direct naar inhoud van 4.7 Landschap en ecologie, groenstructuur
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09-OH01

4.7 Landschap en ecologie, groenstructuur

4.7.1 Landschap

de Bovenkerkerpolder (drooggemalen in 1764)

Het buiten de bebouwde kom van Amstelveen gelegen gedeelte van de Bovenkerkerpolder is een zeer open landschap, dat nog een goede weerspiegeling is van een oorspronkelijk polderlandschap. Het gebruik is vrijwel uitsluitend veeteeld. Het verkavelingspatroon wordt gevormd door noord-zuid lopende tochten en oost-west lopende rechte, smalle kavels. Het maaiveld ligt tussen 4,3 en 5,3 meter onder NAP. De omringende dijken (Bovenkerkerpolderdijk en Hollandse Dijk) begrenzen de ruimte. Enkele rechte wegen doorsnijden de polder (Nesserlaan en Middenweg). Bebouwing komt alleen aan de randen, langs de dijk voor. Erfbeplanting is, op enkele vrijstaande wilgen na, de enige opgaande beplanting, met uitzondering van de laanbeplanting langs de Bovenkerkerweg, ten noorden van de knik, en de Nesserlaan. Door de uniformiteit van het grondgebruik, dat in sterke mate wordt bepaald door de abiotische randvoorwaarden, is er in dit deelgebied sprake van een sterke mate van (cultuur-)historische continuïteit.

Dit deelgebied is onder te verdelen in het gebied ten noorden van de Nesserlaan, een vrij smalle polderstrook tussen stedelijke bebouwing en bovenland in, en de Bovenkerkerpolder ten zuiden van de Nesserlaan.

Bovenlanden

Tot de bovenlanden hoort alleen de in het oosten van het Amstelveens grondgebied gelegen strook niet verveende gronden langs de Amstel. Het maaiveld van dit gebiedsdeel ligt tussen 1,9 en 2,2 meter onder NAP. Het verkavelingspatroon staat haaks op de Amstel en is, vooral in het noordelijk deel, vrij onregelmatig. Het grondgebruik is overwegend grasland, waardoor het gebied relatie open is. Hier en daar bevinden zich enkele kavels met kassen en boomteelt, met name in het noordelijk deel en ten zuiden van Nes. De Amstel vormt een kralensnoer van afwisselend open en verdichte stukken en is hierdoor een structurerend element in het landschap. In het noordelijk deel van het plangebied is de Amstel een vrij dicht lint en werkt daardoor tevens ruimtebegrenzend.

Langs de Amstel bevindt zich lintbebouwing met beplanting, twee buitenplaatsen en twee buurtschappen (Nes en Buurt over Ouderkerk). Ook aan de polderdijk staat, met name ten noorden van de A9, veel bebouwing met erfbeplanting. Vooral ter hoogte van het viaduct van de A9 over het kanaal en het daarop aansluitende "verkeersknooppunt" is het bovenland sterk verdicht en relatief onoverzichtelijk. De A9 is een dusdanig overheersende scheidslijn, dat sprake is van een tweedeling van het Amstelveense bovenland in een gedeelte ten noorden en een gedeelte ten zuiden van de A9. De bovenlanden geven nog een karakteristiek beeld van een veenweidelandschap weer, ook al gaat het om een vrij smalle strook.

Voor de Bovenlanden geldt tevens dat deze grond deel uitmaakt van de in het streekplan vastgelegde bodembeschermingsgebieden. De provinciale milieuverordening legt ten aanzien van het gebruik van deze bodem beperkingen op.

4.7.2 Ecologie

Ecologische Hoofd Structuur (EHS)

Het plangebied is onderdeel van de Rijks Ecologische Hoofd Structuur (EHS). De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van LNV. Destijds was voorzien in "een samenhangend geheel van nationaal belang", met daarin 440.000 hectare bestaand natuurgebied, 200.000 hectare agrarisch gebied en 50.000 hectare natuurontwikkelingsgebied. In 1995 werden de doelsoorten en de natuurdoeltypen gedefinieerd, die pas in 2000 waren doorgevoerd in alle provinciale plannen. Er is toen besloten om een extra beleidsinspanning te leveren in de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur. Het bijbehorende Meerjarenprogramma Ontsnippering is in 2005 door het parlement goedgekeurd.

