direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09-OH01

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Hieronder volgt het beleid van de provincie en de regio vanuit streekplan, beleidsnota´s, besluiten, regelingen en wetten.

Met dit provinciaal en regionaal beleid wordt zo nodig rekening gehouden in dit bestemmingsplan.

2.3.1 Streekplan Noord-Holland Zuid, provincie Noord-Holland, 17 februari 2003

In het streekplan Noord-Holland Zuid is Amstelveen gesitueerd binnen de regio Amstel- en Meerlanden. Amstel- en Meerlanden is een gebied met een grote diversiteit. Amstelveen wordt met Aalsmeer, Uithoorn en Ouder-Amstel gekenmerkt door een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving, centrumgebied van de glastuinbouw en delen met een hoge landschappelijke kwaliteit. Het woonmilieu in deze gemeenten is aantrekkelijk. Groen (Amsterdamse Bos, Amstelscheg) en 'blauw' (Westeinderplassen) zijn onder handbereik. De hoogwaardige dienstverlening in Amstelveen en het internationale sierteeltcomplex maakt deze regio een aantrekkelijk gebied voor economische ontwikkelingen.

Amstelveen kenmerkt zich door een veelzijdige productiestructuur, waarin internationaal management, financiële en zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd zijn.

In het streekplan wordt voor de Bovenkerkerpolder gekozen voor een blauwgroene inrichting (natuur en grootschalige recreatie), met een zoekgebied voor waterberging. De Bovenkerkerpolder maakt deel uit van de PEHS. Het plangebied is opgenomen als 'cultuur natuur' (agrarisch gebied met bijzondere natuurwaarden en kleine natuurreservaten, landgoederen en recreatiegebieden). In gebieden die liggen binnen de PEHS zijn ontwikkelingen mogelijk als deze passen binnen de natuurdoelen voor het gebied en als zij de identiteit van het landschap versterken. Ook is de Bovenkerkerpolder in het streekplan deels aangeduid als zoekgebied voor waterberging en veen(weide)gebied. De aanwijzing als zoekgebied waterberging betekent dat het volgens het streekplan "de uitdaging is om de ruimte voor water te combineren met andere gebruiksfuncties".

De belangrijkste ruimtelijke vraagstukken voor Amstel- en Meerlanden zijn:

  • verbeteren van de bereikbaarheid zowel per auto als per openbaar vervoer;
  • ontwikkelen van bedrijvigheid;
  • ontwikkeling en behoud van het hoogwaardige woon- en werkklimaat;
  • opslagmogelijkheden voor water;
  • realisatie van een blauwgroen casco door het gehele gebied;
  • behoud en ontwikkeling van de groene en landschappelijke kwaliteiten rondom de Amstelscheg en Diemerscheg.

Onderstaand worden de uitgangspunten opgesomd die voor dit plangebied van belang zijn.

Ruimte voor wonen

In Amstel- en Meerlanden komen verschillende woonmilieus voor. Stedelijke woonmilieus kunnen dit gebied in beperkte mate worden ontwikkeld in de grotere centrumgebieden, langs hoogwaardige openbaarvervoerlijnen en nabij stations en halten voor openbaar vervoer. In Amstel- en Meerlanden wordt de woningbehoefte opgevangen voor het eigen gebied, maar ook voor een deel uit Kennemerland en uit Amsterdam. Daarnaast wordt nog voorzien in een extra woningbehoefte als gevolg van de groeiende werkgelegenheid in Haarlemmermeer. Deze regio heeft relatief veel jonge bebouwing, daarom is uitgegaan van een lagere ICT-taakstelling (25%) voor opvang van het capaciteitstekort. In Amstel- en Meerlanden wordt een deel van de grote vraag naar groene woonmilieus opgevangen. De dichtheden kunnen variëren van 10 tot 40 woningen per hectare (groen stedelijk + dorpsmilieu). In het gebied Amstelveen is sprake van verspreid liggende kleinschalige herstructureringslocaties in het bestaand stedelijk gebied. De bestaande Westwijk wordt gefaseerd afgerond. In de Legmeerpolder kunnen vóór 2020 2.000 woningen worden ontwikkeld, indien de bovenlokale ontsluiting van deze locatie op een goede manier is geregeld. Behalve de verlegging van de N201, de realisatie van de Zuidtangent richting Uithoorn en de doortrekking van de Amstelveenlijn, zal ook de ontsluiting naar de A9 nodig zijn. Dit kan door doortrekking van de N522. Verdere groei van de locatie Noorder Legmeer met 4.500 woningen na 2020 wordt planologisch niet onmogelijk gemaakt.

Economische bestaansbasis voor de landbouw

In Amstelland (veen(weide)gebied) wordt het huidige agrarische gebruik voortgezet. de landbouw heeft hier een functie voor het behoud van het landschap, cultuurhistorische waarden en hiermee samenhangende recreatieve waarde. Circa 4.000 ha binnen Amstelland is in herinrichting, waarvan 1.900 ha cultuurgrond, inclusief beheersgebieden. In deze gebieden heeft de landbouw (melkveehouderij) het primaat. De Bovenlanden kenmerken zich door bijzondere vormen van landbouw zoals de trekheestercultuur. Dit blijft behouden.

Ontwikkeling van waardevolle landschappen

In het kader van het SGP AmstelGroen (Strategische Groenprojecten AmstelGroen) worden 480 ha vlakgroen en 70 ha groene verbindingen aangelegd. Het gaat om de volgende gebieden:

  • Bovenkerkerpolder (zoekgebied voor 240 ha groen);
  • Park 21e eeuw (140 ha). In aanvulling op de bestaande plannen is er 210 ha groen nodig om het Park 21e eeuw definitief vorm te kunnen geven, waarbij de verbindingen met de Amstelscheg en de Parkscheg (met onder meer het Amsterdamse Bos en de Bovenlanden) gerealiseerd kunnen worden;
  • Gebied tussen Aalsmeer en Uithoorn (85 ha).

In de Bovenkerkerpolder kan er sprake zijn van een in samenhang met elkaar te ontwikkelen gebied met als uitgangspunten:

  • groenontwikkeling in kader SGP AmstelGroen;
  • zoekgebied voor water;
  • de mogelijke doortrekking van de N522 naar de omgelegde N201.

Vergroting van natuur- en groenwaarden is aan de orde bij de realisatie van de Groene As. Dit betreft voor het onderhavige plangebied de herinrichting Amstelland, en de ontwikkeling rond Amstelveen, Aalsmeer en Uithoorn. In dit raamwerk zijn in dit gebied met name de Bovenlanden van belang.

De Amstelscheg wordt door de landbouw in stand gehouden. Mocht dit in de toekomst problemen opleveren dan moet worden gezocht naar een nieuwe groene drager. Op de lange termijn zou hier, aanvullend op de reeds bestaande plannen voor de Bovenkerkerpolder, zo'n 260 ha van functie kunnen veranderen.

Recreatie en toerisme

Toeristische speerpunten zijn de luchthaven Schiphol, de bloemenveiling in Aalsmeer, varen op de Westeinderplassen en het recreëren in het Amsterdamse Bos. Wandelen en fietsen in de Amstelscheg en de Diemerscheg wordt verder ontwikkeld. Er komen nieuwe recreatiegebieden in de Thamerpolder en in de Bovenkerkerpolder. Recreatief medegebruik in de vormen van fietsen en wandelen wordt verder ontwikkeld. De routes zijn opgenomen in het blauwgroene casco. Voor de waterrecreatie zijn van belang de doorgaande verbindingen (Amstel, Amstel-Drechtkanaal, Ringvaart Haarlemmermeer), de Westeinderplassen en de Vinkeveense plassen.

