direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Plan: Legmeerpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.11-VG02

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen;


met daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. verhardingen;
  • e. waterlopen;


met daaraan ondergeschikt:

  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter en 10 meter;
  • c. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag niet worden overschreden;
  • d. de afstand tot de denkbeeldige voorgevellijn van de bedrijfswoning dient ten minste 10 meter te bedragen.

5.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. per bouwvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 meter en 12 meter;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken.

5.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. per bedrijfswoning mogen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 60 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 4,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van silo´s mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de hoogte van palen en (licht-)masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

5.2.5 Paardenbakken t.b.v. een productiegerichte en hobbymatige paardenhouderij

Voor het bouwen van paardenbakken ten behoeve van het productiegericht en hobbymatig houden van paarden gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1200 m²;
  • b. de afstand van enig punt van de omheining van de paardenbak tot de nabijgelegen woningen van derden moet minimaal 50 meter bedragen;
  • c. de omheining van een paardenbak mag niet hoger zijn dan 1.50 meter;
  • d. de paardenbak mag voorzien zijn van maximaal 4 lichtmasten met een hoogte van maximaal 6 meter, mits de afstand van de lichtmasten tot nabijgelegen woningen van derden minimaal 75 meter bedraagt;
  • e. een paardenbak ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden is niet toegestaan in combinatie met een bedrijfsmatige paardenhouderij.

5.2.6 Afwijken windturbines

Met een omgevingsvergunning kan een windturbine worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de windturbine mag geen hinder in de zin van geluid, slagschaduw en/of gevaar voor omwonenden veroorzaken;
  • b. de landschappelijke inpasbaarheid in voldoende mate is gewaarborgd;
  • c. de bouwhoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de rotordiameter mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de afstand van een windturbine tot de dichtstbijzijnde belendingen dient ten minste tweemaal de ashoogte te bedragen en de uiteinden van de rotor dienen ten minste 2 meter binnen de perceelsgrenzen blijven.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of het geplaatst hebben van onderkomens, met uitzondering van het gebruik van de aanwezige bedrijfsgebouwen voor het daarbinnen stallen van maximaal 5 caravans;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het opslaan of opgeslagen hebben van goederen, waarvan de aanwezigheid voor de agrarische bedrijfsvoering niet noodzakelijk is;
  • f. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van agrarische produkten afkomstig van het op het betrokken bouwperceel gevestigde agrarische bedrijf;
  • g. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van produkten afkomstig van het betrokken agrarische bedrijf;
  • h. een uitsluitend of overwegend gebruik:
    • 1. als tussenhandel voor agrarische produkten, toeristisch bedrijf en daarmee vergelijkbaar gebruik;
    • 2. ten dienste van: de levering van goederen en/of diensten voor het agrarisch-, tuinbouw- en/of ander bedrijf.

5.4 Afwijkingsregels t.b.v. nevenactiviteiten
5.4.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden ten behoeve van nevenactiviteiten op een bestaand agrarisch bedrijf. Verzoeken hiertoe dienen aan de hand van onderstaande indicatieve lijst te worden getoetst:

FUNCTIE:   TOELAATBAAR J/N  
Agrarisch aanverwante functies    
- Agrarische hulpbedrijven:    
Loonbedrijven   JA  
Onderhoud/Verkoop landbouw- en melkmachines   JA  
Fouragehandel   JA  
Zaaigoed en pootgoed   JA  
- Agrarische nevenbedrijven:    
Veetransportbedrijven   JA  
Veehandelsbedrijven   JA  
Opslagdoeleinden   JA  
- Semi-agrarische bedrijven:    
Hoveniersbedrijven   JA  
Boomverzorgingsbedrijven   JA  
Natuur- en landschapsbeheer   JA  
- Paardenhouderijen (productiegericht):    
Africhtingsbedrijf   JA  
Trainingsstal   JA  
   
Ambachtelijke landbouwproductieverwerkende bedrijven (kleinschalige bedrijfsmatige activiteit)    
Imkerij   JA  
Palingrokerij   JA  
Wijnmakerij   JA  
Riet- en vlechtwerk   JA  
Kaasmakerij   JA  
   
Overige ambachtelijke bedrijven (kleinschalige bedrijfsmatige activiteit)    
Schildersbedrijven   JA  
Installatiebedrijven   JA  
Elektronisch installatiebedrijf   JA  
Dakdekkersbedrijf   JA  
Rietdekkersbedrijf   JA  
Meubelmakerij/restauratie   JA  
Meubelstoffeerderij   JA  
Vervaardiging en reparatie sieraden   JA  
Vervaardiging en reparatie muziekinstrumenten   JA  
Spel- en speelgoedfabricatie   JA  
Spinnen en weven van textiel   JA  
Vervaardiging van textielwaren   JA  
Kledingvervaardiging   JA  
Reparatiebedrijven gebruiksgoederen   JA  
Pottenbakkerij   JA  
Natuursteenbakkerij/beeldhouwerij   JA  
Zeefdrukkerij   JA  
Klompenmakerij   JA  
   