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden);
  • grotere wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee);
  • De EHS is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn.

Beleidsdoel van de EHS

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) streeft ernaar om in 2020 meer dan 750.000 hectare aan natuurgebieden bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te laten horen. Het grootste deel van deze EHS-gebieden zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komt nog ruim zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noordzee en de Waddenzee.

Bescherming EHS

Milieumaatregelen moeten ervoor zorgen dat de natuur binnen de EHS schoner en stiller wordt. De EHS wordt bovendien steeds beter planologisch beschermd. Dat is niet alleen beter voor de natuur zelf, maar ook voor recreanten die rust en kwaliteit zoeken. Ze kunnen ervaren hoe Nederland er vroeger van nature uitzag. In de EHS is vooral plaats voor bijzondere planten en dieren. Er zijn ook meer mogelijkheden voor woeste natuur die zichzelf in stand houdt, op de manier zoals dit ging voor de komst van de mens.

Toegankelijkheid

Verreweg het grootste deel van de EHS is goed toegankelijk via wegen en paden. Sommige delen zijn geheel vrij toegankelijk, dus ook buiten wegen en paden. Dit wordt ook wel struinnatuur genoemd. De EHS biedt veel mogelijkheden voor wandelen, fietsen, kanoën, en allerlei andere vormen van natuurgerichte openluchtrecreatie.

Natuurdoelen

Elk EHS-gebied heeft een zogenoemd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied. De provincies wijzen de natuurdoelen aan. Als de natuurdoelen zijn gehaald en de natuurgebieden een samenhangend geheel vormen, zal de EHS klaar zijn. Dit is naar verwachting rond 2018.

Pan-Europees Ecologisch Netwerk

De droge en natte natuur van de EHS zal uiteindelijk een aaneengesloten netwerk vormen dat over de grenzen met andere landen aansluit bij het Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN). Daarnaast wordt in de Europese Unie waardevolle en voor Europa kenmerkende natuur beschermd door het netwerk Natura 2000. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In Nederland maken de Habitatrichtlijn geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk onderdeel uit van de EHS.

De ecologische kwaliteiten van het grondgebied van de gemeente hangen nauw samen met de abiotische randvoorwaarden. Door een gevarieerd abiotisch milieu komen tal van milieutypen met overgangssituaties voor. Een voorbeeld van een overgangssituatie is het hoogteverschil tussen beneden- en bovenland met potenties voor gradiënten in vocht- en humusgehalte en veenpercentages. Ook komen op verschillende locaties kwelsituaties voor, welke een gradiënt in vocht- en eventueel zoutgehalte veroorzaken. De verschillende milieutypen die in het gebied voorkomen, zoals wateren (o.a. Amstel, vaarten, sloten), natte- en droge graslanden (o.a. de polders, bermen langs spoorlijn en dijken) en bos en parken waarborgen een grote variatie aan ecosstemen.

Daarnaast kent het gebied door de ligging ten opzichte van grotere veenweidegebieden en moerascomplexen en door eigen kwaliteiten goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling. De laagveenmoerassen en weidegebieden van Nederland hebben in Europees verband internationale betekenis en vormen de kern- en natuurontwikkelingsgebieden uit het Natuurbeleidsplan.

Door de aanwezigheid van een natte infrastructuur in de vorm van een dicht net van sloten, tochten, weteringen, rivieren en kwelgebieden, en een droge infrastructuur in de vorm van bermen van wegen, dijken en kaden, zijn goede voorwaarden voor uitwisseling en migratie van soorten aanwezig. Dit zowel voor verplaatsing van soorten in het gebied zelf als tussen het plangebied en omliggende gebieden. Op grond van deze actuele en potentiële ecologische waarden moet aan het gebied een relatief hoge ecologische kwaliteit worden toegekend.