Ruimte voor water

Het water is ordenend voor de ruimtelijke ordening. De waterkwaliteit is voor natuur, recreatie en wonen van belang. In bestaand en nieuw stedelijk gebied wordt de ruimte voor water met name vergroot door de realisatie van het blauwgroene raamwerk (Amstelgroen). Een goede waterkwaliteit wordt onder andere mogelijk door meer waterberging in natuur en recreatiegebieden en in nieuw te ontwikkelen woongebieden te creëren.

Water wordt gecombineerd met wonen, natuur en recreatie. In de Bovenkerkerpolder is gekozen voor een blauwgroene inrichting (natuur en grootschalige recreatie), met een zoekgebied voor waterberging.

Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden

De regio kan worden gekarakteriseerd als een stedelijk netwerk in een typisch Hollands polderlandschap van kleine veenontginningen en grootschalige droogmakerijen. De verwevenheid van het stedelijk gebied met het open cultuurlandschap is een belangrijk kenmerk. De dynamiek in de regio vereist een ruimtelijke ontwikkeling waarbij het cultuurhistorische goed wordt ingepast.

Ten aanzien van cultuurhistorische waarden richt het streekplan zich op het behouden en versterken van de zichtbaarheid van cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied zijn diverse locaties met cultuurhistorische waarde.

Het streekplan biedt niet in alle gevallen voldoende gegevens om gemeentelijke ruimtelijke plannen aan te kunnen toetsen. Het streekplan is volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening een plan op hoofdlijnen. De beleidslijnen zijn bovendien door de dynamiek van het gebied en de beleidsontwikkelingen om ons heen, bewust globaal gehouden om op die manier flexibel te kunnen inspelen op toekomstige initiatieven. Als voor een goede doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid op een schaal van bestemmingsplannen meer gedetailleerde beleidsregels nodig zijn, zullen Gedeputeerde Staten het streekplan verder uitwerken of naderhand in de Provinciale Leidraad Ruimtelijk Beleid nadere beleidsregels opnemen.

Herziening streekplan Noord-Holland Zuid

Het Streekplan Noord-Holland Zuid is in februari 2003 vastgesteld. Sindsdien hebben enkele in het streekplan aangekondigde herzieningen en uitwerkingen plaatsgevonden. In de Evaluatienota Streekplan Noord-Holland Zuid, door Gedeputeerde Staten op 12 december 2006 vastgesteld wordt uitvoerig stilgestaan bij de beleidsresultaten op het terrein van ruimtelijke ordening in de periode 2003 -2007. De algemene conclusie is dat er in deze periode veel tot stand is gekomen en dat op een aantal onderdelen een aanpassing van het streekplan nodig is.

De voorbereiding en opstelling van zowel het Streekplan Noord-Holland Zuid als de Nota Ruimte liepen deels parallel. Hierdoor kon het streekplan inhoudelijk zoveel mogelijk op de Nota Ruimte afgestemd. Het streekplan is op de meeste punten Nota Ruimte-proof gemaakt. Bij het in mei 2005 verschijnen van de door de Tweede Kamer vastgestelde Nota Ruimte bleek het streekplan wat betreft enkele onderwerpen niet meer in lijn te liggen met het Rijksbeleid.

Er is nog een beperkt aantal punten over waarop het streekplan moest worden aangepast. De herziening omvat 13 onderwerpen:

  • Begrenzing van (het Noord-Hollandse deel van) de nationale landschappen Stelling van Amsterdam, Groene Hart, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Arkerheem-Eemland (gedeelte De Kampen, ten oosten van de A27);
  • Begrenzing van de rijksbufferzones Amsterdam - Haarlem, Amsterdam - Purmerend, Hilversum - Utrecht en Amstelland – Vechtstreek;
  • Wijziging beschermings- en compensatieregime voor natuur en recreatie;
  • De begrenzing van het Kustfundament in het kader van het Kustveiligheidsbeleid;
  • Strandzonering en jaarrondpaviljoens
  • Aantal minimale uitgangspunten voor het locatiebeleid en perifere detailhandel;
  • De 20 Ke-contour van Schiphol;
  • Aanpassing van de ligging van de rode contouren en wijziging status rode contour;
  • Golfbaan Amstelveen;
  • Traject 380 kV leiding Randstad;
  • Ruimte voor piekberging water van 1 miljoen m3 in de zuidwestpunt van Haarlemmermeer;
  • Wijziging bedrijfsfunctie 't Plaveen;
  • Bundeling van planologische belemmeringen: voorbeeld Amstelveen-Bovenkerkerpolder-Legmeerpolders.

Van deze 13 punten is de Golfbaan Amstelveen niet meegenomen in de streekplanherziening.

Voor de Bovenkerkerpolder zijn de volgende 2 punten van belang:

Wijziging beschermings- en compensatieregime natuur en recreatie

De PEHS zoals ruimtelijk vastgesteld in het streekplan Noord-Holland Zuid, bestaat uit de door het Rijk in de Nota Ruimte bepaalde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en door de provincie toegevoegde gebieden, die niet onder de definitie van de EHS volgens de Nota Ruimte vallen. De EHS bestaat volgens de Nota Ruimte uit bestaande natuurgebieden (waaronder bossen en gebieden die tevens een recreatiefunctie hebben), concreet begrensde natuurgebieden, beheersgebieden en robuuste verbindingen. De provinciale toevoegingen betreffen de ecologische verbindingszones en (met name) agrarische gebieden die in het kader van het programma Beheer zijn begrensd als 'ruime jas weidevogelbeheergebied'. Doel van de ecologische verbindingszones is dat natuurgebieden met elkaar worden verbonden, waardoor voor populaties van soorten grotere, duurzame leefgebieden ontstaan. Ze vormen daarom een essentiële aanvulling op de EHS. Ontwikkelingen in bestaande of nog te realiseren ecologische verbindingszones zijn mogelijk als passen binnen de doelen voor de verbinding.

Woningbouw Legmeerpolder

In de Bovenkerkerpolder en in de Legmeerpolders ten zuiden van Amstelveen is een opeenstapeling van planologische belemmeringen te constateren: stiltegebied, (P)EHS, nationale landschap, 20 KE-contour, straalverbindingen en hoogtebeperkingen luchthaven Schiphol. De provincie wil een denklijn ontwikkelen waarbij de provincie in die gevallen tot een bundeling van planologische belemmeringen komen, zover deze vallen onder de bevoegdheid van de provincie Noord-Holland of door de provincie beïnvloedbaar zijn. De provincie wil toe naar een 'eenvoudige' ruimtelijke ordening die gekenmerkt wordt door een heldere toewijzing van bepaalde functies aan locaties, zonder dat die functies/ locaties elkaar in de weg zitten gecombineerd met een heldere regelgeving.