Recreatie:    
- Verblijfsrecreatie *1:    
Kampeerboerderij   JA  
Kleinschalig kamperen   JA  
Boerderijkamers   JA  
- Speeltuin   JA  
- Paardenhouderij (gebruiksgericht):    
Pension en wedstrijdstallen   JA  
Maneges   JA  
Handelsstallen   JA  
- Sauna   JA  
- Verhuur:    
Fietsen   JA  
   
Aan huis-gebonden beroepen *2:    
Individuele (para)medische/therapeutische praktijk   JA  
Dierenarts   JA  
Atelier/expositieruimte   JA  
Adviesbureau   JA  
Computerservicebedrijf   JA  
   
Overige dienstverlening:    
Kleine zorginstelling/zorgboerderij   JA  
Dierenkliniek   JA  
*1 Op een kampeerboerderij wordt recreatief nachtverblijf geboden in een daarvoor ingericht bedrijfsgebouw op het agrarisch bedrijf. Het gaat om korte verblijven met een seizoensgebonden karakter. Kleinschalig kamperen werd ook wel kamperen bij de boer genoemd. Het is de bekendste vorm van agrotoerisme waarbij maximaal 15 kampeermiddelen geplaatst kunnen worden. Toilet- en wasvoorzieningen dienen hierbij in bestaande gebouwen geplaatst te worden. Het erf dient groot genoeg te zijn en de functie dient landschappelijk goed inpasbaar te zijn. Met boerderijkamers worden min of meer zelfstandig appartementen op het agrarisch bedrijf aangeboden ten behoeve van recreatief verblijf. Binnen in de bedrijfsgebouwen kan een aantal appartementen of kamers worden gerealiseerd.
*2 Onder huis-gebonden beroepen wordt verstaan: Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch (para)medisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang in een ondergeschikt gedeelte van de bedrijfswoning met de daarbij behorende bebouwing – met behoud van de normale woonfunctie wordt uitgeoefend.  

5.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Voor het toestaan van nevenactiviteiten als bedoeld onder lid 5.4.1 gelden voorts de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten vinden plaats naast de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de nevenactiviteiten vinden plaats in bestaande agrarische bouwwerken;
  • c. er kan geen sprake zijn van toename van het bebouwd oppervlak;
  • d. de schaal van de functie dient kleinschalig van aard te zijn en kan worden uitgeoefend tot maximaal 25% van het bouwperceel;
  • e. de agrarische belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
  • f. het gebruik van grond in de omgeving mag niet worden aangetast;
  • g. de nevenactiviteit mag geen negatief effect hebben op het milieu, de natuur en het landschap;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke, dan wel te realiseren ontsluitingssituatie;
  • i. de nevenactiviteit mag niet leiden tot verkeersstromen die niet passen binnen de bestaande infrastructuur;
  • j. de ruimtelijke kwaliteit en agrarische uitstraling dient te worden gehandhaafd, dan wel te worden verbeterd;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan.

5.4.3 Afwijken t.b.v. vernieuwbouw bij nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 5.4.2sub b ten behoeve van vernieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. er dient aangetoond te worden dat de bestaande bedrijfsbebouwing functioneel niet geschikt is voor de nevenfunctie of dat de bouwkundige staat slecht is;
  • b. de schaal van de nevenactiviteiten dient kleinschalig van aard te zijn t.o.v. het hoofdgebruik en kan worden gerealiseerd tot maximaal 25% (van het vloeroppervlak) van de bestaande bedrijfsbebouwing;
  • c. de nevenactiviteiten vinden plaats naast de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de agrarische belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot een substantiële beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de activiteit mag geen negatief effect hebben op het milieu, de natuur en het landschap;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke, dan wel te realiseren ontsluitingssituatie;
  • h. de activiteit mag niet leiden tot verkeersstromen die niet passen binnen de bestaande infrastructuur;
  • i. de ruimtelijke kwaliteit en agrarische uitstraling dient te worden gehandhaafd, dan wel te worden verbeterd;
  • j. parkeren dient te geschieden op eigen terrein.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsregels bouwperceel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen teneinde de op de verbeelding aangegeven agrarische bouwvlakken te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwperceel mag geen grotere oppervlakte verkrijgen dan 2 hectare;
  • b. een doelmatige bedrijfsvoering moet vergroting van het bouwvlak noodzakelijk maken, hetgeen middels een bedrijfsplan moet worden aangetoond;
  • c. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
  • d. het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden.

5.5.2 Wijzigingsregels omzetten agrarisch bedrijf naar glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen teneinde de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf te wijzigen in de bestemmingen Agrarisch - Glastuinbouw en Agrarisch Glastuinbouw Bedrijfswoning.

Voor de gewijzigde bestemmingen gelden de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan.