direct naar inhoud van Artikel 13 Tuin - 3
Plan: Binnenstad Zuid en Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00003-0401

Artikel 13 Tuin - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erven, tuinen en bijbehorende voetpaden;
  • b. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. hoofdgebouwen, behorend en aansluitend bij de aangrenzende bestemming
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van de aangrenzende bestemming;

alsmede voor:

  • e. kantoren, consumentverzorgende dienstverlening, bedrijven, gebouwde parkeervoorzieningen, bergingen en woningen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van gemengd-4”.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Uitsluitend op de onder lid 13.1 genoemde gronden mag worden gebouwd ten behoeve van hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:

  • a. deze ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd, of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • b. deze worden gebruikt conform het toegestane gebruik van de aangrenzende hoofdbebouwing;
  • c. de goot- en bouwhoogte en oppervlakte, die ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, niet worden overschreden.
13.2.3 Aan- en uitbouwen
  • a. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat aan- en uitbouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de aan- en uitbouwen mogen uitsluitend direct aan de achtergevel van de hoofdbebouwing worden gebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen mogen alleen worden gebruikt conform het toegestane gebruik van de aangrenzende hoofdbebouwing alsmede voor gebouwde parkeervoorzieningen;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    • 4. voor in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat de diepte maximaal 3 meter mag bedragen op voorwaarde dat na realisatie van de aan- en uitbouwen het erf voor maximaal 50% bebouwd is.
  • b. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat hogere en grotere aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan op grond van het bepaalde onder a mag, indien deze ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde onder a is toegestaan niet groter worden.
13.2.4 Bijgebouwen
  • a. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat bijgebouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 4,50 meter;
    • 3. voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt een maximum gezamenlijk vloeroppervlakte van 50 m2 op voorwaarde dat na realisatie van de bijgebouwen het erf voor maximaal 50% bebouwd is.
  • b. Ten aanzien van de onder a bedoelde bijgebouwen geldt dat indien de bijgebouwen worden gebouwd op een erf dat direct grenst aan de bestemming Verkeer of Verkeer - verblijf, het bijgebouw uitsluitend mag worden gebouwd indien deze wordt voorzien van een toplaag, bestaande uit een kap loodrecht op de straat met een hellingshoek van minimaal 45 en maximaal 60 graden.
  • c. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat bijgebouwen die gebouwd zijn op een erf dat direct grenst aan de bestemming Verkeer of Verkeer - verblijf, tevens mogen worden voorzien van een plat dak danwel een kap parallel aan de straat, indien het gebouw ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, en de eenmaal gerealiseerde bouwhoogte niet wordt overschreden;
  • d. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat hogere en grotere bijgebouwen zijn toegestaan dan op grond van het bepaalde onder a mag, indien deze ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde onder a is toegestaan niet groter worden.
13.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor de in lid 13.1 genoemde gronden geldt dat bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 2 meter.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een grotere hoogte als bedoeld onder a indien deze ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde in a is toegestaan niet groter worden.