In het noordelijk deel van de Randstad is nog steeds sprake van een grote woningbehoefte bij een achterblijvende woningproductie, mede als gevolg van tekort aan (operationele) bouwlocaties. Het aanwijzen en vervolgens tijdig ontwikkelen van nieuwe bouwlocaties blijft dus nog steeds zeer urgent. Daarom wijst de provincie het noordelijk deel van de Legmeerpolder -dat buiten de 20 Ke-contour van Schiphol is gelegen- aan tot woningbouwlocatie. De status van 'reservering woningbouwlocatie' wijzigt derhalve in 'stedelijk gebied'. Het resterende deel van de Noorder Legmeerpolder -gelegen binnen de 20 Ke-contour van Schiphol- behoudt de status van 'reservering woningbouwlocatie' zoals deze oorspronkelijk in het streekplan Noord-Holland Zuid 2003 was opgenomen. De huidige planologische status van de Bovenkerkerpolder ten zuiden van Amstelveen blijft gehandhaafd.

2.3.2 Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland (Provincie Noord-Holland, 2006)

Dit beleidskader vormt het toetsingskader ten aanzien van landschap en cultuurhistorie voor de provincie voor ruimtelijke plannen in het buitengebied, alsmede voor het gebruik bij de start van planontwikkeling. Specifiek voor de Bovenkerkerpolder wordt het behoud van kade, dijken en verkavelingspatronen voorgestaan, alsmede behoud en versterking van de interne structuur. Er dient te worden aangesloten bij de rationele indeling van de polder en van de landschappelijke kenmerken die met deze indeling samenhangen (bijvoorbeeld de hoofdrichting van wegenpatroon en waterlopen, vorm van ruimtes).

In de Bovenkerkerpolder zijn bovendien mogelijkheden voor waterberging, waarbij opgaven in de waterhuishouding kunnen worden aangegrepen om een nieuwe structuur in het landschap te ontwikkelen.

2.3.3 Concept beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie, provincie Noord-Holland

Op 15 december 2009 heeft de provincie Noord-Holland de concept beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld.

Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen.

Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'.

De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Deze vernieuwde beleidsnota vervangt het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, welke werd gebruikt als beoordelingskader voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen en inspiratie aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming.

In het kader van de Structuurvisie Noord-Holland en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is het beleidskader aangepast. Het oude beleidskader is aangevuld met een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland, te weten: aardkundige waarden, openheid en dorps-DNA. Daarnaast is gekozen voor een nieuwe indeling van de beleidsnota. Waar het beleidskader voorheen vanuit regio's was opgebouwd, is nu per landschaptype duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt hoe zij hierop wil sturen.

2.3.4 Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 "Bewust omgaan met water"

Het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 geeft de uitdaging van de provincie weer om binnen provinciegrenzen voor droge voeten, schoon water en goed drinkwater te blijven zorgen. Het Provinciaal Waterplan speelt in op de ontwikkelingen die van belang zijn voor het water in Noord-Holland en bevat ook elementen die voor het plangebied relevant zijn. Het water is hierbij onderscheiden in een aantal thema's:

  • wateroverlast en watertekort: in 2015 is het watersysteem op orde. Het watersysteem voldoet aan de dan gestelde normen om pieken in de neerslaghoeveelheid op te vangen en wateroverlast te voorkomen. Voorkeur gaat vooralsnog uit naar fijnmazige maatregelen. Waar mogelijk en wenselijk voor het voorraadbeheer wordt flexibel peilbeheer toegepast;
  • waterkwaliteit: voorkomen moet worden dat de waterkwaliteit verslechterd. De waterkwaliteit moet waar mogelijk verbeterd worden als de baten hiervan opwegen tegen de kosten. Daarom worden voor alle wateren ecologische waterkwaliteitsdoelen vastgesteld. Tot die tijd worden kosteneffectieve 'altijd goed'-maatregelen uitgevoerd, die zijn gericht op:
    • 1. het realiseren van bestaande nationale doelen en bestaande en nieuwe Europese doelen;
    • 2. het voorkomen van verslechtering van de waterkwaliteit, het oplossen van knelpunten en het in ieder geval verbeteren van de waterkwaliteit in gebieden waar de huidige waterkwaliteit slechter is dan de waterkwaliteit in 2000.
  • grond- en drinkwater: het grondwaterbeheer is gericht op zowel duurzame beschikbaarheid van grondwater voor gebruiksdoeleinden, zoals drinkwatervoorziening en koeling en verwarming van gebouwen, als op het voorkomen van negatieve gevolgen zoals verdroging, grondwateroverlast en achteruitgang van de grondwaterkwaliteit. Verslechtering van de kwaliteit van het grondwater, bijvoorbeeld door verspreiding van verontreiniging of menging van brak- en zoetwater, mag niet plaatsvinden. De toepassing van warmte-koude opslag wordt bevorderd en ook de zorg voor afstemming tussen eigenaren en gebruikers van systemen bij intensief gebruik van de ondergrond;
  • waterbeleid in relatie tot de omgeving: het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen de eisen die de functies van het oppervlaktewater (boezem, beroepsvaart, recreatievaart, zwemlocaties, viswater en ecologische verbindingen) en de grondgebruikfuncties (natuur, stedelijk gebied, landbouw en gebieden met bijzondere waarden) stellen aan het waterbeheer. Deze functies zijn richtinggevend voor de taakstelling van waterschappen. Voor de precieze ligging van de grondgebruikfuncties wordt verwezen naar streek- en bestemmingsplannen. Het water(keringen)beheer van de waterschappen moet voldoen aaneen bepaald niveau om tegemoet te komen aan de eisen die het grondgebruik stelt aan het watersysteem. Dit wordt het faciliteringsniveau grondgebruik genoemd. Aan dit faciliteringsniveau grondgebruik liggen afspraken en normen voor het waterbeheer ten grondslag. Het gaat hierbij om het overstromingsrisico van waterkeringen, het tegengaan van wateroverlast en watertekort, het handhaven van peilen, het zorgen voor een goede waterkwaliteit en het op orde brengen en houden van watergangen.

2.3.5 Regionaal bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaarten

Het regionaal bodembeheersplan stelt regels aan het hergebruik van grond als bodem. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit niet verslechterd. De bodemkwaliteitskaarten geven gebieden aan met vergelijkbare bodemkwaliteit waarbinnen hergebruik van grond is vereenvoudigd.

2.3.6 Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006, provincie Noord-Holland, 21 oktober 2002

In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) is het milieubeleid van de provincie uitgewerkt. De rode lijn door het plan is duurzaamheid, uitgewerkt langs drie strategische beleidslijnen:

  • duurzaam produceren en consumeren;
  • voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid;
  • verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

De strategische beleidslijnen zijn doorvertaald in uitvoeringsstrategieën en acties per thema. De gemeente is de aangewezen instantie om te zorgen voor de leefkwaliteit in de bebouwde omgeving. In het beperken van milieudruk op woongebieden en het bepalen van optimale duurzame inrichting (gepaard aan subsidieverstrekking) zal de provincie de gemeenten ondersteunen. De voornaamste taak van de provincie ligt in het behouden van de hoogwaardige natuur- en landschappelijke kwaliteiten in de gebieden buiten de stedelijke netwerken.

Het Milieubeleidsplan is geëvalueerd en verlengd tot september 2008.

Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 is in 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.

Ontwerp Milieubeleidsplan 2009-2013

Het doel van het provinciale milieubeleid is dat al hun activiteiten in de komende vier jaar er toe moeten leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.

