direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Blok Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de noordzijde van Nieuwegein ligt de wijk Blokhoeve, een gebied met kantoren, congrescentra en sportvoorzieningen. In figuur 1.1 is (het stedenbouwkundig plan van) de wijk Blokhoeve aangegeven.

Door de verplaatsing van de aanwezige sportvelden naar sportpark Galecopperzoom in 2005 is er ruimte vrijgekomen voor andere functies en wordt Blokhoeve herontwikkeld tot een wijk waar het prettig werken, wonen en recreëren is in een waterrijke en groene omgeving. Blokhoeve bestaat uit 3 deelgebieden, te weten De Lamellen, Het Eiland en Het Blok.

In totaal worden er in Blokhoeve circa 900 woningen gerealiseerd. De woningen worden gebouwd volgens de normen van duurzaamheid, aanpasbaar bouwen, goede bereikbaarheid en sociale veiligheid. Ter plaatste van Blok Oost zijn 108 grondgebonden woningen en 108 appartementen voorzien.

Op 26 juni 2013 heeft de gemeente Nieuwegein het bestemmingsplan Blokhoeve 2012 vastgesteld. In dit bestemmingsplan was voor Blok Oost de bestemming Gemengd-Uit te werken opgenomen. Dit bestemmingsplan is deels (o.a. ter plaatse van Blok Oost) vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De reden hiervoor was dat onvoldoende via geluidsonderzoek was aangetoond dat de naastgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering zouden worden geschaad.

Een deel van de wijk Blokhoeve, waaronder de locatie Blok Oost, is aangewezen als Ontwikkelingsgebied in het kader van de Crisis en herstelwet (Chw). Van deze aanwijzing wordt geen gebruik gemaakt, aangezien is gebleken dat de ontwikkeling kan voldoen aan de milieuvoorschriften en met een regulier bestemmingsplan mogelijk kan worden gemaakt.

Voorliggend bestemmingsplan is gericht op het juridisch mogelijk maken van woningbouw op de locatie Blok Oost. Tevens is in het plangebied het voetpad, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Blokhoeve 2012, ten noordoosten van de locatie Blok Oost meegenomen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie populierenbosje Blokhoeve van de gemeenteraad, aangenomen in de vergadering van 25 en 26 september 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0001.jpg"

Figuur 1.1: Stedenbouwkundig plan Blokhoeve met ligging Het Blok Oost

1.2 Ligging en begrenzing

Het plangebied Blok Oost is gelegen in het zuidoostelijk deel van de wijk Blokhoeve. Zie figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0002.jpg"

Figuur 1.2: Ligging plangebied

1.3 Vigerende regelingen

Op 26 juni 2013 heeft de gemeente Nieuwegein het bestemmingsplan Blokhoeve 2012 vastgesteld. In dit bestemmingsplan was voor Blok Oost de bestemming Gemengd-Uit te werken opgenomen. Dit bestemmingsplan is deels (o.a. ter plaatse van Blok Oost) vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ter plaatse van het overgrote deel van het plangebied Blok Oost vigeert daardoor nog het bestemmingsplan Blokhoeve, vastgesteld 25 juni 1981 en goedgekeurd 3 augustus 1982. De gronden van het projectgebied hebben hier de uit te werken bestemming 'Recreatiegebied'. Het plangebied is daarmee bestemd voor actieve en passieve recreatie, voor andere daarmee in verband staande en aan de recreatie ondergeschikte voorzieningen alsmede voor verkeer en groenvoorzieningen. De realisering van woningen is hiermee functioneel in strijd.

Aan de zuidzijde en aan de noord-oostzijde van het plangebied vigeert voor kleine delen van het plangebied het bestemmingsplan Blokhoeve 2012.

Conform de motie van de gemeenteraad, aangenomen in de raadsvergadering van 25 en 26 september 2013, is het als Verkeer- en verblijfsgebied bestemde voetpad ten noord-oosten van Blok Oost (ter plaatste van het populierenbosje) meegenomen in dit bestemmingsplan. De strekking van de motie is dat dit voetpad geschrapt moet worden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidsdocumenten. In hoofdstuk 4 wordt het initiatief beschreven, in hoofdstuk 5 en komen de haalbaarheidsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 6 bevat de juridische planbeschrijving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen in het zuidoostelijk deel van de wijk Blokhoeve. Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie van het plangebied in relatie met de directe omgeving, in casu de wijk Blokhoeve. Eerst wordt de ruimtelijke karakteristiek geschetst van de wijk Blokhoeve. Daarna wordt nader ingegaan op de huidige situatie van de locatie Blok Oost.

2.2 Ligging en begrenzing Blokhoeve

De wijk Blokhoeve wordt begrensd door verschillende infrastructuurlijnen. De A.C. Verhoefweg aan de westzijde, de Taludweg aan de noordzijde, de baan van de sneltramlijn Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein aan de oost- en zuidzijde en de Symfonielaan aan de zuidzijde. Blokhoeve wordt ruimtelijk begrensd door woningbouwgebieden: Galecop aan de westzijde, Zuilenstein aan de zuidzijde en Huis de Geer aan de oostzijde. Het remiseterrein en het parkgebied ten noorden van Huis de Geer vormen de ruimtelijke begrenzing aan de noordzijde. De wijk Blokhoeve is deels nog in aanbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0003.jpg"

Figuur 2.1: Ligging wijk Blokhoeve

2.3 Ontstaansgeschiedenis

Tot aan het eind van de jaren '70 had het gebied voornamelijk een agrarische bestemming. De grond was vrijwel geheel in gebruik door veehouderijen. Alleen in de omgeving van de oude boerderij Blokhoeve, Benson Lodge (Green Village), ter plaatse van de voormalige atletiekbaan, vond op geringe schaal maisteelt plaats. De structuur van het landschap werd bepaald door de richting van de kavelsloten, de kavelgrootte en de aanwezige bebouwing. Daarnaast bepaalden aangrenzende ruimtelijke elementen het karakter van het gebied: aan de noord- en westzijde de Taludweg en de A.C. Verhoefweg, aan de oostzijde het woongebied Huis de Geer. Dominant in het beeld van het landschap zijn ook de hoge masten met de in oost-westelijke richting lopende hoogspanningsleiding.

Vanaf eind jaren '70 is het landschapsbeeld in snel tempo veranderd. De zuidwestelijke zone van het gebied, daar waar zich de hogere stroomruggen bevinden, is bebouwd. Hier bevinden zich nu commerciële functies. In het noordelijk deel van het gebied ligt een golfcomplex. Het resterende gebied bestaat voornamelijk uit sportvelden die zijn aangelegd in de oorspronkelijke verkavelingsrichting. Aan de oost- en zuidzijde wordt het gebied begrensd door de sneltramlijn. Deze wordt begeleid door een brede groenzone, die is aangelegd op basis van natuurbouwprincipes. Sinds 2010 zijn de sportfuncties niet meer in het gebied aanwezig.

Door de Blokhoeve lopen verschillende kabel- en leidingenstroken. De hoogspanningsleiding en de aardgasleiding hebben twee brede zakelijk recht zones in het gebied die vrij moeten blijven van bebouwing. Blokhoeve wordt begrensd door verschillende infrastructuurlijnen. De A.C. Verhoefweg aan de westzijde, de Taludweg aan de noordzijde, de baan van de sneltramlijn Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein aan de oost- en zuidzijde en de Symfonielaan aan de zuidzijde. Blokhoeve wordt ruimtelijk begrensd door woningbouwgebieden Galecop aan de westzijde, Zuilenstein aan de zuidzijde en Huis de Geer aan de oostzijde. Het remiseterrein en het parkgebied ten noorden van Huis de Geer vormen de ruimtelijke begrenzing aan de noordzijde.

2.4 Ruimtelijke karakteristiek Blokhoeve

2.4.1 Deelgebieden Blokhoeve

De wijk Blokhoeve is onderverdeeld in drie deelgebieden: De Lamellen (7) in het noorden, Het Eiland (8) in het midden en Het Blok (9) in het zuiden (figuur 2.2) . Het projectgebied ligt in de deelgebied “Het Blok”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0004.jpg"

Figuur 2.2: Deelgebieden Blokhoeve

De Lamellen

Dit deelgebied ligt aan de noordzijde van Blokhoeve. In het Stedenbouwkundig plan is ruimte voor een kantoor aan de westzijde van De Lamellen: The Edge. Voor dit kantoorgebouw is begin 2004 een bouwvergunning verleend. Aangezien de kantorenmarkt echter in een diep dal zat heeft een herontwikkeling van het plan plaatsgevonden. Gekozen is voor woonbebouwing met geïntegreerde geluidswerende voorzieningen.

Het Eiland

Uitgangspunt voor de inrichting van Het Eiland is een losse, open structuur waarin vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd worden. Deze hoofdopzet is reeds in het stedenbouwkundig plan (2000) vastgelegd. Bij nadere uitwerking is de stratenstructuur en verkaveling enigszins gewijzigd om redenen van ruimtelijke kwaliteit, efficiënt grondgebruik en marktconformiteit.

De verkavelingopzet bestaat uit een rand waarin projectmatig gebouwde woningen zullen komen en een middencarré bestaande uit kavels voor particulier opdrachtgeverschap. Langs de hoofdas is een wandvormige bebouwing geprojecteerd die zich ter hoogte van het centrum verwijdt tot een pleinachtige ruimte. Op Het Eiland bevindt zich ook het buurtpark.

Het Blok

Het Blok is onderverdeeld in een westelijk en een oostelijk deel. De woningbouw waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen in het oostelijk deel. Het gaat om zowel huur- als koopwoningen in de vorm van appartementen en grondgebonden woningen. In het stedenbouwkundig ontwerp voor het oostelijk deel is er voor gekozen het water het plangebied in te trekken waardoor de woonbebouwing meer van de kwaliteit van het water kan profiteren.
Het bestaande deel van Het Blok heeft een utilitair en grootschalig karakter gericht op zakelijke dienstverlening en ontspanning. Bij de grote parkeerzone aan de zuidzijde is woningbouw of leisure gepland.

2.4.2 Groen en water

De wijk Blokhoeve wordt aan alle 4 zijden omsloten door groene randen. Aan de oost- en zuidzijde bevinden zich bredere groenzones.

De oostelijk gelegen groenzone wordt gekenmerkt door een parkaanleg met bomen (populieren) en struikgewassen. Deze zone in Blokhoeve blijft gehandhaafd bij de ontwikkeling van de wijk Blokhoeve. De zuidelijke groenzone wordt gevormd door de groene begeleiding van de trambaan. In deze groenzone worden tevens de parkeerplaatsen ten behoeve van Blok Oost gerealiseerd. Het groen aan de westzijde wordt gevormd door de met groen ingerichte A.C. Verhoefweg. Aan de noordzijde ligt in de oksel van de Taludweg en de A.C. Verhoefweg een groene bossage.

