direct naar inhoud van 5.7 Flora en Fauna
Plan: Legmeerpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.11-VG02

5.7 Flora en Fauna

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000- gebied.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Bots hol. Dit gebied ligt op een afstand van ruim 6 kilometer vanaf het projectgebied.

De dichtstbijzijnde gebieden die deel uit maken van de EHS zijn het Amsterdamse Bos en het gebied ten zuiden van de Nesserlaan. Deze gebieden liggen op een afstand van ruim 1,7 en 2,3 kilometer vanaf het projectgebied. Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan en de grote afstand ten opzichte van deze gebieden zal er geen negatief effect optreden op deze gebieden. Ten aanzien van de gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

Soortenbescherming
De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. In bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen, dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw, planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden. Die zorgplicht houdt ondermeer in dat “een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken”. Wat betreft het invulling geven aan de wettelijke zorgplicht zijn er in de wet geen criteria vastgelegd of procedures beschreven.

Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor deze soorten geldt, dat activiteiten met een schadelijk effect op wettelijk beschermde soorten in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing of vrijstelling te verlenen. Zo heeft de minister vastgesteld, dat alle wettelijk beschermde soorten van “lijst 1” zijn vrijgesteld van het aanvragen van een ontheffing in geval zijn schadelijke invloeden gaan ondervinden van activiteiten en ontwikkelingen.

De Flora- en Faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen wettelijke bescherming, anders dan de algemene zorgplicht. De rode lijst status is wel een stimulans om zorgvuldig met de soort om te gaan.

Natuurbescherming in de Legmeerpolder
Naar aanleiding van diverse ontwikkelingen in de Noorder Legmeerpolder zijn reeds onderzoeken uitgevoerd naar de flora en fauna. Dit betreft bijvoorbeeld de woningbouw ontwikkeling in Westwijk Zuid-West en de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Loeten. Naar aanleiding van deze onderzoeken naar de flora en fauna kan het volgende geconcludeerd worden.

Gezien het biotoop in en rond het plangebied en gezien waarnemingen uit het verleden, moet mogelijk rekening gehouden worden met soorten die wettelijk beschermd zijn. Deze behoren tot de groepen: planten, amfibieën, vogels, vissen, vleermuizen en overige zoogdieren.

Op basis van de ligging van het plangebied, de aanwezige biotopen is het niet waarschijnlijk dat andere soorten of soortgroepen worden beïnvloed. De soorten die een beschermde status hebben en mogelijk in het gebied voorkomen worden genoemd.

Niet-relevante soortgroepen
De ringslang komt in de nabije omgeving van de plangebied voor. De dichtstbijzijnde populatie ligt in het Amsterdamse Bos, vooral in en bij de Amstelveense Poel/ Kleine Poel, net ten noorden van de Legmeerpolder. Het is mogelijk dat uitzwermende Ringslangen vanuit het Amsterdamse Bos zeer sporadisch in het plangebied terecht komen via de spoordijk en de verbindende slootjes. De kans op vestiging van een levensvatbare populatie ringslangen in de Noorder Legmeerpolder is echter zeer klein, omdat het plangebied in veel opzichten een onaantrekkelijke biotoop en een bedreigende omgeving voor deze soort vormt.

Relevante soortgroepen
Van de licht beschermde planten is in 2004 lokaal Gewone vogelmelk aangetroffen op het meest zandige deel van de spoordijk, aan de noordzijde daarvan. Deze plant kan overigens vanuit tuinen in de omgeving verwilderen. Eveneens licht beschermd is de Grote kaardenbol mogelijk verwilderd vanuit tuinen in de omgeving. Het is dus mogelijk dat in het plangebied deze licht beschermde soorten voorkomen.

In de sloten van het plangebied/ omgeving is de middelzwaar beschermde Kleine modderkruiper aangetroffen. Deze zijn aangetroffen in de grotere sloot langs de spoordijk. Ook in de sloot langs de Noorddammerweg is de Kleine modderkruiper aangetroffen.

Weidevogels zouden misschien gevonden kunnen worden aan de oostzijde van de spoorbaan, waar nog sprake is van een agrarisch gebied. Kritische weidevogels zoals de Grutto en Tureluur komen er niet broedend voor. Kieviet, Scholekster, Wilde eend en Gele kwikstaart zijn minder kritisch en broeden in de akkers. Opmerkelijk is de waarneming van een paartje Patrijzen. Het is aannemelijk dat zij in de polder broeden. De Patrijs is in Nederland een aandachtssoort en staat op de Rode Lijst (categorie kwetsbaar).

In de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de volgende zes vleermuissoorten bekend: Watervleermuis, Meervleermuis, Dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis en Laatvlieger. Tijdens onderzoek voor ontwikkelingen in de Legmeerpolder zijn alleen de Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger aangetroffen. Deze foerageren bij opgaande begroeiing tussen bestaande bebouwing (o.a. tuinen en erfbeplanting) en langs wegen (voornamelijk langs boomlanen). Andere soorten zijn tijdens het onderzoek niet waargenomen.