Daarbij zijn twee overkoepelende doelen gesteld:

  • 1. het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
  • 2. het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders

In het Milieubeleidsplan zijn acht thema's opgenomen:

Afval

In de komende periode wil de provincie haar wettelijke taken en verplichtingen die zij is aangegaan voor het afvalbeheer uitvoeren. Deze bestaan vooral uit toezicht houden op het afvalbeheer van gemeenten en waterschappen. Om de handhaving effectiever te maken wil de provincie van een traditionele aanpak gericht op individuele bedrijven naar een ketenaanpak via een Frontoffice Afval en een Frontoffice Chemie. Daarnaast richt de provincie zich op de nazorg en herontwikkeling van voormalige stortplaatsen.

Bodem

De komende periode wil de provincie een actief bodembeleid voeren. Duurzaam bodemgebruik wordt daarbij steeds belangrijker. In de bodemstrategie die de provincie gaat maken speelt effectief en duurzaam bodemgebruik een belangrijke rol. Dit wil de provincie onder meer bereiken door de bodem een onderdeel te maken van ruimtelijke planvorming. Ook stimuleert de provincie bodemenergiesystemen als warmte-koude opslag en warmtewisselaars, maar wel zodanig dat de kwaliteit van de bodem behouden blijft. Via de provinciale milieuverordening gaat de provincie aanvullend op de bestaande bescherming van aardkundige monumenten ook de geomorfologie beschermen met een bepaling over de toepassing van gebiedsvreemd materiaal. In 2010 moeten alle locaties met bodemverontreinigingen die gevaar opleveren voor de mens onderzocht zijn.

Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de risico's van productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De provincie heeft nog geen volledig beeld van de risicosituaties waardoor uitvoering van haar wettelijke taken vertraging heeft opgelopen. De komende periode wil de provincie hier aan werken. De risicokaart wordt geactualiseerd, de provinciale vergunningenbestand wordt nagelopen op actualiteit en de handhaving wordt geïntensiveerd. Verder wordt gekeken naar de mogelijkheden die relatief nieuwe regelingen bieden. Om te beoordelen welke risico's de provincie in Noord-Holland wil accepteren, maakt de provincie een ruimtelijk beleidskader waarin duidelijke keuzes worden gemaakt. De provincie wil hiermee externe veiligheid verankeren in de ruimtelijke ordening. Hierbij wil de provincie ook de veiligheidsafstanden die bedrijven in acht moeten nemen vastleggen in bestemmingsplannen.

Geluid

Geluidhinder in Noord-Holland concentreert zich vooral rond Schiphol en de hoofdwegen. Om geluidhinder tegen te gaan toetst de provincie vergunningen, haar provinciale wegen, aan de normen in de Wet geluidshinder. Voor de komende periode wil de provincie de geluidhinder terugdringen en nieuwe geluidhinder voorkomen. Hiervoor voert de provincie haar Actieplan Geluid uit. Voor geluidreducering wordt gewerkt met stil asfalt, geluidschermen en geluidwallen. Het liefst wordt geluid aan de bron aangepakt.

Geur

Geurhinder was geen speerpunt in de afgelopen periode. Na geurklachten heeft de provincie een draaiboek gemaakt waarmee de branche geurhinder kan tegen gaan. De komende periode wil de provincie zich richten op de nationale doelstelling: in 2010 mogen mensen geen ernstige geurhinder meer ondervinden. Daartoe gaat de provincie haar draaiboek uitvoeren en blijft de provincie geurklachten registreren.

Lucht

Hoewel de luchtkwaliteit sterk is verbeterd, leiden de huidige niveaus van luchtverontreiniging nog altijd tot gezondheidsklachten en schade aan de natuur. De komende periode gaat de provincie aan de slag om samen met haar partners de overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit ongedaan te maken en nieuwe overschrijdingen te voorkomen. Dit wordt gedaan door verder uitvoering van de RSL Noordvleugel: schoon openbaar vervoer, schone eigen wagenparken, stimuleren van duurzame brandstoffen, verbetering van stedelijke en regionale distributie en milieuzones waar geen vuil vrachtverkeer is toegestaan. Verder breidt de provincie haar luchtmeetnet uit met twee meetpunten voor monitoring van de luchtkwaliteit.

Licht en donkerte

Donkerte wordt steeds schaarser. Verlichting van wegen, kassen en 24uurs-economie zorgen voor een overvloed aan kunstlicht in de avond en de nacht. Op alle niveaus neemt de aandacht voor lichthinder toe. De wettelijke taak van de provincie richt zich tot het verlenen van vergunningen aan grote glastuinbedrijven of glastuinbouwclusters. De wettelijke normen voor de glastuinbouw worden binnenkort aangescherpt. Verder heeft de provincie de afgelopen jaren de verlichting van de provinciale wegen aangepast. De komende periode wordt bekeken of er aanvullend beleid nodig is. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het lopende Prisma project Lichtvervuiling en Donkertebescherming dat handvatten voor provincies maakt. Verder gaat de provincie door met het energiezuinig verlichten van wegen en het delen van haar kennis hierover met andere overheden in Noord-Holland. Ook maakt de provincie criteria voor energiezuinige verlichting van haar terreinen en gebouwen. In de meer donkere landelijke gebieden beschermt de provincie de oerkwaliteit donkerte. Dit komt vooral aan de orde bij plannen voor duurzame economische ontwikkeling.

Klimaat en energie

Het tegengaan van klimaatverandering is een wereldwijd doel, onder meer vastgelegd in het Kyotoverdrag en het Bali Action Plan. Naast deze mondiale richtlijnen bestaan er op Europees niveau bindende afspraken. Deze Europese klimaatdoelstellingen zijn landelijk vertaald in het programma Schoon en Zuinig. In dit programma zijn afspraken gemaakt over de vermindering van uitstoot van broeikasgassen en het gebruik van hernieuwbare energie (zon, wind, biomassa). De provincie streeft naar een productie van 430 megawatt windenergie in 2012. Verder kan de provincie bijdragen door het realiseren en stimuleren van duurzame energie, duurzame mobiliteit, energiebesparing, verminderde uitstoot van broeikasgassen, energie-innovatie en adaptie aan klimaatverandering. Met het Actieprogramma Klimaat wil de provincie de uitstoot van broeikasgassen verder verminderen. Daarnaast streeft de provincie naar een klimaatbestendige provincie.

Ten aanzien van al deze thema's gaat de provincie activiteiten uitvoeren om haar doelen te halen. Dit gebeurt middels het uitvoeringsprogramma, via vergunningen en handhaving, via subsidies en via gebiedsgerichte aanpak.

2.3.7 Milieuprogramma 2004

Het milieuprogramma 2004 is een uitvoeringsprogramma van het PMP. Aan de volgende beleidsvraagstukken wordt in het milieuprogramma de hoogste prioriteit gegeven:

  • Bodemsanering:

Gestart is met het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2004-2009, o.a. met saneringen in het landelijk gebied, Anna's Hoeve en Masterplan het Gooi. Voortgezet wordt het programma voor sanering en herinrichting van oude gasfabriekterreinen in Alkmaar, Bussum, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Purmerend en Zaanstad. Na sanering zullen deze terreinen een woon- en/of werkbestemming krijgen. Dit is bijzonder omdat vrijkomende grote locaties in stedelijk gebied schaars zijn.

  • Uitvoering baggerprogramma's:

Verwijdering van 36 miljoen m³ bagger (=ruim 100 Arena-stadions vol) in 2020. Gestart is met onder andere de uitvoering Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen tot 2008 met de aanpak van de knelpunten in de Haarlemmerringvaart bij Cruquius (Heemstede) en Hillegom en in het Noord-Hollands kanaal bij de Nelson Mandelabrug te Alkmaar. Verder wordt medio volgend jaar de baggerwerkzaamheden in de Amstel bij Uithoorn afgerond. Verder wordt het Informatiepunt Baggerspecie Noord-Holland opgericht waarin verschillende vaarwegbeheerders hun baggeracties op elkaar afstemmen. Verder komen er ervaringsprojecten voor verwerking en hergebruik van (ernstig) vervuilde bagger.

