direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Jutphaas - Wijkersloot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom een nieuw bestemmingsplan?

De Wet ruimtelijke ordening bevat de opdracht om bestemmingsplannen actueel te houden, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar. Het bestemmingsplan Jutphaas - Wijkersloot uit 2008 dient daarom geactualiseerd te worden. Het plangebied is daarbij iets uitgebreid, waardoor het inmiddels vastgestelde gemeentelijk beschermd dorpsgezicht voor Jutphaas geheel binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan valt.


Dit nieuwe bestemmingsplan heeft als doel om een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor het plangebied tot stand te brengen. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Daarnaast worden enkele nieuwe elementen aan het plan toegevoegd, als gevolg van nieuwe wensen en initiatieven vanuit de omgeving.

In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.

Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente Nieuwegein, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.

1.2 De ligging van het plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Jutphaas - Wijkersloot wordt gevormd door de wijken Jutphaas en Wijkersloot en het beschermd dorpsgezicht Jutphaas. Bij het ontwerpbestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot is gekozen om het bedrijvengebied Herenstraat/Kruyderlaan uit dit bestemmingsplan te halen. Hiervoor zal eerst een beheersverordening worden vastgesteld, waarna de bestemmingsprocedure zal worden hervat. Voor de samenhang is in de toelichting wel ingegaan op dit bedrijvengebied.

De grenzen van het gebied worden gevormd door:

  • in het noorden: de Nedereindseweg, Monseigneur G.W. van Heukelumstraat en Buxtehudelaan;
  • in het oosten: de Utrechtsestraatweg, Herenstraat, Hildo Kropstraat en Kruyderlaan;
  • in het zuiden: de Noordstedeweg;
  • in het westen: de A.C. Verhoefweg.

Figuur 1.1 duidt de ligging van het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: ArcGIS luchtfoto 2016)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Jutphaas - Wijkersloot vervangt de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Jutphaas Wijkersloot 2006   19 maart 2008  
Zuilenstein - Huis de Geer (deels)   12 juli 2008  
Sectorplan Standplaatsen   19 februari 2015  

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit twee gedeelten: de toelichting en de regels. Het eerste gedeelte betreft de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt na de inleidende paragrafen van Hoofdstuk 1, in Hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande situatie en wordt de visie op het plangebied gegeven. In Hoofdstuk 3 wordt getoetst aan de sectorale (omgevings)aspecten. Hoofdstuk 4 geeft de relevante beleidskaders weer. De juridische opzet van het plan wordt in Hoofdstuk 5 uiteengezet en ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid verantwoord.

De Regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. Naast toelichting en regels bestaat het bestemmingsplan uit een verbeelding.

Hoofdstuk 2 Visie op het plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven.

2.2 Ruimtelijke en functionele hoofdstructuur

De gemeente Nieuwegein ligt centraal in Nederland, op korte afstand van de stad Utrecht en verder omringd door de gemeenten IJsselstein, Houten, Utrecht en Vianen. Nieuwegein is ontstaan door suburbanisatie: mensen vanuit de grote steden gingen verhuizen naar het omliggende platteland. In 1958 ontstond hierdoor het plan om tussen de gemeente Jutphaas en de gemeente Vreeswijk een groeikern te bouwen. Dit heeft ertoe geleid dat de twee gemeenten werden samengevoegd in één gemeente, namelijk gemeente Nieuwegein. In een relatief korte periode is het gebied waar nu gemeente Nieuwegein ligt, verandert van een landelijk- naar een stedelijk gebied (zie figuur 2.1).

Nieuwegein heeft een oppervlakte van 2.565 hectare. Met 61.869 inwoners op 1 maart 2017, behoort gemeente Nieuwegein tot de meest verstedelijkte gemeenten van provincie Utrecht. De bebouwing van de gemeente wordt ingesloten door infrastructuur: in het noorden door rijksweg A12, in het oosten door de A27, rijksweg A2 in het westen en in het zuiden door de Lek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0002.jpg"

Figuur 2.1: Het plangebied in 1958 en het gebied in 1988 (bron: topotijdreis)

Ligging en begrenzing

Het plangebied ligt centraal in de gemeente Nieuwegein. Het bestaat uit het oude bebouwingslint van het voormalige dorp Jutphaas en de uitbreidingswijk Wijkersloot. Ten noorden grenst het plangebied aan de woonwijk Zuilenstein. Tussen de wijken in ligt de Nedereindseweg. Ten oosten ligt het Merwedekanaal en De Doorslag (voorheen Hollandse IJssel). Aan het water liggen aanlegsteigers voor pleziervaart en een aantal horecagelegenheden. Het water scheidt het plangebied van Fort Jutphaas, het Henkelterrein en het bedrijventerrein Plettenburg. Ten zuiden van het plangebied ligt het stadscentrum van Nieuwegein met daartussenin De Noordstedeweg. Ten westen wordt de wijk Batau Zuid gescheiden van het plangebied door de A.C. Verhoefweg.

Functionele hoofdstructuur

Het plangebied bestaat grotendeels uit woongebied. Er zijn diverse typen woningen aanwezig, zoals vrijstaande villa's, geschakelde woningen en appartementen. Daarnaast zijn verschillende niet-woonfuncties aanwezig, zoals scholen, horeca, sportzalen en winkelgebieden.

De horeca concentreert zich met name langs de Herenstraat. Langs de Herenstraat en Nedereindseweg liggen verspreid ook een aantal winkels. Daarnaast zijn in het plangebied twee planmatig gerealiseerde buurtwinkelcentra aanwezig: Nedereind en Makado.

Van oudsher komt in Jutphaas - Wijkersloot ook bedrijvigheid voor. Dit is met name in het zuidoosten van de wijk, waar een bedrijventerrein ligt. Hierop liggen ook aanverwante functies zoals een bouwmarkt en garagebedrijven. Wel transformeert het bedrijventerrein steeds meer naar een woonfunctie. Het bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Voor het gebied wordt een afzonderlijk bestemmingsplan voorbereid.

Een overzicht van de functies is weergegeven in figuur 2.2

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0004.jpg"

Figuur 2.2 Functies en woonbebouwing Jutphaas Wijkersloot (bron: Nota Ruimtelijke Kwaliteit)

Ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijk bestaat het plangebied uit 2 delen. Aan de oostkant ligt de bebouwing van het oorspronkelijke dorp Jutphaas. Dit betreft lintbebouwing, gericht op de Herenstraat en het Merwedekanaal, die organisch is ontstaan. De bebouwing bestaat daardoor uit individuele panden, grotendeels opgebouwd uit twee lagen en afgedekt met een kap. Aan weerszijden van de Rijnhuizerbrug is de bebouwing geschakeld. Verder naar het zuiden wordt de bebouwing steeds losser en gaat over in vrijstaande villa's.

Het deel van het plangebied ten westen van Jutphaas is planmatig gerealiseerd. Dit deel van het plangebied bestaat uit gevarieerde buurten met afwisselend (geschakelde) eengezinswoningen en ruime appartementen in (hoogbouw)flats (zie figuur 2.3). Over het algemeen heeft de wijk de kenmerken van woonwijken uit de jaren '60: laagbouw in rechthoekige stroken met een open ruimtelijke structuur en enkele hoogbouwlocaties.

In het zuidoosten van het plangebied, tussen de Herenstraat en Kruyderlaan ligt een bedrijventerrein. Vanwege de verschillende eigenaren hebben de bedrijfspercelen verschillende grootten. Dit gebied is vrij intensief bebouwd met bedrijfsbebouwing, overwegend opgericht in één tot twee bouwlagen en plat afgedekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0005.jpg" 

Figuur 2.3: Impressie plangebied en omgeving

2.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

2.3.1 Algemene uitgangspunten

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorzien wordt van een passende bestemmingslegging. Voor het openbaar gebied betekent dit dat het groen, de watergangen en de wegen en straten als zodanig zijn bestemd.

Ook voorzieningen zijn specifiek bestemd: bijvoorbeeld als Maatschappelijk of Centrum, Gemengd etc.

Voor de woonpercelen vormen de geldende planologische rechten het uitgangspunt. Bij woonpercelen kunnen uitbreidingen plaatsvinden in de vorm van bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) binnen bepaalde randvoorwaarden en andere toevoegingen zoals dakkapellen.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen binnen de bestemmingen. Binnen het bouwvlak mag het hoofdgebouw (= de woning exclusief bijbehorende bouwwerken) gebouwd worden. In de regels is verder voor bijbehorende bouwwerken bepaald welke afstanden tot zij- en achtererfgrenzen dienen te worden aangehouden.

2.3.2 Specifieke uitgangspunten

Ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan plan zijn daarnaast een aantal onderwerpen aan dit bestemmingsplan toegevoegd:

  • Met betrekking tot de mogelijkheden voor uitbreiding/erfbebouwing op het zij-, achter- en voorerf wordt zoveel mogelijk aangesloten op andere bestemmingsplannen in de gemeente Nieuwegein.
  • De terminologie van de planregels is aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de SVBP2012.
  • Verleende vrijstellingen en afwijkingen zijn op het kaartbeeld en in de regels verwerkt.
  • Het paraplubestemmingsplan voor bestaande standplaatsen is verwerkt in de planregeling.
  • Vanwege het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormenbepaling) in de bouwverordening, wordt voor de parkeernormenbepaling in het bestemmingsplan verwezen naar de gemeentelijke parkeernota.
  • Het bestemmingsplan is afgestemd op actueel gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke/planologische aspecten waaronder de archeologische beleidskaart, het Groenstructuurplan Nieuwegein en de regeling voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven.
  • Nieuwe kantoren zijn niet meer toegestaan. Bestaande kantoren zijn gerespecteerd en mogelijk gemaakt met een specifieke maatbestemming.
  • Woonfuncties binnen de bestemmingen Centrum en Gemengd worden - in tegenstelling tot de meeste vigerende regelingen - ook op de begane grond toegestaan, met uitzondering van de winkelcentra Makado en Nedereind. Binnen sommige vigerende bestemmingen zijn woonfuncties overigens al wel toegestaan op de begane grond. Hiervoor was dan de aanduiding 'wonen' opgenomen. In het voorliggende bestemmingsplan is dus binnen Centrum en Gemengd - 2 wonen algemeen toegestaan. De bestemming Gemengd - 3 is gegeven aan de percelen die in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Kantoor' hadden. In aanvulling hierop is nu ook de functie dienstverlening mogelijk. Wonen is echter niet mogelijk binnen deze bestemming.
  • Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet meer toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen zijn gerespecteerd en mogelijk gemaakt met een specifieke functieaanduiding.
  • Het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Jutphaas is in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een specifieke dubbelbestemming.
  • Monumenten en karakteristieke panden zijn in het bestemmingsplan aangeduid door middel van een specifieke bouwaanduiding. Voor niet monumentale panden is een beschermingsregime opgenomen.
2.3.3 Transformatie naar wonen

Bedrijvengebied Herenstraat / Kruyderlaan

Het bedrijvengebied Herenstraat / Kruyderlaan zal op termijn steeds meer getransformeerd kunnen worden naar een woon/werkgebied. Hiervoor is in 2007 de notitie Kruyderlaan-Herenstraat door de raad vastgesteld. Deze notitie bevat een visie over hoe om te gaan met particuliere initiatieven om woningbouw te realiseren in het gebied en geeft daarbij richtlijnen mee aan initiatiefnemers. Het gebied is deels functioneel en visueel verouderd. Gebleken is dat in de afgelopen periode het lastig is om binnen deze kaders particuliere initiatieven te ontplooien. Daarom zijn geactualiseerde richtlijnen voor het gebied nodig. In het voorontwerpbestemmingsplanfase is bezien in hoeverre nieuwe richtlijnen voor het gebied opgesteld konden worden.

Op basis van onder andere de ingediende inspraakreacties voor het bedrijvengebied is voorlopig een pas op de plaats gemaakt. Het gebied is daarom uit de begrenzing van het plan gehaald. De gemeente gaat de mogelijkheden voor het gebied verder onderzoeken en waar nodig met de indieners bespreken. Voor het gebied zal in eerste instantie een beheersverordening worden opgesteld. Daarna zal de procedure van het (voor)ontwerpbestemmingsplan van het bedrijvengebied weer worden opgepakt. De uiteindelijke besluitvorming van de (concept) spelregels voor particuliere initiatieven in dit gebied zal ook aan deze procedure worden gekoppeld.

Overige transformatiegebieden

Ook in het overige plangebied van Jutphaas-Wijkersloot zijn ontwikkellocaties voor wonen in beeld. Deze locaties hadden in het voorontwerp bestemmingsplan de voorlopige bestemming 'Ontwikkellocatie wonen' gekregen. In het bestemmingsplan is voor de locaties gekozen voor de hierna beschreven bestemmingslegging:

  • Vredebestlaan 23: bestemming Wonen zonder bouwvlak;
  • Mondriaanlaan: de geldende bestemming Maatschappelijk is overgenomen;
  • Jukoterrein, bestemming wonen, zonder bouwvlak;
  • Kerkveld 63: ter plaatse is een omgevingsvergunning verleend voor woningen. Deze is verwerkt in het bestemmingsplan;
  • Nedereindseweg 149: ter plaatse wordt het geldende bouwvlak met de bestemming Wonen weer opgenomen voor kadastraal perceel 12742.
  • Hoek Herenstraat/Armensteeg: ter plaatse wordt de vigerende bestemming en het bouwvlak overgenomen door opname van de bestemming 'Centrum'. Tevens wordt de aanduiding 'karakteristiek - 3' opgenomen voor het bestaande pand.

 

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de omgevingsaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Per aspect wordt eerst de algemene relatie met dit bestemmingsplan aangegeven. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de situatie in het plangebied.

3.2 Verkeer, vervoer en parkeren

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Hoofdkenmerk van de verkeersstructuur in het plangebied is een rechthoekig patroon met een hiërarchisch systeem van wijk- en buurtwegen en woonstraten. In de loop van de tijd hebben aanpassingen van de wegenstructuur plaatsgevonden. Door het instellen van maatregelen als éénrichtingsverkeer en het aanbrengen van wegversmallingen is de functie als doorgaande

verkeersverbinding van de Nedereindseweg, de Herenstraat en de Mendes da Costalaan verdwenen.


De A.C. Verhoefweg in het westen van het plangebied betreft een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 70 km/u. De Noordstedeweg, Richterslaan en een gedeelte van de Sluyterslaan hebben een maximum snelheid van 50 km/ u. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/u


Langzaam verkeer

Door het plangebied lopen twee hoofdfietsroutes. De Herenstraat maakt deel uit van de noord-zuid gerichte hoofdfietsroute in de doorgaande verbinding tussen Vianen en IJsselstein via Nieuwegein naar Utrecht. Daarop sluit een oost-west lopende fietsroute aan via de Nedereindseweg richting Montfoort en De Meern. Als secundaire ontsluitende fietsroutes kunnen nog worden onderscheiden: de Mendes da Costalaan, de Sluyterslaan/Zwanenburgstraat, de Richterslaan/Hildo Kropstraat en de Noordstedeweg.

Naast gebruik van het bestaande profiel in de woonstraten zijn fietssuggestiestroken aanwezig langs een aantal bredere doorgaande wegen. Aparte, vrijliggende fietspaden zijn onder andere aanwezig tussen de Mendes da Costalaan en de Noordstedeweg en in de groenzone aan de westzijde van het plangebied.


Openbaar vervoer

Door het plangebied loopt een aantal buslijnen die het plangebied ontsluiten. Deze buslijnen lopen via de Noordstedeweg, de Sluyterslaan en de Zwanenburgstraat. Westelijk langs het plangebied loopt de sneltramlijn. Direct ten noorden van de Richterslaan is de tramhalte Wijkersloot gelegen die als verzorgingsgebied een belangrijk deel van de wijk bedekt.

Parkeren

Het parkeren binnen het plangebied is op verschillende wijze vormgegeven. In de gebieden met laagbouwwoningen is hoofdzakelijk sprake van langsparkeren. De gebieden met zowel laagbouw als gestapelde woningen kennen parkeren in hofjes. Grotere parkeerterreinen met geconcentreerde

parkeerplaatsen zijn te vinden bij de hoogbouw aan het Nijpelsplantsoen, het Wenckebachplantsoen en het Van Herwijnenplantsoen, bij de winkelcentra Nedereind en Makado en bij de sneltramhalte.

3.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Toetsing in het kader van een bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder is alleen aan de orde indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt.

Onderzoek en conclusie

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen, zoals woningen, mogelijk gemaakt in het plangebied. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven.

3.4 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van zowel het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden als Rijkswaterstaat. Beide instanties zijn verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze waterparagraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)


Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet


Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Waterkoers 2016-2021

Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.

Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het

zuiveren van afvalwater.

Ruimtelijke adaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook, volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.

Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

Nieuwegein heeft de landelijke en regionale Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie van het Deltaprogramma ondertekend. Met de ondertekening gaan betrokkenen een inspanningsverplichting aan om al in de periode van 2015 tot 2020 invulling te geven aan de opgave. Bij nieuwbouw, herinrichting of renovatie worden al zoveel mogelijk maatregelen uitgevoerd die kostenneutraal of tegen geringe kosten uitgevoerd kunnen worden. Eind 2017 wordt een visie opgesteld.


Gemeentelijk beleid

Het Waterplan van Nieuwegein is in samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterleidingbedrijf Vitens opgesteld en bestaat uit twee delen. In 2004 is de Watervisie Nieuwegein vastgesteld, de beleidsvisie op het waterbeheer van de gemeente. Vervolgens is het ingezette beleid van de Watervisie uitgewerkt naar concrete maatregelen op het gebied van de waterkwaliteit en het waterbeheer. In 2011 is de eerste uitvoeringsnota Waterplan 2006-2010 geëvalueerd. Op basis hiervan heeft het college van besloten om jaarlijks een jaarplan Water op te stellen. Door ieder jaar een nieuwe uitvoeringsnota op te stellen in plaats van voor meerdere jaren kan beter ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid. De watervisie is nog steeds actueel en de Structuurvisie Nieuwegein 2030 voegt hier waardevolle nieuwe elementen aan toe. Samen met de watervisie uit 2004 vormt het jaarplan Water 2017 het Waterplan van Nieuwegein.

Met het waterbeleid en de maatregelen streeft de gemeente naar een watersysteem met voldoende capaciteit en een grote belevingswaarde. Dit betekent dat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater goed is en dat er geen overlast meer ondervonden wordt. Daarnaast wil de gemeente ook de aandacht voor het thema water onder haar inwoners vergroten.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied omvat de wijken Jutphaas en Wijkersloot. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Nieuwegein is het plangebied grotendeels niet gekarteerd (figuur 3.1). Het noordoostelijke deel van het plangebied (langs de Herenstraat/Utrechtsestraatweg) bestaat uit klei met zware tussenlaag of ondergrond. Naast deze ondergrond bestaat de bodem in de directe omgeving uit klei op veen en lichte klei met homogeen profiel. In de omgeving komen met name grondwatertrappen III, VI en V voor (figuur 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0006.jpg"

Figuur 3.1 Bodem plangebied (rode markering) en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0007.jpg"

Figuur 3.2 Watertrappen plangebied (rode markering) en omgeving

Waterkwantiteit

Door het plangebied lopen primaire watergangen met een beschermingszone van 5 m. In de noordoostelijke hoek van het plangebied (Utrechtsestraatweg) loopt ook een tertiaire watergang met een beschermingszone van 2 m. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

Veiligheid en waterkeringen

Langs het Merwedekanaal en De Doorslag ligt een strook die dienst doet als waterkering. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij de waterbeheerder (het waterschap of Rijkswaterstaat) vergunning te worden aangevraagd. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. Daarnaast dienen beschermingszones voor watergangen en waterkeringen in acht te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van de waterbeheerder gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Bij het afwegen van alle rivierkundige en/of veiligheidsbelangen voor het bepalen of een watervergunning kan worden afgegeven, richt het waterschap zich in het rivierbed voornamelijk op de toetsing van de belangen/veiligheid van de primaire waterkeringen en Rijkswaterstaat op de rivierkundige belangen op het gebied tussen de dijken.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.5 Ecologie

Toetsingskader

De Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De provincies bepalen voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. En zij zorgen voor de vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren en internationaal beleid.

Ook gemeenten kunnen specifiek beleid opstellen ten aanzien van de bescherming van natuur. De gemeente Nieuwegein heeft door het vaststellen van het Groenstruurplan met bijbehorende kaart de eigen ecologische verbindingzones aangeduid. De voor Nieuwegein belangrijke natuurgebieden en ecologische verbindingen zijn in deze beleidsnota beschreven en worden vastgelegd en beschermd via bestemmings- en andere ruimtelijke plannen.

Bescherming van gebieden

In de Wnb worden twee gebieden onderscheiden:

  • 1. Natura-2000 gebieden;
  • 2. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

ad. 1 Natura-2000 gebieden

Dit zijn gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Voor deze gebieden gelden zogenoemde instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Tevens is er aantal uitzonderingen van toepassing.


ad. 2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige soorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten

Groenstructuurplan Nieuwegein

De gemeente Nieuwegein heeft het groenbeleid vastgelegd in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017. Dit beleid heeft de volgende doelen:

  • Vastleggen wat het 'groene geraamte' van Nieuwegein is, welk groen vormt en ondersteunt de visueel en ecologisch samenhangende ruimtelijke structuur van Nieuwegein en ondersteunt de thema’s uit de structuurvisie.
  • Beschrijven welk beeld, welke uitstraling gewenst is bij de verschillende onderdelen van deze groenstructuur.
  • Kaders en uitgangspunten geven voor veranderingen van het openbaar gebied, gericht op behoud en verdere ontwikkeling van een kwalitatief goede en goed beheer(s)bare groenstructuur, waarin alle benodigde en gewenste functies een plaats krijgen.
  • De groenstructuurplankaart vervangt het 'overzicht kapvergunningplichtige gebieden' bij de eerstvolgende wijziging van de Bomenverordening.

In de nota zijn drie functies benoemd die de 'ruggengraat' vormen van het groene geraamte: de ecologische verbindingen, de natuur en de stapstenen. De lokale ecologische verbinding vormt een belangrijke schakel tussen de gebieden met de functie natuur (kerngebieden) in de gemeente Nieuwegein en daarbuiten. Die verbinding is van belang om een gezond netwerk te krijgen, dat bestand is tegen ziekten en plagen. Dat gezonde netwerk heeft ook zijn uitstraling naar de stapstenen in het 'Netwerk' en het openbaar groen in Nieuwegein dat buiten het 'Netwerk' valt.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Op ruim 8 km ten zuidwesten van het plangebied ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek.

Jutphaas-Wijkersloot kent zowel grootschalige als kleinschalige (snipper) groenstructuren, zie figuur 3.3. Deze zijn door de gemeente in kaart gebracht in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017. De grootschalige groenstructuren fungeren als 'stapstenen' (gebruiksgroen met natuurwaarde) voor de wijk. Het overig gebruiksgroen bestaat uit kleine(re) parkjes, speelterreinen, groenstroken met wandelpaden, losloopgebieden voor honden en dergelijke. Het heeft vooral recreatieve waarde. De belangrijke groenvoorzieningen zijn specifiek aangeduid in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0008.jpg"

Figuur 3.3 Ligging plangebied t.o.v. Groenstructuurplan Nieuwegein

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. Significant negatieve effecten zijn dan ook uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie en gemeente staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van de gemeentebrede quickscan uit 2011.

Flora

Uit de gemeentebrede quickscan blijkt dat onder andere de Brede Wespenorchis, Zwanenbloem en Tongvaren in het plangebied zijn gesignaleerd.

Vogels

In het plangebied komen de huismus en gierzwaluw voor. Deze soorten hebben verblijfplaatsen in gebouwen. Daarnaast zijn ook enkele keren de buizerd en roek waargenomen.

Zoogdieren

In het plangebied zijn zowel de laatvlieger als de gewone dwergvleermuis foeragerend waargenomen. Ook is de gewone dwergvleermuis baltsend waargenomen. Het is mogelijk dat deze soorten verblijfplaatsen hebben in de bebouwing en oudere bomen in het plangebied.

Amfibieën

In het plangebied komen onder andere de vroedmeesterpad en gewone pad voor. Verder zijn er tijdens de gemeentebrede quickscan geen beschermde amfibieën in het plangebied waargenomen.

Vissen

De waterpartij van park Kokke Bogaard biedt leefgebied aan de bittervoorn. De aal en de kleine- en grote modderkruiper zijn niet in het plangebied gesignaleerd.

Conclusie

Het bestemmingsplan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten aangezien het geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk maakt. Er worden ook geen concrete ontwikkelingen voorzien. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.6 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader archeologie

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2021 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld.

De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is en waar wel.

Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen. Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.

Onderzoek archeologie

Conform de beleidsadvieskaart gelden in het plangebied meerdere archeologische verwachtingen (figuur 3.4).

Voor het plangebied geldt grotendeels AWV 2. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en plangebieden groter dan 500 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied geldt AWV 6. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 150 cm –Mv en plangebieden groter dan 10.000 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Ook komt in het noordelijk deel van het plangebied AWV 1 voor. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Het noordoostelijk deel van het plangebied is volgens de beleidsadvieskaart een terrein van archeologische waarde. Ook hier geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Tot slot is in het noordelijk deel van het plangebied een wettelijk beschermd monument gelegen waar bodemingrepen niet zijn toegestaan. De verschillende archeologische waarden worden door middel van een passende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0010.jpg"

Figuur 3.4 Archeologische waarden plangebied (Bron: Beleidsadvieskaart Archeologie, gemeente Nieuwegein)

Toetsingskader cultuurhistorie en landschap

Besluit ruimtelijke ordening

Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen het aspect cultuurhistorie expliciet moeten meewegen. Het besluit regelt dat de effecten van een initiatief op cultuurhistorische waarden in een gebied inzichtelijk worden gemaakt en ruimtelijk worden afgewogen. Eventuele waarden kunnen, door middel van specifieke regels, worden vastgelegd in het plan.

Gemeentelijk beleid cultuurhistorie

Om adequaat invulling te kunnen geven aan de nieuwe taak van de gemeente om rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente Nieuwegein een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht. Op basis van deze inventarisatie zal de gemeente haar cultuurhistorische beleid vormgeven en vaststellen.

Onderzoek cultuurhistorie en landschap

De onderstaande beschrijving is gebaseerd op het rapport 'Jonge stad, oude kwaliteiten'.

Aardkundige elementen

In dit plangebied zijn geen aardkundige elementen aanwezig.

Historische geografie en landschap

De wijk Jutphaas - Wijkersloot is gebouwd in het zuidelijk deel van de middeleeuwse copeontginning Jutphaas. Het noorden van het plangebied ligt op de oost-west gerichte ontginningsas, de Jutphase Wetering, met daarlangs de Nedereindseweg. Vanaf de wetering werden naar beiden kanten lange rechte sloten gegraven die het gebied verdeelden in lange strookvormige percelen. Langs de Nedereindseweg werden boerderijen gebouwd, waardoor hier een bewoningslint ontstond. In het gebied ligt ook de oude kern van het dorp Jutphaas: het oude kerkhof en het Kerkveld. In de omgeving van de kerk raakte het lint meer verdicht dan elders, waardoor het karakter van een dorpsstraat ontstond.

De oostgrens van het plangebied ligt op het Merwedekanaal en de Doorslag, beiden van twaalfde-eeuwse ouderdom. Hier ontstond al vanaf 1306, toen bij Jutphaas het veer werd vervangen door een brug, een bebouwingslint langs het kanaal dat zich tot in de 20e eeuw geleidelijk uitbreidde. Het richtte zich op de passerende schippers en reizigers, met herbergen, bewoning en bedrijvigheid. Het bebouwingslint groeide uit ten noorden en zuiden van deze kern en is nog goed in de huidige stedelijke structuur herkenbaar. Langs de vaart lagen ook enkele buitenplaatsen. Het beukenbos ('Pastoorsbosje' in de volksmond) direct ten noorden van de katholieke kerk van Jutphaas was waarschijnlijk onderdeel van het vroegere Zwanenburg.

Net voor de verstedelijking werd het landschap bepaald door de middeleeuwse ontginningsstructuur, het kanaal en het bebouwingslint daarlangs. Tegenwoordig zijn het Kerkveld en het oude Kerkhof van Jutphaas nog goed herkenbaar. In het oude bebouwingslint langs het Merwedekanaal en De Doorslag is de op het water gerichte structuur en bebouwing van onder andere (vroegere) werkplaatsen en woningen nog duidelijk aanwezig.

Het is langs deze weg dat Napoleon zijn Route Napoleon NR 1 situeerde, die van Parijs naar Amsterdam leidde. Bij de huidige sluis in de Doorslag werd een brug aangelegd waarmee een directe verbinding langs het Merwedekanaal naar Vreeswijk (en verder zuidelijk) werd gerealiseerd. Deze route heeft Napoleon ook gebruikt toen hij zijn opwachting maakte in Amsterdam. Onderweg stopte hij nog bij buitenplaats Huis de Geer voor een overnachting.

Stedenbouwkundige ontwikkeling en bebouwingskarakteristiek

Het bestemmingsplangebied omvat een groot deel van het voormalige dorp Jutphaas, zoals zich dat ontwikkelde rond het Kerkveld (de middeleeuwse kern van het dorp met de oude dorpskerk), de eeuwenoude ontginningskade de Nedereindseweg en de lange weg langs de Vaartse Rijn (Herenstraat-Utrechtsestraatweg). De Nedereindseweg vormt de noordgrens van het plangebied, de Noordstedeweg de zuidgrens. Dit is tegelijkertijd ook de zuidelijke begrenzing van de grote uitbreidingswijk Wijkersloot, die vanaf de jaren vijftig ten zuiden van Jutphaas (in de toenmalige gemeente Jutphaas) in ontwikkeling werd gebracht. Deze wijk dateert dus van vóór het Structuurplan, dat Jutphaas en Vreeswijk zou verenigen tot Nieuwegein. In het gebied bevindt zich ook het eerste uitbreidingswijkje van Jutphaas, een bescheiden tuindorp uit de jaren 20 van de 20e eeuw (Stormerdijkstraat).

De oudste bebouwing bevindt zich op het oude kerkhof aan het Kerkveld. Het betreft een restant van de toren van de overigens gesloopte middeleeuwse kerk van Jutphaas. In deze oudste kern van Jutphaas zijn weinig historische gebouwen bewaard gebleven. Aan de westzijde bevinden zich nog enkele in oorsprong 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse huizen en aan de oostzijde van het Kerkveld staat het St. -Elisabethshofje (Kerkveld 14-19), een complexje armenwoningen uit 1907, gebouwd in traditionele baksteenarchitectuur in opdracht van het R.K. Kerkbestuur Jutphaas. Een bijzondere, jonge toevoeging aan het Kerkveld is het buurthuis Jutphaas-Wijkersloot (Kerkveld 63), een gebouw in structuralistische trant naar ontwerp van Architectenatelier Arnhem uit 1977-1979. Het gebouw voegt zich qua schaal, materiaalgebruik en traditionele hoofdvormen goed in de historische context en het kleinschalige karakter van het Kerkveld. Het pand wordt echter op korte termijn gesloopt. Het transformeren van het pand blijkt financieel niet haalbaar. Er is een omgevingsvergunning verleend voor nieuwbouw van woningen.

De Nedereindseweg is de tweede hoofdstructuur, waarlangs vanaf de middeleeuwen een open lintbebouwing ontstond, merendeels bestaande uit boerderijen op ruime erven. Sommige van de nog bestaande boerderijen hebben nog bouwrestanten uit de 16e en 17e eeuw. Aan de zuidzijde van de weg, dus binnen het plangebied, ontbreken deze oude boerderijen. Eén van de oudste gebouwen is hier de Nederlands Hervormde kerk, een bakstenen zaalkerk met spitsboogvensters en dakruiter uit 1819-1820. Overigens bestaat de lintbebouwing aan de zuidzijde van de Nedereindseweg uit een mix van kleine en grote woningen uit de eerste helft van de 20e eeuw, het markante Verenigingsgebouw van de N.H. gemeente (Nedereindseweg 1) uit 1927 en veel nieuwbouw.

Langs de Herenstraat-Utrechtsestraatweg bevindt zich een bijna aaneengesloten bebouwingslint, dat in aanleg teruggaat tot de 17e eeuw. De bebouwing staat deels op vrij smalle, diepe percelen en laat van zuid naar noord een steeds sterkere verdichting zien. De één en tweelaags panden hebben kappen haaks op of evenwijdig aan de straat. De oudste panden hebben bouwrestanten uit de 16e of 17e eeuw, maar dit is door de vaak verbouwde voorgevels niet altijd goed te zien. Er is een markante afwisseling in woonhuizen van verschillende typen, woonwinkelhuizen, horecapanden en (voormalige) bedrijfspanden. Gevels met voor de 19e en vroege 20e eeuw karakteristieke historiserende kenmerken, eenvoudige lijstgevels en een trapgevel bepalen het afwisselende straatbeeld. Meer naar het zuiden toe staan ook kleine villa's en middenstandswoningen uit het interbellum. Enkele van de markante panden zijn het hoekpand Herenstraat 18 (rijksmonument) en het naast gelegen 17e-eeuwse trapgevelhuis Herenstraat 19 (rijksmonument), de hereboerderij Huizen NIeuwenstein (Herenstraat 45, rijksmonument), de oude Hoefsmederij op nr. 48 (rijksmonument), de wit geschilderde doktersvilla Herenstraat 49 en de hoofdonderwijzerswoning Herenstraat 50 uit 1883 (rijksmonument). De bijbehorende voormalige school staat aan de Schoolstraat. Andere belangrijke historische gebouwen langs de Herenstraat zijn onder meer de onderbouw van industriemolen van Stoomfabriek De Batavier uit 1888.

Een opvallende verschijning is het voormalige raadhuis van Jutphaas, Herenstraat 9, een pand uit 1910 naar een neonrenaissancistisch ontwerp van architect G.A. Ebbers. De lintbebouwing van de Herenstraatweg gaat over in die van de Utrechtsestraatweg. Hier wordt het beeld sterk bepaald door het complex, dat tussen 1874 en 1939 in fasen verrees in opdracht van het RK kerkbestuur van Jutphaas en bestaat uit de imposante neogotische St.-Nicolaaskerk, de Nicolaasschool met onderwijzerswoning, het voormalige St.-Franciscusgesticht met klooster, bewaarschool en meisjesschool, een kosterswoning, een kerkhof en de pastorie. Deze verrees in 1939 naast het nadien afgebroken Huizen Zwanenburg, waarvan nog resteren: een gevelsteen in de huidige pastorie, de brug met toegangshek en twee ingegraven kanonslopen, die als schamppalen fungeren. Het huidige pastoorsbosje maakte waarschijnlijk ook onderdeel uit van deze buitenplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0011.png"

Figuur 3.5: Voormalig raadhuis van Jutphaas, Herenstraat 9

In 1921 liet Woningbouwvereniging Jutphaas een arbeiderswijkje bouwen naar ontwerp van architect K. van den Berg. Deze eerste uitbreiding van Jutphaas betreft een eenvoudig tuindorp met kleine geschakelde bakstenen woningen van verschillende typen en opvallend door de siermetselwerkdetails en de grote expressieve pannendaken. Kort na de Tweede Wereldoorlog werden ten westen van dit complex verschillende blokken geschakelde eengezinswoningen gebouwd, in een sobere traditionalistische trant. In de jaren zestig werd begonnen aan de grote nieuwbouw wijk Wijkersloot. Aanvankelijk gebeurde dit nog aan eenvoudige woonstraatjes met in lange rijen geschakelde eengezinswoningen, vlak achter het bebouwingslint van de Nedereindseweg. Rond 1967- 1970 werd gebouwd aan het centrale deel van Wijkersloot. Hier verrees een modernistische buurt met hoog- en middelhoogbouw in een volledig open verkavelingstructuur, ingebed in een groene entourage met grote plantsoenen, tuinen en vijvers (Wenckebachplantsoen, Van Herwijnenplantsoen). Langs de Sluyterslaan, die deels als een soort parkway is ingericht met veel groen, bevindt zich een groot aantal stempelstructuren, samengesteld uit zich telkens herhalende ensembles met galerijflats en blokken geschakelde eengezinswoningen (circa 1962-1966). Opvallend zijn de vier grote schijfvormige galerijflats aan het Nijpelsplantsoen uit 1969. Ook hier heeft de wijk door de vele plantsoenen een groen karakter. Tussen en langs de flanken van de hoogbouwbuurten bevinden zich buurten met alleen grondgebonden geschakelde woningen. In het stratenpatroon en de oriëntatie van de bebouwing is de historische ontginningsstructuur van het gebied nagevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0012.png"

Figuur 3.6 St. –Elisabethshofje aan het Kerkveld

Op enkele locaties in de woonwijk bevinden zich gebouwen met bijzondere functies, zoals scholen, een winkelcentrum en bedrijfspanden. Opmerkelijk wat betreft hun vormgeving zijn de Beatrixschool aan de Bendienlaan (1970), het winkelcentrum met portiekflats en maisonnettes aan de Israëlslaan (1965-1969) en een bedrijfsverzamelgebouw met bijzondere betonconstructie aan de Hildo Kropstraat 37d (1968).

Aanwezige monumenten

In het plangebied bevinden zich de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten:

  • Doorslag, sluis (GM);
  • Herenstraat 18, woonhuis-horeca (RM);
  • Herenstraat 19, pand met trapgevel (RM);
  • Herenstraat 37-38, pand met in- en uitzwenkende lijstgevel (RM);
  • Herenstraat 45, herenboerderij 'Huize Nieuwenstein'(GM);
  • Herenstraat 48, hoefsmederij (RM);
  • Herenstraat 50, hoofdonderwijzerswoning (RM);
  • Herenstraat 66, 67, dubbel woonhuis (GM);
  • Herenstraat 71a, molenrestant 'De Batavier' (Rm);
  • Herenstraat 73-74, pand 'De Doorslag' (RM);
  • Herenstraat 7, herenhuis (RM);
  • Herenstraat 8, woonhuis (RM);
  • Herenstraat 9, 9a, 9b, 9c, 9d, 9e, 9f, voormalig Raadhuis (RM);
  • Herenstraat 10, 11, winkel-woonhuizen (RM);
  • Herenstraat 12, woonhuis (RM);
  • Herenstraat 14, herenhuis 'Veellust' (RM);
  • Kerkstraat 38-50/Schoolstraat 2, voormalige school (GM);
  • Kerkveld 14-19, St.-Elisabethshofje (GM);
  • Kerkveld 56, Algemene Begraafplaats met restant kerktoren (RM);
  • Nedereindseweg 3, Ned. Herv. Kerk (RM).
  • Utrechtsestraatweg 1, onderwijzerswoning (GM);
  • Utrechtsestraatweg 4, 'De Lantaern' (RM);
  • Utrechtsestraatweg 6, kosterswoning (GM);
  • Utrechtsestraatweg 7, St. Nicolaaskerk (RM);
  • Utrechtsestraatweg 7, RK begraafplaats (RM);
  • Utrechtsestraatweg bij 8, hek, gevelsteen, brugleuningen en ingegraven kanonslopen (RM).

De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn op de verbeelding aangeduid met een specifieke bouwaanduiding.

In bijlage 5 is daarnaast een overzicht gegeven van gebouwd erfgoed met karakteristieke of beeldbepalende waarden. Ook deze panden zijn op de verbeelding aangeduid met een specifieke bouwaanduiding.

Beschermd dorpsgezicht Jutphaas

Op 21 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten een deel van Jutphaas aan te wijzen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. In 2013 is de begrenzing van het gebied gedeeltelijk herzien. De begrenzing van het gebied is aangeduid op figuur 3.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0013.jpg"

Figuur 3.7 Begrenzing beschermd dorpsgezicht Jutphaas

De aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht is gebaseerd op de 'Cultuurhistorische verkenning Jutphaas Herenstraat - Utrechtsestraatweg' (BAAC rapport B-10.0266) en het bouwhistorisch onderzoek dat voor een deel van de panden met een hoge verwachtingswaarde is uitgevoerd. Hiermee werd informatie verzameld over de historie en ontwikkeling van de betreffende panden én zodoende ook over de ontwikkeling van Jutphaas.

Om de aanwezige cultuurhistorische waarden van het gebied te behouden, zijn in de cultuurhistorische verkenning de volgende maatregelen genoemd.

  • 1. Maatregel 1: Bouwhistorisch onderzoek: Wanneer een onderdeel van het beschermd dorpsgezicht wordt gewijzigd, dient er bouwhistorisch onderzoek plaats te vinden. Zo kan op microniveau bepaald worden wat de monumentale, positieve en indifferente waarden van een object zijn. Door zowel het interieur als het exterieur te onderzoeken kunnen de cultuurhistorische waarden worden vastgelegd, en indien mogelijk behouden, door de waarden zo vroeg mogelijk in de planvorming te betrekken. Gebouwen zonder hoge verwachting zijn veelal zodanig gewijzigd dat er weinig bouwhistorische elementen te vinden zullen zijn. Deze panden hoeven niet in een vroeg stadium bouwhistorisch te worden onderzocht.
  • 2. Maatregel 2 Kleurhistorisch onderzoek: De monumenten binnen het beschermde dorpsgezicht dienen kleurhistorisch te worden onderzocht. Door middel van een kleurentrapje wordt zo de geschiedenis van het kleurgebruik op een monument in kaart gebracht. De resultaten van het kleurhistorisch onderzoek kunnen worden gebruikt als documentatie en voor reconstructie van de historische kleuren op monumenten waardoor het historische aanzicht hersteld kan worden.
  • 3. Maatregel 3: Kapvormen: De kapvormen in het plangebied zijn op dit moment zeer divers. Relatief veel van de traditionele kapconstructies hebben in het begin van de twintigste eeuw plaats gemaakt voor platte daken als gevolg van de schaalvergroting van het gebied. Om de historische ervaring niet verder te laten verdwijnen, is geadviseerd om in het beleid aandacht te besteden aan het dakenlandschap. Het verdwijnen van de historische dakvormen kan worden tegengegaan door in de planvorming rekening te houden met het historische aanzicht en de historische kapvormen zo veel mogelijk te handhaven en vergunningsaanvragen te toetsen op de instandhouding van het dakenlandschap.
  • 4. Maatregel 4: Reclame en bewegwijzering: Uithangborden, gevelreclame en bewegwijzering verstoren op dit moment het aanzicht van het dorpsgezicht. Geadviseerd is om de afmetingen, het ontwerp en het kleurgebruik van reclame-uitingen en de plaatsing van de bewegwijzering te herzien en ondergeschikt te maken aan het historisch karakter van het plangebied.
  • 5. Maatregel 5: voegwerk: Belangrijk is dat bij renovatie en/of restauratie van de gevels, de voegen niet opnieuw worden gevoegd. Dit tast het authentieke karakter en het aanzicht van de bebouwing aan en bovendien brengt het opnieuw voegen met moderne mortel schade aan.

Conform artikel 19 lid 1 van de Erfgoedverordening Nieuwegein 2010 moet een nieuw beschermend bestemmingsplan op worden gesteld voor het aangewezen beschermd dorpsgezicht. In het nieuwe bestemmingsplan zijn eisen met betrekking tot de bescherming van de huidige bebouwing, de inrichting van de openbare ruimte en het inpassen van nieuwe ontwikkelingen uitgewerkt en opgenomen. In het bestemmingsplan is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Werken en werkzaamheden zijn toegestaan, mits vooraf is getoetst aan het belang van de instandhouding van het beschermd dorpsgezicht. Hiermee wordt voldaan aan de Erfgoedverordening Nieuwegein.

3.7 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van SBI-codes uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit 2008.

De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een andere typering kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Onderzoek

In Jutphaas-Wijkersloot is op enkele locaties nog sprake van een vrij sterke menging van bedrijven en wonen. Van oudsher komen verspreid tussen de woonbebouwing nog bedrijven voor, met name langs de oude linten van de Herenstraat en de Nedereindseweg en in Jutphaas. Dit levert in het algemeen geen knelpunten op, omdat het gaat om (ambachtelijke) bedrijven uit milieucategorie 2 of lager die weinig of geen hinder opleveren voor hun omgeving.

Een concentratie van bedrijven is gevestigd op het bedrijventerrein tussen de Herenstraat en de Kruyderlaan. Dit gebied valt echter buiten het plangebied.

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de toegestane milieucategorieën, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.

3.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.


Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.


Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.


Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Gemeentelijk beleid

In de beleidsvisie Externe veiligheid heeft de gemeente Nieuwegein veiligheidsambities geformuleerd naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid.

Onderzoek

De volgende risicobronnen bevinden zich in of nabij het plangebied.

  • BRZO-bedrijf Ecolab Production Netherlands B.V. Dit bedrijf ligt net buiten het plangebied aan de overzijde van de Doorslag. De PR 10-6 contouren van deze inrichting zijn niet gelegen binnen het plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico van de inrichting valt over het oosten van het plangebied, in een strook van maximaal 200 m.
  • Hogedruk gasleiding A-510. Deze hoofdtransportleiding van de Gasunie bevindt zich op 440 m ten noorden van het plangebied. Het invloedsgebied van deze gasleiding is 430 m en valt buiten het plangebied.
  • Rijksweg A2. Circa 900 m ten westen van het plangebied ligt de Rijksweg A2 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanwege het vervoer van brandbare gassen bedraagt het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico 355 m. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied van deze weg.
  • Defensieleiding P20. Parallel aan de A2 ligt een DPO-leiding waardoor kerosine getransporteerd wordt. Ook hier ligt het plangebied ruim buiten het invloedsgebied.
  • Gemeentelijke route voor gevaarlijke stoffen. Deze loopt via de Villawal en Brugwal naar Ecolab en bevindt zich op meer dan 100 m van het plangebied in Merwestein. Voor de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico kan gebruik gemaakt van de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport (HART, 17 juni 2014). Uit de bijlagen bij de HART blijkt dat bij een bevolkingsdichtheid van 200 personen/ha een drempelwaarde van 70 transporten geldt voor het groepsrisico. Het aantal transporten met propaan van en naar Ecolab ligt beneden deze drempelwaarde (circa 20) en het groepsrisico is derhalve geen aandachtspunt. De weg heeft geen PR 10-6 contour.
  • Merwedekanaal. Het Merwedekanaal maakt geen onderdeel van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Merwedekanaal heeft CEMT klasse IV en in principe is vervoer van gevaarlijke stoffen wel mogelijk. Volgens RWS is dit vervoer echter vrijwel afwezig. In 2014 was dit een schip met LF2-klasse stoffen. Een dergelijk gering vervoer geeft geen ruimtelijke beperkingen. Ook is het aanleggen van schepen met gevaarlijke stoffen onmogelijk omdat er geen kegelmeerplaatsen in het Merwedekanaal zijn.

Uit voorgaande blijkt dat voor het plangebied een verantwoording van het groepsrisico als gevolg van Ecolab opgesteld moet worden.

Verantwoording groepsrisico

In het Bevi is bepaald dat bij de verantwoording van het groepsrisico minimaal de volgende aspecten aan bod moeten komen:

  • omvang van het invloedsgebied;
  • de personendichtheid in het invloedsgebied;
  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • mogelijkheden voorbereiding rampenbestrijding;
  • zelfredzaamheid van personen.

Risicoberekening en hoogte groepsrisico

Door DHV is een QRA opgesteld met behulp van het voorgeschreven rekenprogramma Safeti.nl. De QRA van mei 2011 (MD-AF20110714 versie 3) laat zien dat het groepsrisico maximaal 0,11 x de oriëntatiewaarde bedraagt bij 80 slachtoffers. Daarna hebben nog enkele ruimtelijke ontwikkelingen plaatsgevonden in het invloedsgebied, zoals de bouw van woningen aan de Kruyderlaan in het plangebied en transformatie van kantoren buiten het plangebied. Uit verschillende QRA's van LBP Sight blijkt dat het groepsrisico niet is toegenomen als gevolg van deze ontwikkelingen. Daarnaast worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Invloedsgebied

Het invloedsgebied van het groepsrisico strekt zich uit tot iets meer dan 300 m gerekend vanaf de opslagloods met gevaarlijke stoffen (gebouw 5) en valt in het westen over de wijk Jutphaas-Wijkersloot tot juist voorbij de Kruyderlaan. Zie voor de precieze contouren en het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied de QRA.

Maatgevend scenario

Uit de QRA blijkt dat het maatgevend scenario een brand in de CPR 15 loods is (gebouw 5). De opgeslagen gevaarlijke stoffen van Ecolab hebben geen specifieke brandbevorderende, giftige of explosieve eigenschappen. Dit betekent dat in geval van een calamiteit sprake is van een standaard brandverloop.

Rampenbestrijding

Op het plangebied is het regionaal crisisbeheersingsplan van de Veiligheidsregio van toepassing. Voor het plangebied of voor Ecolab is geen apart rampenbestrijdingsplan opgesteld. Wel beschikt Ecolab over een calamiteitenplan en bedrijfshulpverleners, en de brandweer over een bereikbaarheidskaart.

In de loods met gevaarlijke stoffen is een brandmeldinstallatie die direct geschakeld is met de plaatselijke brandweer. Hierdoor is in geval van een calamiteit de brandweer binnen maximaal acht minuten aanwezig is, waarna opgebouwd moet worden alvorens gestart kan worden met de bluswerkzaamheden. Op het terrein van Ecolab zijn voldoende brandkranen (met voldoende capaciteit) en opstelplaatsen voor blusauto´s. Ook het nabijgelegen kanaal zorgt voor voldoende bluswater. Vijftien minuten nadat de brandweer een aanvang met blussen heeft gemaakt zal de beslissing genomen worden of de omgeving geëvacueerd moet worden. De procedure en organisatie hiervoor is in het crisisbeheersingsplan opgenomen.

De aanwezigheid van de bedrijfshulpverleners zorgt tevens voor deskundige personen die eventuele vragen van de brandweer kunnen beantwoorden. De rookluiken in de CPR-ruimte voorkomen hitteopbouw en zorgen voor drukontlasting waardoor de brand vertraagd wordt. De brandwerendheid van de opslagruimte met gevaarlijke stoffen voorkomt dat een brand overslaat naar andere gebouwen voordat deze onder controle is gebracht. De verwachting is dat bij het brandscenario van de QRA in de praktijk de brand zich zodanig zal ontwikkelen dat de pluimstijging voorkomt dat de toxische verbrandingsproducten op leefniveau terecht komen. Er zijn echter weertypen mogelijk waarbij een pluimstijging negatief wordt beïnvloed.

Zelfredzaamheid

Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. Aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied is voldoende te noemen. In de directe omgeving komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor. De afstand om buiten het invloedsgebied te vluchten is relatief kort. Voor bewoners aan de Herenstraat is dat circa 200 meter (over de weg). Gezien het maatgevende scenario echter, een standaard brandverloop, is schuilen (binnen blijven met ramen en deuren dicht) evenzo een goede mogelijkheid.

Mogelijke maatregelen

Gezien de hoogte van het groepsrisico en het maatgevend scenario is het nemen van maatregelen niet aan de orde.

Conclusie

Uit voorgaande blijkt dat de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het bestemmingsplan geen aandachtspunt is, nog dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid of rampenbestrijding nadelig beïnvloed worden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.3 weergegeven.

Tabel 3.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitswetgeving. Er hoeft dan ook geen verdere toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De wegen in het plangebied waarlangs wordt gemonitord zijn de Buitensteden, Noordstedeweg, Sluyterslaan, Zwanenburgstraat en de Richterslaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.10 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij geschikt is voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.


Onderzoek

De regionale bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de toepassing van grond en baggerspecie bij hergebruik. Op basis van de bodemkwaliteitskaart regio zuidwest is de bovengrond van het plangebied (0,0-0,5 m-mv) grotendeels ingedeeld in de bodemkwaliteitszones B2. Daarnaast komt in het noordoosten ook de bodemkwaliteitszone B1 voor en in het zuidoosten de categorie 'overig' (figuur 3.8). De bodemkwaliteitsklasse voor Zones B1 en B2 is 'landbouw/natuur'. Dit betekent dat de gehalten, ter plaatse van onverdachte bodem, voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van enkele overschrijdingen. De categorie 'overig' betekent dat deze locatie is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Voor de uitgesloten locaties en gebieden geldt het generiek kader van het Besluit bodemkwaliteit zonder dat een bodemkwaliteitskaart is opgesteld. Dit betekend dat de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie enerzijds moet voldoen aan de maximale waarden van de functie die voor de ontvangende bodem is aangegeven op bodemfunctieklassenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0014.jpg"

Figuur 3.8 Uitsnede plangebied gemeente Nieuwegein (bovengrond)

Volgens het Bodemloket is het noordoosten en zuidoosten van het plangebied deels gesaneerd (figuur 3.9). Daarnaast zijn er enkele onderzoeken uitgevoerd die concluderen dat er geen noodzaak is tot verder onderzoek of sanering. Er zijn ook enkele onderzoeken uitgevoerd waarbij geconcludeerd is dat verder onderzoek noodzakelijk kan zijn. Gelet op de consoliderende aard van het bestemmingsplan is dit verder niet relevant voor de vaststelling van dit plan.

De locaties Juko-terrein aan de Hildo Kropstraat en Vredebestlaan 23 krijgen een woonbestemming zonder bouwvlak. Ten behoeve van deze functiewijziging is op beide locaties een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3 en 4). Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het gebruik wonen met tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0015.jpg"

Figuur 3.9 Uitsnede plangebied op het Bodemloket

Conclusie

Met het voorliggende plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom geen bodemonderzoek nodig. Aangenomen wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.11 Planologisch relevante kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Wel komt in de omgeving van het plangebied een aardgasleiding en DPO leiding voor. Deze leidingen worden in de paragraaf externe veiligheid behandeld.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. De relevante beleidsstukken zijn in dit hoofdstuk samengevat.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De regio Utrecht is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad. Het plangebied is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur buiten een stedelijke regio met een concentratie van topsectoren gelegen. Er is geen specifiek beleid voor het plangebied (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0016.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0017.png"  

Figuur 4.1 Uitsnede kaart Nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Meer in het algemeen wordt aangegeven dat de economische kracht van Utrecht voornamelijk zit in de hoog opgeleide bevolking, de kennisintensieve en creatieve sectoren, de zakelijke en financiële dienstverlening en Life Sciences & Health (Utrecht Science Park). Maar ook de centrale ligging en landschappelijke en cultuurhistorische waarden dragen bij aan de economische kracht.

De economie en het aantal huishoudens zal in Utrecht naar verwachting tot 2040 blijven groeien. Vanwege de complexiteit en de omvang van de binnenstedelijke opgave en de relatie van deze opgave met het functioneren van de draaischijf Utrecht maken het Rijk en de regio hierover afspraken.

Toetsing

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zijn in het voorliggende bestemmingsplan geen nationale belangen in het geding. Het bestemmingsplan ondervindt zodoende geen belemmeringen vanuit het beleid zoals dat geformuleerd is in de structuurvisie.

4.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de Rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco).

Toetsing

Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro.

4.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (2012)

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Gevraagd wordt om bij bestemmingsplannen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen te beschrijven dat er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, wordt tevens gevraagd een motivering op te nemen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

4.3.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)

De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.

De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten:

  • Accent op de binnenstedelijke opgave
    De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en het openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Ook het verminderen van kantoren en het herstructureren van bedrijventerreinen vallen binnen deze binnenstedelijke opgave.
  • Behoud en versterking kwaliteit landelijk gebied
    De cultuurhistorische waarden in de provincie dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied, daarnaast is de landbouw een belangrijke drager van het agrarisch cultuurlandschap. Dit vraagt om mogelijkheden van rood-voor-groenconstructies en ruimte voor economisch duurzame landbouw.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen de bebouwingcontour voor het stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is daarnaast conserverend van aard. Geconcludeerd wordt dat het plan daarom voldoet aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.

4.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten.

Voor het plangebied is uitsluitend kaart 1 Bodem en water relevant. Op kaart 1 van de verordening is ter hoogte van het Merwedekanaal een regionale waterkering opgenomen, zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0019.png"

Figuur 4.2 Uitsnede kaart 1 Bodem en Water (bron: provincie Utrecht)

Artikel 2.5 'Vrijwaringszone versterking regionale waterkering' bepaalt dat een ruimtelijk plan bestemmingen of regels omvat die de waterkerende functie beschermen en voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering.

Toetsing

De regionale waterkering is in dit bestemmingsplan opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan artikel 2.5 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Verder zijn er geen provinciale belangen in het geding.

4.3.3 Thematische structuurvisie kantoren 2015-2017

De aanleiding voor het maken van deze thematische structuurvisie is de grote leegstand op de kantorenmarkt. De thematische structuurvisie bevat aanvullend beleid ten opzichte van de (integrale) PRS en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 – 2028 (PRV). Na vaststelling van de thematische structuurvisie wordt gestart met de voorbereiding van inpassingsplannen voor locaties met een overcapaciteit aan kantoren.

Toetsing

Het plangebied ligt nagenoeg niet binnen één van de locaties waarvoor de provincie een inpassingsplan zal opstellen. Tevens bevinden zich geen grote kantorenlocaties in het plangebied en deze worden ook niet mogelijk gemaakt. De locatie in het plangebied waarvoor een inpassingsplan wordt vastgesteld (zie gele pijl op figuur 4.3) maakt geen kantoren mogelijk. Ook worden in dit plan alleen de bestaande kantoren nog bestemd. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de thematische structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0021.jpg"

Figuur 4.3 Uitsnede themakaart structuurvisie kantoren 2015-2017

4.3.4 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening herijking 2016 (ontwerp, 2016)

De provincie heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (herijking 2016) met bijbehorende Verordening vrij gegeven voor inspraak. Rode draad van het beleid is: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die de regio zo aantrekkelijk maakt.


In de structuurvisie ligt het provinciale ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. De verordening bevat de bijbehorende regels. Samen geven ze de kaders aan waarbinnen onder meer woningen gebouwd, natuur aangelegd, bedrijven gehuisvest of recreatievoorzieningen ontwikkeld kunnen worden. Deels zijn deze kaders met de herijking aangepast. Daarnaast worden beleidswijzigingen voorgesteld voor experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Ruimtelijk beleidskader

Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 (2010)

De structuurvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:

  • 'Nieuwegein Leeft'; inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken in Nieuwegein met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud;
  • 'Mooi Nieuwegein'; revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad;
  • 'Nieuwegein Verbindt'; intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte;
  • 'Duurzaam Nieuwegein'; de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0022.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0023.jpg"

Figuur 4.4 Beeld voor Nieuwegein 2030

Toetsing

Figuur 4.4 geeft een integraal ontwikkelbeeld van de gemeente voor Nieuwegein in 2030. In het plangebied ligt de historische kern van Jutphaas. Verder is het plangebied hoofdzakelijk aangewezen als woongebied met uitzondering van de gemengde zone die deels in het zuidoosten van het plangebied ligt. Hierna volgen per thema de belangrijkste voor het plangebied relevante aspecten.

In het kader van 'Nieuwegein Leeft' wordt voor een drietal verouderde bedrijventerreinen, waaronder het bedrijvengebied Herenstraat / Kruyderlaan in Jutphaas-Wijkersloot, geconstateerd dat ze op termijn niet meer geschikt zijn voor bedrijvigheid door hun ontsluiting en omgevingsinrichting. Deze terreinen kunnen op langere termijn getransformeerd worden naar onder andere wonen. Door deze transformatie wordt bijgedragen aan het ontwikkelen van nieuwe woonmilieus en voorzien in woningbehoefte. Deze locatie valt buiten het plangebied. Voor de ontwikkeling wordt een afzonderlijk bestemmingsplan voorbereid.

Nieuwegein streeft ook naar het versterken van de historische kernen Vreeswijk en Jutphaas. De gemeente wil deze kernen stimuleren als levende centra om te ontmoeten, te verblijven en te recreëren. Ook valt het behouden en beschermen van de hoge cultuurhistorische waarden hieronder, bijvoorbeeld door centra tot beschermd dorpsgezicht te bestemmen. In voorliggend plan heeft het centrum van Jutphaas een ruime bestemming Centrum waarbinnen functie uitwisseling goed mogelijk is. Het beschermd dorpsgezicht heeft in dit bestemmingsplan een passende dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0024.jpg"

Figuur 4.5 Ambitie en opgaven Nieuwegein Leeft

In het kader van 'Mooi Nieuwegein' wordt onder andere gestreefd naar het weer tot leven brengen van karakteristieke gebouwen. Ook wordt extra aandacht besteed aan het versterken van de betekenis van oude dorpskernen voor bewoners en bezoekers. De monumentale gebouwen en objecten, alsmede karakteristieke panden in het plangebied zijn met een bouwaanduiding aangeduid. Daarnaast is de oude dorpskern van Jutphaas beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht. Tot slot zijn twee dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen in verband met waardevolle bouwkundige ensembles en historische landschappen.

In het kader van 'Nieuwegein verbindt' worden delen van de stad met elkaar verbonden. Daarbij wordt onder andere gedacht aan delen van cultuurhistorische betekenis waaronder Jutphaas en verbindingen tussen wijken onderling en die tussen het stadcentrum, de oude wijken (Jutphaas) en de wijken. Het bestemmingsplan maakt deze verbindingen niet onmogelijk.

In het kader van 'Duurzaam Nieuwegein' stimuleert de gemeente het verwezenlijken van water- en energiezuinige gebouwen, het gebruik van duurzame materialen in de bouw, gebruik van bodemwarmte en koude, verantwoorde hardhout als FSC-hout en niet uitlogende materialen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe gebouwen. Duurzaamheid is dan ook hoofdzakelijk aan de orde in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (toetsing omgevingsvergunning).  

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan waar mogelijk in overeenstemming is met de ambities en opgaven uit de structuurvisie.

Woonvisie (2015)

Met deze visie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende vier jaar. De visie is geen alomvattende woonvisie, maar benadrukt de 4 belangrijkste opgaven voor het wonen. Deze opgaven zijn gekozen op basis van de huidige ontwikkelingen op de woningmarkt, de input vanuit de raadscommissie en de input die tijdens het participatietraject is verkregen.

Het doel van de woonvisie is om iedereen prettig te laten wonen in Nieuwegein en woonwensen en woningbehoefte van de inwoners zoveel mogelijk te realiseren binnen de gemeente. Het woningaanbod dient tevens bij te dragen aan een vitale stad en een vitale bevolkingsgroep, die zorgt voor goede en betaalbare voorzieningen. Met de vier opgaven die de gemeente centraal stelt in deze woonvisie en de ambities die daarbij zijn geformuleerd denkt de gemeente een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan dit doel. Het gaat daarbij om de volgende opgaven:

  • Vitale stad.
  • Betaalbaar wonen.
  • Wonen en zorg.
  • Kwaliteit en duurzaamheid.

Bij iedere opgave zijn ambities geformuleerd en is aangegeven hoe deze ambities worden gerealiseerd.

Voor het thema Vitale stad zijn een drietal ambities geformuleerd:

  • 1. De woningbouwambitie van 3.500 woningen realiseren naar aanleiding van het in 2017 herijkte Woningbouwprogramma 2030.
  • 2. Inwoners moeten hun wooncarrière in Nieuwegein kunnen maken.
  • 3. Burgerinitiatieven ten aanzien van woningbouw en transformatie faciliteren.

Voor de opgave Betaalbaar Wonen zijn een drietal ambities geformuleerd:

  • 1. De sociale huurwoningen die te huur worden aangeboden dienen qua prijs te passen bij de vraag van onze woningzoekenden.
  • 2. Een sociale huurwoningvoorraad met een omvang van 30% van de woningvoorraad, die gedifferentieerd is naar grootte.
  • 3. De positie van woningzoekenden om in aanmerking te komen voor een huurwoning verbeteren.

Voor de opgave Wonen en zorg gelden de volgende ambities:

  • 1. De bestaande woningvoorraad meer geschikt te maken voor ouderen en mensen met een beperking.
  • 2. Door middel van nieuwbouw en transformatie te voorzien in voldoende woningen nultreden en verzorgd wonen.
  • 3. De (regionale) woonruimteverdeling zodanig in te richten, dat een woning ook op het gebied van zorg en welzijn bij de juiste persoon terecht komt.
  • 4. De extramuralisering van woonvoorzieningen in de sfeer van de GGZ, GZ en Jeugdzorg wordt door de gemeente gefaciliteerd.

Tenslotte zijn voor de opgave Kwaliteit en duurzaamheid de volgende ambities geformuleerd:

  • 1. Verduurzaming van de woningvoorraad om zo bij te dragen aan een verlaging van de woonlasten en het terugdringen van het energieverbruik.
  • 2. Verbetering van de kwaliteit en uitstraling van de bestaande woningvoorraad.
  • 3. Duurzame nieuwbouw en transformatie.

Toetsing

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe woningen worden dan ook niet mogelijk gemaakt. Deze zullen via een aparte procedure tot stand komen.

Wel is relevant dat in de Woonvisie per wijk een zogenoemde '400 m zone' is opgenomen. Dit zijn gebieden die gunstig gelegen zijn bij voorzieningen. In het plangebied liggen 2 zones, zie figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0026.jpg"

Figuur 4.6 Uitsnede kaart Woonvisie

Uitgangspunten voor deze gebieden zijn:

  • voorrang geven aan de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag bij de uitgifte van gemeentegrond;
  • stimuleren van de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag wanneer marktpartijen woningen realiseren binnen deze gunstig gelegen gebieden.

De overige aspecten die worden genoemd in de Woonvisie betreffen uitvoeringsaspecten die niet op een bestemmingsplan van toepassing zijn.

Woningbouwprogramma 2030 (2017)

Het Woningbouwprogramma 2030 schetst kort en bondig wat de gemeentelijke ambitie is met betrekking tot woningbouw. Daarnaast worden indicatieve aantallen en kansrijke woningbouwlocaties benoemd. In de laatste woningbouwmonitor van september 2016 (2016-397) zijn voor bijna 3.300 woningen locaties opgenomen, waarvan 1.800 zijn gerealiseerd of in aanbouw zijn. Het restant (1.500 woningen) plus de huidige behoefte op basis van prognoses (2000 woningen) maakt dat dit Woningbouwprogramma 2030 locaties voor 3.500 woningen aanwijst. Daarnaast biedt het een

kader voor verwachte en onverwachte woningbouwlocaties die de komende jaren verdere uitwerking krijgen.

Toetsing

Binnen het plangebied zijn verschillende locaties aanwezig die als potentiële woningbouwlocatie in beeld zijn (zie figuur 4.7). Het voorliggende plan betreft echter een conserverend plan, waarin geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0027.jpg"

Figuur 4.7 Uitsnede kaart Woningbouwprogramma 2030

Economische visie Nieuwegein (ontwerp, 2017)

Het doel van de economische visie Nieuwegein is de werkgelegenheid behouden en nieuwe werkgelegenheid aantrekken. Deze beleidsnota geeft aan hoe de gemeente Nieuwegein vanuit een overkoepelende visie denkt bedrijven en bijbehorende werkgelegenheid te behouden en nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. De visie heeft een pragmatische insteek. Daar vroegen de ondernemers en werkgevers om. In de visie is de Economische agenda 2017-2022 opgenomen. Met daarin opgenomen concrete projecten en maatregelen. Nieuwegein heeft de volgende visie geformuleerd:

  • Nieuwegein streeft naar een gezonde lokale en regionale economie waar iedereen aan kan meedoen. Een economie die goed is voor ondernemers, werkgevers én werknemers. Werken aan verbinding en vertrouwen staan daarbij centraal. De gemeente wil deze rol actief op zich nemen door te investeren in haar relaties.
  • Nieuwegein brengt ondernemers en werkgevers met elkaar in verbinding zodat kansen in beeld worden gebracht en er nieuwe initiatieven, innovaties en partnerschappen ontstaan.
  • Nieuwegein hecht waarde aan onderzoeken om op bepaalde thema’s meer verdieping en inzichten te krijgen gebaseerd op feiten en cijfers. Waardoor effectiever beleid wordt ontwikkeld.
  • Tegelijkertijd zorgt Nieuwegein ervoor dat het ondernemersklimaat zich blijvend kan verbeteren en wij dragen dit ook actief naar buiten uit waardoor ondernemers verleid worden om in Nieuwegein te blijven of zich te vestigen.
  • Nieuwegein werkt vanuit de leidende principes van een 'ja, mits houding' en het feit dat ondernemers recht hebben op snelle en duidelijke besluitvorming. Onduidelijkheid remt het innovatie- en investeringsvermogen en daarmee de werkgelegenheid.