In de wijk is, waar voorheen de atletiekbaan was gelegen, een buurtpark ontwikkeld. Het plan heeft een groen middengebied met een openbaar karakter. In dit groene gebied is onder andere een speelplaats, een openbare tennisbaan, een skatebaan en een trapveld geprojecteerd. De groene ruimte in de Lamellen is ingevuld door middel van een langgerekte centrale groene ruimte die refereert aan de voormalige golfbaan. Deze groene strip wordt 'The Green' genoemd. Het overige groen wordt gevormd door particulier groen in de vorm van tuinen bij de woningen.

2.4.3 Verkeersontsluiting

In het GMP+ (Gemeentelijk Mobiliteitsplan + 2030) staat dat Nieuwegein goed ontsloten is voor het autoverkeer, maar dat het succes van de auto ook zijn beperkingen heeft: luchtvervuiling, geluidsoverlast, congestie, ruimtebeslag, verkeersveiligheid. Gezien deze beperkingen is het vertrekpunt van de mobiliteitsvisie van gemeente Nieuwegein het verleiden van mensen om andere vervoersmiddelen dan de auto te kiezen door het aanbieden van volwaardige alternatieven. De gemeente Nieuwegein kiest er dan ook voor om de rol van de fiets en milieuvriendelijk Openbaar Vervoer te versterken.

Blokhoeve is bereikbaar via de A.C. Verhoefweg, de Taludweg (stadsontsluitingswegen) en de Symfonielaan (wijkontsluitingsweg). Deelgebied Het Blok in het zuidelijke deel van Blokhoeve wordt middels één weg ontsloten op de Symfonielaan. Het betreft één uitrit met twee rijstroken via het met VRI geregelde kruispunt Elzenhoeve - Symfonielaan. De Symfonielaan sluit met drie rijstroken aan op de A.C. Verhoefweg. De Taludweg verbindt Nieuwegein met Utrecht. De ligging nabij twee knooppunten en de A12 maakt de woonwijk goed bereikbaar.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid, dat geldt voor het plangebied. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Op de noodzakelijke onderzoeken die voortvloeien uit het beschreven beleid en op welke wijze er rekening mee wordt gehouden in het plan, wordt in hoofdstuk 4 nader omschreven.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en daarmee van kracht geworden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
In de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om. Het uitgangspunt is om meer over te laten aan provincies en gemeenten: minder nationaal belang en eenvoudigere regelgeving.

Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Alleen in de stedelijke regio's rondom de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van de verstedelijking.

Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen 
Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Ladder duurzame verstedelijking

De woningen in Blok Oost maken onderdeel uit van de het Urgentieprogramma woningbouw (Woonvisie 2015) van de gemeente Nieuwegein. In de Woonvisie is aangegeven dat er tot 2025 een behoefte is aan 3.300 woningen. Blok Oost is de laatste uitleglocatie waar een groter aantal woningen gerealiseerd kan worden. Er zijn geen andere locaties waar nieuwbouw van woningen al planologisch mogelijk is. Met het plan voor Blok Oost wordt voorzien in aanvulling van de sociale woningvoorraad en (duurdere) koopwoningen.

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013) is een woningbouwprogramma voor Nieuwegein aangegeven van 2.000 woningen tot 2028. Uit de provinciale woningbouwmonitor (2014) blijkt dat de plancapaciteit (harde en zachte plannen en onttrekkingen) nog niet voldoende is om het totale programma te kunnen realiseren. Blok Oost is onderdeel van de zachte plancapaciteit.

De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de Ladder duurzame verstedelijking. Uit het (recente) provinciaal beleid (2013), de provinciale woningbouwmonitor (2014) en de recente gemeentelijke woonvisie (2015) blijkt dat er sprake is van een woningtekort in de regio. Met deze ontwikkeling wordt invulling gegeven aan een deel van de woningbehoefte en de gewenste woningtypes. De locatie ligt binnenstedelijk en wordt multimodaal ontsloten.

Op de woningbehoefte wordt nader ingegaan in paragraaf 4.2.

Modernisering Monumentenzorg

Met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening per 1 januari 2012, in het kader van de MoMo (Modernisering Monumentenzorg), zijn gemeenten verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Het besluit regelt dat de effecten van een initiatief op cultuurhistorische waarden in een gebied inzichtelijk worden gemaakt, en indien nodig worden de waarden vastgelegd in het plan, middels specifieke regels. Met deze wetswijziging is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening.

Het plangebied bevat geen monumenten en geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

Conclusie Rijksbeleid

De ontwikkeling sluit aan bij het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013-2028) en Verordening
De provincie Utrecht heeft op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013-2028) vastgesteld. In deze structuurvisie wordt de strategie van Utrecht Agenda 2040 in ruimtelijke zin verder uitgewerkt. De nieuwe structuurvisie bevat het beleid voor de periode 2013-2028.

De provincie Utrecht heeft een prima uitgangspositie voor een aantrekkelijke toekomst. Provincie Utrecht heeft een centrale ligging, ligt aan de rand van de Randstad, aan drie internationale ontwikkelingsassen (A1, A2 en A12) en ligt nabij Schiphol. De provincie streeft naar een aantrekkelijke woon-, werkomgeving en recreatie. Hiervoor hanteren zij drie peilers:

  • een duurzame leefomgeving
  • vitale dorpen en steden
  • landelijk gebied met kwaliteit

Deze pijlers leiden tot belangrijke beleidsopgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Een van deze belangrijkste beleidsopgave is het accent leggen op de binnenstedelijke opgave.

De druk op de Utrechtse woningmarkt is groot, er is nog steeds sprake van een fors woningtekort. Dat geldt in hogere mate voor de stad Utrecht en omliggende gemeenten. Recente onderzoeken tonen aan dat, ondanks het voorgenomen woningbouwprogramma, het tekort hoog zal blijven. Tot 2040 wordt er in geen enkele regio in de provincie krimp voorzien.

De provincie streeft ernaar om 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Voor de gemeente Nieuwegein wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 2.000 woningen in het stedelijk gebied, onder andere in de projecten Hoog Zandveld, Blokhoeve en Binnenstad. De ontwikkeling van Blok Oost past binnen deze opgave.

Waterbeheerplan 2010-2015 “Water voorop!”
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem.

In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.
 
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer
Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.

Handboek Watertoets HDSR

Het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft in 2013 het handboek Watertoetsproces vastgesteld. Dit handboek gaat in op het uitvoeren van de Watertoets binnen het beheersgebied van HDSR. Enkele relevante punten voor watertoetsen in bestaand stedelijk gebied zijn:

  • niet afwentelen: oplossingen op de ene plaats mogen niet leiden tot problemen elders;
  • voor het bergen van water geldt de bergingstrits 'vasthouden, bergen en afvoeren';
  • van het toegenomen verhard oppervlak moet 10 % in de vorm van oppervlaktewaterberging gecompenseerd worden (inmiddels is dit gewijzigd in 15%).

Bovenstaande punten zijn algemene regels van HDSR. Bij het opstellen van de inrichting is het wenselijk om met deze punten rekening te houden. Bij nadere uitwerking is het mogelijk hiervan af te wijken mits de waterhuishoudkundige situatie het toelaat. Bij de planontwikkeling van het totaalplan Blokhoeve heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap (zie verder ook hoofdstuk 5).

Provinciaal archeologiebeleid
Het provinciale beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, de Structuurvisie en de nota Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Ten slotte verplicht de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemeenten om in een bestemmingsplan in specifieke gebieden bestemmingen en regels op te nemen die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen.

De belangrijkste wettelijke taken van de provincie zijn:

  • Advisering, toetsing en vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet (waarbij de toetsing op archeologie een integraal onderdeel vormt)
  • Aanwijzing van archeologische waardevolle gebieden (attentiegebieden) op basis van de provinciale archeologische monumentenkaart en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden met als doel het veiligstellen van archeologische waarden
  • Beheren van een provinciaal depot voor bodemvondsten en het aanwijzen van gemeentelijke depots.

Meestal is de gemeente bevoegd gezag. Bij projecten die de gemeentegrenzen overschrijden, bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen en MER-plichtige ingrepen ligt het bevoegd gezag formeel bij de provincie.

Het plangebied ligt niet binnen de CHS en uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn (zie verder hoofdstuk 5).

Conclusie provinciaal en regionaal beleid

De ontwikkeling past binnen het provinciaal en regionaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nieuwegein 2030

In de structuurvisie van de gemeente Nieuwegein (vastgesteld januari 2010) is de ruimtelijke ontwikkeling van Nieuwegein weergegeven tot 2030. Het vergroten van de samenhang binnen en tussen de wijken, en het versterken van de verbindingen met de regio zijn de belangrijkste richtsnoeren. Dat betekent dat de centrale opgave van de structuurvisie eruit bestaat een aanpak en maatregelenpakket te formuleren, dat deze samenhang bevordert. Ruimtelijke maatregelen en investeringen, herstructurering en vernieuwing van de stad zal vanuit deze leidraad worden vormgegeven. Concreet betekent dit oog hebben voor initiatieven van onderop, samenwerking op wijkniveau en samenwerking met andere partijen.

Voor het ruimtelijk beleid komt het erop aan de verschillende functies van wonen, werken, infrastructuur, zorg, welzijn en onderwijs te combineren tot een complete stad, waar het aangenaam vertoeven is. Naast het verbinden staat ook het versterken van de identiteit, het toevoegen van nieuwe woonmilieus, het focussen op kwaliteit (meer dan op groei) en het zorgen voor leefbare en aantrekkelijke wijken.

Het plangebied Blokhoeve is opgenomen als een gebied voor stedelijke ontwikkeling en biedt ruimte voor wonen en werken met recreatief medegebruik. De nu voorgestelde ontwikkelingen passen binnen de doelstellingen van de visie nu zij een stedelijke ontwikkeling betreffen.

De Woonvisie 2015

De Woonvisie 2015 is in september 2015 vastgesteld door de Raad. De woonvisie kent 4 opgaven: Vitale stad, Betaalbaar Wonen, Wonen en Zorg en Kwaliteit en Duurzaamheid.