  • Regie handhaving:

Onder regie van de provincie is een gezamenlijk traject verbetering (milieu)handhaving van o.a. gemeenten, waterschappen, politie en rijksinspecties ingeslagen. Daarop aansluitend starten volgend jaar de voorbereidingen voor een beperkt aantal regionale milieudiensten in Noord-Holland.

  • Duurzame energie:

2 megaton CO2-reductie, te vergelijken met een rij vrachtwagens van Amsterdam naar Parijs. En realisatie van 2,5% energie uit duurzame bronnen waarvan minimaal 200 MW uit windenergie in 2007. Dit betekent schone stroom voor 140.000 huishoudens, een stad van circa 300.000 inwoners.

  • Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS):

Gedeputeerde Staten gaan de aanleg van de provinciale ecologische hoofdstructuur versnellen. Tot 2008 gaat de provincie voor 25 miljoen euro aan grond aankopen en inrichten als natuurgebieden. Aansluitend zal de provincie het particulier natuurbeheer krachtig stimuleren.

Naast de reguliere ecologische verbindingen gaat de provincie drie robuuste natuurzones ontwikkelen: de Noordboog/Wieringerrandmeer. Van Kust tot Kust in Noord-Holland Midden en de Natte As in de Vechtstreek.

2.3.8 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, 2007

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht.
Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water.

De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een Verkeers- en Vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kan, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen.

Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'.
Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan.

Er zijn 7 speerpunten geformuleerd waarop extra inspanningen zullen worden geleverd:

  • Anders betalen voor mobiliteit:

De provincie wil in Noordvleugelverband in 2010 een systeem van beprijzen invoeren in een gebied rond Amsterdam. Door mensen te stimuleren bewustere vervoerskeuze te maken, wil de provincie de bereikbaarheid bevorderen. Beprijzen is geen maatregel die op zichzelf staat, maar moet samengaan met investeringen in Openbaar Vervoer, P&R en infrastructuur. Het mag niet zo zijn dat automobilisten betaald in de file staan. De provincie vindt dan ook dat we de opbrengsten van beprijzing moeten gebruiken om het “eigen” regionale verkeers- en vervoerssysteem te verbeteren. De provincie stelt verder de tarieven van de OV-chipcard en weggebruik vast.

  • Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement:

Bij ketenmobiliteit gaat het om het combineren van de diverse netwerken (fiets, OV, auto) in een reis. De combinatie moet zo soepel mogelijk zijn en goed op elkaar aansluiten. De provincie ontwikkelt initiatieven op dit terrein zoals bijvoorbeeld de betere afstemming tussen trein- en busvervoer en meer en beter bereikbare P&R(park & ride)-plaatsen, waar reizigers hun auto kunnen parkeren en op het OV kunnen overstappen.

  • Impuls fiets:

De fiets is het schoonste, gezondste, duurzaamste en in de stad snelste vervoermiddel. Daarom wil de provincie bekijken op welke wijze fietsers materieel en immaterieel meer beloond kunnen worden. De provincie wil ook de fietsverbindingen verbeteren en een fietsplanner ontwikkelen. De fiets is de optimale schakel naar een OV-knooppunt. De provincie wil de stallingmogelijkheden bij deze knooppunten verbeteren en de OV-fiets voor het natransport stimuleren. Bovendien moeten fietsroutes opgenomen worden in routeplanners.

  • Hoogwaardig openbaar vervoer:

De provincie wil zwaar inzetten op hoogwaardig openbaar vervoer (snel, frequent en comfortabel), omdat de overtuiging bestaat dat hiermee veel te winnen valt. De provincie werkt aan een samenhangend vervoerssysteem van hoge kwaliteit voor het noordelijk deel van de Randstad.

  • Verkeersmanagement en ICT:

ICT-ontwikkelingen maken het mogelijk, dat er reisinformatie komt die voor iedereen overal en altijd beschikbaar is, thuis en onderweg. Voor auto, openbaar vervoer, fiets en alle combinaties daarvan. Navigatiesystemen moeten routes adviseren, die het optimaal benutten van alle netwerken tezamen verbeteren en ongewenst sluipverkeer voorkomen.

  • Aanpak goederenvervoer:

Het goederenvervoer groeit veel sneller dan het personenvervoer. De ontwikkeling van het Kwaliteitsnet Goederenvervoer (weg, spoor, water) draagt bij aan de efficiëntie van het vrachtverkeer. De provincie stimuleert en faciliteert initiatieven van marktpartijen, die duurzame oplossingen bieden voor het goederenvervoer.

  • Ruimtelijke ontwikkelingen:

De bereikbaarheid met openbaar vervoer en per auto is een belangrijke randvoorwaarde voor nieuwe woon- en werklocaties. Dat betekent o.a. dat er vooraf al garanties zijn voor de realisatie van stations en buslijnen.

De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Naast de wettelijke verplichte instrumenten zoals MER, worden zogenaamde beeldkwaliteitsplannen opgesteld ter behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een dynamische omgeving.

2.3.9 Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Stadsregio Amsterdam, december 2004

Het Stadsregio Amsterdam heeft eind 2004 het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) voor de regio vastgesteld. Het RVVP is het beleidskader voor het verkeer- en vervoerbeleid in de regio en geeft de visie van de regio op mobiliteitsvraagstukken. Het is richtinggevend voor de uitvoering van het openbaar vervoer (exploitatie, RegioNet), voor de aanleg en verbetering van infrastructuur (GDU/BDU) en voor verhoging van de verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig). Onderdeel van het RVVP is een uitvoeringsprogramma waarin de verantwoordelijkheden ten aanzien van beleid en uitvoering van projecten zijn vastgelegd. Het RVVP is door het Stadsregio Amsterdam gemaakt in samenspraak met gemeenten, andere overheden en een aantal betrokken belangenorganisaties. Het nieuwe RVVP is door alle 16 ROA-gemeenten goedgekeurd. Het Stadsregio Amsterdam heeft verschillende corridorstudies verricht waarvan hier van belang de Openbaar vervoerscorridor Amstelveen-Uithoorn (COVAU). Deze verkennende studie richt zich op de toekomstige kwaliteit van het openbaar vervoer tussen Amstelveen en Uithoorn. Hieruit is gebleken dat een tweetal opties voor een HOV buslijn mogelijk zijn: via de Bovenkerk/Zijdelweg of via het spoortracé. De provincie heeft de volgende fase van de COVAU studie waaruit blijkt welke van de 2 varianten gekozen wordt. Een eventuele toekomstige doortrekking van de Amstelveenlijn naar Schiphol Oost en Schiphol Plaza via de verlengde Beneluxbaan is een toekomstige optie die open moet blijven staan. Tevens is vanuit het RVVP het busstation Amstelveen, als belangrijk onderdeel van het Stadshart, een aandachtspunt. Het busstation is als regionaal OV knooppunt van een aantal hoog frequente RegionNet lijnen waarvoor op de aanvoerroutes voorzieningen ten behoeve van een betrouwbare en snelle doorstroming gewenst zijn.

2.3.10 Waterbeheerplan AGV, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, 2006-2009

De voorloper van dit Waterbeheerplan is het Waterbeheersplan AGV 2000-2004.

Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) zorgt voor water in het eigen beheergebied.

Het Waterbeheerplan van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) voor de jaren 2006 t/m 2009 beschrijft wat AGV de komende vier jaar wil gaan bereiken, en op welke manier.

De essentie van het Waterbeheerplan (WBP) is dat AGV de planperiode gaat gebruiken om door te gaan met het realiseren van 'droge voeten en schoon water op peil' en ook om een omschakeling te gaan maken naar een nieuwe manier van werken: Dat wil zeggen:

  • het implementeren van de Europese Kaderrichtlijn Water, die in 2000 van kracht is geworden en sterke invloed heeft op alles wat met waterkwaliteit te maken heeft;
  • het op de rol zetten van akties die nodig zijn om verwachte klimaatveranderingen en daarmee gepaard gaande wateroverlastproblemen het hoofd te kunnen bieden (gericht op het nakomen van de afspraken uit het nationaal Bestuursakkoord Water in 2015);
  • een nieuwe benadering van de afvalwaterketen, waarbij het uitgangspunt is: die maatregelen treffen in de afvalwaterketen, die het meest kosteneffectief zijn voor het realiseren van de watersysteemdoelen.

In het WBP wordt geen gedetailleerd overzicht van maatregelen voor de hele planperiode gegeven, maar het WBP is een doelstellingsgericht plan op hoofdlijnen, met een jaarlijks voortgangsverslag en update van maatregelen.

Het Waterbeheerplan heeft tot doel:

  • 1. het formuleren van doelstellingen voor het watersysteem en de zuiveringstaken binnen de afvalwaterketen voor 2009, met een doorkijk naar 2015;
  • 2. het vaststellen van een samenhangende, duurzame en integrale strategie om - meestal gezamenlijk met andere partijen - de doelen te realiseren;
  • 3. het vaststellen van de daarvoor benodigde middelen;
  • 4. het communiceren met partners in het waterbeheer over het beleid en de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren, door het waterschap zelf en/of door anderen.

Hoofddoelen voor het watersysteem

Bescherming tegen hoog water:

AGV wil veiligheid blijven bieden tegen overstroming volgens de normen. De volgorde van aanpak van knelpunten gaat AGV meer dan in het vorige plan baseren op risico's. zoals de kans op en verwachte schade bij een overstroming. Bovendien richt AGV zich bij de aanpak niet alleen op het versterken van dijken, maar op het vinden van een optimale mix met aanvullende maatregelen. Dit kan de aanleg van extra 'binnendijken' zijn, het tijdelijk stopzetten van gemalen, of het inzetten van polders voor extra waterberging. Ook komt er een intensievere handhaving op activiteiten die schade kunnen veroorzaken aan dijken. Voor AGV betekent Bescherming tegen hoog water niet het alleen op orde brengen van waterkeringen, maar het zoeken naar en uitvoeren van een optimale mix met aanvullende maatregelen zoals inzet van compartimentering.

Beheer van waterkeringen:

AGV beheert de waterkeringen. In het Waterbeheerplan staat hoe het AGV dit beheer wil laten voldoen aan de veiligheidsnorm. Het Waterbeheerplan heeft ook de status van Beheersplan Waterkeringen. De verplichte onderdelen van het Beheersplan Waterkeringen, zoals aangegeven in de Verordening Waterkering West-Nederland en de Wet op de Waterkering, zijn opgenomen in dit Waterbeheerplan.

Waterpeilen:

AGV wil de waterpeilen optimaal afstemmen op de uiteenlopende wensen van verschillende betrokkenen. Dit zijn gebruikers van het water of van het aanliggende land. Nieuw ten opzichte van het vorige plan is dat AGV streeft naar grotere peilgebieden. Deze kunnen efficiënter worden beheerd dan kleine peilgebieden, omdat het beheer minder versnipperd is.

Peilverlaging zal niet meer vanzelfsprekend volgen op de daling van het maaiveld. AGV werkt samen met provincies en andere partners aan een langetermijnvisie voor het veenweide gebied. Daarin zijn de mogelijkheden van het watersysteem randvoorwaarde voor de functies in het gebied, in plaats van andersom.

Waterberging en - afvoercapaciteit:

In 2015 moet de bergings- en afvoercapaciteit van het watersysteem op orde zijn, zodat er een goede voorbereiding bestaat op de gevolgen van de klimaatveranderingen. Dat wil het AGV doen door het baggeren van watergangen, het creëren van extra ruimte voor water en het tegengaan van illegale dempingen. De bouwwerken moeten in orde zijn en het AGV wil waterakkoorden afsluiten met andere waterbeheerders. Het AGV werkt op dit gebied ook samen met partners. Het Nationaal Bestuursakkoord Water is hierbij uitgangspunt.

Grondwater:

Het AGV heeft kennis van en ervaring met grondwater, doordat de uitvoerende organisatie Waternet het grondwaterbeheer voor Amsterdam verzorgt. Het AGV

adviseert gemeenten over grondwater en is in stedelijke waterplannen medeopsteller van beleid. De komende jaren zal grondwater nadrukkelijker en explicieter meewegen in de planvorming. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor stedelijk grondwater en de provincies voor het diepe grondwater bij de provincies.

Ecologische en chemische toestand:

Het waterschap wil zorgen voor ecologische gezonde watersystemen. Een goede chemische waterkwaliteit is daarbij een randvoorwaarde. Deze verzorgt het AGV zelf. Tot voor kort was dit streven vrijblijvend.

Europese wetgeving (bijvoorbeeld de KRW) maakt een goed resultaat vanaf 2015 verplicht. Dus het AGV zal in de jaren 2006-2009 veel energie stoppen in het formuleren van nieuwe ecologische doelstellingen voor oppervlaktewateren, maatregelen en monitoringsystemen.

Verder blijft het AGV afvalwater zuiveren, vervuilingsbronnen aanpakken, wateren baggeren en oevers natuurvriendelijk inrichten. Het AGV verleend voorwaardelijk vergunningen voor lozingen en ziet toe op de handhaving van regels. Ook zal het AGV andere partijen blijven stimuleren om maatregelen ten nemen om het water gezond te maken.

Vaarwegbeheer:

Het waterschap zorgt dat de eigen vaarwegen (zoals kanalen en riviertjes diep genoeg zijn en dat het scheepverkeer vlot verloopt.

Recreatieve mogelijkheden en cultuurhistorie:

Recreatie en cultuurhistorie behoren niet tot de kerntaken. Toch wil het AGV vanuit klantvriendelijk oogpunt zoveel mogelijk rekening houden met recreatieve gebruiksmogelijkheden. De cultuurhistorische waarden wil het AGV zoveel mogelijk behouden, omdat het voortbestaan van cultureel erfgoed zeer belangrijk wordt gevonden.

Hoofddoel voor afvalwaterketen

Inzameling van afvalwater:

De komende jaren wil het waterschap veel intensiever samenwerken met gemeenten bij het inzamelen van afvalwater. AGV biedt gemeenten aan om het beheer van het rioolstelsel voor hen uit te voeren. Het is voor het AGV een voordeel om zoveel mogelijk grip te krijgen op het zuiveringsproces. Om dezelfde reden wil AGV ook het aantal grote lozers zo goed mogelijk in het vizier krijgen. Daarom biedt AGV gemeenten ook aan de vergunningverlening voor lozingen te verzorgen en de handhaving hierop uit te voeren.

