direct naar inhoud van Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
Plan: Alkmaar Zuid-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00014-0305

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels

34.1 geluidzone - industrie
34.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

34.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
34.2 veiligheidszone - lpg
34.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voorkomende bestemming mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

34.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

34.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beĆ«indigd;
  • b. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
34.3 vrijwaringszone - molenbiotoop

34.3.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bedoeld voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

34.3.2 Bouwregels

Voor het oprichten van bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen mag niet worden gebouwd;
  • b. op een afstand van 100 m tot 400 m vanaf de molen moet de hoogte van de bebouwing voldoen aan de volgende formule: H(x) = x/n + c*z, waarbij:
    • 1. H(x) de maximaal toelaatbare hoogte van het bouwwerk is;
    • 2. x de afstand is van een bouwwerk tot de molen (in meters);
    • 3. n=75 (ruw gebied);
    • 4. c=0,2 (vaste waarde);
    • 5. z= askophoogte van de molen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte toegestaan indien:
    • 1. het een bouwwerk betreft met een bestaande grotere hoogte;
    • 2. het een bouwwerk betreft dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze worden opgericht;
      • het bouwwerk wordt aan een vrijstaand bouwwerk gebouwd, dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken;
      • het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter dit wordt gebouwd;
      • het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de voor deze gronden geldende bestemmingen.

34.3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bebouwing of beplanting ter bescherming van het in lid 34.3.1 bedoelde belang.

34.3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.3.2 voor bebouwing op een andere locatie, met een grotere hoogte of een grotere breedte, met dien verstande dat:
    • 1. afwijken kan alleen voor zover bebouwing:
      • voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in lid 34.3.2 onder c;
      • dan wel krachtens het bepaalde elders in deze regels en/of op de verbeelding aan de achterzijde van bestaande bebouwing of beplanting niet mogelijk is;
      • of indien de bebouwing of ander gebruik onder de voorwaarden als bedoeld in lid 34.3.2 onder c om bedrijfstechnische redenen redelijkerwijs niet mogelijk is;
    • 2. afwijken kan alleen voor bouwwerken tot in totaal een vloeroppervlak van maximaal 10% van de bebouwing waarbij wordt gebouwd;
    • 3. afwijken is uitsluitend toegestaan, voor zover het voorgenomen bouwen of gebruik mogelijk is op basis van de overige voor deze gronden geldende bestemming(en);
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.3.2 onder a en b voor het toelaten van hogere bebouwing.

34.3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden op deze gronden aanwezig te hebben:

  • a. bovengrondse constructies, installaties of apparatuur tot een hoogte die groter is dan de hoogte die in lid 34.3.2 onder a en b als maximum is aangegeven;
  • b. beplanting in de vorm van bomen, heesters of andere opgaande begroeiing tot een hoogte die groter is dan de hoogte die in lid 34.3.2 onder a en b als maximum is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder lid a en b is het in die leden genoemde gebruik toegestaan indien het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

34.3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.3.5, met dien verstande dat met windtunnelonderzoek dient te worden te worden aangetoond dat door afwijking geen aantasting van windvang optreedt.