direct naar inhoud van Artikel 7 Agrarisch - Glastuinbouw Bedrijfswoning
Plan: Legmeerpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.11-VG02

Artikel 7 Agrarisch - Glastuinbouw Bedrijfswoning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Glastuinbouw Bedrijfswoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoningen t.b.v. het glastuinbouwbedrijf met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. bedrijfsgebouwen en kassen behorende bij het glastuinbouwbedrijf;
  • c. een agrarisch verwerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwerkingsbedrijf;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen warmteopslagtanks, watersilo's, waterbuffertanks en warmtekrachtkoppeling;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, waaronder begrepen waterbassins;
  • g. ontsluitingswegen en andere verhardingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen en waterlopen en -partijen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per tuinbouwbedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de bedrijfswoning is slechts toelaatbaar indien:
    • 1. de woning gelet op de aard, inrichting, de omvang en de continuïteit van het bedrijf ter plaatse noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 meter en 11 meter;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • f. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken.

7.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bedrijfswoning mogen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een gezamenlijk maximum van 60 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 4.50 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de afstand tot de denkbeeldige voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 5,00 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen.

7.2.3 Kassen en bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van kassen en bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. kassen en bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. kassen en bedrijfsgebouwen mogen slechts worden gebouwd op een afstand van tenminste respectievelijk 15 meter en 10 meter tot de voorgevel van de bedrijfswoning. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is, geldt de minimale afstandsmaat van 15 en 10 meter tot de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van kassen en bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter en 8 meter;
  • d. de dakhelling van kassen en bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 45° bedragen;
  • e. de afstand van kassen en bedrijfsgebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens of kavelsloot en de achterste perceelsgrens of kavelsloot mag niet minder bedragen dan 2 meter.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken geen bouwwerken zijnde worden gebouwd op een afstand van tenminste 5 meter tot de voorgevel van de bedrijfswoning. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is, geldt de minimale afstandsmaat van 5 meter tot de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens;
  • c. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • d. de hoogte van palen, (licht-)masten of reclamevoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de maximale bouwhoogte van een warmtekrachtkoppeling en warmteopslagtanks mag niet meer bedragen 15 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van waterbuffertanks mag liggend niet meer bedragen dan 4,50 meter en staand niet meer dan 11 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte van watersilo's mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • h. de hoogte van de omwalling van waterbassins mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • i. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen;
  • j. de afstand van een warmtekrachtkoppeling moet naar een woning ten minste 50 meter bedragen;
  • k. de afstand van een watersilo naar een woning moet tenminste 15 meter bedragen;
  • l. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde tot een zijdelingse perceelsgrens of kavelsloot en de achterste perceelsgrens of kavelsloot mag niet minder bedragen dan 2 meter.

7.2.5 Overige bouwregels

Voor zover gelegen buiten de bouwvlakken zijn de gronden uitsluitend bestemd voor tuinen, ontsluitingswegen, terreinverhardingen niet zijnde parkeerterreinen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken ten behoeve van het vergroten van een bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 7.2.1 onder e voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot maximaal 1000 m³ met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woningbouw moet relatie vertonen met de verschijningsvorm van de bijbehorende bebouwing met daarbij specifieke aandacht voor ligging, omvang kavel, bouwmassa, gevelbeeld, materiaalgebruik en kapvorm;
  • b. de verhouding bouwvlak en kaveloppervlak moet minimaal 1:15 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 en 8 meter;
  • d. het bouwvlak moet minimaal 10 meter vrijstaan van de erfgrenzen;
  • e. een goede ruimtelijke inpassing is noodzakelijk. In alle gevallen geldt dat woningen niet groter kunnen worden dan 1000 m³. De in dit bestemmingsplannen opgenomen 10% regeling als bedoeld in artikel 28 lid 1 onder a van de planregels is dan niet van toepassing;
  • f. indien sprake is van een tweede bedrijfswoning is deze afwijking niet van toepassing

7.3.2 Afwijken diversen

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder b voor de bouw van een tweede bedrijfswoning bij tuinbouwbedrijven met een totale oppervlakte van tenminste 2 hectare, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning moet middels een bedrijfsplan worden aangetoond;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 11 meter;
    • 3. de inhoud van een tweede bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
    • 4. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken.
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor een bijgebouw met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 7 meter;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.2 onder e in die zin dat de afstand van bijgebouwen tot de denkbeeldige voorgevellijn van de bedrijfswoning 0 meter bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b in die zin indien geen bedrijfswoning aanwezig is de afstand van kassen en bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens 0 meter bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.3 onder c voor een maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen en kassen van 6 meter en een maximale bouwhoogte van kassen van 10 meter. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien dit in verband met technologische ontwikkelingen in de tuinbouw noodzakelijk is;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.3 onder d in die zin dat de dakhelling 0° mag bedragen en niet meer dan 60° mag bedragen;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.3 onder e en 7.2.4 onder l in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen, kassen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde tot een zijdelingse perceelsgrens of kavelsloot en de achterste perceelsgrens of kavelsloot 0 meter mag bedragen. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • h. het bepaalde in 7.2.4 onder j in die zin dat de afstand van een warmtekrachtkoppeling naar een woning ten minste 30 meter mag bedragen, mits:
    • 1. aantoonbaar voldoende geluidsisolerende maatregelen zijn getroffen om deze afstand te rechtvaardigen;
    • 2. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt in relatie tot aangrenzende gronden, bedrijven en woningen.