Duurzame behandeling van afvalwater:

Het waterschap zuivert afvalwater met zo goed mogelijke zuiveringstechnieken. Het waterschap richt zich hier op de hele afvalwaterketen, niet op delen van het proces. Daarbij wordt samen met gemeenten gezocht naar de optimale combinatie van maatregelen in het rioolstelsel en bij de zuivering. Hierbij zijn de uitgangspunten: een eerlijke verdeling van de kosten en zo laag mogelijke lasten voor de burger.

Aanpak van lozingen en riooloverstorten:

Het gezuiverde afvalwater mag geen problemen veroorzaken in het watersysteem. Dat geldt ook voor riooloverstorten en ongezuiverde lozingen.

AGV wil graat een beter inzicht in meer verontreinigende stoffen en de lozing daarvan verminderen met meer typen maatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar samenwerking met gemeenten en biedt het waterschap haar expertise aan.

2.3.11 Watergebiedplan Westeramstel, 2005

Het AGV/DWR is verplicht om eens in de tien jaar de peilbesluiten te herzien. Deze gelegenheid is door AGV/DWR aangegrepen om het hele watersysteem van Westeramstel door te lichten en in kaart te brengen. De Bovenkerkerpolder is een droogmakerij, ingericht eind negentiende eeuw,na de afronding van de vervening van de polders. De Bovenlanden in de Bovenkerkerpolder zijn nooit verveend en ligt daardoor ook wat betreft maaiveld aanzienlijk hoger dan de overige polders. Op basis van de kennis van het watersysteem en de knelpunten die door betrokkenen zijn aangegeven, zijn gericht maatregelen voorgesteld. Van de maatregelen is aangegeven wat de effectiviteit is ten aanzien van het oplossen van knelpunten.

Het watergebiedsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • peilbesluit;
  • waterinrichtingsplan;
  • richtlijnen voor beheer- en onderhoud.

Een peilbesluit vormt een belangrijk deel van het watergebiedsplan. In een peilbesluit wordt de hoogte van de waterstanden in het plangebied vastgelegd. Een belangrijk gegeven is hierbij de drooglegging in relatie tot het grondgebruik.

Een ander onderdeel van het watergebiedsplan is het waterinrichtingsplan. Hierin wordt naar het bestaande en gewenste watersysteem gekeken. Maatregelen worden hierin voorgesteld om de peilen en peilgebieden volgens het peilbesluit te kunnen handhaven en overige verbeteringen in het watersysteem aan te brengen (o.a. ter verbetering van de waterkwaliteit).

In de richtlijnen voor beheer- en onderhoud worden activiteiten voorgesteld om het beoogde watersysteem goed te kunnen laten functioneren en deze in stand te houden.

2.3.12 Intergemeentelijke gebiedsvisie, oktober 2000

De intergemeentelijke gebiedsvisie is opgesteld door de gemeenten Haarlemmermeer, Aalsmeer, Uithoorn, Amstelveen en Ronde Venen. De directe aanleiding voor het opstellen van de IGGV is de omlegging van de N201 op het grondgebied van de betrokken gemeenten. Centrale opgave is het creëren van een meerwaarde voor de leefbaarheid, het milieu en de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.

In de IGGV is aangegeven dat duurzaamheidsthema's zoals water, energie, mobiliteit, natuur, landschap en meervoudig grondgebruik belangrijke aspecten zijn bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Over het bedrijventerrein Noorder Legmeerpolder wordt in de IGGV het volgende gezegd: “Te ontwikkelen locatie gekoppeld aan de verlegging N201 in gemeente Amstelveen. Tot 2010 voornamelijk transformatie akkerbouw naar bedrijven; daarna volgt transformatie van glastuinbouwgebied naar bedrijventerrein. Gelet op type bedrijventerreinen Oosteinderpolder Noord, zal de Noorder Legmeerpolder zich vooral dienen te onderscheiden door de vestiging van meer grootschalige, lokale bedrijvigheid. Bruto oppervlak ongeveer 80 ha”.

De bestaande landschappelijke structuur vormt de basis voor het ruimtelijke raamwerk ten behoeve van de lange termijnontwikkeling. Dit “groenblauwe raamwerk” bestaat uit het geheel van structuren en gebieden, waaronder groengebieden, dijken met bebouwingslinten en hoofdwaterlopen.

Versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren en waarden dient binnen ruimtelijke ontwikkelingen te worden vormgegeven.

Aan de hand van de bestaande landschappelijke structuur is in het IGGV een groenblauw raamwerk geformuleerd op drie schaalniveaus, dat als maatgevende factor moet worden gezien voor verdere invulling. Op het hoogste schaalniveau (eerste orde) wordt het raamwerk gevormd door de boezemlanden langs de ringvaart, de Amstel, grote vlakken van het Amsterdamse bos en de Westeinder- en Vinkeveense plassen. Deze structuur dient verder te worden versterkt.

Een schaalniveau lager (tweede orde) worden dwarsverbindingen tussen de boezems aangelegd als groenblauwe strips van 200 meter. Naast een bedding voor blauwe en groene functies, vormen deze robuuste strips het ontwikkelingskader voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen als uitwerking van het parkstad principe. In de strips wordt voorzien in groen en water voor natuur en recreatie, en buitenplaatsen met bebouwing in lage dichtheden als kostendragers.

De elementen van de derde orde zijn de lange lijnen in de polders. Over het algemeen zijn deze ruimtelijk structurerende elementen noord-zuid gerichte ontginningsassen met oude bebouwingslinten, hoofdtochten en verschillende dijken, te ontwikkelen als recreatieve en ecologische verbindingen.

2.3.13 AmstelGroen Gebiedsperspectief, provincie Noord-Holland, september 2002

In deze notitie wordt aangegeven waar en hoe in het zoekgebied ten zuiden van Amsterdam 550 ha nieuw recreatief strategisch groen kan worden gesitueerd.

In december 1998 heeft de Tweede kamer besloten de VINEX te actualiseren. In deze actualisering, - de VINAC - , is opgenomen dat er, gekoppeld aan de nieuwe verstedelijkingsopgave 2005-2010, in de provincie Noord-Holland ruim 1.000 ha multifunctioneel groengebied zal worden aangelegd. Aan de zuidzijde van Amsterdam betreft dit het Strategisch Groenproject AmstelGroen, waarvoor in totaal 550 ha beschikbaar is. Binnen deze 550 ha is een verdeling aangegeven in 480 ha vlakgroen en 70 ha ten behoeve van recreatieve verbindingen.

Het AmstelGroen vormt een aanvulling op het bestaande aanbod van recreatief groen aan de zuidflank van Amsterdam en draagt bij aan de oplossing van de grote recreatieve tekorten in de noordflank van de Randstad. Verbetering van de recreatieve verbinding van de bestaande Strategische Groenprojecten Haarlemmermeer-West en Vechtstreek is een belangrijk aandachtspunt.

2.3.14 Toekomst Amstelland; "Amstelland, een nieuw verbond tussen stand en land" (Stuurgroep Amstelland, 2004)

Afspraken over de toekomstige ontwikkeling van het Amstelland zijn vastgelegd in het document "Toekomst Amstelland, een nieuw verbond tussen stad en land".