In (de omgeving van) het plangebied komen verscheidene licht beschermde zoogdieren voor. Een aantal daarvan kan geschikt leefgebied vinden in het plangebied. Het gaat daarbij om de soorten als Egel, Mol, Bunzing en diverse muizensoorten. Bij eventuele ontwikkelingen moet ook rekening gehouden worden met de zwaar beschermde Waterspitsmuis. Daarbij moeten de oevers van de watergangen in het plangebied daar wel geschikt voor zijn. Gesteld wordt dat de oevers in de Legmeerpolder hier hoogst waarschijnlijk niet geschikt voor zijn.

Van de lichtbeschermde amfibieën zijn de Middelste groene kikker in de sloten aangetroffen en een enkele Bruine kikker. In de polder zijn ook de Gewone pad en Kleine watersalamander te verwachten. Ook de zwaar beschermde Rugstreeppad is in de Legmeerpolder aangetroffen. De padden zitten tussen de kassen. In ondiepe plassen binnen open zandige terreinen van bouwterreinen (Westwijk) kan de soort tamelijk massaal optreden om zich voort te planten.

In dit geval gaat het om een overwegend conserverend bestemmingsplan. Mocht er een ontwikkeling plaatsvinden dan is de gemeente en/ of projectontwikkelaars (initiatiefnemer) bij het ontwikkelen van plannen voor ruimtelijke ingrepen verantwoordelijk voor het vooraf beoordelen van mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten. Tijdens de uitwerking van plannen of het plannen van werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart te worden gebracht:

  • 1. Welke beschermde dieren- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • 2. Leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijk leefomgeving;
  • 3. Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig gewijzigd worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • 4. Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (ex art. 75 van de Flora & Faunawet) van de verbodsbepalingen op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving vereist.

In de Legmeerpolder moet met name rekening gehouden worden met voornoemde niet-relevante en relevante soortgroepen. Voor de rugstreeppad moet ontheffing aangevraagd worden op grond van de Flora- en faunawet. Voor de overige soorten hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor alle inheemse broedvogels en de kleine modderkruiper geldt wel dat bij een ontwikkeling in het plangebied gewerkt moet worden volgens een gedragscode die door de Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (nu Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) is goedgekeurd zoals bijvoorbeeld de Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen en het bouwen buiten het broedperiode van vogels.

Rugstreeppadden in de Noorder Legmeerpolder
De rugstreeppad is een streng beschermde soort. Het leefgebied van de lokale populatie wordt begrensd door: de Legmeerdijk en de Bovenkerkerweg/ Zijdelweg, bebouwing van Uithoorn en Westwijk. De oppervlakte aan leefgebied van rugstreeppadden in de Noorder Legmeerpolder is moeilijk vast te stellen, onder andere door de inrichting met bijvoorbeeld al dan niet voor rugstreeppad toegankelijke kassen. De rugstreeppadden in de Noorder Legmeerpolder leven verspreid (in groepjes) die samen een ecologische netwerk vormen. Het (agrarisch) gebied waar deze metapopulatie leeft bedraagt anno 2010 circa 310 hectare. Het totale oppervlak aan 'agrarisch gebied' bedraagt circa 550 hectare. Grote delen van de polder zijn de afgelopen jaren bebouwd (woonwijk en bedrijventerrein) en zo ingericht dat ze ongeschikt zijn geworden voor de rugstreeppad. Vóór de bouw van Westwijk in Amstelveen en Legmeer-West in Uithoorn (ten noorden van de huidige N201) was het 'agrarisch gebied' ten westen van de voormalige spoorlijn ongeveer circa 500 hectare. Het totale oppervlak aan 'agrarisch gebied' bedroeg toen circa 750 hectare. Wanneer woningbouw in de Legmeerpolder zal gaan plaatsvinden, zal het 'agrarisch gebied' nog verder afnemen.

In het algemeen is de kwaliteit van het leefgebied matig. De akkers zullen door de rugstreeppad, afgezien van de randzones bij ondiepe slootjes, worden gemeden. De meeste kassen in het gebied zijn moeilijk voor de padden toegankelijk. Velen hebben bovendien een inrichting die niet aantrekkelijk is voor de padden, zoals teeltbakken op poten, geplaatst op betonvloeren, of een gebruik als stalling voor boten of voertuigen. Rugstreeppadden zullen zich ophouden in de sloten en langs de oevers op plaatsen waar ze in de nabijheid kunnen wegkruipen in schuilplaatsen. Ook de voortplantingslocaties lijken over het algemeen van matige kwaliteit.

De kwalitatief meer geschikte plaatsen voor rugstreeppadden zijn de erven en tuinen van huizen en boerderijen, rommelhoeken, schapenweitjes, de smallere sloten met hun oeverzones, en opslagplaatsen van bijvoorbeeld bloempotten, teeltgrond en palen. Een deel van de kassen, die toegankelijk zijn en waar materiaal op de grond staat, is eveneens bruikbaar leefgebied. Dergelijk leefgebied is vooral aanwezig ten westen van de voormalige spoorlijn.

De populatie rugstreeppadden in de Noorder Legmeerpolder is te beschouwen als een metapopulatie. Door de wisselende ruimtelijke geschiktheid is het lastig om een goede schatting van de grootte van de rugstreeppadpopulatie in de Noorder Legmeerpolder te maken. Bovendien kunnen tussen jaren grote verschillen tussen populatiegrootten voorkomen.

De op basis van roepende mannetjes geschatte populatiegrootte lijkt een sterke onderschatting met een ruime marge (naar boven) van onzekerheid. Op basis van:

  • de hoeveelheid gevonden locaties met roepende mannetjes in een zeer beperkt onderzoek en
  • de weggevangen dieren bij het zanddepot (>30 adulte dieren), en gecorrigeerd voor het kwaliteitsverschil tussen het zanddepot (hoge kwaliteit) en de veel andere delen van de polder (matige kwaliteit),

wordt de populatiegrootte van rugstreeppadden in de Noorder Legmeerpolder geschat op misschien wel meer dan duizend volwassen dieren.

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, bij verdere ontwikkeling van de Noorder Legmeerpolder, compensatie nodig is voor de mogelijk 1000 rugstreeppadden. Uit literatuur blijkt dat voor circa 200 individuen een oppervlak van minimaal 7 hectare optimaal geschikt biotoop nodig is. Voor de populatie betekent dat circa 35 hectare. De voorkeur gaat uit naar het creëren van verschillende gebieden (een compensatiestructuur) boven compensatie in één omsloten gebied. Er dient een compensatiestructuur ontwikkeld te worden met daarin kerngebieden van behoorlijke omvang (7 hectare). Mogelijk kunnen groenstroken en 'overhoekjes' in de Noorder Legmeerpolder meetellen in de 35 hectare. Dit hangt mede af van beheer, ruimtelijke veiligstelling, ligging en oppervlakten. Daarbij zal een compensatiegebied/ compensatiestructuur beheerd moeten worden om het geschikt te houden voor rugstreeppadden.

Op dit moment is sprake van een vrijwel conserverend bestemmingsplan. Aangeraden wordt bij de (verder) ontwikkeling van de Legmeerpolder een netwerk van voor rugstreeppadden toegankelijke en geschikte gebiedjes te behouden en creëren (compensatiestructuur) met uitwisseling naar een leefgebied in Amstelgroen (ten oosten van Bovenkerkerweg en Zijdelweg). Een mogelijke compensatiegebied voor de rugstreeppadden zou de groenzone tussen de toekomstige woningbouw en duurzame glastuinbouw in de Noorder Legmeerpolder kunnen zijn. Bij het uitwerken van deze plannen moet naar de mogelijkheden gekeken worden om deze groenstrook in te richten voor de rugstreeppad. Zie Bijlage 5 voor het onderzoek naar de rugstreeppad in de Legmeerpolder.

Ontwikkeling 3 woningen tussen J.C. van Hattumweg 13-17

Gebiedsbescherming

De locatie ligt niet in een Beschermd Natuurmonument, Wetland en/of Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied is Beschermd Natuurmonument de Oosteinderpoel in Aalsmeer op, hemelsbreed nog geen 2 kilometer. Door de kleinschaligheid van de ingrepen zijn geen negatieve effecten op het beschermde gebied te verwachten.

Soortenbescherming

Planten: Er zijn geen beschermde wilde planten te verwachten.

Vogels: er zijn op de planlocatie zelf geen vogelsoorten te verwachten met jaarrond beschermde nesten. Er kunnen wel andere soorten gaan nestelen, daarom dienen ingrepen te gebeuren op een moment dat er geen nestelende vogels verstoord worden. Werkzaamheden kunnen dus het beste plaatsvinden buiten de vogelbroedtijd. Het terrein kan ook buiten de broedtijd ongeschikt gemaakt worden zodat vogels niet gaan nestelen.

Vleermuizen: Er wordt geen negatief effect op vleermuizen verwacht, want de locatie is geen belangrijk deel van vleermuisbiotoop. De omstandigheden om de planlocatie te veranderen met het optrekken van enkele woningen is voor vleermuizen niet noemenswaardig.

Rugstreeppad: de rugstreeppad is waargenomen in de directe omgeving van de planlocatie en kan dus ook de locatie zelf koloniseren. In overleg met een deskundige dienen mitigerende maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de soort zich op de bouwplaats vestigt. Om te kunnen starten met werkzaamheden moet het gebied worden afgeschermd en moeten dieren worden weggevangen.