direct naar inhoud van Artikel 13 Tuin
Plan: Legmeerpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.11-VG02

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. erkers;
  • d. entreeportalen;
  • e. paden en terrassen;
  • f. parkeervoorzieningen;

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 13.2.3 en 13.2.4.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter voor palen en masten;
    2. 3 meter voor lichtmasten en overige;
  • c. carports en overige overkappingen zijn niet toegestaan.

13.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende bepalingen:

  • a. een erker mag alleen worden gebouwd aan een hoofdgebouw;
  • b. de diepte van een erker mag maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de breedte van een erker mag maximaal 4/10 deel bedragen van de oorspronkelijke gevelbreedte waar tegenaan wordt gebouwd;
  • d. de hoogte van een erker mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de aansluitende eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • e. er dient een niet te bebouwen strook in acht te worden genomen:
    • 1. aan de voorgevel gelijk aan de diepte van de erker met een minimum van 1 meter;
    • 2. aan de zijgevel met een breedte van 1 meter ten opzichte van gronden bestemd voor verkeer en groen;
    • 3. ten opzichte van de perceelsgrens minimaal 2 meter;
  • f. het dak van een erker grenzend aan, of uitziend op, de openbare weg mag als balkon/dakterras worden ingericht;
  • g. een erker wordt niet geplaatst indien er ter hoogte van de entree door plaatsing van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.2.4 een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden.

13.2.4 Entreeportalen

Voor het bouwen van entreeportalen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een entreeportaal mag worden opgericht ter plaatse van en aansluitend op de toegang van hoofdgebouwen;
  • b. de maximum oppervlakte van een entreeportaal bedraagt 5 m²;
  • c. de hoogte van een entreeportaal mag ten hoogste gelijk zijn aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. er dient een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht te worden genomen ten opzichte van de gronden bestemd voor verkeer en groen;
  • e. een entreeportaal wordt niet geplaatst indien er ter hoogte van de entree door plaatsing van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.2.3 een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken ten behoeve van carports

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor één carport per hoofdgebouw, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

13.3.2 Afwijken ten behoeve van erkers

Met een omgevingsvergunning kan, zolang het ondergeschikte karakter van de erker gehandhaafd blijft, afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in artikel 13.2.3 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat de niet te bebouwen strook van minimaal gelijke breedte is als de diepte van de erker en tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 13.2.3 onder e;
  • b. het bepaalde in artikel 13.2.3 sub c tot een breedte van maximaal 2/3 van de breedte van het gevelvlak;
  • c. het bepaalde in artikel 13.2.3 sub e onder 2 tot een diepte tot aan de perceelsgrens wanneer dit een grens met het openbaar gebied is en dit ter plaatse in het straat en bebouwingsbeeld past.

13.3.3 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 13.3.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de verkeersveiligheid; en
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.3.4 Afwijken ten behoeve van ondergrondse bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelders, met dien verstande dat:

  • a. deze ondergrondse bouwwerken gesitueerd mogen zijn onder bestaande bebouwing, dan wel op de voor Tuin bestemde gronden;
  • b. ondergrondse bouwwerken slechts mogen worden gerealiseerd op de voor Tuin bestemde gronden indien binnen de bestemming Wonen de gronden gelegen buiten het bouwvlak (erf) ontbreken;
  • c. de diepte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3.00 meter;
  • d. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan 40% van de voor Tuin bestemde gronden met een maximum van 45 m²;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij Waternet.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen.