt op het venige bovenland, ten oosten hiervan is Middelpolder, ongeveer 2,5 meter lager met een kleibodem. De verkavelingopzet van de hele wijk is gebaseerd op de vroegere richting van de verkaveling van de polder. Tussen het bos en de achtertuinen van de woningen aan de Amsterdamseweg ligt een spoordijk. De ruimtelijke relatie tussen de westrand van Randwijk en het Bos is hierdoor zeer beperkt.
Bebouwingstypen
De oudere bebouwing bestaat uit grondgebonden rijtjes eengezinswoningen in gesloten bouwblokken met een rijke architectuur, waaronder Amsterdamse School. Ten noorden van het Catharina van Clevepark staan diverse blokken met duplexwoningen. In de jongste delen aan de zuid- en oostkant van de wijk is de bebouwing een menging van laagbouw en gestapelde bouw, en zijn de bouwblokken niet meer gesloten, de architectuur is zakelijker en strakker. Ruimtelijk sluiten deze delen aan bij de bebouwing in het oosten van de wijk Elsrijk. De gestapelde bouw is overwegend vier lagen hoog.
Alleen aan het Goereesepad, de Bos-en Vaartlaan-oost, de Tiengemeten en in de bocht van de Rembrandtweg staat hoogbouw van circa tien lagen. Aan de bocht in de Rembrandtweg ligt een buurtwinkelcentrum met een grote parkeerplaats. Met uitzicht op de Rembrandtweg staan lange galerijflats in vier lagen.
Architectuurkenmerken
Na de bouw van de woonparken langs de Amsterdamseweg in de jaren twintig, breidde
Amstelveen zich langzaam uit rondom de historische linten. Samen met Elsrijk was Randwijck één van de eerste uitbreidingswijken van Amstelveen, een schil die als wooncluster aan de Amsterdamseweg geplakt lijkt. Randwijck heeft vanwege de gespreide ontstaansgeschiedenis vele gezichten. Het meest noordwestelijke deel van de wijk stamt van voor de Tweede Wereldoorlog en kenmerkt zich door een ambachtelijke bouwstijl, met veel details en traditioneel materiaalgebruik in halfgesloten bouwblokken. De wijk breidde zich geleidelijk uit in oostelijke en zuidelijke richting en de architectuur werd soberder. Begin jaren vijftig zijn vanwege de woningnood in hoog tempo veel woningen gebouwd. Hoogbouw, afname van vormvariaties en sober en geprefabriceerd materiaalgebruik markeren deze ommezwaai. Vooral in de zone langs de Beneluxbaan is deze woningbouw herkenbaar.
Ruimtelijke opzet
De Catharina van Clevepark is bijzonder door de waterpartij in het midden van het profiel, die halverwege gekruist wordt door de Eikenrodelaan.
De Bos- en Vaartlaan en de Rentmeesterslaan liggen langs de voormalige polderringvaart met bijbehorende dijkhelling, en hebben daarmee een belangrijk aandeel in de groene aankleding van de wijk. Ruim opgezette groenvoorzieningen liggen langs de Rembrandtweg, en achter de bungalows ten noorden van de Laan Rozenburg ligt een besloten langgerekte vijver met groene oevers en een doorgaand wandelpad. Langs de Beneluxbaan zorgt een brede groenstrook met een vijverpartij voor een belangrijke ruimtelijke buffer tussen de weg en de woonbuurt.
De oudere woongebieden bestaan uit laagbouwblokken van een of twee lagen met prominente kap met traditionele straatprofielen en vrij diepe voortuinen met veelal gebouwde erfscheidingen. Er wordt vrijwel uitsluitend langsgeparkeerd. In de meeste straten staan bomen (op het bovenland vooral berken), die samen met de voortuinen zorgen voor een vriendelijke groene sfeer. Op het bovenland zijn veel korte straten, in de polder zijn juist veel lange straten, maar er zijn ook korte, soms doodlopende, zijstraatjes. De naoorlogse bouw is zakelijker, de straten zijn breder met meer haaksparkeren en veel minder bomen.
Het gedeelte ten zuiden van de Graaf Florislaan ligt weliswaar op het bovenland maar sluit qua opzet aan bij de naoorlogse bouw in de polder. De laagbouw uit de jaren ’60 is in twee bouwlagen neergezet. Inmiddels is op veel woningen een derde laag gebouwd.
5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie/monumenten
Cultuurhistorie
Sinds 2014 zijn gemeenten wettelijk verplicht om cultuurhistorie op te nemen in de bestemmingsplannen (artikel 3.1.6 lid 5 sub a Bro). Dat gebeurt op de verbeelding en in de regels. De gemeente Amstelveen heeft behoefte aan een opname van cultuurhistorie in het grotere perspectief. De aandacht ligt niet langer alleen op behoud, maar veel meer op ontwikkeling, hergebruik en beleving. De objectgerichte benadering zoals deze de afgelopen jaren heeft geresulteerd in een monumentenlijst, wordt gecombineerd met een gebiedsgerichte benadering van de cultuurhistorie in meer algemene zin.
Cultuurhistorische waarde
Binnen dit plangebied zijn de volgende objecten aangewezen als culturele waarde:
Spoorlijn: op het tracé Amsterdam–Amstelveen-Bovenkerk loopt vanaf het Haarlemmermeerstation, langs het Zwarte Pad richting de kruising Handweg-Noorddammerlaan, nog steeds een museumtrammetje.
Oude Dorp Amstelveen: Binnen het gebied ligt het meest noordelijke deel van de oude dorpskern van Amstelveen, geïsoleerd gelegen door de aanleg van de A9.
Kerken: Heilige Sint Annakerk (ten noorden van de A9), Pauluskerk aan de Wolfert van Borsselenweg, Johanneskapel aan de Amsterdamseweg en De Kruiskerk in het verlengde van de Charlotte van Montpensierlaan.
Molens: molen De Dikkert aan de Amsterdamseweg.
Buitenplaatsen: buitenplaats ‘Braekrijck’ gelegen aan de oostzijde van de Amsterdamseweg.
Verdedigingswerken: schuilkelder aan de Wolfert van Borsselenweg.
Landschappelijke waarde
Het onverveende deel van het gebied Amstelveen Noord-west vertegenwoordigt een landschappelijke waarde zoals ook de dijklichaam Amsterdamseweg-Dorpsstraat, herkenbaar aan het hoger gelegen tracé aan de Amsterdamse/Amstelveense weg, Dorpsstraat, Handweg en Bovenkerkerweg.
Ook de volgende parken hebben een landschappelijke waarde binnen dit bestemmingsplan en zijn tevens een rijks- of gemeentelijk monument:
Broersepark.
Heempark de Braak.
Jac. P. Thijssepark.
Koos. J. Landwehrpark.
Archeologie
Sinds de vaststelling van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in 2007 heeft de gemeente Amstelveen haar archeologisch beleid en bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart in 2008 vastgesteld. Op deze archeologische beleidsadvieskaart is het grondgebied van Amstelveen onderverdeeld in verschillende verwachtingsgebieden. Elk verwachtingsgebied heeft zijn eigen oppervlaktecriterium en toegestane
verstoringsdiepte met betrekking tot toegestane bodemverstoring. Met de erfgoednota is het archeologiebeleid geactualiseerd.
Het plangebied in dit bestemmingsplan valt binnen verschillende regimes, zoals aangegeven op de archeologische verwachtingskaart.
Historische kern
Typerend voor de historische kernen en linten is dat ze historisch zijn gegroeid, en niet planmatig zijn ontwikkeld. De Amsterdamseweg is voor een groot deel een historische kern.
Dijklichaam
Het tracé van de Amsterdamseweg is aangeduid als ‘Dijklichaam’.
Onverveend bovenland
Het gebied rond de Poel en de Poeloevers bestaat uit onverveend bovenland.
Verveend en drooggemaakt
Het Amstelveens grondgebied ten oosten van de ringdijk rond de Middelpolder, heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.
Monumenten
De gemeente Amstelveen telt 129 gemeentelijke monumenten, waarvan 41 binnen dit plangebied, 38 rijksmonumenten, waarvan 8 binnen dit plangebied, 1 provinciaal monument (weegbrug Amstelzijde), 1 rijksbeschermd stadsgezicht (Buurt over Ouderkerk) en 10 gemeentelijke beschermde stadsgezichten, waarvan 7 binnen dit plangebied.
Deze objecten zijn in het algemeen gebouwen, maar kunnen ook andere onroerende zaken zijn, zoals parken, hekwerken, pompen, gedenktekens of onderdelen van gebouwen. Tevens kunnen bij gebouwen behorende terreinen als monument worden aangemerkt.
Als een woning een monument is, heeft de monumentale bescherming betrekking op het gehele pand, dus zowel de voorkant, de achterkant als de binnenkant (interieur).
Bij een gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn alleen de gevels gericht naar de openbare ruimte beschermd. Denk aan de voorgevel en voordakvlak, en voor hoekwoningen ook de zijgevel.
Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig:
Rijksmonumenten:
Amsterdamseweg, nabij, de Braak, openbaar park met inheemse beplanting
Amsterdamseweg, nabij 212; banpaal
Amsterdamseweg 60; 62; 64; 66; twee dubbele woonhuizen
Amsterdamseweg 104A; (houtzaag)molen ‘De Dikkert’ met twee aangebouwde schuren
Amsterdamseweg 204; kantoorgebouw Van Leer’s Vatenfabriek met vrijstaande schoorsteen, portiersloge en parkaanleg.
Amsterdamseweg 419, 421 en 421a; bankgebouw voormalige incassobank
Van der Veerelaan 30a; Kruiskerk met twee dienstgebouwtjes en voorplein
Zuidelijke Hoornsloot, Prinses Irenelaan, Amsterdamseweg; Dr. J.P. Thijssepark, openbaar park met inheemse beplanting
De rijksmonumenten zijn terug te vinden in het Monumentenregister.
Gemeentelijke monumenten:
Amsterdamseweg 22; kerkgebouw Heilige Annakerk
Amsterdamseweg 24; vm H. Engelbewaarderschool
Amsterdamseweg tussen 44 en 60; Broersepark
Amsterdamseweg 273; vm Van Speykschool
Amsterdamseweg 283; vm villa
Amsterdamseweg tussen 297 en 311; Koos J. Landwehrpark, heempark
Amsterdamseweg 311; Johanneskapel
Amsterdamseweg 479 en 481; twee-onder-een-kap
Amsterdamseweg 485; In de Groene Hagedis
Amsterdamseweg 511; villa Aemstelle Bouw
Baljuwenlaan 2 en 4, Margriete van Clevel aan 16 en 18; vier woonhuizen
Baljuwenlaan 26; woonhuis.
Catharina van Clevelaan 28/ Margriete van Clevelaan 1 en 3; drie woonhuizen, gevelwand.