De Amstel hoort tot de veenrivieren, natuurlijke waterlopen die het water van een veengebied afvoeren. Het verloop en de oevers van deze rivier zijn echter veelvuldig door menselijke ingrepen aangepast. De rivier vervult echter met haar oevers in potentie een belangrijke ecologische verbindingsfunctie.

Sloten, tochten en hun oevers kunnen belangrijke ecologische verbindingen vormen. In de droogmakerijen zijn de oevers met het oog op een voor de landbouw zo efficiënt mogelijke vorm van sloot en kavel en een zo snel mogelijke afvoer van het water relatief steil. Op het bovenland zijn de oevers veelal grilliger en minder kunstmatig. Dergelijke oevers hebben vanuit ecologisch oogpunt meer potenties.

Onder moeraspercelen en vochtige weilanden vallen extensief beheerde vochtige graslanden en percelen met een summiere drooglegging. Door toepassing van een verschralend beheer en de anaërobe omstandigheden kan de soortenrijkdom van dergelijke percelen sterk toenemen. Zulke terreinen kunnen een belangrijk onderdeel vormen van een ecologische verbinding, als stepping stones of corridor. Op de bovenlanden bevindt zich verspreid een klein aantal hooilanden met een wat soortenrijkere vegetatie.

De kwelgebieden met (zoet) kwelwater uit hoger gelegen delen, o.a. de dijkvoet en delen van de droogmakerijen, en gebieden met brak kwelwater afkomstig uit diepe lagen. deze locaties zijn potentieel gradiëntrijk waardoor er bijzondere dan wel zeldzame plantensoorten kunnen voorkomen.

De bermen langs wegen hebben een zanderige ondergrond waardoor er gradiëntrijke en schrale, voedselarme milieus aanwezig zijn. Door een juist beheer kunnen deze aspecten worden versterkt. Aan deze milieu-omstandigheden zijn plantensoorten en vlindersoorten (o.a Oranjetipje, Kleine vos, Bruinzandoogje, Kleine vuurvlinder) gekoppeld die waardevol te noemen zijn. Zij kunnen een functie gaan vervullen als verbreidingsbaan voor vlindersoorten als Atalante en Distelvlinder. Opgaande beplantingen van dijken en kaden kunnen een belangrijke functie voor vleermuizen vervullen. Zij gebruiken deze als oriëntatiemiddel om van rustgebieden in de bebouwde kom naar fourageergebieden te komen.

Door de variatie in soortensamenstelling en als corridors of stepping stones kunnen weg- en erfbeplantingen en solitaire bomen een bijdrage leveren aan de ecologische waarde van het gebied. Met name in de Bovenkerkerpolder komen verspreid enkele knotwilgen voor, die een functie hebben als broed- en rustplaats voor vogels en als uitkijkpunt voor roofvogels.

De Bovenkerkerpolder is van belang als weidevogelgebied door de openheid, de status van stiltegebied (natuurbeschermingsgebied) en door de ligging tegen andere weidevogelgebieden aan. Het van oudsher op natuurlijk beheer en heemplanten ingestelde groenbeleid en -beheer van de gemeente Amstelveen in de bebouwde kom staat garant voor een grote soortenrijkdom van deze beplantingen.

Milieubeschermingsgebieden zijn de gebieden die als zodanig zijn aangewezen in bijlage 6 van de Provinciale Milieuverordening. De aanwijzing geschiedt ter bescherming van het milieu en in het bijzonder ter bescherming van de belangen die voor elk van die gebieden in die bijlage zijn aangeduid.

Ingevolge bepaling 1 van bijlage 6 "Aanwijzing milieubeschermingsgebieden" is de Bovenkerkerpolder aangewezen als Milieubeschermingsgebied categorie stilte.

Ingevolge bepaling 2 van bijlage 6 worden de volgende maximale grenswaarden bepaald:

van 07.00-19.00 uur: 45 dB(A)

van 19.00-23.00 uur: 40 dB(A)

van 23.00-07.00 uur: 35 dB(A)

Het is verboden in een milieubeschermingsgebied categorie stilte zonder noodzaak geluid voort te brengen, te doen of te laten voortbrengen in zodanige mate dat de heersende natuurlijke rust in dat gebied kennelijk is of wordt verstoord.