Voor de opgave Vitale stad zijn een drietal ambities geformuleerd:

  • De huidige woningbouwambitie van 3300 woningen realiseren in afwachting van de herijking van het bouwprogramma in de toekomstvisie
  • Inwoners moeten hun wooncarrière in Nieuwegein kunnen maken
  • Burgerinitiatieven ten aanzien van woningbouw en transformatie faciliteren

Voor de opgave Betaalbaar Wonen zijn een drietal ambities geformuleerd:

  • De sociale huurwoningen die te huur worden aangeboden dienen qua prijs te passen bij de vraag van onze woningzoekenden
  • Een sociale huurwoningvoorraad met een omvang van 30% van de woningvoorraad, die gedifferentieerd is naar grootte
  • De positie van woningzoekenden om in aanmerking te komen voor een huurwoning verbeteren

Voor de opgave Wonen en zorg gelden de volgende ambities:

  • De bestaande woningvoorraad meer geschikt te maken voor ouderen en mensen met een beperking
  • Door middel van nieuwbouw en transformatie te voorzien in voldoende woningen nultreden en verzorgd wonen.
  • De (regionale) woonruimteverdeling zodanig in te richten, dat een woning ook op het gebied van zorg en welzijn bij de juiste persoon terecht komt
  • De extramuralisering van woonvoorzieningen in de sfeer van de GGZ, GZ en Jeugdzorg wordt door de gemeente gefaciliteerd

Tenslotte zijn voor de opgave Kwaliteit en duurzaamheid de volgende ambities geformuleerd:

  • Verduurzaming van de woningvoorraad om zo bij te dragen aan een verlaging van de woonlasten en het terugdringen van het energieverbruik. 
  • Verbetering van de kwaliteit en uitstraling van de bestaande woningvoorraad.
  • Duurzame nieuwbouw en transformatie

In de woonvisie staat vervolgens aangegeven welke activiteiten ondernomen worden om deze ambities te realiseren. De ontwikkeling van Blok Oost met een combinatie van sociale huurwoningen en eengezinswoningen in de koopsector past binnen de uitgangspunten van de woonvisie.

Webwinkels Nieuwegein 2013

Binnen de bestemming Wonen is in Nieuwegein een webwinkel toegestaan die: - via het internet goederen ter verkoop aanbiedt aan particulieren; - de gedane bestelling per e-mail accepteert; - de betaling van goederen controleert; - de goederen controleert; - bestelde goederen verzamelt, verpakt, verzend gereed maakt; - ter verzending aanbiedt; - zonder dat sprake is van een combinatie met een showroomfunctie en/of afhaalmogelijkheden en/of betalingsmogelijkheden ter plaatse. De ruimtelijke uitstraling van deze activiteiten wijkt niet af van andere activiteiten die binnen de bestemming Wonen mogelijk zijn. De nadruk ligt bij deze webwinkels immers op de distributie met de daarbij behorende administratieve handelingen. Uiteraard dient men ook te voldoen aan de regels ingevolge de Nota Thuiswerken (2005). In deze nota is een aan huis gebonden werkactiviteit binnen de bestemming Wonen onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Maximaal mag een oppervlakte van 35% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 75 m2  worden gebruikt voor de aan huis verbonden werkactiviteit. De ruimtelijke en visuele uitstraling als woning moet  behouden blijven. Detailhandel is niet toegestaan.  

GMP+ 2030

Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan GMP+ schetst de visie op het gebied van verkeer en vervoer voor Nieuwegein tot 2030. Verkeer bestaat echter uit verschillende vervoerswijzen met verschillende belangen die elkaar soms versterken en soms in de weg zitten. De 'plus' van het GMP ligt op het terrein van milieu; specifiek lucht en geluid. Een integrale visie zoals verwoord in het GMP+ moet bijdragen aan het nemen van de juiste maatregelen in het omvangrijke en complexe verkeerssysteem. De doelen van het GMP+ zijn dan ook:

  • het formuleren van verkeer- en vervoerbeleid vanuit een integrale visie die zoveel mogelijk rekening houdt met andere beleidsvelden;
  • het voorstellen van maatregelen bij knelpunten in de afweging tussen verkeer, vervoer en milieu.

Een belangrijke kracht van Nieuwegein is de centrale ligging in Nederland in combinatie met een goede bereikbaarheid. Het mobiliteitsbeleid is erop gericht deze kracht te versterken en te koesteren. Hierbij staat bereikbaarheid van Nieuwegein met volwaardige vervoersalternatieven voor de auto centraal. Verkeersveiligheid en duurzaamheid zijn daarbij belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfmilieu. Het succes van de auto heeft ook zijn beperkingen: luchtvervuiling, geluidsoverlast, congestie, ruimtebeslag, verkeersveiligheid. Gezien deze beperkingen is het vertrekpunt van de mobiliteitsvisie van de gemeente Nieuwegein het verleiden van mensen om andere vervoersmiddelen dan de auto te kiezen door het aanbieden van volwaardige alternatieven. Dit betekent dat Nieuwegein wel iets te bieden moet hebben om de mensen te kunnen verleiden van andere modaliteiten gebruik te maken. De gemeente kiest er dan ook voor om de rol van de fiets en milieuvriendelijk Openbaar Vervoer te versterken. Daarbij maakt zij gebruik van 4 pijlers:

  • duurzaamheid
  • bereikbaarheid
  • samenhang met stadsontwikkeling
  • gedragsbeïnvloeding.

Het plangebied is goed ontsloten voor zowel de auto, openbaar vervoer als de fiets en past daarmee binnen de uitgangspunten van het GMP+.

Nota Parkeernormen 2011-2015

In de Nota Parkeernormen 2011-2015 (23 februari 2011) zijn de parkeernormen gedifferentieerd, wordt bij het bepalen van de norm veel meer rekening gehouden met locatie specifieke eigenschappen en zijn er minimum parkeernormen bij vrijstelling. Dit zijn lagere normen dan de standaard parkeernormen die toegepast kunnen worden wanneer uit een mobiliteitstoets blijkt dat die toelaatbaar zijn. Om te voorkomen dat een omgevingsvergunning om formele reden geweigerd zou moeten worden, kunnen Burgemeester en Wethouders dan vrijstelling verlenen. De verwachting is dan ook dat de Parkeernormen in deze nota veel meer rekening houden met de dagelijkse praktijk dan de parkeernormen uit de eerdere Nota Parkeren uit 1999. Om parkeernormen te definiëren zonder alles in ieder bestemmingsplan te beschrijven, is de Nota Parkeernormen gemaakt. In bestemmingsplannen kan naar deze Nota verwezen worden.

In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd en zijn de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen 2011-2015 in acht genomen.

Beleidsvisie externe veiligheid

Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten (en provincies) om eigen veiligheidsambities te formuleren. In de Beleidsvisie externe veiligheid (raadsbesluit 2007-403) is aangegeven hoe Nieuwegein met deze beleidsvrijheid omgaat. Zo is onder nadere in de visie aangegeven dat de gemeente houdt zich het recht voor om bij nieuwe situaties af te zien van het zogenaamde “stand still” beginsel voor het groepsrisico, zolang aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan. Het plan voldoet hieraan, zie paragraaf 4.8.

Watervisie Nieuwegein

De Watervisie Nieuwegein (2004) gaat in op de waterhuishouding van het plan Blokhoeve. Zo staat in de watervisie vermeld dat het hemelwater van de daken rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd. Ook het hemelwater van de kleine wegen wordt geloosd op het oppervlaktewater. Het hemelwater van de grotere wegen wordt afgevoerd via het afvalwaterriool. De Watervisie Nieuwegein vermeldt dat het project Blokhoeve door de grote hoeveelheid oppervlaktewater een voorbeeldproject is voor toekomstige ontwikkelingen in het lage deel van Nieuwegein. Dit dient verwerkt te worden in de watertoets.

Jaarplan Water 2015

Het Waterplan van Nieuwegein is in samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterleidingbedrijf Vitens opgesteld en bestaat uit twee delen. In 2004 is de Watervisie Nieuwegein vastgesteld, de beleidsvisie op het waterbeheer van de gemeente. Vervolgens is het ingezette beleid van de Watervisie uitgewerkt naar concrete maatregelen op het gebied van de waterkwaliteit en het waterbeheer. In 2011 is de eerste uitvoeringsnota Waterplan 2006-2010 geëvalueerd. Op basis hiervan heeft het college van Burgemeester en Wethouders besloten om jaarlijks een jaarplan Water op te stellen. Door ieder jaar een nieuwe uitvoeringsnota op te stellen in plaats van voor meerdere jaren kan beter ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid. Samen met de watervisie uit 2004 vormt het jaarplan Water 2015 het Waterplan van Nieuwegein.

In het Jaarplan Water 2015 is specifiek voor Blokhoeve het volgende opgenomen:

  • Het zuidelijk deel van peilvak NGW_011 (wijk Zuilenstein) staat in onvoldoende verbinding met het noordelijk deel (wijk Blokhoeve). Mede hierdoor is de doorstroming in wijk Blokhoeve beneden de maat. Door een kantelstuw te plaatsen nabij de duiker langs de Symphonielaan wordt dit probleem verholpen.
  • Het nut en de noodzaak van de noordelijke stuw van peilgebied NGW_011 in Blokhoeve is niet duidelijk. In 2015 wordt uitgezocht of de stuw noodzakelijk is.

Beleidsnota archeologie gemeente Nieuwegein, 2012

Gemeenten moeten sinds de implementatie van de Wamz bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen of bij de vrijstelling van bestaande plannen rekening houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem. In het kader van omgevingsvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers in de vorm van het uitvoeren van archeologisch onderzoek als voorwaarde voor de vergunningverlening. Daarnaast wordt in tal van andere situaties van gemeenten een visie en uitspraak over het archeologisch bodemarchief verwacht.

Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld. Het bij het beleid horende onderzoeksrapport ´Een gestapeld verleden. Gemeente Nieuwegein. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (RAAP-Rapport 2145)'. geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidsadvieskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek. Deze beleidsadvieskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen.

Op de archeologische verwachtingskaarten heeft het plangebied een hoge verwachtingswaarde voor de Ijzertijd – Romeinse tijd, een middelhoge verwachting voor de Midden Neolithicum – Late Bronstijd en een Lage verwachting voor de Middeleeuwen – Nieuwe tijd.

Uit de archeologische beleidsadvieskaart volgt dat het gebied deels is aangeduid als AVW 2. Hierbij is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500m2 vroegtijdig inventariserend veldonderzoek vereist. Deels is het plangebied aangeduid als AWV 6, waarbij bij bodemingrepen dieper dan 150 cm en groter dan 10.000 m2 .

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0005.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

Cultuurhistorie

Om adequaat invulling te kunnen geven aan de nieuwe taak van de gemeente rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek (RAAP-RAPPORT 2538 Jonge stad, oude kwaliteiten. Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein) laten uitvoeren. Het betreft een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen ondermeer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.

Er bevinden zich geen archeologische of cultuurhistorische waarden in het gebied. Zie verder hoofdstuk 5.

Bouwen voor de toekomst

Het is van belang om te bouwen met gezonde materialen, het materiaalgebruik te reduceren, zoveel mogelijk te recyclen en grondstofkringlopen te sluiten ('Cradle tot cradle'). Daarom heeft de gemeenteraad de nota ´Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein´ vastgesteld. Hierin is de ambitie geformuleerd om bij nieuwbouw en renovatie te streven naar een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger t.o.v. de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. 