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet in een positieve bestemming van de in het plangebied aanwezige economische functies. Hiermee biedt het plan de mogelijkheden om de economische visie tot uitvoering te brengen.

Aangegeven wordt dat de locatie Herenstraat-Kruyderlaan wordt getransformeerd naar een woningbouwlocatie waar ook werken mogelijk zal blijven. Maar niet als klassiek bedrijventerrein waar de zwaardere milieucategorieën hun activiteiten kunnen ontplooien. Deze locatie valt buiten het plangebied. Voor de ontwikkeling wordt een afzonderlijk bestemmingsplan voorbereid.

Winkelvisie (2016)

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van detailhandel is vastgelegd in de "Winkelvisie". Deze visie is samen met de stad opgesteld en verwoord op welke wijze Nieuwegein aankijkt tegen het heden en de toekomst van het winkelen in Nieuwegein.

Toetsing

De visie gaat uit van de volgende voor het plangebied relevante standpunten:

  • Compacte winkelgebieden

Compacte winkelgebieden dragen bij aan een duurzame invulling van het winkelaanbod. Met een compact winkelgebied kan de klant op één locatie terecht en worden veel autoverplaatsingen voorkomen. Het zijn de supermarkten die in de bestaande winkelcentra een belangrijke plaats innemen. Voor zover dit betekent dat een (bestaande) supermarkt wil uitbreiden staat de gemeente hier positief tegen over. Deze uitbreiding zal wel altijd wel direct in of naastgelegen aan het bestaande winkelcentrum moeten plaatsvinden.

Extra detailhandel in de wijken is volgens de visie dus niet gewenst. De bestaande detailhandel in de winkelcentra in Jutphaas - Wijkersloot zijn positief bestemd. Daarin is ook ruimte voor supermarkten. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met dit uitgangspunt uit de Winkelvisie.

  • Verminderen regelgeving

Met de vaststelling van de Winkelvisie zal het standplaatsenbeleid worden aangepast. Uitgangspunt is een differentiatie naar één of twee plaatsen per winkelcentrum. Daarbij wordt een uitgroeimodel gehanteerd. Bestaande standplaatshouders worden ontzien. Deze behouden hun rechten. Wanneer een locatie vervalt en op de betreffende plek zegt een standplaatshouder zijn plek op dan wordt deze niet meer ingevuld. Het beleid voor de standplaatslocaties buiten de winkelcentra –zoals op de bedrijventerreinen en de begraafplaats- verandert niet. De eventuele wijziging van de standplaatsen moet nog verder vorm worden gegeven en zodoende nog niet in dit bestemmingsplan verwerkt.

De bestaande standplaatsen zijn in dit bestemmingsplan met een gebiedsaanduiding 'Overige zone - standplaatsen'.

  • Innovaties in de detailhandel

De gemeente Nieuwegein hanteert al enige jaren een duidelijk beleid rondom internet- verkoop aan particulieren. De gekochte goederen kunnen enkel worden thuisbezorgd of opgehaald in de winkelcentra. Het is niet toegestaan om als internetwinkel voor particulieren vanuit een woonhuis de goederen ook in een showroom te plaatsen, te laten afhalen of te laten betalen. De internetwinkel mag de goederen alleen per internet te koop aanbieden, de bestellingen via het internet afhandelen en de goederen verzenden.

In dit bestemmingsplan is een webwinkel mogelijk in het kader van de regels voor aan huis gebonden beroep. Het begrip webwinkel is verklaard in artikel 1.52 webwinkel. Hiermee is het bestemmingsplan in lijn met de visie op internethandel.

  • Perifere detailhandel

De gemeente Nieuwegein beperkt de mogelijkheden voor perifere detailhandel tot alleen de locatie Liesbosch/Laagraven. Onder perifere detailhandel wordt verstaan: auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in wonen (meubels), bouwmarkten, tuincentra, keukens en sanitair. In het plangebied is nieuwe perifere detailhandel uitgesloten.

Buurtvisie Jutphaas Zuid (2014)

Deze buurtvisie is tot stand gekomen door de samenwerking tussen de gemeente Nieuwegein, Bewonersvereniging Oud-Jutphaas (BVOJ) en de bewoners van Jutphaas-Wijkersloot. Door middel van drie sessies zijn de bewoners uitgenodigd om actief mee te denken over een buurtvisie. Van informeren (welke projecten lopen er en hoe ervaren de bewoners deze) via verkennen (welke kansen en bedreigingen zijn er in de buurt) tot analyseren (uitwerken ideeën tot concrete oplossingen en hierover discussiëren) over onderwerpen als bebouwing, verkeer, groen/recreatie/sport en veiligheid/leefomgeving zijn is de buurtvisie tot stand gekomen.

Er zijn in deze buurt kansen om extra woningen te realiseren zodat het woningaanbod kan worden gedifferentieerd en vernieuwd. Er is in Nieuwegein namelijk nog steeds sprake van een grote woningbehoefte in meerdere segmenten. Er is o.a. behoefte aan zorgwoningen zodat ouderen die een andere woning nodig hebben in hun eigen buurt kunnen blijven wonen. Mogelijke woningbouwlocaties zijn o.a. het bedrijventerrein Herenstraat – Kruyderlaan, de herontwikkeling van het pand van Altrecht en de HN-locatie.

Men ziet graag dat het bedrijventerrein transformeert naar een terrein met meer woningbouw en minder zware bedrijvigheid en vrachtwagens. De lichte bedrijvigheid en de woningbouwinitiatieven zoals op de Kruyderlaan worden over het algemeen als positieve ontwikkelingen beschouwd. De buurt houdt het Hesseveld het liefst groen. Mogelijk is er draagvlak voor bebouwing van het deel Jukoveld met zorgwoningen. Er is een voorstel gedaan het Hesseveld in te richten tot een parkachtige omgeving met sport- en speelgelegenheid, wandelpad en hondenuitlaatplek. Eventueel kan worden samengewerkt met (sport)scholen in de buurt. De bewoners vinden het van belang om het Hesseveld op te knappen om de buurt ook voor jongeren en kinderen met jonge gezinnen aantrekkelijk te houden. Het Hesseveld is inmiddels aangepakt en als buurtpark ingericht.


Het grootste knelpunt in de buurt is de verkeerssituatie en dan met name in de Hildo Kropstraat. Het is er in de huidige situatie al druk en bewoners hebben hun zorgen geuit over het extra verkeer dat nieuwe woningen met zich meebrengen. Voorstellen welke zijn gedaan om deze problemen op te lossen zijn het realiseren van vervangende parkeerplaatsen nabij het Juko-/Hesseveld in combinatie met een parkeerverbod aan de Hildo Kropstraat en het aanleggen van een rotonde en verkeersplateau. Inmiddels zijn genoemde voorstellen ook daadwerkelijk gerealiseerd.


Tot slot is gesproken over het idee om de Herenstraat meer allure te geven zoals in vroegere tijden en dit als een soort boulevard een verbinding te laten zijn tussen de nieuwe binnenstad en oud Jutphaas. Dit kan o.a. worden bereikt door meer eenheid in het straatbeeld te creëren. Tijdens de bewonersavonden is echter aangegeven dat dit voorstel meer een 'luxe' zou zijn voor deze buurt en een minder hoge prioriteit heeft dan de ervaren verkeersproblemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0028.png"

Figuur 4.8 Visiekaart Buurtvisie Jutphaas Zuid

Toetsing

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe woningen worden dan ook niet mogelijk gemaakt. Deze zullen via een aparte procedure tot stand komen. Voor het bedrijvengebied Herenstraat/Kruyderlaan/Hildo Kropstraat is voorlopig een pas op de plaats gemaakt. Het gebied is uit de oorspronkelijke begrenzing van het ontwerpbestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot gehaald. De gemeente gaat naar aanleiding van ingediende inspraakreacties de mogelijkheden nader onderzoeken en dit waar nodig met de indieners bespreken.

De overige aspecten die worden genoemd in de Buurtvisie betreffen uitvoeringsaspecten die niet in het bestemmingsplan geregeld hoeven worden. Het bestemmingsplan draagt wel positief bij aan de visie op de buurt voor wat betreft het behoud van het bestaande.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2016)

Deze nota vervangt de Welstandsnota 2010. Met de nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente initiatiefnemers stimuleren de ruimtelijke kwaliteit van Nieuwegein te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. Waar de oude welstandsnota meer een toetsend karakter had, is de nota ruimtelijke kwaliteit vooral een inspirerend kader voor de ruimtelijk beoordeling van bouwwerken.

De nota Ruimtelijke Kwaliteit is een nota op maat en gebaseerd op het principe 'vrij waar het kan en streng waar het moet'. Omdat het niet overal nodig is om in dezelfde mate de ruimtelijke kwaliteit te beschermen vragen sommige bouwwerken om een strengere beoordeling dan andere bouwwerken. Verder is de nota een heel stuk vereenvoudigd en bevat nog maar een aantal richtlijnen.

Van elke wijk is er een beleidskaart gemaakt waarop de beleidsniveaus in beeld zijn gebracht: vrij, regulier, bijzonder en hoog. Verder zijn er nog een aantal sub-niveaus toegevoegd: Kans, beeldkwaliteitsplan, gebiedsvisie en in ontwikkeling.

Toetsing

Op de beleidskaarten zijn de verschillende beleidsniveaus ter plaatse van het plangebied aangeduid. Binnen het plangebied komen de niveaus vrij, regulier, bijzonder en hoog voor (zie figuur 4.9). Toetsing aan de beleidsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunnning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0029.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPJW2017-VA03_0030.jpg"

Figuur 4.9 Beleidskaart Jutphaas Wijkersloot

4.4.2 Beleidskader verkeer, vervoer en parkeren

Nota Parkeernormen 2011-2015 (2011)

De gemeenteraad heeft op 26 mei 2011 de parkeernota vastgesteld. In deze nota zijn nieuwe parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in Nieuwegein vastgesteld, om in de toekomst in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.

In de Nota Parkeernormen 2011-2015 zijn de parkeernormen gedifferentieerd, wordt bij het bepalen van de norm veel meer rekening gehouden met locatiespecifieke eigenschappen en zijn er minimum parkeernormen bij vrijstelling. De Nota Parkeernormen 2011-2015 maakt onderdeel uit van de Nota Parkeren 1999 en strekt alleen ter vervanging van de hierin opgenomen parkeernormen.

Toetsing

In voorliggend bestemmingsplan is in verband met het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening in het artikel 26.3 Voldoende parkeergelegenheid een verwijzing gemaakt naar de Nota Parkeernormen 2011-2015. Hiermee wordt voldoende parkeergelegenheid geborgd als gevolg van bouwen en wijzigingen in gebruik in het plangebied.

Gemeentelijk Mobiliteitsplan (2014)

Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan GMP+ (2014) schetst de visie op het gebied van verkeer en vervoer voor Nieuwegein tot 2030. Verkeer bestaat echter uit verschillende vervoerswijzen met verschillende belangen die elkaar soms versterken en soms in de weg zitten. De 'plus' van het GMP ligt op het terrein van milieu; specifiek lucht en geluid. Een integrale visie zoals verwoord in het GMP+ moet bijdragen aan het nemen van de juiste maatregelen in het omvangrijke en complexe verkeerssysteem. De doelen van het GMP+ zijn dan ook:

  • het formuleren van verkeer- en vervoerbeleid vanuit een integrale visie die zoveel mogelijk rekening houdt met andere beleidsvelden;
  • het voorstellen van maatregelen bij knelpunten in de afweging tussen verkeer, vervoer en milieu.

