Plan: | HN-locatie |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPBI2018HER002-VA02 |
Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 30 januari 2017 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Voor twee deelgebieden bestaan ontwikkelplannen, te weten de HN-locatie en de Doorslagzone. De HN-locatie ligt tussen wegen Noordstedeweg, Herenstraat en Kruyderlaan en betreft een gazon met vijver en 12 bomen. De Doorslagzone ligt ten zuiden van de Noordstedeweg en ten westen van de het Brugpad aan de oostrand van het plangebied. De Doorslagzone omvat gazons, jonge bomen, bestrating en een kleine greppel. Bebouwing ontbreekt op beide locaties.
De beoogde plannen bestaan uit de herontwikkeling van deze locaties, waarbij hoogbouw is voorzien. Naar aanleiding van deze plannen kunnen opgaande beplanting en vegetatie worden verwijderd, gronden worden vergraven en watergangen worden gedempt. In de rest van het plangebied zijn nog geen concrete ontwikkelingen bij recht voorzien.
SOORTENBESCHERMING
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb artikel 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in artikel 3.10 eerste lid van de Wnb.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl, d.d. 7 december 2016, 13:37:22 uur) blijkt dat binnen een straal van 1 km rond het plangebied diverse beschermde planten- en diersoorten bekend zijn. Het betreffen met name vogels met een jaarrond beschermd nest en zoogdieren. Indien van toepassing worden deze en andere relevante soorten in het navolgende betrokken.
Ontwikkellocaties
Op beide locaties zijn gazons aanwezig waarin algemene plantensoorten als Engels raaigras, vijfvingerkruid, madeliefje en straatgras aanwezig zijn. Op de HN-locatie staan grauwe abelen en enkele Amerikaanse eiken, haagbeuken en zomereiken. Langs de randen van de Doorslagzone staan jonge bomen.
Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Deze worden gezien de terreinomstandigheden ook niet verwacht.
In de bomen op de HN-locatie zijn geen voor vleermuizen geschikte ruimten als holtes of loszittende schors aangetroffen. De bomen van de Doorslagzone zijn te jong om geschikt te zijn als vleermuisverblijfplaats. Vleermuisverblijfplaatsen kunnen daarom op beide ontwikkellocaties worden uitgesloten. Beide locaties vormen mogelijk wel onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. Het kanaal de Doorslag, net buiten het plangebied, vormt mogelijk onderdeel van een vliegroute van vleermuizen als watervleermuis die uit de omgeving van het plangebied bekend zijn (Quickscanhulp.nl).
Nesten van vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen zijn niet aanwezig op beide locaties. Wel is tijdens het veldbezoek een eksternest aangetroffen in een boom op de HN-locatie. Daarnaast kunnen op de HN-locatie enkele algemene vogels van tuin en park als houtduif en turkse tortel tot broeden komen. Beide locaties zijn intensief in gebruik als uitlaatplaats voor honden, zodat in het gras en langs de watergang geen broedvogels zijn te verwachten.
Mogelijk komen enkele algemene amfibieën en grondgebonden zoogdiersoorten als gewone pad en veldmuis op de ontwikkellocaties voor. Voor deze soorten geldt in de provincie Utrecht een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Voor zeldzamere strikt beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdiersoorten ontbreekt geschikt leefgebied op beide locaties.
Beschermde soorten uit de soortengroepen vissen, ongewervelden en reptielen worden niet op beide locaties verwacht vanwege het ontbreken van geschikt leefgebied.
Overige delen plangebied
Grote delen van het plangebied Binnenstad Nieuwegein hebben relatief weinig waarde voor beschermde soorten vanwege het ontbreken van begroeiing en opgaande beplanting.
Beschermde plantensoorten worden gezien de inrichting en het gebruik niet direct binnen het plangebied verwacht, maar het voorkomen van enkele beschermde soorten kan niet geheel worden uitgesloten.
Een groot deel van de bebouwing binnen het plangebied is potentieel geschikt als vleermuisverblijfplaats. Oudere bomen binnen het plangebied kunnen eveneens vleermuisverblijfplaatsen bevatten. Uit de directe omgeving van het plangebied (0-1 km) zijn waarnemingen van gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis bekend (Quickscanhulp.nl). Verblijfplaatsen van deze soorten kunnen ook binnen het plangebied aanwezig zijn.
Grote delen van het plangebied zijn door het ontbreken van begroeiing van weinig waarde als foerageergebied voor vleermuizen. De groenstroken in het plangebied vormen geschikt foerageergebied voor vleermuizen.