7.3.3 Afwijken windturbines

Met een omgevingsvergunning kan een windturbine worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de windturbine mag geen hinder in de zin van geluid, slagschaduw en/of gevaar voor omwonenden veroorzaken;
  • b. de landschappelijke inpasbaarheid in voldoende mate is gewaarborgd;
  • c. de bouwhoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de rotordiameter mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de afstand van een windturbine tot de dichtstbijzijnde belendingen dient ten minste tweemaal de ashoogte te bedragen en de uiteinden van de rotor dienen ten minste 2 meter binnen de perceelsgrenzen blijven.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of het geplaatst hebben van onderkomens;
  • b. het gebruik van kassen, bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
  • c. het opslaan of opgeslagen hebben van goederen, waarvan de aanwezigheid voor de bedrijfsvoering niet noodzakelijk is, met uitzondering van het gebruik van de aanwezige bedrijfsgebouwen voor het daarbinnen stallen van maximaal 5 caravans;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van tuinbouwprodukten afkomstig van het betrokken tuinbouwbedrijf;
  • f. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van produkten afkomstig van het betrokken tuinbouwbedrijf bedrijf;
  • g. een uitsluitend of overwegend gebruik:
    • 1. als tussenhandel voor agrarische en tuinbouwprodukten;
    • 2. als toeristisch bedrijf en daarmee vergelijkbaar gebruik;
    • 3. ten dienste van de levering van goederen en/of diensten voor het agrarisch-, tuinbouw- en/of ander bedrijf;
  • h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

7.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het stallen van caravans

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 7.4.1 sub b voor het voor het binnen bedrijfsbebouwing stallen van meer dan 5 caravans. Deze omgevingsvergunning wordt verleend:

  • a. als dit toekomstige herstructurering, reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat;
  • b. dan nadat door de aanvrager is aangetoond dat geen rendabele bedrijfsvoering conform de bestemming meer mogelijk is;
  • c. als aangetoond kan worden dat er verzoeken om stallingsruimte zijn;
  • d. als de stalling geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • e. als omringende bedrijven of woningen niet worden belemmerd in hun functie;
  • f. als de stalling alleen inpandig plaatsvindt en binnen de bestaande bebouwing.

7.4.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten gerelateerd aan de glastuinbouw

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 7.4.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten gerelateerd aan de glastuinbouw, zoals genoemd in bijlage 1, binnen kassen en andere bedrijfsbebouwing. Deze omgevingsvergunning wordt verleend:

  • a. als dit toekomstige herstructurering, reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat;
  • b. dit aantoonbaar noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
  • c. als de activiteiten alleen inpandig plaatsvinden en binnen de bestaande bebouwing;
  • d. als de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
  • e. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt in relatie tot aangrenzende gronden, bedrijven en woningen.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijzigingsbevoegdheid Agrarisch - Glastuinbouw Bedrijfswoning naar Wonen en Tuin

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan in die zin wijzigen dat de bestemming Agrarisch-Glastuinbouw Bedrijfswoning, kan worden gewijzigd in de bestemming Wonen en de bestemming Tuin, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk c.q. de woning behoort niet meer bij een bedrijf. Hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
  • b. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning staat toekomstige herstructurering, reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg.
  • c. de bijgebouwen (zoals de voormalige bedrijfsloodsen, sorteerloodsen en kassen) hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan:
    • 1. 45m² ingeval de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden 250 m² of minder bedraagt;
    • 2. 75 m² ingeval de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden meer dan 250 m² bedraagt;

Bij een groter vloeroppervlak dient het verschil aan m² te worden gesloopt. Daarnaast blijven voor deze bijgebouwen de bepalingen (bouwregels) zoals gesteld in het betreffende bestemmingsplan (alsmede eventuele afwijkingsmogelijkheden) van toepassing. De zogeheten vergunningsvrije bouwwerken maken hier geen deel van uit.

  • d. er wordt voldaan aan de milieuzonering en er is sprake van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.

7.5.2 Wijzigingsbevoegdheid Agrarisch - Glastuinbouw Bedrijfswoning en Wonen naar een seksinrichting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan in die zin te wijzigen dat de bestemmingen Agrarisch-Glastuinbouw Bedrijfswoning en Wonen kunnen worden gewijzigd ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, met uitzondering van primair als centrumfuncties te typeren verschijningsvorm, met dien verstande dat:

  • a. het aantal vestigingen in het gehele grondgebied van de gemeente Amstelveen in totaal niet meer bedraagt dan twee;
  • b. de vestigingen alleen gelegen mogen zijn aan de Legmeerdijk;
  • c. het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van de onder a. bedoelde vestigingen in totaal niet meer bedraagt dan 600 m²;
  • d. de seksinrichting kan alleen worden gevestigd binnen de bestaande bebouwing;
  • e. de desbetreffende vestiging in verband met de verkeersaantrekkende werking uit verkeerstechnisch oogpunt geen overwegende bezwaren ontmoet;
  • f. ter plaatse van de desbetreffende inrichting kan worden voorzien in de extra parkeerbehoefte;
  • g. de afstand van de vestiging ten opzichte van scholen voor basis- en voortgezet onderwijs, winkelcentra, religieuze en/of maatschappelijke instellingen minimaal 200 meter bedraagt en de afstand tot (een) woning(en) meer dan 50 meter;
  • h. de eigenaar of exploitant vooraf genoegzame zekerheid heeft aangegeven dat van schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, waaronder begrepen bestuurscompensatie/nadeelcompensatie en de procedurekosten, als gevolg van het wijzigingsplan geen sprake zal zijn.