Een belangrijke kracht van Nieuwegein is de centraal ligging in Nederland in combinatie met een goede bereikbaarheid. Het mobiliteitsbeleid is erop gericht deze kracht te versterken en te koesteren. Hierbij staat bereikbaarheid van Nieuwegein met volwaardige vervoersalternatieven voor de auto centraal. Verkeersveiligheid en duurzaamheid zijn daarbij belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfmilieu. Het succes van de auto heeft ook zijn beperkingen: luchtvervuiling, geluidsoverlast, congestie, ruimtebeslag, verkeersveiligheid. Gezien deze beperkingen is het vertrekpunt van de mobiliteitsvisie van de gemeente Nieuwegein het verleiden van mensen om andere vervoersmiddelen dan de auto te kiezen door het aanbieden van volwaardige alternatieven. Dit betekent dat Nieuwegein wel iets te bieden moet hebben om de mensen te kunnen verleiden van andere modaliteiten gebruik te maken. De gemeente kiest er dan ook voor om de rol van de fiets en milieuvriendelijk Openbaar Vervoer te versterken. Daarbij maakt zij gebruik van 4 pijlers:

  • 1. duurzaamheid;
  • 2. bereikbaarheid;
  • 3. samenhang met stadsontwikkeling;
  • 4. gedragsbeïnvloeding.

Toetsing

Het plangebied is goed ontsloten voor zowel de auto, openbaar vervoer als de fiets en past daarmee binnen de uitgangspunten van het GMP+.

4.4.3 Beleidskader natuur en landschap

Groenstructuurplan Nieuwegein (2017)

Het Groenstructuurplan heeft de volgende doelen:

  • 1. Vastleggen wat het "groene geraamte" van Nieuwegein is, welk groen vormt en ondersteunt de visueel en ecologisch samenhangende ruimtelijke structuur van Nieuwegein en ondersteunt de thema's uit de structuurvisie.
  • 2. Beschrijven welk beeld, welke uitstraling gewenst is bij de verschillende onderdelen van deze groenstructuur.
  • 3. Kaders en uitgangspunten geven voor veranderingen van het openbaar gebied, gericht op behoud en verdere ontwikkeling van een kwalitatief goede en goed beheer(s)bare groenstructuur, waarin alle benodigde en gewenste functies een plaats krijgen.
  • 4. De groenstructuurplankaart vervangt het "overzicht kapvergunningplichtige gebieden" bij de eerstvolgende wijziging van de Bomenverordening.

Toetsing

Op welke wijze met het Groenstructuurplan Nieuwegein in dit plan wordt omgegaan is beschreven in paragraaf 3.5 Ecologie.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

5.2 Opzet van de bestemmingsregeling

Verbeelding

Eisen aan de verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:

  • de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
  • op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
  • op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
  • de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:

  • gebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht tenzij anders is aangegeven. Dit geldt bijvoorbeeld bij de stemming 'Wonen', waar buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • maatvoeringsaanduidingen zoals de minimum en maximum bouwhoogte worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak;
  • ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met gebiedsaanduiding worden aangegeven.

De gehanteerde bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en worden vigerende planologische rechten opnieuw opgenomen. Dit betekent dat iedere functie een op een maat gesneden bestemming heeft gekregen. Hiermee wordt het karakter van het plangebied behouden.

Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Tot slot dienen de regels zoveel mogelijk aan te sluiten bij de modelregels voor bestemmingsplannen die onder andere ook voor andere bestemmingsplannen in de gemeente Nieuwegein zijn gehanteerd.

5.3 Toelichting op de inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten ( Artikel 2 )

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.4 Toelichting op de bestemmingen

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Algemeen

Bouwvlak

De (hoofd)gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De bouwvlakken mogen geheel worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven. Bij een aantal bestemmingen mogen buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht.

Bouw- en goothoogte

In de bouwregels van de verschillende bestemmingen of op de verbeelding is aangegeven wat de maximum goot- en bouwhoogte is.

Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.

Bedrijf (Artikel 3)

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan enkele grote nutsvoorzieningen in het plangebied. Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Specifieke gebruiksregels

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de specifieke gebruiksregels geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen) eveneens niet toegestaan.

Centrum (Artikel 4)

Het oude centrumgebied van Jutphaas langs de Herenstraat, ’t Sluisje en de Nedereindseweg is bestemd tot Centrum. Binnen deze bestemming is een groot aantal functies mogelijk waaronder detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, maatschappelijke voorzieningen en ambachtelijke bedrijven in combinatie met wonen.

Gemengd - 1, -2 en -3 (Artikel 5, Artikel 6 en Artikel 7)

De in het plangebied gelegen winkelcentra Nedereind en Makado zijn bestemd tot Gemengd - 1. In de winkelcentra is de mogelijkheid geboden voor detailhandel, dienstverlening en horeca in combinatie met wonen. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdiepingen. De bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 3 zijn opgenomen voor de overige locaties in het plangebied waar sprake is van menging van functies. Deze bestemmingen zijn veelal aan de rand van winkelcentra te vinden. Wanneer horeca wordt toegestaan is dit met een Staat van horeca-activiteiten geregeld.

Groen (Artikel 8)

De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten et cetera mogelijk. De ecologische verbindingszone en stapstenen uit het Groenstructuurplan Nieuwegein zijn als zodanig aangeduid. Tevens zijn specifieke regels voor werken en werkzaamheden opgenomen, om de kwaliteiten van de ecologische verbindingszone en stapstenen te borgen.

Horeca (Artikel 9)

Het party en vergadercentrum op het perceel Herenstraat 4 is als 'Horeca' bestemd. Voor het toestaan van horeca wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. Ter plaatse is horeca toegestaan uit ten hoogste categorie 3. Voor een toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.

Maatschappelijk (Artikel 10)

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen voor onder andere onderwijs, zorg en religie zijn als zodanig bestemd door middel van de bestemming Maatschappelijk. De bestemming Maatschappelijk is een brede bestemming, die uiteenlopende functies op cultureel, educatief, medisch, sport en recreatief, sociaal en levensbeschouwelijk vlak toestaat, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en verenigingsleven.

Tuin (Artikel 11)

De tuinbestemming is gelegd op de bij de woningen behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en in sommige gevallen ook de zijkant.

Verkeer (Artikel 12)

De bestaande wegen met een belangrijke stroomfunctie in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Railverkeer (Artikel 13)

De trambaan is als 'Verkeer - Railverkeer' bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn de daarbij passende vormen van gebruik en gebouwen en bouwwerken toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 14)

De wegen met een verblijfsfunctie in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied.

Water (Artikel 15)

De bestaande watergangen in het plangebied zijn bestemd als Water. Op de gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals steigers, bruggen en duikers etc.

Wonen (Artikel 16)

De woningen in het plangebied zijn bestemd voor Wonen. Daarnaast zijn de bijbehorende (achter-)erven als zodanig bestemd.

Hoofdgebouwen

Het hoofdgebouw (de woning exclusief bijbehorende bouwwerken) mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. De breedte en diepte van het bouwvlak wordt in veel gevallen bepaald door de bestaande breedte en diepte van het hoofdgebouw.

Bijbehorende bouwwerken

Buiten het hoofdgebouw mogen op het perceel zowel binnen als buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht. Dit betreft bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen, met uitzondering van erkers, alleen op het achtererfgebied worden gerealiseerd. Dit betreft het 'erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, is een aparte maximale maatvoering opgenomen.

Beroep- en bedrijf-aan-huis

Daar waar de gronden zijn bestemd voor wonen is de uitoefening van een 'aan-huis-verbonden beroep of bedrijf' onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn afgestemd op het gemeentelijke beleid.

Waarde - Archeologisch monument en Waarde - Archeologie 1, 2 en 6 (Artikel 20, Artikel 17, Artikel 18  en Artikel 19)

Omdat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een kans aanwezig is dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, zijn verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Het in het plangebied gelegen archeologisch monument heeft een specifieke dubbelbestemming gekregen. De dubbelbestemmingen corresponderen met de gemeentelijke archeologiekaart (zie ook paragraaf 3.6 Landschap, cultuurhistorie en archeologie). Per dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden verbonden. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden. Deze maten verschillen per dubbelbestemming.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht (Artikel 21)

Voor het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Jutphaas is een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. De cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht worden hiermee beschermd. Naast rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn karakteristieke panden gelegen in het beschermd dorpsgezicht. In het artikel zijn aanvullende regels opgenomen voor deze panden.

Waarde - Cultuurhistorie 1 en 2 (Artikel 22) en (Artikel 23)

De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' is opgenomen ter bescherming van het historisch landschap. Het gaat hierbij om de oude dorpskern Kerkveld, het oude bebouwingslint aan kade, ontginningsas en dijk, het bebouwingslint langs de vaart en de buitenplaats. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen waarin deze vier historische landschappen zijn opgenomen. Hierin staat aangegeven wat de waarde van de zone is en wat behouden dient te worden.

De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' is opgenomen voor de waardevolle bouwkundige ensembles in het plangebied. Deze waardevolle ensembles zijn opgenomen op de kaartbijlage historische bouwkunst en stedenbouw uit het RAAP rapport 'Jonge stad, oude kwaliteiten'. De waarde van deze zones ligt in de duidelijk aanwezige gebiedskarakteristiek, de gave structuren en een hoge dichtheid aan waardevolle gebouwen, de waardevolle samenhang tussen historische stedenbouw, landschap, groen en bebouwing.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 24)

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemmingen is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het college advies in bij de waterbeheerder. Daarnaast moet er ontheffing op basis van de Keur aangevraagd worden bij de waterbeheerder.

5.5 Toelichting op de algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 25)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijf mag een bepaald percentage van het bouwvlak worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk grond van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (Artikel 26)

De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Overschrijding bouwgrenzen

Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Parkeren

Deze bepaling heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen.

Voorwaardelijke verplichting waterberging

Deze bepaling is op verzoek van het Hoogheemraadschap opgenomen. Bepaald is dat bij een toename van verhard oppervlak in overleg met Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, voldoende waterberging dient te worden gerealiseerd als compensatie van de versnelde afvoer van hemelwater.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 27)

Overige zone - standplaatsen

In dit artikel zijn de standplaatsen mogelijk gemaakt. De regeling is afgestemd op het Sectorplan Standplaatsen.

Monumenten

In dit artikel is opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

Karakteristieke en beeldondersteunende bebouwing

In het plangebied is een aantal bouwwerken aanwezig met een karakteristiek of beeldondersteunend karakter. In dit artikel is een verbod opgenomen om karakteristieke bouwwerken of beeldondersteunende bouwwerken aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te slopen. Bij beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst of de aanvraag onevenredige schade zal toebrengen aan de waarden zoals die zijn vastgesteld voor de cultuurhistorisch historisch waardevolle panden.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 28)

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 29)

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor toestaan van standplaatsen.

Overige regels (Artikel 30)

In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

5.6 Toelichting op de overgangsrecht en slotregels

In artikel 31 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 31.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 31.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. De slotregel (artikel 32) beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 29 augustus 2017 tot en met 11 september 2017 ter inzage gelegen. Op 29 augustus 2017 heeft er tevens een drukbezochte inloopbijeenkomst plaatsgevonden. De ingekomen inspraakreacties zijn beantwoord in een nota inspraak. Deze nota is opgenomen in bijlage 6.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de relevante overlegpartners. De ingekomen reacties zijn beantwoording in een nota vooroverlegreacties die is opgenomen in bijlage 7.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft 10 november 2017 tot en met 21 december 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. De zienswijze zijn samengevat en van een reactie voorzien in een separate nota van beantwoording zienswijzen. Enkele zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen van het plan.