Binnen het plangebied kunnen vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen tot broeden komen. Tijdens het veldbezoek zijn een slechtvalk en torenvalk binnen het plangebied waargenomen. Beide soorten zouden kunnen broeden op de hogere gebouwen binnen het plangebied. Daarnaast kunnen huismus en gierzwaluw mogelijk broeden in gebouwen met pannendaken binnen het plangebied. In de opgaande beplanting in het plangebied kunnen verder sperwer en ransuil tot broeden komen. Daarnaast zullen niet-jaarrond beschermde vogels binnen het plangebied broeden.
Uit de omgeving van het plangebied (1–5 km) is het voorkomen van steenmarter bekend. Verblijfplaatsen van steenmarter kunnen binnen het plangebied niet worden uitgesloten. Voor de overige strikt beschermde grondgebonden zoogdieren ontbreekt geschikt leefgebied binnen het plangebied.
Wel zijn enkele algemene grondgebonden zoogdier- en ambibieënsoorten als gewone pad en veldmuis te verwachten. Voor deze soorten geldt in de provincie Utrecht een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.
Beschermde soorten uit de soortengroepen reptielen, vissen en ongewervelden worden vanwege het ontbreken van geschikt leefgebied niet binnen het plangebied verwacht.
Toetsing
ONTWIKKELLOCATIES
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Om verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen te voorkomen, dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden daarom voldoende rekening te worden gehouden met het broedseizoen of dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden vastgesteld dat geen broedgevallen aanwezig zijn. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën en/of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Het foerageergebied van vleermuizen op de ontwikkellocaties verandert als gevolg van de plannen, maar gaat niet geheel verloren. De uiteindelijke waarde van de ontwikkellocaties is afhankelijk van de inrichting. In de omgeving van de ontwikkellocaties is bovendien in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen worden dan ook niet verwacht. Langs het kanaal de Doorslag zijn al straatlantaarns aanwezig. Negatieve effecten op een eventuele vliegroute van vleermuizen door een toename van de uitstraling van kunstlicht zijn dan ook niet te verwachten.
OVERIGE DELEN PLANGEBIED
Bij concrete ontwikkelingsplannen in de rest van plangebied Binnenstad Nieuwegein dient te worden onderzocht of (groei- en verblijfplaatsen van) beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Dit geldt met name voor de soorten(groepen) vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen, steenmarter en enkele beschermde plantensoorten. Aan de hand van dit ecologisch onderzoek kan worden bepaald of negatieve effecten op beschermde soorten zijn te verwachten en of derhalve het aanvragen van een ontheffing van de Wnb noodzakelijk is.
Algemeen kan voor het plangebied worden gesteld dat indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Om verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen te voorkomen, dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden daarom voldoende rekening te worden gehouden met het broedseizoen of dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden vastgesteld dat geen broedgevallen aanwezig zijn. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Daarnaast geldt voor het plangebied dat als gevolg van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen verblijfplaatsen van algemene amfibieën en of zoogdierensoorten kunnen worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
GEBIEDSBESCHERMING
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is uitgewerkt in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 en de Provinciale Ruimtelijk Verordening, provincie Utrecht 2013. In het NNN staat natuur voorop en ontwikkelingen zijn daarom alleen onder strikte voorwaarden toegestaan.
Natuur buiten het NNN
Naast het NNN wijst de provincie Utrecht ook landbouwgronden aan als Groene Contour. Gronden die zijn aangewezen als Groene Contour wil de provincie Utrecht omvormen tot natuurgebied om daarmee het NNN te versterken. Na realisatie wordt de nieuwe natuur opgenomen als NNN.
Inventarisatie
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb en de gronden zijn niet aangewezen als NNN of Groene Contour. De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde gebieden uit de Wnb is ruim 7 km. Dit betreft Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek. Het meest nabijgelegen beschermde gebied in het kader van het NNN en de Groene Contour liggen op een afstand van circa 1,5 km van het plangebied. Het plangebied heeft geen belangrijke ecologische relaties met de beschermde gebieden.
Toetsing
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan kunnen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.
CONCLUSIE
Ontwikkellocaties
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden op de ontwikkellocaties Doorslagzone en HN-locatie ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is voor beide ontwikkellocaties. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten niet nodig.
Een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten en de plannen zijn daarnaast op het punt van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Overige delen plangebied
Bij concrete ontwikkelingsplannen voor andere delen van het plangebied dient in het kader van de Wnb te worden getoetst of ter plaatse beschermde soorten aanwezig zijn, waarbij met name aandacht vereist is voor vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nesten, steenmarter en beschermde planten. Daarnaast dienen concrete ontwikkelingsplannen te worden getoetst aan de gebiedsbescherming van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.