Op initiatief van de gemeente Amsterdam is in 2002 dit project opgestart en aangestuurd door de stuurgroep Amstelland (gemeenten Amstelveen, Ouderamstel, Abcoude, De Ronde Venen, Uithoorn en Amsterdam). De uitgangspunten van de Visie betreffen:

  • 1. het behoud van de kwaliteit van het cultuurhistorisch landschap. Dit uitgangspunt legt beperkingen op aan de bedrijfsvoering door de agrariërs en aan het recreatief medegebruik;
  • 2. binnen de genoemde 'grenzen' van uitgangspunt 1 zijn onderhoud en verbetering van het gebied door de agrarische bedrijven de aangewezen weg om de waarde van het gebied te onderhouden en te verbeteren. Naast het organiserend vermogen van de agrariërs is een nieuw overheidsinstrumentarium nodig waardoor de boeren een inkomen ontvangen voor geleverde 'groene' beheerdiensten aan het landschap;
  • 3. de discussie over de waterhuishouding dient te worden gekoppeld aan het vaststellen van de visie op de toekomst van het Amstelland om langdurige onzekerheid te vermijden. Voorlopig is het belangrijkste dat zoekgebieden voor water worden vrijgehouden. Verder dient een inkomensregeling te worden getroffen voor waterdiensten;
  • 4. de beleving van het Amstelland kan worden verveelvoudigd zonder de grenzen te overschrijden die gesteld worden door de structuur, de rust en het agrarisch gebruik. Dat kan door de randen toegankelijker te maken, door meer mogelijkheden te scheppen voor wandelen, fietsen en varen en door de informatievoorziening te verbeteren;
  • 5. de economische houdbaarheid van het agrarische landschap binnen de genoemde 'grenzen' van uitgangspunt 1 is gebaat bij verbreding van de functies van het landelijke gebied. De versterking van de recreatieve functies biedt de ondernemers, agrariër of niet, een goede kans op geleidelijke transformatie naar de dienstverleningseconomie;
  • 6. het karakter en het grondgebruik van de grote open polders worden niet wezenlijk aangetast en de kwalitatieve ruimtelijke 'toevoegingen' gericht op recreatie en waterhuishouding worden gedaan in de randen van het gebied;
  • 7. de ruimtelijke regelgeving en het grondbeleid in het Amstelland dienen te worden aangepast aan de behoefte om te investeren in het medegebruik van het gebied en de kwaliteit van het landschap.

2.3.15 Beleidsplan "Kiezen voor Amstelland"; aanpassing basisplan (Groengebied Amstelland, 2002)

In de nota "Kiezen voor Amstelland" is het beleid voor de inrichting van het groengebied Amstelland geactualiseerd ten opzichte van het Basisplan Amstelland 1980. Belangrijk uitgangspunt is de ontwikkeling van het groengebied tot een aantrekkelijk cultuurlandschap, met veel ruimte voor natuur, waarbij de recreatiemogelijkheden zich met name richten op de behoeften van bewoners van het aangrenzende stedelijke gebied.

Voor de Amstelscheg ligt het accent op de openheid van het weidegebied, waarbij behoud en ontwikkeling van de aan water en natte gronden gebonden natuur een belangrijke rol heeft. Specifiek voor Wester Amstel Zuid is een beperking van de oppervlakte als vrij toegankelijk in te richten gebied opgenomen (rondom de sporthal aan de Langs de Akker) ten gunste van het agrarisch gebied.

2.3.16 Strategische visie Recreatiegebieden (Recreatie Noord-Holland NV, 2006)

De "strategische visie Recreatiegebieden" biedt een denkraam aan de hand waarvan besturen van recreatieschappen, samen met recreanten en ondernemers, lijnen kunnen uitzetten voor de toekomst van recreatiegebieden. Er is sprake van een veranderende positionering van recreatiegebieden, waarbij een grotere gerichtheid op de omgeving (stad en landelijk gebied), ontwikkeling naast beheer en een grotere klantgerichtheid voorop staat. Dit betekent ook een nieuwe balans tussen het openbare, laagdrempelige karakter van recreatiegebieden en ruimte voor commerciële activiteiten.

2.3.17 Beleidsnota Een Goede plek voor Ieder bedrijf, april 2005

Deze nota bevat het nieuwe locatiebeleid. Als zodanig vervangt deze nota zowel de uit 1994 daterende beleidsnota Het Juiste Bedrijf op de Juiste Plaats als het beleid ten aanzien van grootschalige en perifere detailhandelsvoorzieningen (GDV- en PDV-beleid) en het beleid ten aanzien van andere grootschalige voorzieningen.

De beleidsnota werkt het locatiebeleid uit de Nota Ruimte op provinciaal niveau uit. het gaat er om op regionaal niveau voldoende en gedifferentieerde vestigingslocaties te bieden voor grootschalige activiteiten met economische gevolgen. Dit zijn bedrijven, kantoren en voorzieningen (inclusief detailhandel, attractieparken en andere vrijetijdsvoorzieningen, onderwijs, zorg, welzijn en andere specifieke voorzieningen.

2.3.18 Beleidsregel Ruimte voor Ruimte in Noord-Holland, september 2007

Een ruimte voor ruimte regeling in de zin van deze beleidsregel is gericht op een aantoonbare en duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied zowel op de te saneren locatie (via sloop en herinrichting) als op de compensatielocatie door sloop van landschappelijk storende en/of niet passende bebouwing of functies en een bestemmingswijziging van de hierbij betrokken gronden. Ruimte voor ruimte levert dus per saldo een ruimtelijke winst op via:

  • Een landschappelijke winst op de oude locatie door de sloop en eventuele herinrichting;
  • een versterking van de beeldkwaliteit op de nieuwe locatie door een goede keuze van de aard en de omvang van de bebouwing.

Als tegenprestatie krijgt de initiatiefnemer respectievelijk de gemeente planologische medewerking voor nieuwbouw van woningen aansluitend aan bestaand stedelijk gebied in het gebied of - indien blijkt dat dit niet mogelijk of wenselijk is - ter plaatse van de saneringslocatie.

De beleidsregel Ruimte voor Ruimte is een uitwerking van het streekplanbeleid (Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord en Partiële herziening streekplan Noord-Holland zuid). Daarin is deze regeling reeds aangekondigd. Er is weliswaar een geldend toetsingskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) maar VAB richt zich primair op hergebruik van agrarische bebouwing en biedt geen mogelijkheden om verrommeling van het landschap aan te pakken. Daarom is een Ruimte voor Ruimte regeling van belang. In ruil voor sloop van storende bebouwing of functies kunnen aan de rand van het stedelijk gebied of in tweede instantie ter plaatse een of meer compensatiewoningen worden gebouwd. Eis is wel dat er een aantoonbare ruimtelijke winst ontstaat.

De beleidsregel is vastgesteld als kader voor provinciale medewerking aan extra woningbouwmogelijkheden in het landelijk gebied aan de rand van stedelijk gebied of in tweede instantie ter plaatse als compensatie voor sloop van storende bebouwing of functies. De hoeveelheid compensatiewoningen is niet tevoren vastgelegd maar wordt bepaald aan de hand van een transparante exploitatieopzet. De provincie beoordeeld deze exploitatieopzet voordat medewerking kan worden gegeven. Ook de kwaliteitswinst zowel op de saneringslocatie als op de compensatielocatie moet worden gegarandeerd door middel van een beeldkwaliteitsplan. Wederzijdse rechten en plichten van initiatiefnemers en gemeente moeten worden vastgelegd in een ruimte voor ruimte overeenkomst.