Naast bovenstaande prestatie-eis zijn de volgende basismaatregelen vastgesteld:

  • Bij nieuwbouw een lagetemperatuurverwarming systeem toepassen.
  • Bij renovaties een EPA-onderzoek uitvoeren (hier niet aan de orde).
  • Geen uitlogende bouwmetalen toepassen.
  • Alleen aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout (conform criteria TPAC) toepassen.
  • Een handleiding voor gebouwgebruikers opstellen.
  • Bij nieuwbouw een duurzaam gezond binnenmilieu waarborgen.

De milieuprestatie kan bij kleinere en middelgrote (ver)bouwplannen (zoals hier) inzichtelijk worden gemaakt met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema´s energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Voor Nieuwegein dient de GPR minimaal 6,9 te zijn voor een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.

De gemeente streeft verder naar het vergroten van het aandeel groendaken (ook wel vegetatiedaken genoemd, zie www.nieuwegein.nl/groendak).

Klimaatbeleidprogramma 2009-2013

Volgens het door het college vastgestelde gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013 geldt een streven naar een 10% betere energieprestatiecoëfficiënt (EPC) t.o.v. het Bouwbesluit en geldt bovendien een streven naar 10% duurzame energie. Bij grotere bouwinitiatieven (>200 woningen of het equivalent daarvan) geldt i.v.m. de duurzame gebiedsontwikkeling een EPL van 7,0 tot 8,0. In het Coalitieakkoord 2014-2018 is een ambitieuzer doel geformuleerd: Nieuwegein wil in 2040 een klimaatneutrale duurzame stad zijn. Energieneutrale nieuwbouw van woningen is inmiddels technisch en financieel mogelijk, dus kansrijk in dit gebied. Belangrijk in ieder geval is bij het woningontwerp uit te gaan van de Trias-Energetica, dat wil zeggen:

  • 1. energievraag terugdringen (o.a. via een zeer goed geïsoleerde gebouwschil).
  • 2. duurzame energiebronnen inzetten (o.a. via warmtepomp, zonneboiler en zonnepanelen).
  • 3. resterende (fossiele) energiebehoefte dekken met efficiënte installaties (o.a. via energiezuinige verlichting, -pompen en -ventilatoren en regeltechniek).

Verder is belangrijk bij het woningontwerp uit te gaan van:

  • 4. goede woningoriëntatie (o.a. oriëntatie van gevel, dak en indeling van de woning t.b.v. benutting van 'gratis' zonne-energie).
  • 5. ontwerp met aandacht voor energie (o.a. compacte woning, optimale glasverdeling, optimale daglichttoetreding, voorkomen van oververhitting en groendak).  

Conclusie gemeentelijk beleid

De ontwikkeling past in het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke ontwikkeling en de programmatische invulling toegelicht.

4.1 Stedenbouwkundig plan

Oorspronkelijk uitgangspunt was het winnende ontwerp van een prijsvraag op het gebied genaamd 'Waterrand en Waterblokken'. Aansluiting op water is het leidende element van het stedenbouwkundige plan. In het plangebied loopt een hoofd waterroute in oost-en westelijke richting die zich vertakt naar het zuiden toe. Op deze wijze worden schiereilanden gecreëerd waarin de eengezinswoningen gelegen zijn, die sterk met het water verbonden zijn.

Het plangebied omvat in totaal drie schiereilanden georiënteerd op het water. De schiereilanden worden gescheiden van het zuidelijk deel door een hoofdstraat in het midden van het gebied. Ten zuiden van deze hoofdstraat wordt de structuur van de eilanden voortgezet met eengezinswoningen die zijn georiënteerd op groene tussenruimten. Langs de zuidrand is ruimte voor 3 appartementengebouwen, die ten opzichte van elkaar gekanteld zijn. Er worden maximaal 216 woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit 108 eengezinswoningen en 108 appartementen.

De eengezinswoningen bestaan uit 2 bouwlagen met een kap en de appartementengebouwen worden maximaal 4 bouwlagen hoog.

De woningen in het plangebied worden verder ontsloten door woonstraten die haaks staan op de oost-west gelegen hoofdontsluiting. Ten zuiden van de ontwikkeling ligt een groen- / parkeerzone. Langs de hoofdstraat en in de groen- /parkeerzone worden de parkeerplaatsen voor de geplande woningbouw gerealiseerd. Daarnaast wordt er bij de grondgebonden woningen geparkeerd op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0006.jpg"

Figuur 4.1 Schets stedenbouwkundig plan

4.2 Woningbouwbehoefte

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013) is een woningbouwprogramma voor Nieuwegein aangegeven van 2.000 woningen tot 2028. Uit de provinciale woningbouwmonitor (2014) blijkt dat de plancapaciteit (harde en zachte plannen en onttrekkingen) nog niet voldoende is om het totale programma te kunnen realiseren. Blok Oost is onderdeel van de zachte plancapaciteit.

Uit de rapport Kwalitatieve Woningbehoefte Nieuwegein (410/MO/GW/P9437, Inbo, 12 november 2013) blijkt dat er in Nieuwegein in 2025 behoefte is aan 32.168 woningen om aan de woningvraag van de inwoners van Nieuwegein te voldoen. Ervan uitgaande dat alle woningen die 'in de pijplijn' zitten worden gerealiseerd, neemt de woningvoorraad de komende jaren toe van 27.478 tot 28.856 woningen. Dit is nog niet voldoende om in de vraag van 32.168 in 2025 te voldoen. Hiervoor is nog een extra uitbreiding van de voorraad met 3.312 woningen nodig.

Ten opzichte van het urgentieprogramma woningbouw (3.300 woningen), is een extra toevoeging van 2.239 woningen gewenst tot 2025 (zie onderstaande tabel).

De rapportage Kwalitatieve Woningbehoefte Nieuwegein is een belangrijke onderlegger voor de Woonvisie Nieuwegein. Zoals eerder gesteld wordt in afwachting van de herijking van het bouwprogramma in de Toekomstvisie voorlopig de huidige woningbouwambitie van 3300 woningen gehandhaafd.

Aantal woningen  
Urgentieprogramma woningbouw   3.300  
Opgeleverd t/m 2012 (a)   849  
In de pijplijn t/m 2020 (b)   1.378  
Extra benodigd om aan vraag van 32.168 in 2025 te voldoen (c)   3.312  
Totale gerealiseerde en gewenste productie (a+b+c)   5.539  
Verschil ten opzichte van urgentieprogramma woningbouw   +2.239  

De woningen in Blok Oost maken onderdeel uit van de het Urgentieprogramma woningbouw (3300 woningen). Blok Oost is de laatste uitleglocatie waar een groter aantal woningen gerealiseerd kan worden. Er zijn geen andere locaties waar nieuwbouw van woningen al planologisch mogelijk is.

Kwalitatief

Uitbreiding van de voorraad is in alle segmenten noodzakelijk. Confrontatie van vraag en aanbod (huidig en gepland) levert het volgende beeld op:

Vooral bij huurwoningen in de vrije sector is de vraag aanzienlijk groter dan het aanbod. De grote behoefte aan vrije sector huurwoningen hangt samen met de toename van het aantal ouderen (die vanuit hun koophuis doorstromen naar een huurwoning), het economische klimaat waarin de regels voor hypotheekverlening zijn aangescherpt en de EC-maatregel waarin de regels voor toewijzing van sociale huurwoning lastiger zijn aangepast.

Ook in de sociale huurvoorraad is behoefte aan uitbreiding. Dit hangt samen met de toename van met name het aantal 75-plussers, maar ook met de omvang van de startersdoelgroep. Bovendien is de wachttijd voor een sociale huurwoning in Nieuwegein enorm hoog in verhouding tot de regio

In het koopsegment is vooral behoefte aan meer woningen vanaf 3 ton, met name om aan de vraag te voldoen van inwoners die een stap in hun wooncarrière willen maken.

Met het plan voor Blok Oost wordt voorzien in aanvulling van de sociale woningvoorraad en enkele woningen vanaf 3 ton.

Vraag vanuit de regio

De totale potentiële vraag naar woningen in Nieuwegein bestaat uit inwoners die binnen de gemeente verhuizen, vestigers in Nieuwegein en vertrekkers (dit zijn mensen die geen passende woning in Nieuwegein kunnen vinden).

In de Primos prognose betreffende de ontwikkeling van het aantal inwoners en huishoudens in Nieuwegein, zijn cijfers verwerkt omtrent natuurlijke aanwas, huishoudensvorming, migratie (binnenlands en buitenlands) en ontwikkeling van de woningvoorraad (op basis van het nieuwbouwprogramma dat door de gemeente is aangeleverd). In zekere zin houdt deze prognose dus ook rekening met een woningvraag vanuit de regio.

Met een extra regionale opgave c.q. groei van de vraag van uit de regio, is echter nog geen rekening gehouden.

In U10-verband (samenwerking gemeenten in de regio Utrecht, waaronder Nieuwegein) is recent een verkenning uitgevoerd naar de regionale woningbouwopgave (september 2015). Hieruit blijkt dat er in de gehele regio een kwantitatief woningtekort is van ca. 7.000 woningen tot 2020, en tussen de 18.000 en 25.000 in 2040. Dit woningtekort is nog niet onderverdeeld per gemeente. Dit zal de komende tijd verder uitgezocht worden. Kwalitatief blijkt er in de regio een groeiende vraag te zijn naar stedelijke woonmilieus. Er is met name een tekort aan huurwoningen (zowel goedkoop als middelduur).

Conclusie

Uit het (recente) provinciaal beleid (2013), de provinciale woningbouwmonitor (2014) en de recente gemeentelijke woonvisie en U10-analyse (beide 2015) blijkt dat er sprake is van een woningtekort in de regio. Met de ontwikkeling van Blok Oost wordt invulling gegeven aan een deel van de woningbehoefte en de gewenste woningtypes. Met het plan voor Blok Oost wordt voorzien in aanvulling van de sociale woningvoorraad en (duurdere) koopwoningen.

4.3 Verkeer en parkeren

4.3.1 Mobiliteitsscan

Voor de ontwikkeling van Blok Oost is een mobiliteitsscan uitgevoerd (Mobiliteitsscan Blokhoeve, Royal Haskoning DHV, dd. 8 maart 2016).

