direct naar inhoud van Artikel 34 Leiding-Gas
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09-OH01

Artikel 34 Leiding-Gas

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:

  • a. hogedruk aardgastransportleiding 12" 40 bar (W-529-01), waarbij een toetsingsafstand geldt van 30 meter en een minimale bebouwingsafstand geldt van 4 meter beiden gerekend vanuit het hart van de leiding;
  • b. hogedruk aardgastransportleiding 4" 40 bar (W-529-10), waarbij een toetsingsafstand geldt van 20 meter en een minimale bebouwingsafstand geldt van 4 meter beiden gerekend vanuit het hart van de leiding;
  • c. hogedruk aardgastransportleiding 6" 40 bar (W-529-02), waarbij een toetsingsafstand geldt van 20 meter en een minimale bebouwingsafstand geldt van 4 meter beiden gerekend vanuit het hart van de leiding;

Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen.

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 

34.2 Bouwregels

Binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van het hart van de leidingen mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.

34.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 34.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

34.4 Aanlegvergunning
34.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 34.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen, dat wil zeggen dieper dan 0,30 meter;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

34.4.2 Voorwaarden voor ontheffing

Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

34.4.3 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 34.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

34.5 Specifieke gebruiksregels
34.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.