4.7.3 Groenstructuur

De tekst hiervoor is ontleend aan het Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018, oktober 2008.

Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in beweging. Ruimtelijke ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Ondanks de stevige verankering van het groen in de structuur van de stad hebben ruimtelijke ontwikkelingen consequenties voor groen. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur. Om op een verantwoorde wijze keuzes te kunnen maken is het groenstructuurplan van Amstelveen geactualiseerd. Het voorliggende groenstructuurplan is daardoor geen volledig nieuw plan. Met deze geactualiseerde versie van het groenstructuurplan wordt op overzichtelijke wijze het ruimtelijke groenkader weergegeven. Het plan vormt en een herbevestiging van bestaand groenbeleid. De hoofdlijnen uit het Amstelveense groenstructuurplan en landschapsplan (1993) zijn dan ook in dit plan terug te vinden.

Het groenstructuurplan heeft de volgende doelstellingen:

  • Het vastleggen/bepalen van de ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur;
  • Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen;
  • Het benoemen van de bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur;
  • Het bieden van een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt;
  • Het aanreiken van concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten.

Het groenstructuurplan kan worden gebruikt als informatiebron over status, waarde en functie van het groen binnen Amstelveen. Het Groenstructuurplan wordt daarnaast gebruikt als kader bij:

  • Renovaties en reconstructies van de openbare ruimte;
  • Functiewijziging van het openbaar groen, bijvoorbeeld de wijziging van groen naar water;
  • Beheer van groen;
  • Uitgifte van openbaar groen.

Binnen de groenstructuur is onderscheid gemaakt in drie statusniveaus. Bovenwijks groen en wijkgroen vormen de hoofdgroenstructuur. Overig groen is gelegen buiten de hoofd groenstructuur. Tevens wordt onderscheid gemaakt in stedelijk gebied en buitengebied.

Hoofdstructuur stedelijk gebied

Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting langs bijvoorbeeld de Keizer Karelweg, Van der Hooplaan, Beneluxbaan en Handweg. Ook de groene stadsrandzones, zoals aan de oostkant op de grens met het voormalige A3 tracé en groenzones op de overgang van het bovenland naar de polders maken deel uit van het bovenwijks groen. De stadsparken zoals het Broersepark, de Braak en het Thijsepark zijn dankzij hun betekenis voor Amstelveen en de ligging in de hoofdgroenstructuur onderdeel van de categorie bovenwijks groen.

Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken zoals bijvoorbeeld de centrale strook Bankras en het groen langs wijkontsluitingswegen zoals bijvoorbeeld de Startbaan en de Bankrasweg. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen.

Hoofdstructuur buitengebied

Belangrijke structuurbepalende landschapselementen in het buitengebied zijn het Amsterdamse Bos in het westen en het bovenland in het oosten. Het Amsterdamse Bos heeft ondanks de relatief jonge ontstaansgeschiedenis landschappelijke en ecologische waarde. De recreatieve betekenis is uitzonderlijk hoog. Het Bovenland kent een hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Deze waarde wordt in belangrijke mate bepaald door het aangrenzende circa 3,5 meter lager gelegen open landschap van de oudere droogmakerijen. Het open deel van de Bovenkerkerpolder is van grote invloed op de structuur van het buitengebied ten zuiden van de Nesserlaan. Lanen, dijken en kades worden door hun structuurbepalend karakter en de cultuurhistorische waarde gerekend tot structuurbepalend landschapselement.

De onderdelen van de hoofdgroenstructuur die gerekend worden tot open landschap zijn de Bovenkerkerpolder en een deel van de Legmeerpolders. De Middelpolder heeft door de herinrichting en het beheer een andere structuur gekregen en wordt daarom aangeduid als half open landschap.

Visie en Ambitie 2006-2016

De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied. Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen.