Autoverkeer

Het doorgaande gemotoriseerd verkeer vanaf Het Blok richting De Lamellen wordt ontmoedigd (zie figuur 4.2): Green Village is met het Blok verbonden voor gemotoriseerd verkeer, maar niet met De Lamellen en de rest van Het Eiland. Het oostelijk deel van Het Eiland is verbonden met Het Blok en met De Lamellen en wordt ontsloten via de Taludweg. De voorzieningen op het Blok worden ontsloten via de Symfonielaan. Het is onaantrekkelijk gemaakt om via de Middelhoeve rechtstreeks van Het Blok op De Lamellen te komen. Hiervoor is de wegenstructuur zo ontworpen dat niet in een rechte lijn via de Middelhoeve van Het Eiland naar De Lamellen gereden kan worden. Dat vermindert:
1. dat bezoekers van Het Blok via De Lamellen en Het Eiland rijden;
2. dat bewoners van De Lamellen / Het Eiland via Het Blok rijden;
3. dat bezoekers van de congressen/beurzen parkeren op Het Eiland/De Lamellen en Blok Oost/West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0007.jpg"

Figuur 4.2 Wegenstructuur Blokhoeve

Met deze verkeersstructuur op de Middelhoeve wordt de bewonersfunctie en de bezoekersfunctie van het plangebied voor een groot deel van elkaar gescheiden. Beide stromen hebben daarmee een eigen in- en uitgang van het plangebied. Dit komt de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de woongebieden De Lamellen en Het Eiland ten goede.

De interne wegenstructuur van Blokhoeve betreffen 30 km/uur wegen. In de praktijk worden in dergelijke 30 km/uur zones maximale intensiteiten van circa 2.000 mvt/etmaal acceptabel bevonden. Uit de Mobiliteitsscan blijkt dat de binnenwegen van Blokhoeve voldoende breedte en capaciteit hebben om de te verwachten verkeersintensiteiten op werkdagen af te kunnen wikkelen. De Middelhoeve is een wijkontsluitingsstraat binnen de 30 km/uur zone, is breder vormgegeven en heeft zelfs gedeeltelijk een scheiding van rijrichting. Deze straat kan daarom meer verkeer aan dan de aantakkende woonstraten. Intensiteiten van 4.000 tot 5.000 mvt/etmaal op het drukste samenkomende deel aan de zijde van de Taludweg zijn acceptabel. Uit de Mobiliteitsscan blijkt dat de intensiteiten op de Middelhoeve ca. 2.500 mvt/etmaal bedragen. Dit verkeer kan dan ook goed afgewikkeld worden.

Vanaf het deelgebied Het Blok kan het op piekdagen (werkdag met een druk bezocht congres of beursevenement) wel voorkomen dat er wachtrijvorming ontstaat bij de VRI-geregelde aansluiting Blokhoeve - Symfonielaan. Dit is echter in de huidige situatie ook al het geval. Het aantal zeer drukke dagen waarop deze situatie zich voordoet, zal niet groter zal zijn dan nu. Voor deze dagen (enkele dagen per jaar) dienen mobiliteitsmanagent maatregelen ingezet te worden.

Ook de extern ontsluitende wegenstructuur van Blokhoeve (Taludweg, AC Verhoefweg, Symfonielaan) kan de extra verkeerintensiteiten van Blokhoeve goed verwerken. Het VRU 3.0 toont geen overbelasting op de wegvakken. Op de A.C. Verhoefweg zijn de verkeersintensiteiten wel hoger dan de gewenste streefwaarde (Gemeentelijk Mobiliteitsplan+, 2030, Gemeente Nieuwegein, 11 december 2013).

Fietsverkeer

Langs de extern ontsluitende wegen (Taludweg, AC Verhoefweg, Symfonielaan) zijn vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig. Daarnaast zijn in het stedenbouwkundig plan Blokhoeve nog enkele aanvullende vrijliggende fietspaden opgenomen om autoverkeer zo veel mogelijke van fietsverkeer te scheiden. De fietsstructuur houdt zodoende ook rekening met korte en zo direct mogelijke fietsverbindingen van Blokhoeve naar de wijdere omgeving. Op deze wijze wordt fietsgebruik gestimuleerd. Het gaat om de volgende voorzieningen (figuur 4.3):

  • 1. Tussen De Lamellen en Het Eiland is bij Green Village een aansluiting voor langzaam verkeer gerealiseerd.
  • 2. Ook ligt er een kort vrijliggend fietspad ten zuiden van de horecagelegenheid aan de Symfonielaan 3 die het parkeerterrein van Het Blok en de daar aanwezige voorzieningen verbindt met het fietspad langs de A.C. Verhoefweg.
  • 3. Langs het parkeerterrein op Het Blok komt ook een vrijliggend fietspad.
  • 4. Er zijn drie aansluitingen richting Zuilenstein. In het westen sluit het fietspad aan op het Marimbapad. Het fietspad langs de Elzenhoeve komt uit op Occarinolaan/Regaalsingel. En de derde ligt ter hoogte van het Bugelhof, maar dit is een voetgangersverbinding.
  • 5. Op de Middenhoeve tussen de Taludweg en de Heidehoeve liggen ook korte vrijliggende fietspaden die Blokhoeve met de Taludweg verbinden.
  • 6. Het fiets-/voetpad vanaf het Eiland naar de A.C. Verhoefweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0008.png"

Figuur 4.3 Fietsstructuur Blokhoeve

Voor het overige maakt het langzaam verkeer (fiets) gebruik van de 30 km/u straten.

  • Dit zijn in de Lamellen: de Veldhoeve, Hogerhoeve, Nederhoeve, de Middelhoeve, Heidehoeve, Polderhoeve, Laaglandhoeve en Boshoeve.
  • Dit zijn op Het Eiland: de Bouwhoeve, Weidehoeve, Kweekhoeve, Bongerdhoeve en Akkerhoeve.
  • Dit zijn op Het Blok: de Vlierhoeve, Blokhoeve, Iepenhoeve, en Elzenhoeve.

Calamiteitenroute

Het fiets-/voetpad van het Eiland naar de A.C. Verhoefweg (nr. 6 in figuur 4.3) zal in de toekomst dienen als calamiteitenroute. Het creëren van een calamiteitenroute in het gebied biedt de mogelijkheid om bij calamiteiten het gebied via meerdere kanten te verlaten of (voor hulpdiensten) te bereiken.

Openbaar vervoer

Nieuwegein heeft een goed openbaarvervoersysteem, voorzien van goede en snelle tram- en busverbindingen. Om de groei van het autoverkeer met name tijdens spitstijden tegen te gaan, maakt Nieuwegein in het GMP+ strategische beleidskeuzes om het gebruik van Openbaar Vervoer te stimuleren. In zijn algemeenheid geldt hierbij dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen er van meet af aan goed openbaar vervoer aanwezig is. Het plangebied is goed ontsloten qua openbaar vervoer. Nabij het plangebied loopt de sneltram en op de A.C. Verhoefweg komt de Westtangent (busvervoer) te lopen. Om de kwaliteit van de Westtangent te verbeteren zal de route verlegd worden van de Batauweg-Galecopperlaan naar de A.C. Verhoefweg.

Om het vervallen van de haltes in de woonwijken te compenseren worden bushaltes aangelegd op de A.C. Verhoefweg ter hoogte van de tramhaltes Wijkersloot en Batau Noord; ook komen er haltes ter hoogte van het kruispunt met de Batau-weg/Symfonielaan en Galecopperlaan/Taludweg.

4.3.2 Parkeren

In het plangebied worden maximaal 216 woningen gerealiseerd, waarvan maximaal 108 grondgebonden woningen en 108 appartementen. Het gebied is gelegen in de schil. Op basis van de Nota Parkeernormen 2011-2015 gelden voor deze woningen de volgende parkeernormen:

  Norm (pp per woning)   Maximaal aantal woningen   Benodigde parkeerplaatsen  
Grond gebonden woning tussen de 100m² en 160m² BVO met parkeren op eigen terrein   1,7   108   184 (183,6)  
Gestapelde woning met een oppervlakte tussen de 60 en 80m² BVO zonder parkeren op eigen terrein   1,25   108   135  
Totaal     216   319  

Bij de grondgebonden woningen is 1 parkeerplaats op eigen terrein voorzien. De overige parkeerplaatsen worden in de oost-west woonstraat gerealiseerd en als parkeren in het groen ten zuiden van de woningbouwontwikkeling. Uit het stedenbouwkundig plan voor Blok Oost blijkt dat ruimschoots voldaan kan worden aan de parkeernorm.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksaspecten

5.1 Mer(beoordelings)plicht

Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De activiteit van deze ruimtelijke ontwikkeling valt onder <<D 11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen>> uit de D-lijst van het Besluit MER. De grootte van activiteit blijft onder de drempelwaarden van de genoemde gevallen in kolom 2 “Gevallen”.

Ook in de Provinciale Milieuverordening staan geen activiteiten waarvoor een (plan- of project-) MER of m.e.r.-beoordeling moeten worden opgesteld.

Het meest dichtbijgelegen Natura 2000-gebied rond Nieuwegein ligt op meer dan 6 km van het plangebied of gemeentegrens.

Dichtbij gelegen natuurgebieden gemeten vanaf de meest dichtbijgelegen gemeentegrens Nieuwegein:Uiterwaarden Lek (ten zuiden); Zouweboezem (ten zuiden), Nieuwkoopseplassen en de Haeck (ten noordwesten), Broekvelden Vettebroek en Polder Stein (ten westen), Oostelijke Vechtplassen (ten noorden); Kolland & Overlangbroek (ten oosten), en Lingedijk & Diefdijk (ten zuiden). Uiterwaarden Lek ligt op ruim 9 km vanaf het plangebied. De andere gebieden liggen op meer dan 6 km afstand van de gemeentegrens.

De Natura 2000-gebieden liggen op een dusdanige afstand en buiten de gemeentegrenzen van Nieuwegein, dat de beoogde ontwikkeling geen nadelige invloed of in ieder geval geen significante nadelige invloed op de instandhoudingsdoelen van deze Natura 2000-gebieden heeft. Er hoeft dan ook geen Passende beoordeling in het kader van de Europese Habitatrichtlijn te worden opgesteld. Hierdoor is het opstellen van een plan-MER niet noodzakelijk.

Op basis van bovenstaande is er voor de activiteit is dan ook geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht maar wel een vergewisplicht. Voor de voorgenomen activiteit moet worden beoordeeld of er vanwege de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Bij deze beoordeling wordt met name gekeken naar de selectiecriteria zoals genoemd in bijlage III van de EU richtlijn m.e.r. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten:

  • De kenmerken van de activiteit, onder andere omvang en cumulatie
  • De plaats waar de activiteit wordt verricht; de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid van de omgeving
  • De kenmerken van de gevolgen van de activiteit; mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid

Alle relevante milieuonderzoeken zijn uitgevoerd. Daarvan wordt in de volgende paragrafen verslag gedaan. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten en dat de milieuaspecten geen belemmering zijn voor de ontwikkeling.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Watertoets Blokhoeve 2007

Ten aanzien van het aspect water voor de gehele wijk Blokhoeve heeft Ingenieurs- en adviesbureau Tauw onderzoek verricht en vastgelegd in het rapport 'Watertoets Blokhoeve Nieuwegein' van 9 januari 2007, met kenmerk R001-4450456TGVibs- V02-NL.
Uit dat rapport blijkt dat de toekomstige inrichting van Blokhoeve weinig tot geen negatieve invloed op de Waterhuishouding heeft. De toename van verhard oppervlak wordt gecompenseerd door waterberging in de vorm van oppervlaktewater. Binnen het plangebied kan voldoende water worden geborgen tijdens zware regenval.