Catharina van Clevelaan 30 en 32/ Margriete van Clevelaan 2; drie woonhuizen, gevelwand
Catharina van Clevepark 10, Michiel de Ruyterschool
Catharina van Clevepark 12, trafostation
De Savornin Lohmanlaan 2, Prof J.H. Gunningschool
Dijkgravenlaan 1, 2, 3, 3A complex 4 woonhuizen, gevelwand
Eikenrodelaan 68; woonhuis
Graaf Aelbrechtlaan 138, 140; pastorie en kerkgebouw Apostolisch Genootschap
Heemraadschapslaan 23, 25 en 44; woonhuis
Keizer Karelweg 307-329; flatgebouw met 12 appartementen
Margaretha van Borsselenlaan 4/Rentmeesterslaan 65 t/m 68; gevels van 5
woon huizen
Mr. Rendorplaan 32; vm pastorie bij Pauluskerk
Mr. Sixlaan 31; kosterswoning bij Pauluskerk
Molenweg nabij 39; transformatorhuisje
Nassaupark; zuil met bloembak
Parklaan 5 en 8; woonhuis en garage
Randwijcklaan 13; vm. Wijklokaal Nederduits Hervormde Gemeente (1932)
Willem van Beijerenlaan 27-29; 2-onder-1-kapwoning
Wolfert van Borsselenweg 92A en 92B; voormalig dubbele spoorwegwachterswoning en halte Karselaan ‘Post 33 T’
Wolfert van Borsselenweg 95; vm. landhuis, later woonhuis/kantoor
Wolfert van Borsselenweg 116; kerkgebouw Prot. Pauluskerk
De gemeentelijke monumenten zijn terug te vinden in onze monumentenlijst.
Gemeentelijke beschermde stadsgezichten:
Onderstaande woningen zijn reeds in 2009 aangewezen en geplaatst op de lijst van gemeentelijk beschermde stadsgezichten. De toenmalige Monumentenverordening (voorloper van de Erfgoedverordening) gaf niet de mogelijkheid gemeentelijk beschermde stadsgezichten aan te wijzen. Er werd daarom gekozen de woningen aan te wijzen als gemeentelijk monument met een voorgevelbescherming. Juridisch gezien leidt deze gang van zaken tot discussie. De regelgeving voor monumenten wijkt namelijk af van die van gemeentelijke beschermde stadsgezichten.
Juridisch moeten deze woningen als gemeentelijk monument behandeld worden, terwijl in de praktijk slechts rekening wordt gehouden met behoud van het straatgezicht. De door het Rijk bepaalde vergunningsvrije werkzaamheden zijn echter niet van toepassing op gemeentelijke monumenten maar wel op panden binnen een gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Dit zorgt voor onduidelijkheid en ontevredenheid bij bewoners, en moet worden rechtgezet voor alle gemeentelijke beschermde stadsgezichten die voor 2010 zijn aangewezen.
Sinds de Erfgoedverordening vastgesteld in 2010 is het wel mogelijk beschermde
stadsgezichten aan te wijzen. Dit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Voorafgaande aan deze aanwijzing zal het college van b&w de monumentenstatus van de woningen laten afvoeren. Panden met een beschermde stadsgezicht moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan (Erfgoedverordening, artikel 18 lid 5). In dit voorontwerpbestemmingsplan hebben we, vooruitlopend op de besluitvorming, de panden met een beschermde stadsgezicht opgenomen op de verbeelding met een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente', en zijn de redengevende beschrijvingen als bijlage bij deze toelichting opgenomen (zie Bijlage 1).
Het betreft de onderstaande panden en gebied:
Patrimoniumlaan 1-85, 4-58 en Spoorlaan 19-26; complex 79 woningen
Plantsoen Laanhorn 1 t/m 22; complex 22 woningen
Boekenrodelaan 2-18; complex 9 woonhuizen
Catharina van Clevepark 1-29 met Rentmeesterslaan 69 en 70; complex van 17 woonhuizen
Catharina van Clevepark 30-40; complex van 6 appartementen
Claes Persijnlaan 2-12 met De Ruwiellaan 15-19 (even en oneven), De Ruyschlaan 195-205 en Dijkgravenlaan 17-21 (even en oneven); complex 24 woonhuizen
Nassaupark 1-8; complex 8 woningen
Elsrijk West
5.2 Functioneel gebruik
5.2.1 Wonen
In 2016 telde Amstelveen 43302 woningen.
In de wijk Patrimonium zijn 1415 woningen aanwezig waarvan 71% eengezinswoningen en 27% meergezinswoningen.
In de wijk Elsrijk zijn 4471 woningen aanwezig.
In Elsrijk-Oost zijn 2649 woningen aanwezig waarvan 39% eengezinswoningen en 58% meergezinswoningen.
In Elsrijk-West zijn 1822 woningen aanwezig waarvan 82% eengezinswoningen en 18% meergezinswoningen.
In de wijk Randwijck zijn 2508 woningen aanwezig waarvan 57% eengezinswoningen en 42% meergezinswoningen.
5.2.2 Detailhandel
De gemeente ambieert een goed voorzieningenniveau te bieden aan haar inwoners en tegelijk economisch gezonde bedrijven te hebben die kunnen voorzien in de behoefte van de bewoners van Amstelveen.
Het plangebied kent geen echte winkelcentra, maar meer zogenaamde winkelstrips met divers aanbod zoals op de Amsterdamseweg, de Rembrandtweg ter hoogte van de Texelstraat, en de kleinere winkelstrips verspreid over het plangebied.
Patrimonium
Het winkellint aan de Amsterdamseweg Zuid is naar aantal winkels bezien van behoorlijke omvang. Het telt drie supermarkten, 2 grotere en 1 natuurwinkel.
Elsrijk
In Elsrijk zitten een drietal kleine winkelstripjes. Op de Rembrandtweg bevindt zich ter hoogte van Zonnestein een strip met enkele winkels. Op de Beerebijt zitten enkele winkels en op de Karel Doormanweg zit nog 1 winkel (en een kinderdagverblijf). De rest is horeca.
Randwijck
Op de Amsterdamseweg zitten ook wat winkels tussen de commerciële dienstverlening in. Het gebied is moeilijk te karakteriseren. Er is een aantal specialistische, hoogwaardige zaken. Een boodschappenfunctie heeft het winkelgebied niet. Het type winkels enerzijds, en anderzijds het feit dat de winkels niet aaneengesloten liggen, maar in concentraties met soms behoorlijke afstand ertussen, werkt in de hand dat het gebied niet als geheel bezocht zal worden en geen verblijfsfunctie heeft. Omdat de tussenliggende panden een woonbestemming hebben, kan hierin niet of nauwelijks verbetering worden gebracht.
Er zit een concentratie van diverse winkels op de Rembrandtweg, ter hoogte van de Texelstraat, met een supermarkt.
Op de Bourgondischelaan is een kleine plint aanwezig met een supermarkt en een kapper.
Verder zitten er in de woonwijk, tussen de woningen, nog een winkeltje. Deze heeft binnen de woonbestemming een nadere aanduiding dat detailhandel is toegestaan.
5.2.3 Bedrijven
De veelal kleinschalige bedrijven zijn verspreid over het plangebied zonder een duidelijke samenhang. Het gaat om bedrijven die uit oogpunt van milieucategorie (1 en 2) passend zijn in de nabijheid van woningen. Tevens zijn er op diverse locaties in het plangebied kleinschalige bedrijfjes aanwezig in garageboxen.
5.2.4 Kantoren
Binnen het plangebied zit nog 1 groot kantorencomplex. Het betreft in de zuidwesthoek het hoofdkantoor van de KLM. Door langdurige kantoren leegstand is een kantoor aan de Amsterdamseweg ten zuiden van het heempark De Braak deels getransformeerd naar een internationale school. In de twee andere kantoorpanden op het terrein zitten nog diverse ondernemingen. Aan de Bella Donna staat een duurzaam kantoorgebouw, 'het paviljoen', welke in 2014 is opgeleverd. Op drie locaties aan de Van Heuven Goedhartlaan zitten kantorencomplexen waarin diverse ondernemingen gevestigd zijn, 1 daarvan zal op termijn worden gesloopt. Daar zal een woontoren voor terugkomen. Daarnaast zijn een tiental kleine kantoren verspreid binnen het plangebied. Binnen de winkelstrippen zijn eveneens enkele kantoren aanwezig.
5.2.5 Maatschappelijke functies
Binnen het plangebied zijn de volgende maatschappelijke functies: scholen, kinderopvang, medische praktijken, religieuze instellingen en overige instellingen waaronder culturele instellingen en instellingen voor sociaal- cultureel werk. De scholen zijn verdeeld in basisonderwijs, voortgezet onderwijs, internationale school, alsmede beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Een andere verdeling is openbaar, niet-openbaar en algemeen bijzonder onderwijs. Deze functies zitten door het gehele plangebied.
5.2.6 Verkeer en vervoer
De Beneluxbaan, ten oosten van het plangebied buiten dit bestemmingsplan gelegen, is een gebiedsontsluitingsweg (max. 50 of 70 km/uur). De Amsterdamseweg, Rembrandtweg, Graaf Aelbrechtlaan, Graaf Florislaan, Keizer Karelweg, Laan Rozenburg, Laan Walcheren (gedeeltelijk), Molenweg, Mr. G. Groen van Prinstererlaan, Van Heuven Goedhartlaan en Zonnestein (gedeeltelijk) zijn wijkontsluitingswegen (max. 50 km/uur). Alle overige wegen zijn erftoegangswegen en verblijfsgebied (max. 30 of 50 km/uur). Het beleid is om zoveel mogelijk de erftoegangswegen in te richten als 30 km gebied.
Verkeersafwikkeling
Om de verkeersafwikkeling in Amstelveen te waarborgen en te verbeteren wordt
gebruikt gemaakt van verkeersregelinstallaties (VRI’s). Alle VRI’s in Amstelveen regelen verkeersafhankelijk, waardoor men zo min mogelijk ‘voor niets’ hoeft te wachten.
Desalniettemin is het soms efficiënter voor de verkeersafwikkeling om verkeerslichten te
verwijderen en bijvoorbeeld te vervangen door een rotonde of door een ongeregelde
kruising. Soms kan de verkeersafwikkeling worden verbeterd door extra rijstroken toe te voegen, of zelfs nieuwe wegen aan te leggen, waardoor de rijtijd wordt verkort.
Fietspaden
Amstelveen heeft een goed en uitgebreid netwerk van fietspaden. Toch wordt er relatief
weinig gefietst. Om fietspaden veiliger te maken en om het fietsen te stimuleren
proberen we zo veel mogelijk fietspaden te voorzien van gesloten verharding (asfalt of
aaneengesloten beton), obstakels zoals paaltjes zo veel mogelijk te verwijderen,
ontbrekende verbindingen aan te leggen, brede fietsstroken te realiseren en wachttijden
bij kruispunten te minimaliseren.
Openbaar vervoer
Bus
Amstelveen is per bus. Verschillende vervoerders rijden met hun bussen door Amstelveen. In het stadshart ligt een groot, modern busstation waar de meeste lijnen langskomen.
Amstelveenlijn
Net ten oosten van het plangebied ligt de Amstelveenlijn. De Amstelveenlijn is één van de belangrijkste slagaders van het openbaar vervoer in de regio. Op 12 maart 2013 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam de voorkeursvariant van de Amstelveenlijn vastgesteld. De Amstelveenlijn wordt betrouwbaarder, sneller en comfortabeler. De metrolijn 51 zal tot maart 2019 rijden. De vernieuwde Amstelveenlijn gaat medio 2021 in gebruik worden genomen en wordt een tramverbinding tussen Westwijk en station Amsterdam Zuid.
Museumtramlijn
Door het plangebied loopt een museumtramlijn van station Haarlemmermeer te Amsterdam naar Bovenkerk. Deze museumtramlijn is alleen in gebruik gedurende de zomermaanden op zaterdag en zondagen en op woensdagmiddagen.
Parkeren
Er heest een behoorlijke parkeerdruk aan de noordzijde van Amstelveen, grenzend aan Amsterdam en rond het stadshart. Om die reden is in dit plangebied is op 3 plekken betaald parkeren ingevoerd.
Ook geldt er op een paar locaties een blauwe zone. Dit is vooral in de nabijheid van winkels en maatschappelijke bestemmingen zoals een huisartsenpraktijk.
5.2.7 Horeca
Zelfstandige horeca is als zodanig bestemd en vooral te vinden aan de Amsterdamseweg en bij winkelconcentraties. Daghoreca is in de winkelgebieden toegestaan en dienen als versterking van deze concentratiegebieden. Ondergeschikte horeca is, onder voorwaarden, binnen veel bestemmingen toegestaan en mag alleen ten dienste van de hoofdbestemming functioneren.
5.2.8 Veiligheid
Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).
HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.
6.2 Rijksbeleid
6.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
de bereikbaarheid verbeteren;
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet'). Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, aansluitend op de woonwensen van mensen. Bij beheer en ontwikkeling van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. Het Rijk vindt de stedelijke regio's van mainports, brainport, greenports en valleys van nationale betekenis. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang zoals de Zuidas en Structuurvisie Mainport Schiphol Amsterdam Haarlemmermeer worden doorgezet. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van financiering.
Bereikbaarheid verbeteren
Om de bereikbaarheid te verbeteren, zet het Rijk in op investeren, innoveren en instandhouden. Het Rijk geeft vanuit het verlengde Infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten voor de main-, brain- en greenports.
Bij het verbeteren van de bereikbaarheid wordt sterk gelet op het samenspel tussen alle modaliteiten in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling.
Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zo veel mogelijk gescheiden. In de Randstad wordt voor snelwegen de standaard 2x4 rijstroken Op het spoor kunnen reizigers vanaf 2020 spoorboekloos reizen (op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur). Verder wordt veel geld uitgetrokken voor wegenonderhoud. Daarnaast wordt er innovatief omgegaan met benutting van infrastructuur, zoals ruimere openstelling spitsstroken, introductie intelligente transportsystemen en afspraken met werkgevers over terugdringen woon- werkverkeer.
Juridische doorwerking
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur. De structuurvisie moet de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040 vervangen.
De nationale belangen uit de structuurvisie worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb komt in de plaats van de eerdere ontwerp-Amvb Ruimte die in 2009 aan de Tweede kamer is aangeboden. De Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' Amvb en deels uit nieuwe onderwerpen.
De Amvb is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. De Amvb Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.
Conclusie
Naast de verbreding van de A9 en het vernieuwen van de Amstelveenlijn, beide net buiten het plangebied, hebben geen van de in het Barro geregelde onderwerpen invloed op het onderhavige plangebied en bestemmingsregelingen.
6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Wet luchtvaart zijn
ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden
zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit
gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking
tot bebouwing en gebruik van bebouwing en bouwhoogten. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.
Op 1 januari 2018 is een nieuwe versie van het LIB van kracht is geworden. Gemeenten hebben daarin meer ruimte gekregen voor een afweging tussen enerzijds het beperkt houden van de hinder door luchtvaartgeluid en anderzijds woningbouw. De 20Ke-contour is nu ook in het LIB opgenomen als LIB 5-gebied.
De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen
bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel
de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied
binnen de 20 Ke-contour gelden geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.
Conclusie
Het plangebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol. Een klein deel in het noorden van het plangebied voorziet in een gebiedsaanduiding waar geen nieuwe gebouwen mogen worden gerealiseerd zonder vvgb, behoudens bestaand gebruik (rood). Daaromheen zit een gebiedsaanduiding waar geen geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen/scholen e.d. zijn toegestaan zonder vvgb, behoudens bestaand gebruik (geel). Deze belemmering loopt ook ten noorden van de A9.
Op het gehele plangebied ligt een gebiedsaanduiding ten behoeve van de hoogtebeperkingen (toets- en radarhoogten) en beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Er mogen geen gebouwen of bouwwerken worden gerealiseerd die hoger zijn dan op Bijlage 1 en Bijlage 2 behorende bij de planregels staat aangegeven. Hier wordt aan voldaan. Tevens zijn binnen het plangebied geen bestemmingen aanwezig die een vogelaantrekkende werking hebben. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Luchthavenindelingsbesluit (zie ook 6.3.3.1).
6.2.3 Ladder duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit bestemmingsplan is 1 ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt middels dit bestemmingsplan. Aan de dr. Schaepmanlaan wordt 1 woning mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Regionaal Actieprogramma wonen
Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.
Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.
6.3 Provinciaal en regionaal beleid
6.3.1 Omgevingsvisie NH 2050
De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.
Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt:
Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland.
In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.
Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities:
Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt.
De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Per project wordt door de gemeente Amstelveen bekeken hoe bij de ambities van de provincie kan worden aangesloten. De duurzaamheidambitie bij de nieuwe woningen is een 'Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG)'. De woningen worden gerealiseerd zonder gasaansluiting. De beoogde nieuwe woningen moeten duurzaam gebouw worden. Dit houdt onder andere in: minder energiegebruik, ecologisch verantwoord en duurzame materialen.
6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Gedeputeerde Staten heeft de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld.
Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen
geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels
voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen binnen
het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor
het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is
(Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's
die betrekking hebben op Natuurnetwerk Nederland (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte
(Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).
Regels voor het gehele grondgebied
Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,
onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in
overeenstemming is met regionale afspraken. Gedeputeerde Staten hebben nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te
concretiseren. Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het
Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).
Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen
binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het BSG. Tot BSG wordt gerekend het gebied
als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h. van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand
stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening,
bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal
culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour,
dient in de bestemmingsplantoelichting rekenschap te worden gegeven van het feit dat
op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen
vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd,
alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid
hieromtrent.
Regels met betrekking tot energie
Artikel 33 van de PRV stelt dat bestemmingsplannen voor onder andere woningbouw
dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan (inzet van)
energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het
gebruik van restwarmte , Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie en
biomassa. Daarnaast dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling aan eisen van duurzaam
bouwen te voldoen.
Conclusie
Het plangebied grenst aan Natuurnetwerk Nederland (Amsterdamse bos) en ligt buiten het gebied waar aardkundige waarden van toepassing is. Binnen het plangebied ligt een regionale waterkering welke met een dubbelbestemming is opgenomen op de plankaart. Het bestemmingsplan ligt voor een groot deel binnen de 20Ke-contour.
20Ke-contour
Nieuwbouwwoning
De woningbouwontwikkeling hoeft gezien haar omvang (1 grondgebonden woning)
niet te worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling maar ligt wel binnen de 20 Ke-contour. Ter plaatse van de projectlocatie zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen en stedelijk groen toegestaan. Dergelijke voorzieningen en gronden vallen onder BSG. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5e van de PRV. Voor de wijze waarop rekenschap worden gegeven verwijzen we naar paragraaf 6.3.3.
Paragraaf 7.8 van deze toelichting gaat in op de wijze waarop met het aspect energie
en duurzaam bouwen wordt omgegaan.
6.3.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour
Zoals in paragraaf 6.2.2 is toegelicht is per 1 januari 2018 een wijziging van het Lib op het gebied van externe veiligheid en geluid in werking getreden. Onder het nieuwe regime hebben gemeenten in bestaand stedelijk gebied in zone 4 een eigen bevoegdheid om te besluiten over bouwplannen tot een maximum van 25 woningen per plan. Ook is de 20 Ke-contour in het Lib verankerd. Voor het gebied binnen de 20 Ke (en buiten zone 4) worden in bestaand stedelijk gebied geen beperkingen opgelegd. In landelijk gebied is een verbod op nieuwe woningbouwlocaties.
In de vorige paragraaf is onderbouwd dat de locatie gerekend moet worden tot bestaand
stedelijk gebied. In samenhang met de ruimte voor woningbouw binnen de 20
Ke-contour zijn een aantal bestuurlijke afspraken gemaakt in het kader van het
SMASH-traject:
De gemeente maakt een transparante afweging van woningbouw binnen de 20 Ke-contour in het bestemmingsplan;
De gemeente bewaakt de zorg voor een deugdelijke en objectieve informatievoorziening richting toekomstige gebruikers;
De gemeente neemt verantwoordelijkheid voor klachtenafhandeling;
De luchtvaartsector wordt gevrijwaard van extra kosten.
Het eerste onderdeel is van belang voor ruimtelijke procedures en geeft betekenis aan
het zogenaamde 'rekenschap geven' dat is verankerd in artikel 5e lid 3 van de PRV. Over
de andere drie onderdelen worden in de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) nadere
afspraken gemaakt. Deze afspraken staan los van het planologische-juridische traject om
woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.
6.3.3.1 Belangenafweging geluidsbelasting vs. noodzaak tot woningbouw
In juli 2016 is er tussen regio, Rijk en luchtvaartsector een akkoord bereikt binnen het onderdeel “wonen en vliegen” van het SMASH-traject. Met dit akkoord is met het oog op de leefbaarheid en vitaliteit en in verband met de woningbouwopgave in de metropoolregio meer afwegingsruimte voor woningbouw overeengekomen voor het lokaal bestuur. Per 1 januari 2018 is conform deze afspraken het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. Tevens is het beleid voor het gebied binnen de 20 Ke-contour in het Lib verankerd.
In samenhang met de vergroting van de lokale afwegingsruimte dienen gemeenten de afspraken na te komen die zijn gemaakt om te voorkomen dat de luchtvaartsector voor extra kosten komt te staan door nieuwe woningbouwontwikkelingen. Kern van deze afspraken is het rekenschap geven van vliegtuiggeluid in ruimtelijke plannen, mede met het oog op objectieve en vroegtijdige informatievoorziening van (toekomstige) bewoners.