Buitengebied

Bovenkerkerpolder

De groenkwaliteit van de Bovenkerkerpolder hangt sterk samen met het weidse open karakter en het ten opzichte van het ontstaan ervan eind 18e eeuw nauwelijks aangetaste ontginningspatroon. Bovendien kent de Bovenkerkerpolder ook bijzondere aardkundige waarden in de vorm van oude wadgeulen. Vooral dankzij de populatie weidevogels heeft de polder een ecologische betekenis. Amstelveen hecht grote waarde aan de openheid en de agrarische functie van de Bovenkerkerpolder. Samen met de ecologische kwaliteit en de recreatieve potenties van het gebied zijn dit de hoofduitgangspunten voor de verder planvorming in het kader van bijvoorbeeld het RODS (recreatie om de Stad) - project AmstelGroen en de Groene As.

Middelpolder

De Middelpolder is wat betreft de ruimtelijke kwaliteit minder uitgesproken dan het Bos en de Bovenkerkerpolder. In plaats van openheid en beslotenheid kent de Middelpolder een halfopen karakter. De recreatieve en ecologische waarde van het gebied is hoog. De recreatieve en ecologische betekenis zijn de kernkwaliteiten waarlangs de Middelpolder zich verder zal ontwikkelen.

Bovenland

De ontstaansgeschiedenis van het bovenland langs de Amstel voert terug tot de middeleeuwen en het ontginningspatroon is op veel plaatsen nog authentiek. Vooral het deel van het bovenland grenzend aan de Middelpolder is door omvang en verkavelingstructuur bijzonder waardevol. Vanwege de uit de Middeleeuwen daterende verkavelingpatronen heeft het Bovenland een belangrijke cultuurhistorische betekenis. Daarnaast zijn de Bovenlanden aangewezen als provinciaal Bodembeschermings-gebied. Voor Amstelveen staat het behoud van de cultuur-historisch en bodemkundige kwaliteit centraal. De mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in het bovenland zijn hierdoor zeer beperkt en gebonden aan strikte voorwaarden.

Ook de overgangen van bovenland naar polder hebben een bijzondere ecologische en landschappelijke betekenis. Behoud van deze kwaliteiten staat centraal bij ruimtelijke ontwikkelingen in de polders.

AmstelGroen

Het RODS - project AmstelGroen biedt kansen voor recreatie in de Bovenkerkerpolder. Uitgangspunt voor Amstelveen bij het vormgeven van recreatiegroen is dat dit niet te koste mag gaan van het open karakter van de polder. Ook de ecologische en agrarische functie van de polder zullen een centrale plaats in moeten blijven nemen.

Groene As

De provinciale ecologische verbindingszone Groene As is op Amstelveens grondgebied voor een deel gerealiseerd. Belangrijk onderdeel is de verbinding door de Bovenkerkerpolder. Amstelveen stelt zich op het standpunt dat naast een verbinding ter hoogte van de Nesserlaan een zuidelijk route gerealiseerd moet worden in combinatie met de gebieden die in het kader van AmstelGroen en natuurcompensatie N201 worden aangelegd.

Op de lange termijn wordt gestreefd naar het toevoegen van een derde zone middendoor de polder. De door Amstelveen gewenste zones zijn als wensbeeld op kaart nr 6 opgenomen. De exacte ligging van de zones is nog niet vastgelegd.

Natuurcompensatie N 201

Ter weerszijden van de om te leggen N 201 wordt 37 ha natuur ontwikkeld. Hierin is tevens een deel van de waterbergingsopgave verwerkt. Deels in extra te graven oppervlaktewater en deel door te graven inundatiegebieden, die van een wisselende vegetatie worden voorzien. Bij het ontwerp van deze natuurontwikkeling worden de mogelijkheden voor aansluiting op recreatieproject AmstelGroen meegenomen. Waar mogelijk wordt ingezet op recreatief medegebruik.