Het infiltreren van regenwater is niet mogelijk door de aanwezigheid van een kleilaag in de bodem. Bovendien is er in de wintermaanden sprake van een kwelsituatie waardoor het infiltreren van regenwater tot grondwateroverlast kan leiden. Het regenwater wordt voor een deel rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

In het plan wordt ook aandacht besteed aan de waterkwaliteit. De geplande waterstructuur zorgt voor doorstroming van de watergangen zodat geen stilstaand water voorkomt.

Ten aanzien van de toekomstige inrichting en onderhoud zijn er twee aandachtspunten. Allereerst dient een rommelige situatie bij de tuinen van de woningen die grenzen aan het water te worden voorkomen. Een overweging zou kunnen zijn om bij de aanleg al een beschoeiing aan te brengen. Ook is het van belang dat de (potentiële) nieuwe bewoners van tevoren goed worden ingelicht over de eisen van het waterschap in het geval ze een vergunning voor een steiger of beschoeiing willen aanvragen. Via de website van HDSR is informatie op te vragen. Ten tweede is het van belang dat binnen dit deelgebied een inlaatplaats voor de maaiboot wordt opgenomen.

5.2.2 Watertoets Blokhoeve 2016

Voor de uitbreiding van Blok Oost is de centrale vraag of de uitgangspunten uit 2007 nog actueel zijn. Als er minder water en/of meer verharding is gerealiseerd, dan kan dit consequenties hebben voor de berekende peilstijging. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met HDSR.

Uitgangspunten Rapportage Tauw (2007):

  • Op de plankaart is een oppervlak van 4 ha gereserveerd voor oppervlaktewater; dit is 8% van het bruto oppervlak.
  • Het verhard oppervlak is circa 36 ha, waarvan 55% is afgekoppeld.
  • Het oppervlak onverhard is 10 ha.

In de rapportage Blokhoeve Waterhuishouding Gemeente Nieuwegein van ACE Ingenieurs- en Adviesbureau staan rekenresultaten van een balansberekening. Hieruit blijkt dat bij Bui 10 (Leidraad Riolering) het waterpeil met 0,34 meter stijgt. Dit is 0,04 meter meer dan aangegeven in het beleid van HDSR. In de berekeningen is echter geen rekening gehouden met de wadi's in het noordelijk deel. Deze wadi's zorgen voor een aanzienlijke toename van de waterberging. In werkelijkheid zal de peilstijging kleiner zijn dan 0,30 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0009.jpg"

Figuur 5.1 Oppervlaktewater en verhard oppervlakte Blokhoeve, inclusief Blok Oost

Actuele situatie:

  • Na realisatie van Blok Oost is een oppervlak van circa 6,8 hectare aan oppervlaktewater aanwezig; dit is 12% van het bruto oppervlak.
  • Het verhard oppervlak (bebouwing, wegen en tuinen) is circa 26,4 ha.
  • Het oppervlak onverhard (groen en oever/slootkant) is circa 17,6 hectare.

Geconcludeerd kan worden dat er meer water (en onverhard oppervlak) en minder verharding in Blokhoeve is gerealiseerd, ten opzichte van de uitgangspunten uit 2007. HDSR heeft positief geadviseerd ten aanzien van de watercompensatie op de uitbreiding van Blok Oost, omdat het bestaande watersysteem van Blokhoeve voldoende robuust is.  

In totaal zal binnen het plangebied van Blok Oost ten opzichte van de huidige situatie circa 3.100 m2 extra wateroppervlak worden toegevoegd.

Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, zullen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp indien hemelwater vanaf deze oppervlakken (in)direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

5.2.3 Conclusie

Ten opzichte van de watertoets van 2007 is er met de plannen voor Blokhoeve en Blok Oost minder verharding en meer water / onverhard oppervlak beoogd. Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. 

5.3 Ecologie

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten in Nederland. De wet bestaat uit een aantal verbodsbepalingen en een algemene zorgverplichtingsbepaling. De verbodsbepalingen luiden als volgt:

  • Beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen, verwond of gedood worden;
  • Beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernield, beschadigd of ontworteld worden;
  • Nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet verstoord of vernield worden.

Sinds 2005 zijn beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën; algemeen beschermde soorten, overig beschermde soorten en streng beschermde soorten.

De Natuurbeschermingswet is gericht op de gebiedsbescherming.

5.3.1 Onderzoek

Natuurbeschermingswet

De locatie is niet in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur gelegen en ligt ook niet in of nabij een natura-2000 gebied.

Flora- en faunawet

Voor het plangebied is een quickscan Flora en fauna uitgevoerd door bureau Stadsnatuur (projectnummer 1242, 2 april 2015). Uit deze quickscan blijjkt dat:

  • Het voorkomen van strikt beschermde vaatplanten is uitgesloten;
  • Het voorkomen van strikt beschermde amfibieën en reptielen is uitgesloten;
  • Het voorkomen van strikt beschermde vissoorten niet is uitgesloten;
  • Het voorkomen van jaarrond beschermde vogelnesten is uitgesloten;
  • De aanwezigheid van vogelnesten in het plangebied tijdens het broedseizoen is waarschijnlijk. Alle nesten zijn ten tijde van het gebruik strikt beschermd;
  • De aanwezigheid van beschermde functionaliteiten van vleermuizen binnen het plangebied wordt uitgesloten. Buiten het plangebied, maar mogelijk binnen het invloedsgebied van de toekomstige ontwikkelingen kunnen vliegroutes van vleermuizen aanwezig zijn;
  • De aanwezigheid van andere strikt beschermde zoogdieren is uitgesloten;
  • Het voorkomen van andere strikt beschermde soorten van overige groepen is uitgesloten.

De conclusies van deze quickscan zijn in overeenstemming met de eerder uitgevoerde quick scans (Visser in 2005 en Royal Haskoning in 2011). Op basis van de conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • indien watergangen aangetast zullen worden zal eerst onderzocht moeten worden of hier beschermde vissoorten aanwezig zijn;
  • Indien ruimtelijke ingrepen met externe werking (bijv. druk verkeer of openbare verlichting) plaatsvinden, dan is het van belang onderzoek te doen naar de aanwezigheid van vliegroutes langs de groenstructuren net buiten het plangebied;
  • Werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (het broedseizoen is van 15 maart – 1 september).
5.3.2 Conclusie

Met inachtneming van de in de quickscan gestelde mitigerende maatregelen ten aanzien van broedvogels (broedseizoen) en met in achtneming van de zorgplicht vindt er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats. De werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder dat een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd hoeft te worden. Hiermee is de conclusie dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het project.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

5.4.1 Archeologie

Ten aanzien van archeologie is in 2008 door ACVU-HBS een inventariserend veldonderzoek verricht in het plangebied Blokhoeve, in de vorm van proefsleuven. Dit onderzoek werd geadviseerd naar aanleiding van een eerder uitgevoerd bureau- en inventariserend booronderzoek. Enkele archeologische onderzoeken en waarnemingen in het verleden hadden reeds uitgewezen, dat in de ondergrond een vindplaats uit de Romeinse tijd aanwezig is.

De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn vastgelegd in de Zuidnederlandse Archeologische Notities 155 met de titel ´Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Nieuwegein-Blokhoeve. Een karterend en waarderend onderzoek" met landelijk registratienummer 27096, objectcode NG-BH-08, versie 4 van 23/09/2008. Dit onderzoek bestond uit de aanleg van 28 proefsleuven. Daarbij is circa 11.500 m² archeologisch vlak gedocumenteerd.

Voor het plangebied zijn de proefsleuven 14, 15, 16, 17, 18 en 30 relevant. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de archeologische verwachting - zoals opgesteld tijdens het vooronderzoek door BAAC - aangepast dient te worden. Voor het oostelijke deel van het plangebied geldt een lage verwachting in plaats van een middelhoge. Het zuidoostelijke deel krijgt een lage verwachting in plaats van een hoge. In het oostelijke deel van het plangebied zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Dit deel kan dan ook vrijgegeven worden voor ontwikkeling. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het project.

5.4.2 Cultuurhistorie

Het gebied kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

5.5 Geluid (wegverkeer, railverkeer en industrielawaai)

Naar de effecten van het wegverkeerslawaai is onderzoek verricht (Akoestisch onderzoek verkeerslawaai, Kenmerk R070428ai.00003.ka, LBP|Sight 7 maart 2016). De toekomstige geluidbelasting op de gevels van de woningen vanwege het railverkeer op de trambaan Utrecht - Nieuwegein / IJsselstein en het wegverkeer op de 30 km/u-wegen is bepaald voor een aantal representatief te achten waarneempunten. De woningen liggen buiten de onderzoekszones van 50 km/u wegen in de omgeving.

5.5.1 Geluidbelasting voor de toetsing aan de Wet geluidhinder

De rekenresultaten geven aan dat de geluidbelasting vanwege de tram ten hoogste 60 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden.

Er is gekeken of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te brengen. Deze maatregelen (plaatsten scherm of aanpassen bovenbouw tram) zijn echter stedenbouwkundig ongewenst en vanuit financieel oogpunt niet haalbaar.

Conform het geluidbeleid van de gemeente Nieuwegein moet voor de toekenning van een hogere waarde voldaan worden aan de volgende voorwaarden.

  • 1. Per woning moet ten minste één geluidluwe gevel aanwezig zijn. Een geluidluwe gevel is een gevel waarop de gecumuleerde geluidbelasting Lcum ten hoogste 54 dB bedraagt. Op sterk geluidbelaste locaties (Lcum ten minste 65 dB) is de geluidluwe gevel een gevel waarop Lcum ten minste 10 dB lager is dan Lcum op de hoogst belaste zijde en is Lcum ten hoogste 59 dB.
  • 2. Indien een buitenruimte aanwezig is, wordt deze aan een niet hoogst belaste zijde gesitueerd.
  • 3. Per woning moet ten minste één slaapkamer aan een niet hoogst belaste zijde worden gesitueerd.
  • 4. Bij voorkeur wordt de helft van de verblijfsruimten aan de niet hoogst belaste zijde gesitueerd.
  • 5. Bij een Lcum hoger dan de plandrempel van 65 dB wordt er in principe geen hogere waarde verleend door de gemeente Nieuwegein.