In samenspraak met de gemeenten in de regio is een handreiking opgesteld hoe op transparante wijze de afspraak over rekenschap geven in te vullen. Deze handreiking is in een provinciale beleidsregel vertaald. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal de provincie aan deze regel toetsen. Conform deze regel dient in ruimtelijke plannen een aantal stappen te worden doorlopen om te kunnen concluderen dat aan de afspraak over rekenschap geven is voldaan:
een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;
een beschrijving van de huidige geluidsituatie op die woningbouwlocatie;
een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;
een beschrijving van de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid gelet op de leefbaarheid en de lokale vitaliteit, de kwaliteit van de locatie en/of de regionale woningbouwmarkt en woningbouwopgave;
een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.
Ad a: De ligging in het beperkingengebied
De planlocatie is gelegen binnen de 20 Ke contour maar buiten de beperkingengebied van de 58 Lden-contour.
Ad b: de huidige geluidsituatie
Gegevens over de actuele geluidbelasting vanwege vliegtuigverkeer kunnen worden ontleend aan de geluidbelastingkaarten die elke vijf jaar volgens de Europese richtlijn omgevingslawaai worden opgesteld en de informatie op de website van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol.
In het kader van de Europese richtlijn omgevingslawaai karteren gemeenten de geluidsbelasting van een luchthaven als die groter of gelijk is aan 55 dB Lden of 50 dB Lnight. De huidige geluidbelastingkaarten dateren van juni 2017. Volgens deze kaarten ondervindt de planlocatie een geluidbelasting van 50 dB Lden en 39 dB Lnight.
Daarmee is de geluidbelasting overdag en in de nacht lager dan de grens die voor vliegtuiggeluid nog aanvaardbaar wordt geacht. Conform het Bouwbesluit 2012 bedraagt de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel 20 dB bij een binnenniveau van 33 dB in de woningen.
Ad c: toekomstige ontwikkeling
In het zogenaamde Aldersakkoord van 2008 zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van Schiphol tot 2020. In het akkoord is vastgelegd dat Schiphol mag groeien tot maximaal 500.000 vluchten per jaar. Na 2020 mag de luchthaven verder groeien op basis van een evenredige verdeling van de gerealiseerde milieuwinst tussen de sector en de omgeving. Volgens deze afspraak mag 50% van de milieuwinst worden ingezet voor verdere groei. De andere 50% komt ten goede aan de kwaliteit van de leefomgeving. Conform de afspraken uit het Aldersakkoord wordt strikt geluidpreferentieel gevlogen. Dit betekent dat die banen worden ingezet die het minst geluidoverlast veroorzaken. Op dit moment wordt in het kader van de Omgevingsraad Schiphol gewerkt aan advisering van de verantwoordelijke minister over de verankering van het geluidpreferentiële stelsel in wet- en regelgeving en over de verdere ontwikkeling van Schiphol na 2020 in balans met de omgeving.
Het vliegverkeer boven het projectgebied betreft voornamelijk het startend en landend verkeer op de Buitenveldertbaan. In de afgelopen jaren zijn tal van maatregelen genomen om zowel geluidbelasting als geluidhinder door vliegverkeer in de omgeving van Schiphol te verminderen. Vliegtuigen hebben stillere motoren gekregen, er zijn vaste vertrekroutes gekomen die zoveel mogelijk om grote woonkernen heen gaan en er zijn afspraken gemaakt over nachtelijke start- en landingsprocedures. Hierdoor is de geluidbelasting rond Schiphol sinds de jaren negentig van de vorige eeuw afgenomen, ondanks de groei van het vliegverkeer.
Er zijn in het verleden al hinderbeperkende maatregelen genomen betreffende de Buitenveldertbaan:
Strikt geluid-preferentieel baangebruik
Ontwikkeling parallel starten
Stillere remprocedure
Aanpassing vliegroutes
De huidige operatie op Schiphol benadert het maximale scenario van 500.000 vluchten. De beschreven actuele geluidbelasting benadert daarmee de geluidbelasting die op basis van het maximale aantal van 500.000 vluchten gerealiseerd zal worden. Afhankelijk van de specifieke weersomstandigheden zal dan de geluidbelasting per jaar enigszins kunnen verschillen. Gezondheidsrisico’s van geluidoverlast worden vooral in verband gebracht met slaapverstoring. Van belang in dit verband is dat de Aalsmeerderbaan in beginsel ’s nachts is gesloten. De nacht duurt van 22.30 uur tot 06.00 uur. De sluiting van de Buitenveldertbaan in de nacht staat voor zover nu bekend ook in de toekomst niet onder druk.
ad d: het belang van woningbouw
Het gaat in dit geval dus om een locatie die vrijkomt nadat het (tijdelijke) schoolplein, op de beoogde woningbouwlocatie, verhuist naar het dek op de verbrede A9 waarvoor een passende invulling moet worden gevonden voor de vrijgekomen grond. Een zoektocht naar een geschikte locatie buiten de 20 Ke-contour is dus nu niet aan de orde omdat voor deze specifieke locatie een herstructureringsopgave ligt die vanuit het oogpunt van leefbaarheid van de wijk dient te worden opgepakt. Transformatie naar andere kostendrager dan wonen is niet passend is het karakter van de omgeving, namelijk woningbouw.
Paragraaf 4.2 gaat in op de actuele behoefte van woningbouw. Daarin wordt geconcludeerd dat deze behoefte voor deze woningbouwregio een ruime mate aanwezig is. Sterker nog, er dreigt een tekort aan locaties waarbinnen de grote behoefte kan worden ingelost. Mede vandaar ook het door het Rijk uitgedragen beleid dat woningbouw binnen de 20 Ke-contour, mits binnen BSG, hier een bijdrage aan kan leveren.
Ad e: slotconclusie
Het verplaatsen van een schoolplein op het dek van de A0 levert een kwaliteitsverbetering op voor de wijk. Wonen is, gezien het karakter van de omgeving, de enige voor de hand liggende bestemming om hier te realiseren. Hiertegen bestaan vanuit de afweging van de geluidbelasting vanwege vliegtuiggeluid geen zwaarwegende bezwaren. Geconcludeerd kan worden dat er groot belang aan het realiseren van de woningbouw wordt gehecht en dat daarbij de aanwezige geluidshinder zorgvuldig en transparant is meegewogen.
De woning dient conform het bouwbesluit worden gebouwd zodat het geluidsniveau in de woning niet hoger zal zijn dan 33 dB.
Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan vliegtuiglawaai voor hinder zorgen. Om deze reden is het van belang open en transparant te informeren over de mogelijkheid van vliegtuiglawaai. Door vroegtijdig te informeren over geluidhinder van vliegtuigen kan hinderbeleving worden voorkomen. Informatievoorziening over vliegtuiggeluid valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het kader van het bouwproject wordt op een deugdelijke informatievoorziening van de toekomstige bewoners ingezet.
6.3.3.2 Externe veiligheid
Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt tevens externe veiligheidsrisico’s met zich mee. In heel Nederland kan een vliegtuig neerstorten maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op of in de directe omgeving van een vliegveld. In het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) zijn daarom regels opgenomen onder meer ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.
In bijlage 3 van het LIB is het gebied voor ‘beperkingen bebouwing’ aangewezen. Voor externe veiligheid zijn de zones 1 en 3 relevant; 2 en 4 hebben betrekking op geluid. Zone 1 is de sloopzone vanwege externe veiligheid. In dit gebied is het doel om het risico van slachtoffers op de grond ten gevolge van een vliegtuigongeluk te minimaliseren. Om die reden zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Alleen zeer extensief gebruik van gronden is mogelijk. Zone 3 wordt afgebakend door de zogenaamde PR 10-6 contour. Binnen deze contour is de kans dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een vliegtuigongeval, 1 op de miljoen per jaar. Binnen zone 3 is – gelet op de risico’s – tevens het doel om grote concentraties van personen te voorkomen.
Per wijziging van januari 2018 is een nieuw ‘afwegingsgebied’ (zone 5) toegevoegd aan bijlage 3 van het LIB. In dit gebied (afgebakend door de voorheen geldende planologische 20Ke zone) bestaat er een enigszins verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gelet hierop dienen gemeenten op grond van artikel 2.2.1.d, lid 2 LIB te motiveren de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied valt binnen zone 5. Onderliggend bestemmingsplan heeft tot gevolg dat het gebied intensiever wordt gebruikt dan in de huidige situatie. Dit betekent dat in het geval van een vliegtuigongeval er meer slachtoffers kunnen vallen dan in de huidige situatie. Dit mogelijk gevolg wordt echter om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.
De kans op een dergelijke ramp binnen het plangebied is zeer klein te noemen. Het is in ieder geval kleiner dan 1 op de miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten zone 3. Een kans van 1 op de miljoen per jaar wordt in het algemeen (bij andere risicobronnen) al zo gering gezien dat het risico als aanvaardbaar wordt geacht. De kans op het optreden van dergelijk incident is verwaarloosbaar klein.
Er zijn geen gevaarlijke of ontplofbare objecten in de omgeving van het plangebied waardoor vervolgschade (kettingreactie of domino-effect) zou kunnen ontstaan.
De gemeente kan geen maatregelen treffen om dergelijk ongeluk te voorkomen (bronmaatregel). Er wordt uiteraard alles aan gedaan om het vliegverkeer zo veilig mogelijk te laten lopen. De (rijks)overheid stelt strenge eisen aan luchthavens, de verkeersleiding en luchtvaartmaatschappijen. De eisen zijn zowel ten aanzien van vliegtuigen (technische veiligheid), maar ook voor persoonlijke veiligheid. Er zijn regels voor bemanningen, voor mensen die op of in de buurt van de luchthaven werken en voor reizigers. De overheid controleert of de organisaties aan de gestelde eisen voldoen.
De mogelijkheden voor het treffen van effectmaatregelen om de gevolgen te beperken, zijn zeer gering. In het algemeen geldt dat nieuwbouw (gelet op de eisen van Bouwbesluit 2012) zeer goed bestand is tegen brand. Aanwezigen in een pand zijn derhalve goed beschermd tegen hittestraling indien een vliegtuig in de directe omgeving van het gebouw neerstort. Hiernaast kunnen de gevolgen beperkt worden door minder intensieve bebouwing. Dit is echter juist de doelstelling van onderliggend bestemmingsplan. Zie voor motivering intensivering paragraaf 6.3.3.1.
De hulpdiensten treden in het geval van een ramp volgens het hiervoor geldende protocol op. De kwaliteit van de hulpdiensten wordt door intensieve monitoring steeds verbeterd. Sinds de Bijlmerramp zijn de lokale rampenplannen verbeterd. Lokale bestuurders zijn en worden getraind in het leiding geven tijdens crisissituaties. Dit wordt periodiek herhaald en geëvalueerd. Er wordt verder een aantal maatregelen getroffen ter verbetering van zelfredzaamheid, en hulpverlening.
