Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, mits de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld niet in onevenredige mate worden aangetast, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
-
a. de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. de in de regels toegestane maximale bouw- en goothoogten, anders dan bedoeld in a, waarbij de maximale bouw- en goothoogte met ten hoogste 3 meter worden overschreden voorzover dit de diversiteit in bouwhoogten niet aantast;
-
c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in a, waarbij de maximale bouwhoogten met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
-
d. het bepaalde in het plan waarbij het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
e. het bepaalde in het plan waarbij geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
f. het bepaalde in het plan waarbij openbare nutsgebouwtjes, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van civiele kunstwerken, toiletgebouwtjes, voetgangersingangen voor de parkeerkelder en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.