Met het plan wordt voldaan aan bovengenoemde voorwaarden:

  • De appartementen zijn twee-zijdig georiënteerd en hebben daardoor een geluidluwe zijde.
  • Een geluidluwe buitenruimte is door het toepassen van verhoogde balkonschermen voor alle appartementen haalbaar;
  • De slaapkamers zijn aan de geluidluwe zijde gesitueerd;

Daarom zullen hogere waarden verleend worden.

5.5.2 Geluidbelasting vanwege 30 km/u-wegen

Conform de Wet geluidhinder zijn wegen die uitgevoerd zijn als wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u niet gezoneerd. Geluidgevoelige objecten die langs een niet-gezoneerde weg zijn gelegen, behoeven niet in een akoestisch onderzoek betrokken te worden. Alle wegen door Blokhoeve zijn en/of worden uitgevoerd als 30 km/u-wegen. Om inzicht te krijgen in de hoogte van de geluidbelasting van deze wegen, is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke onderbouwing en ten behoeve van het bepalen van de geluidwerende gevelvoorzieningen de geluidbelasting wel bepaald. De gecumuleerde geluidbelasting vanwege de 30 km/u-wegen zijn in het onderzoeksrapport weergegeven. De rekenresultaten geven aan dat de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de 30 km-u/wegen ten hoogste 60 dB bedraagt. (zonder toepassing van de aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder).

Op grond van het Bouwbesluit zijn er eisen aan de geluidwering van de gevels. Op basis van de berekende geluidbelasting bedraagt de minimaal vereiste karakteristieke geluidwering ten hoogste (60-33) 27 dB. Voor een voldoende geluidwering zullen aanvullende geluidwerende voorzieningen in de gevels nodig zijn. Rekening moet worden gehouden met een goede kier- en naaddichting en wellicht zwaardere beglazing. Toepassing van een natuurlijke toevoer van ventilatielucht met behulp van suskasten zal uit oogpunt van geluid naar verwachting mogelijk zijn.

5.5.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect verkeerslawaai geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan. De berekende gevelbelasting wordt in stedelijk gebied aanvaardbaar geacht en er zullen hogere waarden worden verleend vanwege het tramgeluid. De ontwikkeling voldoet aan de het gemeentelijk geluidbeleid ten aanzien van hogere waarden. De voorgeschreven binnenwaarde kan met maatregelen worden bereikt. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Wanneer de afstand tussen bedrijven en nieuwe woningen korter is dan de afstand tot bestaande woningen dan kan dat invloed hebben de bedrijfsvoering. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

5.6.1 Bedrijven omgeving

In de nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijven gelegen, deze zijn in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0010.png"

Figuur 5.2: Bedrijven nabij plangebied Blok Oost

VNG-afstanden

Sinds 1986 geeft de VNG de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit. In juli 2007 verscheen een herziene uitgave. In het verleden werd de publicatie ook wel het Groene Boekje genoemd. De meest actuele uitgave dateert van 2009. In de VNG-publicatie staan uitgebreide lijsten met richtafstanden voor onder meer het aspect geluid. Het respecteren van de richtafstanden wordt beschouwd als goede ruimtelijke ordening. Door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen. In het geval niet wordt voldaan aan de richtafstanden dient te worden onderbouwd waarom toch sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Voor wat betreft de bepalende inrichtingen gelden de volgende richtafstanden voor (onder meer) geluid.

  • NBC, SBI code 9004, categorie 2: 30 meter van de grens van de inrichting.
  • Heidehal, SBI code 931A, categorie 3.1: 50 meter van de grens van de inrichting.
  • Bowling Chandra, SBI code 931B, categorie 2: 30 meter van de grens van de inrichting.
  • Tennisvelden van de Heidehal: SBI code 931F, categorie 3.1: 50 meter van de grens van de inrichting.

De richtafstanden voor de huidig bestemde situatie zijn in de onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0011.png"

Figuur 5.3: VNG afstandscontouren inrichtingen bestemde situatie.

Onderzoek

Uit figuur 5.3 blijkt dat het meest westelijke deel van de geplande woningbouw binnen de VNG-richtafstanden ligt. Geluid is hierbij het maatgevende aspect. Er heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden (LBP|Sight, Kenmerk R070428aj.00001.cw, dd. 11 maart 2016) om te bepalen of:

  • de aanwezige bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd door de woningbouw in Blok Oost;
  • bij de woningen die binnen de VNG-richtafstanden gerealiseerd worden een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Het rapport beschrijft:

  • de geluidsbelasting van de bedrijven gezamenlijk op de gevels van de woningen;
  • de hoorbaarheidscontouren (de vlakken waarbinnen muziekgeluid vanwege de aanwezige feesthallen hoorbaar is);
  • de mate waarin de bedrijven, na realisatie van de woningen, kunnen blijven voldoen aan de regels uit het Activiteitenbesluit;
  • de rekenresultaten indirecte hinder;
  • de rekenresultaten incidentele bedrijfssituaties (IBS).

De cumulatieve geluidsbelasting

Uit het onderzoek blijkt dat de cumulatieve geluidsbelasting (de geluidsbelasting van de bedrijven gezamenlijk) op de gevels van plusminus 90% van de te projecteren woningen niet hoger is dan 50 dB(A). Circa 10% van de woningen (gelegen aan de westrand van het plangebied Blok Oost) heeft een geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A), maar lager dan 55 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan het uitgangspunt voor het bestemmingsplan dat in 2012 door het college van B&W van de gemeente Nieuwegein is vastgesteld. Dit beleid houdt – kort gezegd – in dat voor een beperkt aantal woningen in plangebied Het Blok/Blokhoeve een geluidsbelasting van 55 dB(A) acceptabel is.

Hoorbaarheidscontouren

Uit het onderzoek blijkt verder dat, beoordeeld op 13 meter hoogte (hoogste bouwlaag appartementen) een deel van (het bouwvlak voor) het meest westelijk gelegen appartementengebouw binnen de hoorbaarheidscontouren ligt. Voor de eerste drie bouwlagen van het meest westelijk gelegen appartementencomplex kan voldaan worden aan de grenswaarden danwel een maatwerkvoorschrift worden opgenomen. Voor de bovenste bouwlaag is dit afhankelijk van de exacte hoogte en locatie van het uiteindelijke appartementengebouw. Bij het bouwplan moet beoordeeld worden of geluidsmaatregelen zoals een vliesgevel of dove gevel nodig zijn.

Uit het geluidonderzoek blijkt verder dat de inrichtingen Bowling Chandra en NBC kunnen voldoen aan de geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit die betrekking krijgen op de nieuw te bouwen woningen. Woningbouw in Blok Oost levert voor die bedrijven geen beperkingen op. De Heidehal kan niet meer voldoen aan de geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Uit de berekeningen blijkt dat het tennisgeluid (buiten gelegen tennisbanen) veruit de hoogste bijdrage levert aan de geluidbelasting vanwege de Heidehal. De grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt met 1 tot 4 dB(A) overschreden. Hiervoor zal een maatwerkvoorschrift worden opgelegd.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven samen, met 35 dB(A) ruimschoots voldoet aan de streefwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Uit de rekenresultaten van de IBS blijkt dat de Heidehal en Bowling Chandra voldoen aan de eisen zoals opgenomen in de APV van gemeente Nieuwegein. De afstand van het NBC tot het plangebied is groter dan de afstand tot de reeds bestaande woningen. De ontwikkelingen in Blok Oost leveren daarmee geen (verdere) beperking op aan de IBS van de inrichtingen.

5.6.2 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan. De nieuwe woningen worden voor een klein deel binnen de VNG-afstanden van de bestaande inrichtingen gerealiseerd. Akoestisch onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering beperkt worden. Voor de Heidehal zal een maatwerkvoorschrift worden opgelegd, waardoor zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten.

5.7 Lichthinder

5.7.1 Onderzoek

Om in beeld te brengen of er lichthinder optreedt ten gevolge van de bestaande verlichtingsinstallatie van het tennispark bij de nieuwe woningen heeft Lichthinderonderzoek plaatsgevonden (LBP|Sight, kenmerk R057175ac.00002.jwk, dd. 2 september 2015).

Geconcludeerd wordt dat er op dit moment ter plaatste van de plangrens niet geheel wordt voldaan aan de grenswaarden van de NSVV-richtlijn voor lichthinder ten gevolge van de verlichtingsinstallatie van het tennispark Heidehal.

Ter plaatse van meetpositie 1 wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarde voor de parameter lichtsterkte. Het betreffende armatuur 1 is naar beneden (op het tennisveld) gericht. Ter plaatse van meetpositie 2 wordt een overschrijding van de grenswaarde gemeten. Dit armatuur is in vergelijking met armatuur 1 onder een grotere richthoek gemonteerd waardoor er vanuit de betreffende meetpositie rechtstreeks zicht is op deze lichtbron.

Ter plaatse van meetposities 1 en 2 wordt voldaan aan de grenswaarde voor de parameter verticale verlichtingssterkte. Indien armatuur 2 meer naar het veld gericht wordt is het de verwachting dat ook de verticale verlichtingssterkte ter plaatse van de betreffende meetposities afneemt (meer functionele verlichting en minder strooilicht).

Inschakeling van de verlichting van velden 3 en 4 en het verliezen van blad in de herfst/ winterperiode zal mogelijk tot een toename leiden van de verticale verlichtingssterkte ter plaatse van het bouwblok. Er kan op dit moment niet met 100% zekerheid gesteld worden dat er voldaan wordt aan de grenswaarde van 10 lux voor de situatie dat de bestaande verlichtingsinstallatie goed gericht staat, alle 4 de velden in werking zijn en er geen bladeren aan de bomen struiken zitten.