Verbindingen en overgangen

A9 zone

De rijksweg A9 is door de deels verhoogde en deels verlaagde ligging dominant aanwezig in de stad en in het buitengebied. Het grootste deel van het traject binnen Amstelveens grondgebied heeft het karakter van een parkbos. De taluds en de gebieden direct grenzend aan de weg hebben een hoge ecologisch betekenis. Bij een herstructurering van het gebied A9 zal de ecologische en landschappelijke betekenis van het groen worden meegenomen bij de ontwikkeling van het A9 gebied. Streven is de groene omzoming van de A9 te laten aansluiten bij het karakter van het achterliggend gebied. Daarnaast worden er twee ecologische doelen gesteld aan de planontwikkeling, namelijk:

  • het realiseren van noord-zuid lopende ecologische verbindingszones, ter hoogte van de Amsterdamse weg, Keizer Karelweg en de Beneluxbaan;
  • het handhaven en verbeteren van de huidige ecologische Oost-West verbindingen.

Straat- en laanbomen

Straat en laanbomen vormen de ruggengraat van de Amstelveense groenstructuur. Vooral binnen de verschillende wijken zorgen straat- en laanbomen in belangrijke mate voor het groene karakter. Amstelveen zal zich inspannen om waar mogelijk onderbroken laanstructuren te herstellen.

Voor het voorgestane beleid ten aanzien van verbeteringen in de staat- en laanbomenstructuur wordt verwezen naar het Bomenplan Amstelveen (2008).

Groen casco

Laag dynamische functies zoals de Amstel en de groene verbindingszones in het landschap, structureren en ordenen het landschap. Idealiter vallen deze ruimtelijke structurerende elementen en de ecologische infrastructuur samen in dit netwerk, ook wel het “casco” genoemd.

In het Landschapsplan (1993), het plan Glas en land (1995 ) en de Toekomstvisie Amstelveen (2001) zijn de ontbrekende schakels in dit casco benoemd als te ontwikkelen natuurzones. Ook in dit groenstructuurplan is de ontwikkeling van het casco als wensbeeld opgenomen. Dit betekent dat bij de toekomstige ontwikkeling van de betrokken polders de realisering van een groen casco wordt meegenomen. De zones zijn indicatief op kaart nr 6 weergegeven. De exacte ligging moet nog nader worden bepaald. Wel is al zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het gerealiseerde casco in het stedelijk gebied van Amstelveen en bij groene zones die buiten de gemeentegrenzen bestaan of in ontwikkeling zijn. In dit casco is tevens de ecologische verbindingszone langs het voormalige spoorlijntje Amstelveen-Uithoorn opgenomen.

Ook de functie van de te ontwikkelen zones moet nog nader worden bepaald. Zo kunnen, afhankelijk van de functie van het omliggende gebied, de te ontwikkelen groene zones behalve een ecologische functie ook een recreatieve functie krijgen. Ook de maatvoering van de zones zal op deze functie worden afgestemd.

Stadsranden

De stadsranden en hun karakter bepalen in belangrijke mate de identiteit van Amstelveen. De westelijk stadsgrens wordt gevormd door het Amsterdamse Bos en heeft hierdoor een ultiem parkachtig karakter. Voor de oostelijk stadsgrens ten noorden van de A9 is het uitgangspunt een geleidelijke overgang van stad en half open landschap naar een open landschap. De oostelijke stadsrand ten zuiden van de A9 kenmerkt zich door een meer abrupte overgang. De groene singel gaat hier direct over in het open landschap van het voormalige A3 tracé en Bovenkerkerpolder. Voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is deze contrastrijke overgang het gewenste beeld. Ook voor de zuidelijke stadsrand van Amstelveen is momenteel het uitgangspunt een contrastrijke overgang van dicht stedelijk gebied naar het open agrarische landschap van de Bovenkerkerpolder.

Groene stad-landverbindingen

Voor de ecologische en recreatieve betekenis van de hoofdgroenstructuur zijn de stad-landverbindingen cruciaal.

De stad-land verbindingen naar het Amsterdamse Bos zijn goed vertegenwoordigd. Ook belangrijke verbindingen tussen stad en Middelpolder zijn in het kader van de landinrichting gerealiseerd. De verbindingen tussen stad en de open Bovenkerkerpolder zijn beperkt. Amstelveen zal zich de komende jaren in zetten om de recreatieve (met name fiets en wandelverbindingen) en ecologische verbindingen tussen stad en land te verbeteren.