In het plangebied is de functie wonen gepland. De bewoners kunnen zichzelf en anderen over het algemeen goed redden. In het plangebied worden geen zeer kwetsbare objecten toegestaan. Dat zijn gebouwen voor minder redzame groepen, zoals kinderen, zieken en andere zorgbehoevenden.
In het geval van calamiteiten worden burgers door de overheid zo snel mogelijk geïnformeerd hoe ze moeten handelen (bv. via NL-Alert). De(rijks)overheid adviseert burgers in geval van een vliegtuigongeval het volgende:
-Ga niet kijken.
-Houd afstand bij brand vanwege de hitte en de giftige rook.
-Houd afstand vanwege gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen.
-Bel 112 als dat nog niet gebeurd is.
Nieuwe gebouwen beschikken over goede vluchtmogelijkheden.
De wijk is goed ontsloten voor hulpdiensten. De brandweer zit zelfs op dezelfde locatie. Bij het ontwerpen van de openbare ruimte is rekening gehouden met bereikbaarheid en vluchtmogelijkheden, opstelplaatsen en waterwinning.
6.4 Gemeentelijk beleid
6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie
Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar
ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan
inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste
ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk
verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en
exploitatieplannen.
Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en
door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de
concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat
Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om
een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.
Een aantal thematische uitgangspunten zijn relevant voor dit plangebied.
Verkeer en Openbaar Vervoer
Het Amstelveense verkeersysteem nadert zijn grenzen terwijl een goede bereikbaarheid essentieel is voor de aantrekkingskracht en leefbaarheid van de gemeente. Daarom zal Amstelveen fors moeten investeren in infrastructuur en het verbeteren van het openbaar vervoer. Ontwikkelingen hieromtrent die het plangebied raken zijn de verbreding van de A9 (zuidelijke begrenzing) en de optimalisatie van de HOV-verbinding naar Amsterdam-Bijlmer.
Wonen
Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet
worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief
hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijk, landelijk als
suburbane woonmilieus. Voor verschillende doelgroepen kan deze ontwikkelingslocatie
een aantrekkelijk woonmilieu vormen. Hierdoor komt de doorstroming weer op gang.
Daarnaast wordt ingezet op de verduurzaming van de woningvoorraad.
Binnen het plangebied zal het vooral gaan om herontwikkeling van bestaand vastgoed zoals aan de Vlielandstraat, Biesbosch en Zonnestein/van Heuven Goedhartlaan. Ook vindt er kleinschalige ontwikkeling plaats zoals aan de Zonnestein 64/66 waar in totaal 9 vrijstaande woningen zullen worden gerealiseerd.
Werken
Aantrekkelijke werkmilieus zijn een belangrijk onderdeel van het Amstelveense economisch beleid: om de economische structuur te versterken, om een evenwichtige en duurzame economische groei te bevorderen en om de diversiteit in de Amstelveense bedrijvigheid of de directe regio te vergroten. Dit plangebied kent een aantal kleinere bedrijventerreinen en een aantal kantorenlocaties.
Voorzieningen
Amstelveen streeft naar een optimalisering van het voorzieningenaanbod dat nodig is om het wonen en werken in de gemeente aantrekkelijk te maken. Voorzieningen zijn over het algemeen vooral binnen bebouwd gebied gewenst om het aantal verkeersbewegingen te minimaliseren. Het plangebied kent diverse winkelstrips, commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Ook zijn er sportvoorzieningen aanwezig zoals voetbal en tennis.
Duurzame ruimte
Dit thema is tweeledig. Enerzijds gaat het over ruimte scheppen voor duurzame oplossingen boven of onder de grond zoals WKO en windenergie. Anderzijds gaat het om het duurzaam ordenen en gebruiken van de ruimte: de juiste functie op de juiste plek. Voor dit plangebied voorziet de gemeente geen grootschalige windenergieopwekking. Nieuwbouwprojecten worden zo veel mogelijk aardgasloos gebouwd. Dit wordt nu ook opgelegd door de wet VET (Voortgang Energietransitie) die vanaf 1 juli 2018 van kracht is. Met deze wet vervalt de plicht om nieuwe woningen aan te sluiten op aardgas. Voor wat betreft duurzaam ruimtegebruik wordt er binnen een ruimtelijke kwaliteitskader gezocht naar slim en zuinig ruimtegebruik.
Uitvoeringsparagraaf
Gelijktijdig met de Structuurvisie heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf vastgesteld. Hierin is aangeven op welke wijze verschillende projecten en programma's die voorvloeien uit de structuurvisie in uitvoering worden gebracht. De ruimtelijke besluitvorming, indien aan de orde, heeft plaatsgevonden en is conform bestemd.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie en biedt waar mogelijk aanknopingspunten voor het verder in uitvoering brengen van de verschillende beleidsdoelstellingen, projecten en programma's.
6.4.2 Amstelveense verkeers en vervoersvisie (oktober 2008)
De Amstelveense Verkeers- en Vervoersvisie (oktober 2008) telt acht ambities voor de mate van bereikbaarheid, kwaliteit van de leefbaarheid en gewenste verkeersveiligheid. de gemeente werkt er aan om deze ambities tussen nu en 2025 gestalte te geven.
Kwetsbare verkeersdeelnemers centraal in woonwijken;
Amstelveen beschikt in 2025 over een hoogwaardige OV-verbinding;
Fietsers krijgen zoveel mogelijk voorrang;
Speciale routes voor vrachtverkeer;
Doorgaand verkeer buiten Amstelveen
Verkeerseducatie voor alle leeftijden;
Milieuvriendelijke voertuigen.
Niet alle ambities zijn relevant voor het plangebied of zijn ruimtelijk relevant. De derde ambitie is te werken aan een kernnet van hoogwaardige, herkenbare, comfortabele, directe en (sociaal) veilige fietsroutes, dat aansluit op het regionale fietsnetwerk. een dergelijk netwerk moet concurreren met het openbaar vervoer of de auto, maar ook zorgen voor een recreatieve toevoeging in het landelijk gebied.
Uitvoeringsprogramma Verkeer 2015-2018
Aansluitend op de Verkeers- en vervoersvisie heeft de gemeenteraad op 30 september 2015 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin worden de speerpunten voor de periode tot 2018 beschreven en een indicatieve lijst met concrete projecten en werkzaamheden.
Nota Fiets 2006
Als afgeleide van de verkeers- en vervoersvisie heeft Amstelveen een specifiek fietsbeleid vastgesteld; Nota Fiets (maart 2006). De nota verwoordt het fietsbeleid. De nota bevat beleidsuitgangspunten, beleidsvoornemens en concrete maatregelen om de kwaliteit van het fietsnetwerk te verhogen, alsmede het gebruik ervan. Tevens is hierin het hoofdnetwerk voor het fietsverkeer vastgesteld. De gemeente Amstelveen geeft prioriteit aan de kwaliteitsverbetering van de hoofdfietsroutes.
Conclusie
Voorzover voor de verkeerskundige ingrepen geen extra ruimtebeslag benodigd is, zal dit plaats kunnen vinden binnen de verkeersbestemming.
6.4.3 Nota Parkeernormen 2016
Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2016'
vastgesteld. Deze nota vervangt de parkeernormen uit de Parkeernota 2005-2010.
De nieuwe landelijke richtlijnen van de CROW zijn aanleiding voor het actualiseren van
de oude normen. De normen uit de parkeernota 2005 dateren uit 2004 en zijn op
bepaalde onderdelen niet meer actueel. Bij de toetsing van bouwplannen blijkt vaak dat
de oude parkeernormen niet meer hanteerbaar zijn.
Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke
ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt
gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende
'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen
parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel
dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de
beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat
betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt
getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het
beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor
kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden
aan de meest actuele parkeernormen.
Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.
De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.
Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.
Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van
eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.
Conclusie
In het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen van toepassing verklaard. Hierbij is het uitgangspunt dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.
6.4.4 Horecabeleid
In 2008 is de horecanota 2008-2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Inmiddels wordt al enige jaren gewerkt met dit horecabeleid en zijn de uitgangspunten van het vastgestelde horecabeleid niet gewijzigd.
De doelstelling van het gemeentelijk horecabeleid is als volgt geformuleerd:
"Het horecabeleid van de gemeente Amstelveen heeft tot doel de huidige en toekomstige ontwikkelingen van de Amstelveense horecasector in beeld te brengen en op basis daarvan gemeentelijk beleid te formuleren. Dit beleid dient te resulteren in richtlijnen (en toetsingscriteria) voor de verlening van de gemeentelijke vergunningen en ontheffingen waarover de horeca-inrichtingen dienen te beschikken inclusief voorstellen tot vermindering van de administratieve lastendruk waarmee horecaondernemers te maken hebben”.
In de horecanota is deze doelstelling verder uitgewerkt en uitgebouwd. Daarbij is aandacht besteed aan:
de huidige situatie met betrekking tot de horeca in Amstelveen;
de trends en ontwikkelingen;
beleid ten aanzien van de horeca voor de komende jaren;
de uitvoering en handhaving.
De gemeente Amstelveen zet steeds meer in op deregulering en vermindering van administratieve lasten ten gunste van ondernemers. Daarnaast blijken bepaalde regels in de praktijk niet voldoende duidelijk. Om die reden is de uitvoeringskader horeca 2015 vastgesteld. In dit uitvoeringskader wordt aandacht besteed aan deregulering en aan enkele vereenvoudigingen en verduidelijkingen van de uitvoeringsregels voor horeca.
De Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) stelt regels omtrent horeca-exploitatie. De APV wordt op basis van dit uitvoeringskader aangepast, waarbij het uitgangspunt is dat waar mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de model APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG).
Conclusie
De laatste jaren is de behoefte aan ondergeschikte horeca toegenomen. Ondergeschikte horeca is horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie volgens het bestemmingsplan en de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of complementeert. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie gelet op het vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting. Dit betreft bijvoorbeeld een koffiecorner bij een bakker.
Het uitgangspunt is dat deze vorm van horeca een minimale invloed heeft op de woon- en leefsituatie in de omgeving en er geen risico is voor de openbare orde. Deze vorm van horeca wordt daarom net als in Amsterdam vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht. In het bestemmingsplan is daarom ondergeschikte horeca binnen heel veel bestemmingen toegestaan.
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende categorieën horeca. De laagste, oftewel de minst belastende, categorie is horecacategorie I. Deze categorie betreft daghoreca. Aangezien daghoreca goed samengaat met detailhandel en dienstverlenende bedrijven in winkelcentra en winkelstrips is deze categorie overal toegestaan bij winkelcentra en -strips.
Andere horecabestemmingen zoals restaurants, café's, hotels en dancings zijn of als zodanig vastgelegd op de verbeelding (hotel en dancing) of is aan maximaal aantal m2 gebonden (restaurant en café's).
6.4.5 Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018
In september 2008 is het geactualiseerde Groenstructuurplan 'Ruimte voor Groen' vastgesteld. Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in ontwikkeling. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur.
In plan Ruimte voor Groen zijn de volgende zaken vastgelegd:
De ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur;
Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen;
De bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur;
Een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt;
Concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten.
Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen. De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied.
Beschrijving plangebied
Groenstructuur
Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting. De stadsparken zoals het Broersepark, de Braak en het Thijssepark zijn dankzij hun betekenis voor Amstelveen en de ligging in de hoofdgroenstructuur onderdeel van de categorie bovenwijks groen. Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken en het groen langs wijkontsluitingswegen. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen.
6.4.6 Woonagenda 2015-2018
Op 9 maart 2016 heeft de raad de Amstelveense woonagenda vastgesteld.
De aanleiding hiervoor is dat de gemeente in trek is als woongemeente. Door de beperkingen van natuur, landschap en het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) kan de gemeente nog maar een beperkt aantal woningen bouwen. Transformatie van bestaande functies naar wonen en stedelijke vernieuwing van wat oudere wijken gaan de hoofdmoot van de bouwactiviteit in de gemeente vormen.
De volgende speerpunten staan centraal in de Woonagenda:
Positie in de stadsregio
De gemeente wil zijn positie in de regio versterken door uitbreiding van studentenhuisvesting en huisvesting voor verschillende expat-doelgroepen te realiseren, het aanbod en diversiteit van middeldure huurwoningen voor afgestudeerden versterken en het realiseren van hoogwaardige suburbane woonmilieus voor gezinnen.
Sociale voorraad
Er zijn voldoende sociale huurwoningen binnen de gemeente aanwezig. Deze bestaande woningvoorraad zal kwalitatief worden verbeterd en een deel zal aan de bewoners te koop worden aangeboden. Ook zal worden ingezet in gedifferentieerde woonwijken.
Doorstroming
Er worden geen nieuwe sociale huurwoningen gebouwd. Amstelveen wil scheefwonen tegen gaan door in het middeldure en dure segment meer woningen toe te voegen en in beperkte mate ook betaalbare koopwoningen aan te bieden.
6.4.7 Detailhandelsnota 2016-2020
De detailhandelsnota 2016-2020 biedt het kader voor de toekomstige ruimtelijke economische ontwikkelingen. Het belangrijkste doel is het verschaffen van duidelijkheid over de gewenste ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in de gemeente, en wel voor alle betrokken partijen zoals inwoners, ondernemers, pandeigenaren en ontwikkelaars. De nota dient als toetsingskader voor nieuwe initiatieven waar gemeentelijke goedkeuring of medewerking vereist is, maar heeft tevens tot doel marktpartijen te prikkelen in te spelen op de kansen die de Amstelveense markt hen biedt.
De detailhandelsnota gaat uit van de volgende ambities:
Het bieden van een goed en gevarieerd voorzieningenniveau voor inwoners, gelegen binnen een redelijk bereik;
Het beschikken over een representatief, aantrekkelijk en dynamisch Stadshart, dat zowel de eigen inwoners als de regio bedient;
Het behoud van een vitaal economisch winkelapparaat dat het vermogen heeft mee te groeien met de toekomstige uitdagingen.
Beschrijving plangebied
Amsterdamseweg Zuid: Winkelstraat die positie in belangrijke mate te danken heeft aan ligging aan een doorgaande weg. Uitbreidingsmogelijkheden zijn heel beperkt (persoonlijke verzorging, pinautomaat), maar winkelgebied kan de positie wel behouden. Dit is mede te danken aan publieksaantrekkende werking van de supermarkten. Vanwege de schaarste aan parkeerruimte wordt geen medewerking gegeven aan de bestaande vraag naar uitbreiding van het horeca-aanbod. Wel is er ruimte voor het verruimen van de bestemming naar dienstverlening en overige publiekgerichte functies.
Rembrandtweg Noord: De marktmogelijkheden voor het winkelgebied zijn goed, maar de ruimtelijke structuur brengt beperkingen met zich mee die niet eenvoudig kunnen worden opgelost. Bovendien is de bebouwing verouderd waardoor het gebied zijn commerciële uitstraling verliest. Toevoegen van enige daghoreca zal een stimulans geven. Verder speciaalzaken food aanvullen.
Amsterdamseweg Noord: Het bestaande aanbod van bedrijfsruimte zal intact blijven, maar een verdere vermenging met overige publiekgerichte functies ligt in de lijn der verwachting. Gebied leent zich niet voor verdere uitbreiding.
Beerebijt: Zal op termijn functie verliezen en op dat moment kan de winkelbestemming
worden geschrapt. Overige functies, zoals ambachtelijke bedrijvigheid of bezorgservice kunnen worden toegelaten.
Bourgondischelaan: Bestaande functie kan gehandhaafd blijven. Geen verdere uitbreiding toelaten.
Karel Doormanweg: Zal op termijn functie verliezen en dan kan de winkelbestemming worden geschrapt. Bestemming bedrijvigheid verruimen.
Rembrandtweg/Zonnestein: Heeft geen buurtfunctie meer en de winkelfunctie is ook langzaam aan het verdwijnen, alsdan kan de winkelbestemming worden geschrapt. Bestemming bedrijvigheid zou daarbij moeten worden verruimd.
6.4.8 Sportnota Amstelveen 2013-2020
De gemeente Amstelveen stimuleert haar inwoners de komende jaren meer te bewegen en sporten. Sport is goed voor de gezondheid, de sociale contacten en het vestigingsklimaat van de stad. Na een periode van investeren in binnen- en buitensportaccommodaties zal de sportnota voor de periode tot 2020 vooral ingaan op het inhoudelijk sportbeleid en het formuleren van nieuwe ambities. Aanleiding hiervoor zijn veranderingen in de beoefening en beleving van sport, nieuwe behoeften en ambities van sportverenigingen en ontwikkelingen op andere beleidsterreinen.
De sportnota heeft een beperkte ruimtelijke relevantie. Gemeentelijk sportbeleid stond lange tijd gelijk aan sportaccommodatiebeleid. Dat ligt nu anders. Sportbeleid is meer dan accommodatiebeleid. Sportbeoefening is niet langer het primaat van de sportvereniging. Daarom is het ook niet langer vanzelfsprekend dat het accommodatiebeleid uitsluitend op sportverenigingen is toegesneden. De toename van het aantal anders georganiseerde sporters stelt andere eisen aan de inrichting van zowel accommodaties als de openbare ruimte. De gemeente beoogt een voldoende kwalitatief, hoogwaardig aanbod aan binnen- en buitensportaccommodaties in stand te houden dat toegankelijk is voor alle doelgroepen en gericht is op multifunctioneel gebruik. Dit multifunctionele gebruik bevordert de zelfredzaamheid van de bedrijfsvoering van de ondernemers op de sportparken. Tot slot vindt er een doorlopende monitoring van de behoefte naar accommodaties plaats.
6.4.9 Evenementenbeleid 2015
Jaarlijks vinden in onze stad vele evenementen plaats. Evenementen leveren een positieve bijdrage aan de samenleving van Amstelveen. Zij zorgen voor levendigheid en leefbaarheid van onze stad. Evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van Amstelveen en vergroten de sociale samenhang. Evenementen hebben ook een economische betekenis.
De doelstelling van het Amstelveense evenementenbeleid is meer ruimte te bieden aan evenementen door stimulerend en faciliterend op te treden, waarbij de balans tussen de levendigheid en leefbaarheid rondom evenementen goed in het oog wordt gehouden.
Het beleid is gericht op de pijlers:
stimuleren en faciliteren van evenementen door:
Het aanstellen van een evenementencoördinator
Deregulering evenementenvergunningen
Vereenvoudiging van de vergunningaanvragen
Promotie van evenementen
bewaken van de balans tussen levendigheid en leefbaarheid door:
Evenwichtig aanbod
Locatieprofielen
Verbeterde klachtenprocedure
Het college van B&W wil actieve steun gaan bieden aan recreatieve initiatieven van inwoners en ondernemers. Dat betekent meer handelingsvrijheid door deregulering van de gemeentelijke regelgeving, waarbij de balans tussen enerzijds het plezier en anderzijds de overlast van evenementen wordt gewaarborgd.
Naast het Evenementenbeleid is het Uitvoeringskader vastgesteld. Deze bevat eisen,
voorschriften en aandachtspunten met betrekking tot de organisatie, aanvraag
vergunning en formulering vergunningvoorwaarden.
Beschrijving plangebied
Binnen het plangebied zit openluchttheater Elsrijk. Deze dateert uit 1948 en is met behulp van vrijwilligers, Stichting Stadsdorp Elsrijk, uit de buurt sinds 2015 weer in gebruik genomen. Dit is één van de buurtinitiatieven die de gemeente Amstelveen heeft
ondersteund. Sinds mei 2018 is er ook een gebouwtje neergezet ten dienste van de openluchttheater. Deze locatie is niet specifiek aangewezen als evenementenlocatie en valt daardoor onder buurt- en wijkcentra en overigen locaties. Er kunnen volgens het beleid maximaal 7 evenementen per jaar worden gegeven in de wijk. De Stichting Stadsdorp Elsrijk heeft om uitbreiding gevraagd van het aantal evenementen. De locatie van het openluchttheater is aangeduid met een aanduiding "cultuur en ontspanning - theater".
6.4.10 Erfgoednota
Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.
In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikking hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.
Het gebied Amstelveen Noord-West bestaat uit de wijken Patrimonium, Randwijck en Elsrijk, en het meest noordelijke deel van de oude dorpskern Amstelveen.
In paragraaf 5.1.3 staat een toelichting geschreven over de aanwezige cultuurhistorische waarden, het beleid op gebied van archeologie en de aanwezige monumenten.
6.4.11 Energiebeleidsplan 2013-2016
Het energiebeleidsplan (27 mei 2009) gaf het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij vanaf de beleidsperiode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO 2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen. Met het op 24 april 2013 vastgestelde Energiebeleidsplan 2013-2016 is deze ambitie herbevestigd waarbij in activiteiten meer focus is aangebracht.
6.4.12 Standplaatsenbeleid 2018
In dit beleidsstuk staan de regels waarbinnen de gemeente vergunningen voor standplaatsen kan afgeven of weigeren en om, indien van toepassing, te handhaven.
Uitgangspunten standplaatsenbeleid:
Maximumstelsel
De gemeente hanteert een maximumstelsel voor standplaatsen.
Mobiele inrichtingen
De mobiele verkoopinrichting dient elke avond te worden verwijderd en mag alleen gedurende de openingstijden van winkels zijn geopend.
Bestaande gevallen
Voor huidige vergunninghouders nog het oude beleid nog van toepassing (zgn. uitsterfconstructie)
Geen uitbreiding van het aantal vaste standplaatsen
In dit beleidsstuk zijn de locaties voor standplaatsen opgenomen. In dit bestemmingsplan zijn dat:
Amsterdamseweg/Wilhelminastraat
Amsterdamseweg/Vijverlaan
Amsterdamseweg/Bolwerk
Laan Walcheren/Rembrandtweg
Karel Doormanweg/van Heuven Goedhartlaan
Uit jurisprudentie is gebleken dat ondanks het tijdelijke karakter van standplaatsen er een definitieve planologische reservering noodzakelijk is. In dit bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden. De standplaatsen staan op de openbare weg binnen de verkeersdoeleinden. Deze worden ook als zodanig toegestaan binnen deze bestemming. In de begripsbepaling is een link gelegd naar de standplaatsenbeleid en de bijbehorende bijlagen waar staat vermeld op welke locaties de standplaatsen zijn toegestaan.
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT
7.1 Bodem
Wettelijk- en Beleidskader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.
In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.
De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.
Provinciale milieuverordening
De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.
PLangebied
Bodemopbouw
De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 5.1.3 over cultuurhistorie.
De bodem ter plaatse van de Bovenlanden bestaat oorspronkelijk uit veen. Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van Bovenland opgehoogd.
De bodem buiten de Bovenlanden bestaat hoofdzakelijk uit zeeklei. Deze is niet in het gehele gebied uniform. In de vorige eeuw is in grote delen van de Noorder Legmeerpolder grondverbetering toegepast. Hierbij is de zandige ondergrond m.b.v. een diepploeg omhoog gebracht en vermengd met de bovenliggende klei. Hierdoor is de bodem geschikt gemaakt voor akkerbouw. De bodem van de Bovenkerkerpolder bestaat voor een groot deel uit humeuze klei. In het zuid-oosten van de polder komt ook veen voor.
De wegen en taluds rondom de polders (m.u.v. de Randweg) zijn voormalige polderkades (= Bovenland) en bevatten een basis van veen. De wegen in het gebied zelf zijn voorzien van een zandbed. Ook het spoorbed van de voormalige spoorlijn bestaat uit aangebracht zand.
Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie maar bevindt zich gemiddeld op –4,5 NAP, de Bovenlanden variëren tussen de -1,2 NAP (stedelijk gebied) en -2.2 NAP (Amsteldijk N en Z).
Bodemkwaliteit
Oorspronkelijk was het plangebied vrij van verontreiniging. Activiteiten die een locatie of deelgebied verdacht voor bodemverontreiniging maken betreffen o.a. de toepassing van erfverhardingen en - ophogingen, opslag en gebruik van (vloeibare) brandstoffen zoals huisbrandolie (huisbrandolie), het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de tuinbouw en het gebruik van asbesthoudende constructiedelen en beschoeiingen. Het overmatige gebruik van meststoffen in de glastuinbouw kan plaatselijk indirect geleid tot matige tot sterke verontreinigingen met nikkel in het grondwater.
In het bodembeleid wordt onderscheid gemaakt tussen puntbronnen en diffuse bronnen. Puntbronnen zijn beperkt van omvang (locatieniveau), te relateren aan (bedrijfs-)activiteiten en ruimtelijk te begrenzen. Afhankelijk van de gemiddelde concentratie, aard en omvang kan zo’n verontreiniging een risico voor het bodemgebruik vormen. Om het bodemgebruik te beschermen kan het nodig zijn de risico’s weg te nemen door de bodem te saneren of gebruiksbeperkingen op te legen.
Diffuse bronnen komen voor op een groter schaalniveau en zijn niet te herleiden tot een specifieke bron. Door de eigenschappen worden ophooglagen ook tot de diffuse verontreinigingen gerekend. Ook deze verontreinigingen kunnen tot risico’s voor het bodemgebruik leiden waardoor het nodig is om (plaatselijk) te saneren of gebruiksbeperkingen op te leggen.
De uitgangssituatie van het gebied is opgenomen in de regionale Nota bodembeheer, die is vastgesteld in 2013. De Nota bodembeheer 2013 is een instrument voor grondverzet. Het bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen. Uit de ontgravingskaart voor de bovengrond (0 tot 0,5 meter onder maaiveld) blijkt dat het plangebied de bodemkwaliteitsklasse Industrie, Wonen en Landbouw-Natuur heeft.
Ontgravingskaart
Op grond daarvan mag verwacht worden dat de ondergrond minimaal geschikt is voor dit gebruik.
Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van ruimtelijk plan komt onder druk door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie.
Dit bestemmingsplan betreft een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan. Binnen het plangebied vindt één ontwikkelingen plaats voor het bouwen van een woning waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. Deze zal in het kader van de omgevingsvergunning worden uitgevoerd.
7.2 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Wettelijk kader
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.
De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.
In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.
Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Stedelijk Waterplan
Het stedelijk waterplan (2008-2015) bevat maatregelen om het stedelijk water minimaal te laten voldoen aan de wettelijke eisen. In het kader van een inventarisatie is gebleken dat er geen tekort aan waterberging is in de huidige situatie. Het is echter wel wenselijk om meer waterberging te realiseren om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Hierop vooruitlopend is binnen de bestemming 'Groen' ook water mogelijk.
De ecologische waterkwaliteit voldoet niet aan de eisen. Het is wenselijk meer oevers te voorzien van een milieuvriendelijke oever en nieuwe oevers ecologisch in te richten. De ecologische kwaliteit wordt met name veroorzaakt door de inlaat van gebiedsvreemd water.
Waterbeheerplan
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het Coalitieakkoord, zodat hun gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met onze omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Nu het plan gereed is kan de uitvoering starten.
Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2015-2020
Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie
Het Deltaprogramma voor 2018 bevat voor het eerst een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen versnelt en intensiveert.
Het doel van dit deltaplan is adaptatie te versnellen en te intensiveren, zodat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht
In het plan zijn 7 ambities opgenomen:
kwetsbaarheid in steden in beeld brengen middels een stresstest;
risicodialoog voeren op verschillende niveaus met gebiedspartners en een strategie opstellen;
uitvoerings- en investeringsagenda opstellen per regio;
het koppelen van uitvoeringsagenda met andere ruimtelijke opgaven (bijv. nieuwbouw en (groot)onderhoud);
stimuleren met financiële middelen en faciliteren middels het delen van kennis, instrumenten en ervaringen;
reguleren en borgen in beleid en regelgeving;
handelen bij calamiteiten indien er toch overlast en schade is bij extreme weerssituaties.
De ambities, afspraken en acties kunnen alleen gerealiseerd worden door intensief met elkaar samen te werken.
Plangebied
De Amsterdamseweg en de gronden ten westen ervan in de wijk Patrimonium vallen onder Hoogheemraadschap van Rijnland. De rest van de gronden vallen onder de regels van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)
Waterkering
Binnen het plangebied liggen een aantal belangrijke waterkeringen. De Amsterdamseweg is een regionale waterkering tussen beide polders. Ook ligt er een secundaire waterkering met een binnenbeschermingszone deels op het oude spoortracé, Laan Walcheren en de Rentmeesterslaan.
Voor deze waterkeringen is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze zone heeft het waterschap AGV en Hoogheemraadschap van Rijnland beperkingen opgelegd.
Waterkwantiteit
Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met het beleid van de waterschappen. Een van de beleidsregels betreft het compenseren van toename verhard
oppervlak. Deze beleidsregels vormen het afwegingskader voor vergunningverlening: in
dit geval voor Watervergunningen op het gebied van aanleggen van verhard oppervlak
waardoor hemelwater niet in de bodem kan infiltreren. Deze beleidsregels gelden voor
situaties met aanleg van verhard oppervlak van meer dan 500 of 1000 vierkante meter. In de keur is bepaald, dat bij nieuwe bebouwing en aanleg van nieuwe verharding naast de bestaande wateroppervlakte extra open water zal worden toegevoegd ter grootte van
10% tot 15% van die verharding. Dat houdt in dat bij iedere nieuwbouwontwikkeling voldoende oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Deze uitbreiding kan niet alleen in de openbare ruimte gezocht worden, maar zal bij voorkeur (in ieder geval gedeeltelijk) op eigen terrein opgelost moeten worden en anders hetzelfde peilgebied.
Alle hoofdwatergangen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen.
Dempen van water is in beginsel niet toegestaan. Voor het dempen van water gelden de regels van de Keur. Indien de waterschap akkoord gaat met demping zal er elders water gecompenseerd moeten worden.
Waterleiding
Binnen het plan liggen geen waterleidingen (WRK-leiding) die op basis van een
planologische regeling bescherming behoeven.
Riolering en hemelwaterafvoer
Het rioleringstelsel van het stedelijk gebied van Amstelveen bestaat grotendeels uit een
gemengd rioolstelsel.
Bij nieuwbouwprojecten wordt het vuilwater gescheiden van het hemelwater.
Tevens wordt er extra aandacht geschonken aan het voorkomen van verontreiniging van het regenwater, zoals:
het vermijden van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood;
teerhoudende dakbedekking (PAK's) en van met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte.
7.3 Gebiedswaarde
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.
Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'De verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn.
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:
Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
Het werk laten begeleiden door een deskundige.
De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.
Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.
Archeologiebeleid gemeente Amstelveen
De gemeente Amstelveen heeft in 2008 haar archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria zijn verbonden.
De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als AMK-terrein (Archeologische Monumentenkaart). Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg, oude dorp en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel). Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar historische bebouwing heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg en Legmeerdijk, het gehele verhoogde dijklichaam langs de Amstel) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. In de zone van het onverveend bovenland (langs de Amstel) en in de kreekruggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder geldt dit bij bodemverstoringen groter dan 500 m2, en in het onverveend bovenland met recente ontwikkelingen bij 1000 m2. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied is de archeologische verwachtingswaarde dusdanig laag dat er geen criteria aan zijn verbonden.
Plangebied
Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming archeologie waarin voor de vier waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.
Het gebied aan de Dr. Schaepmanlaan is op de archeologische beleidsadvieskaart aangegeven als gebied ‘onverveend bovenland’. Hier geldt het criterium dat bij bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1.000 M2 én dieper dan 30 cm onder bestaand maaiveld, inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Bij de bouw van een woonhuis zal dat oppervlaktecriterium niet overschreden worden.
Ook voor de beschermde dorps en stadsgezichten is een dubbelbestemming opgenomen waardoor de gevels gericht naar de openbare ruimte worden beschermd.
7.4 Geluid
Beleidskader
In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:
het heersende geluidsniveau;
het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;
cumulatie en compensatie.
Industrie algemeen
Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.
Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.
Wegverkeer
Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.
Luchtverkeer
Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.
Plangebied
Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig.
Het plangebied ligt ook niet binnen een geluidszone van een buiten het plangebied
gelegen industrieterrein.
Met betrekking tot het wegverkeerslawaai zijn er binnen het plangebied een aantal wegen
die aan weerszijde een geluidszone hebben liggen. Deze geluidszone geeft het akoestisch
aandachtsgebied weer. Dit is met name rond de doorgaande wegen en langs de A9. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/h en woonerven zijn niet gezoneerd.
Het noordelijk deel van het plangebied heeft een relevante geluidsbelasting vanwege
luchthaven Schiphol.
Dr Schaepmanlaan
Door Aveco de Bondt is een akoestisch rapport opgesteld voor de nieuwe woning aan de dr. Schaepmanlaan (zie Bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woning voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege 30 km/uur-wegen op de nieuwe woning en de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe weg zijn ruimschoots lager dan de voorkeursgrenswaarde. Hiermee is in het kader van goede ruimtelijke ordening aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat geborgd is.
7.5 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.
In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
Plangebied
In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de
maximale grenswaarden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die
een nadere beoordeling hiervan nodig maakt.
Dr. Schaepmanlaan
De toevoeging van 1 nieuwe woning draagt volgens het Besluit niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens voor een 'niet in betekenende mate' toets bij nieuwbouw ligt bij 1500 woningen, ruim boven het aantal te bouwen woningen volgens het plan. Het plan draagt dus 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.
7.6 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.
Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.
Plangebied
A9
Bij nieuwe ontwikkelingen langs de A9 moet er gekeken worden naar eventuele groepsrisicotoenames tot een afstand van 200 meter ivm vervoer van gevaarlijke stoffen.
In dit geval maakt dit bestemmingsplan 1 nieuwe woning mogelijk binnen deze zone. Dit betekent een verwaarloosbare toename van het groepsrisico.
LPG vulpunt
Aan de Beneluxbaan ter hoogte van Kronenburg zitten 2 tankstations. Deze liggen buiten het plangebied. Het tankstation aan de oostzijde heeft een LPG vulpunt en heeft invloed op dit plangebied. Binnen het invloedsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en heeft deze dus geen invloed op het groepsrisico.
Invloedsgebied gasleiding
Gasleidingen
Er liggen 2 gasleidingen net buiten dit plangebied. De gasleiding ligt in Amsterdam, ten noorden van de Kalfjeslaan, en langs de Beneluxbaan. Binnen de inventarisatieafstand van deze leiding maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor zal het aantal aanwezige personen niet toenemen en heeft dus geen invloed op het groepsrisico.
Inventarisatieafstand gasleiding
7.7 Ecologie
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet
is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van
Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn,
Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten
van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat
soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het
beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden.
Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de
verbodsbepalingen.
Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn
bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de
ringslang en de grote modderkruiper.
De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er
is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.
Plangebied
Het plangebied betreft een sterk verstedelijkt gebied met een aantal heemparken en heemgroen. In het verstedelijkte gebied is sprake van beperkte natuurwaarden. Dit neemt niet weg dat er beschermde planten en dieren kunnen voorkomen. Met name diverse vleermuissoorten, huismussen en gierzwaluwen zijn bekend in deze omgeving voor te komen en deze soorten en hun verblijfplaatsen zijn strikt beschermd.
De flora in de heemparken en het heemgroen zijn aangeplant door mensen en zijn daarom niet beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.
Het plangebied kent geen Natura 2000-gebieden. Ook maakt het geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Nieuwe woning Dr. Schaepmanlaan
De grond waar de woning zal worden gerealiseerd wordt tijdens de bouw van de nieuwe school ingericht voor bouwplaats en na oplevering school als tijdelijk schoolplein.
Hierdoor is de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten zeer gering.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden met
stikstofgevoelige habitats aanwezig. De afstand tussen het plangebied en het meest
dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Botshol is dermate groot (7 km) dat negatieve
effecten in dit Natura 2000-gebied vrijwel uitgesloten kunnen worden.
Ter onderbouwing hiervan is een quick scan, op basis van een berekening met AERIUS 2019A, uitgevoerd (zie bijlage 3 stikstofdepositie aanlegfase en gebruiksfase). De berekening laat zien dat er geen negatieve effecten op de genoemde natuurgebieden optreden.
De Wet natuurbescherming staat de uitvoering van het initiatief niet in de weg.
7.8 Duurzaam bouwen en energie
De kaders betreffende duurzaamheid Amstelveen zijn vastgesteld door de gemeenteraad
op 15 juni 2016. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft
naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden
benoemd:
Amstelveen is een fossielonafhankelijke stad in 2040;
Amstelveen is een circulaire stad (circulaire economie) in 2040;
en iedereen kan meedoen in Amstelveen (inclusieve stad).
Belangrijk aandachtspunt is bij nieuwbouw en renovatie dat energiegebruik zoveel
mogelijk gereduceerd wordt door o.a. isolatie en efficiënt inzetten van installaties.
Daarnaast is aandacht voor duurzame energie-opwek gewenst. Dit wordt binnen het
Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht er aan dat voor bewoners de mogelijkheid
wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te
bereiken is. De initiatiefnemer van dit project heeft aangegeven zonnepanelen aan te
brengen op de daken. Een collectieve WKO eventueel in combinatie met aansluiting op
het warmtenet kan bijdragen aan het behalen van de ambitie fossielonafhankelijk.
Binnen het plangebied zijn voor toepassing van bodemenergie geen belemmeringen
voorzien. Het (wijzigings)besluit Bodemenergie en de Waterwet vormen bij toepassing
van bodemenergie het wettelijk kader.
Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (VET) in werking getreden. Daarmee is de plicht voor de netbeheerder om kleinverbruikers op aardgas aan te sluiten vervallen. Dit betekent dat nieuwbouwlocaties niet meer aangesloten hoeven worden op het aardgasnetwerk. De nieuwe regelgeving ondersteunt de gemeentelijke ambitie om in 2040 fossielonafhankelijk te zijn.
Het college van B en W heeft besloten om per 1 juli 2018 geen uitzonderingsgebieden aan te wijzen waar nog wel aardgas aansluitingen gerealiseerd worden. Daarmee is aardgasvrij voor nieuwbouwwoningen de nieuwe norm.
De gemeente Amstelveen stimuleert daarnaast het realiseren van duurzame en
energiezuinige gebouwen door middel van de gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR).
GPR-gebouw is een digitaal instrument dat ontwerpgegevens omzet in prestatiegetallen
per module. De gemeente stelt haar licentie beschikbaar aan ontwikkelaars waarmee
deze op basis van voorlopig ontwerp kunnen toetsen waar nog verbeteringen mogelijk
zijn. Het thema milieu van de GPR voldoet aan de indieningsvereisten die op grond van
de omgevingsvergunning worden gesteld bij het indienen van een bouwaanvraag volgens
artikel 5.9 het eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Aanvrager van een
vergunning voor het bouwen moet met een berekening aangeven wat het
duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk is.
Voor nieuwbouwwoningen is vanaf 1 januari 2015 een Energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) van maximaal 0,4 vereist volgens het Bouwbesluit. De gemeente zoekt graag met de ontwikkelaar naar meer opties waarmee voor de bewoners een lagere EPC gehaald kan worden. Gedacht wordt hierbij aan extra isolatie en/of warmte terugwininstallaties in douchewaterretour, energiezuinige systemen, warmte - koude opslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming en/of nabij gelegen warmtenet, en het benutten van de zon als energiebron door mee ontworpen zonnepanelen, zonneboiler. Bij voorkeur worden meer opties in de bouwaanvraag meegenomen zodat hierop toegezien kan worden.
Energieopslag
Door de recente aandacht voor warmte -koude opslag (WKO) ook wel energieopslag genoemd, is aandacht voor de ruimtelijke consequenties wenselijk. WKO maakt gebruik van de constante temperatuur van diep grondwater uit het 2e of 3e watervoerend pakket. Het water wordt op een plaats onttrokken en elders geïnfiltreerd op dezelfde diepte. Bovengronds wordt warmte aan het grondwater toegevoegd of onttrokken. Er ontstaan op deze wijze twee lokale zones in het grondwaterpakket, waarvan de een kouder en de ander warmer is dan het omringende grondwater. De omvang van de zones is afhankelijk van het debiet en de hoeveelheid warmte.
Een potentieel probleem ontstaat wanneer de aanleg van systemen niet wordt geregisseerd. Zonder regie bestaat de kans dat de ondergrond niet efficiënt wordt benut, omdat de systemen niet op elkaar aansluiten of de aanleg van toekomstige systemen belemmeren. De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor het grondwater onder de Waterwet. De provincie heeft momenteel het beleid om bij toenemende vraag naar deze systemen de krachten te bundelen en in samenwerking met de betrokkenen een masterplan energieopslag op te stellen.
In de loop van 2013 worden door de gemeente Amstelveen beleidsregels opgesteld conform het Besluit bodemenergie (2013). Doel is de aanleg van bodemenergie te reguleren. Het ligt in de verwachting dat het plangebied ( in ieder geval gedeelte duurzame glastuinbouw) onderdeel wordt van een door de gemeente aangewezen interferentiegebied bodemenergie. Dit heeft als gevolg dat voor de aanleg van bodemenergie een vergunning nodig is. De vergunningvoorwaarden bepalen dat verschillende systemen elkaar niet negatief beïnvloeden.
In het bestemmingsplan wordt tenslotte ruimte geboden voor warmtebuffering in opslagtanks.
7.9 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Wettelijk kader
Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Voor plannen en besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moeten nemen over de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:
het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).
Via een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.
Toetsing
Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op
activiteiten die voorkomen op de D-lijst uit het Besluit m.e.r. (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Voor deze activiteit zijn drempelwaarden
opgenomen voor de omvang van het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden
betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
een oppervlakte van 100 hectare of meer;
een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of;
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het voornemen om 1 woning te realiseren ligt (ver) onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan moet gekeken worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Gevoelig gebied
De projectlocatie is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. De locatie is daarnaast zodanig ver verwijderd van een Natura 2000-gebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Tevens ligt het niet in de buurt van het Natuurnetwerk Nederland of overig beschermd natuurgebied.
De projectlocatie behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Milieugevolgen
In de nabijheid van het plangebied wordt de A9 verbreed en overkapt (zie bestemmingsplan Amstelveen A9). Tevens wordt ten zuiden van de nieuw te bouwen woning momenteel een school herbouwd. Hiervoor is een omgevingsvergunning afgegeven.
De omvang van de voorgenomen ontwikkeling en de ontwikkelingen in de directe omgeving brengen geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.
In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake is van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Gelet op vorenstaande hoeft er voor de realisatie van de nieuwe woning geen milieueffectrapport te worden opgesteld en geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd (zie bijlage 4 en bijlage 5 voor de aanmeldnotitie en besluit).