In overleg met de exploitant van het tennispark worden afspraken gemaakt over het aanpassen van de richting van de armaturen, zodat deze geen lichthinder meer opleveren voor de woningen. Op deze wijze kan eenvoudig worden voldaan aan de normen voor lichthinder en vormt de verlichtingsinstallatie van het tennispark geen belemmering voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

Op het moment dat de struiken en bomen hun bladeren hebben verloren kan een controlemeting (verlichtingsinstallatie alle 4 de velden in werking) ter plaatse van de vastgestelde gevelcontouren van de woningen uitsluitsel geven. Mocht blijken uit de controlemeting dat er, ondanks de aangepaste richthoeken van de armaturen, toch sprake is van overschrijding van de parameter verticale verlichtingssterkte ter plaatse van de toekomstige gevels dan zijn er een aantal maatregelen mogelijk:

  • Door middel van het aanbrengen van aaneengesloten groenblijvende beplanting (coniferenhaag o.i.d.) worden de velden geheel aan het zicht onttrokken. Op deze wijze wordt de hoeveelheid strooilicht naar de omgeving verder geminimaliseerd. Naar verwachting wordt er dan voldaan aan de grenswaarde voor verticale verlichtingssterkte op de gevel.
  • Vervanging van de conventionele installatie door een LED installatie. Kenmerken van LED installaties zijn dat deze beter te richten zijn en dat er minder strooilicht naar de omgeving is. Het verlichtingsplan van een nieuwe installatie kan modelmatig worden getoetst op het voorkomen van lichthinder ter plaatse van de woningen.
  • Combinatie van beide maatregelen.
5.7.2 Conclusie

Door het aanpassen van de richting van de armaturen van de verlichting van het tennispark kan naar verwachting voldaan worden aan de grenswaarden voor lichthinder. Mocht later uit controlemetingen blijken dat nog niet geheel voldaan wordt, zullen er aanvullende maatregelen uitgevoerd worden, waardoor alsnog voldaan zal worden. In de regels van het bestemmingsplan (artikel 6 Wonen onder 6.2.1 is als voorwaarde opgenomen dat de woningen uitsluitend gebouwd mogen worden als voldaan kan worden aan de grenswaarden voor sportverlichting van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV).

5.8 Radarverstoring

Er dient rekening te worden gehouden met de verstoringen van radarstations voor vliegverkeer. De verstoring is bij een bouwhoogte van meer dan 114 meter een aandachtspunt. Het project dat nu aan de orde is kent een maximale bouwhoogte van ca. 14 meter. Radarverstoring is dan ook niet aan de orde, waardoor dit aspect geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op activiteiten die een risico voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. Voorbeelden zijn de productie of transport van gevaarlijke stoffen. Om ongelukken te voorkomen worden bij externe veiligheidsrisico's minimum afstanden gehanteerd van wonen, werken en recreëren tot activiteiten die een gevaar kunnen opleveren.

5.9.1 Wettelijk kader

De regelgeving op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; buisleidingenbesluit), en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

De regels voor transport en voor buisleidingen kennen dezelfde pijlers en dezelfde systematiek als de regelgeving voor inrichtingen. Het externe veiligheidsbeleid kent twee pijlers:

  • Het plaatsgebonden risico
  • Het groepsrisico

Het plaatsgebonden risico
Dit wordt bepaald op basis van de risicobron en wordt gebruikt om het minimum beschermingsniveau waar de samenleving recht op heeft aan te geven. Dit minimum beschermingsniveau wordt uitgedrukt in een grenswaarde en kan ruimtelijk worden weergegeven als een contour. Het ruimtebeslag van deze contour is veelal beperkt.

Het groepsrisico
Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc.) in relatie tot de risicobron. Dit wordt de verantwoordingsplicht genoemd. Het groepsrisico wordt uitgerekend voor het invloedsgebied, en berekent de kans op 10 of meer slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt niet een grenswaarde maar een oriëntatiewaarde.

5.9.2 Planbeschrijving

In of nabij het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • Het Shell tankstation AC Verhoef.
  • Een leiding van de Defensie Pijpleiding Organisatie.
  • De hoge druk gasleiding W-518-03.
  • De vaarweg Merwedekanaal.
  • De hoge drukgasleiding A-510.

Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstanden van de eerste vier risicobronnen . Deze laatste zijn dus niet van invloed op het plangebied. Het invloedsgebied van de hoge druk gasleiding A-510 valt wel over de planlocatie. Zie hieronder.

Daarnaast is in Nieuwegein een route voor gevaarlijke stoffen aangewezen. Van deze route zijn ontheffingen verleend voor de Symfonielaan. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen geldt volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes een toetsingsgebied van 200 meter. Zowel de route als de ontheffingen bevinden zich op meer dan 200 m afstand van het plangebied en zijn dus niet van invloed op de ontwikkeling.

Hogedruk aardgasleiding

Langs de locatie loopt op 28 m meter afstand een hoge druk aardgasleiding (A-510, 36 inch, 66 bar). De leiding is een zogenaamde hoofdtransportleiding (HTL-leiding) en levert geen aardgas aan Nieuwegein.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico ligt op de leiding en de minimale bebouwingsafstand bedraagt 5 meter. Het plaatsgebonden risico is derhalve geen belemmering.

Verantwoording van het groepsrisico
In het buisleidingenbesluit is bepaald dat bij ruimtelijke besluiten het groepsrisico verantwoord moet worden. Hierbij dient minimaal aangegeven te worden de personendichtheid in het invloedsgebied, de hoogte van het groepsrisico, maatregelen ter beperking van het groepsrisico, andere mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico, mogelijkheden voorbereiding rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van personen.

Invloedsgebied
Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 430 meter aan weerszijden van de leiding. Het gebied van 100%-letaliteit 180 meter. Het bebouwde deel van de planlocatie ligt op 28 tot 215 meter van de gasleiding.

Risicoberekening en hoogte groepsrisico
Uit de risicoberekening van Arcadis (zie bijlage) blijkt dat na de ontwikkeling van Blok Oost het groepsrisico toeneemt van 0,45 x de oriëntatiewaarde in de huidige situatie tot 0,66 x de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft dus beneden de oriëntatiewaarde. In de risicoberekening is gerekend met 461 personen voor Blok Oost (2,4 personen per woning of appartement).

Maatgevend scenario
Grondroeren, het verrichten van grondwerkzaamheden door derden in de nabijheid van deze leiding, is de voornaamste risicofactor . Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas onder hoge druk plaats. Directe ontsteking van het ontsnapte gas bij een breuk resulteert in een vuurbal gevolgd door een brandende verticale fakkel (jet) van enkele honderden meters . Deze kan zoveel warmtestraling afgeven dat tot een effectafstand van 180 meter (1e ring) onherstelbare schade optreedt en branden veroorzaakt. Tot 430 meter kunnen secundaire branden optreden (2e ring), tot 810 m is er geen of lichte schade. De geplande woningen in het plangebied vallen hiermee binnen de 1e en 2de ring waardoor bij een incident met de hogedruk aardgasleiding gewonden te verwachten zijn met (zware) brandwonden en mogelijk dodelijke slachtoffers.

Rampenbestrijding
Het aardgas dat door het transportleidingennet getransporteerd wordt is geurloos, al zijn eventuele kleine verontreinigingen meestal wel te ruiken. Daardoor kan bij een klein gat (ponsgat tot ca. 20 mm) het enige tijd duren voordat de lekkage ontdekt wordt. Bij een dergelijke lekkage zal de druk in het buisleidingensysteem niet noemenswaardig veranderen waardoor zowel de leidingbeheerder als afnemer niets significants opmerken. Wanneer lekkage ontdekt wordt en de melding binnenkomt bij de brandweer, politie of leidingbeheerder (Gasunie) zullen deze de relevante instanties alarmeren en zich naar de plaats van het incident begeven. Als de veiligheid in het geding is zal de Gasunie starten met het inblokken van de leiding. De Gasunie beschikt over een 24-uurs wachtdienst, waarvan de deskundige zich zo snel mogelijk ter plaatse begeeft om de situatie te beoordelen. De opkomsttijd kan 0,5 tot 2,5 uur bedragen, maar tijdens het aanrijden is deze wel telefonisch beschikbaar. Ook heeft de Gasunie een "SOS-contract" met een gespecialiseerde firma voor het leveren van specialistisch materieel en deskundigheid tijdens een incident. Dit bronbestrijdingsteam heeft onder andere als taak het lek te beheersen.

In geval een incident is geëscaleerd tot een fakkelbrand kan als gevolg van de hittestraling de brandweer niet optreden in de 1e ring en nauwelijks optreden in de 2de ring. In de 2de ring zal de brandweer zich beperken tot een eventueel redden van slachtoffers zover dit mogelijk is, brandbestrijding is nauwelijks mogelijk. Hoofdzakelijk zal de brandweer zich, tot de gastoevoer is afgesloten door de Gasunie, richten op verdere uitbreiding voorkomen van branden vanaf de 3de ring. Pas na het afsluiten van de gastoevoer kan de brandweer de 1ste en 2de ring goed betreden om aanwezige branden te blussen en eventuele slachtoffers te redden.

De brandweer dient snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire (brandkranen) als ook secundaire (geboorde put) of tertiaire (open water), om branden te kunnen bestrijden. In afstemming met de Veiligheidsregio zal de gemeente voor voldoende voorzieningen zorgen. De Veiligheidsregio heeft aangegeven dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is.

Zelfredzaamheid
Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. Aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied is voldoende te noemen. In het plangebied komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor (zoals bejaardentehuizen of kinderdagverblijven). In geval van een lekkage is het mogelijk het plangebied te ontvluchten indien het falen van de leiding tijdig herkend wordt. Belangrijk is om nooit naar de plaats van het incident toe te gaan. Op het moment dat een lekkage of breuk van de leiding resulteert in een fakkelbrand hebben de aanwezigen binnen de 1ste ring echter nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid vanwege de grote hittestraling, personen die buiten zijn hebben geen overlevingskans. In het plangebied hebben personen die binnen verblijven de grootste overlevingskans wanneer zij binnen blijven en zich zoveel mogelijk beschermen tegen hittestraling. Dat wil zeggen deuren, ramen, ventilatieroosters dicht om brandoverslag zoveel mogelijk tegen te gaan en schuilen in een ruimte die is afgeschermd van directe straling.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
De beste beheersmaatregel om de risico's van de hogedruk aardgasleiding voor de burgers te beheersen is om ervoor te zorgen dat een incident als gevolg van schade aan de leiding zoveel mogelijk wordt uitgesloten. Ter bescherming van hogedruk aardgasleidingen zijn speciale kunststof beschermingsplaten ontwikkeld waarop een waarschuwingstekst staat. De Gasunie heeft in 2015 reeds over 550 m in het plangebied Blokhoeve kunststof beschermingsplaten boven de gasleiding aangebracht. Nieuwe maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van Blok Oost zijn:

  • Over het resterend deel van 175 m in plangebied Blokhoeve ten zuiden van Blok Oost worden beschermplaten aangebracht. Het groepsrisico neemt hierdoor af van 0,66 x de oriëntatiewaarde tot 0,31 x de oriëntatiewaarde (dus ruim onder de oriëntatiewaarde).
  • Voor de meldingen en aanvragen voor vergunningen voor de openbare ruimte beschikt Nieuwegein over een geautomatiseerd systeem. Dit systeem is in samenwerking met de Gasunie zodanig ingericht dat deze maximaal ingezet kan worden om tijdig werkzaamheden nabij de gasleiding te signaleren.

Met deze beheersmaatregelen wordt het risico op een incident dusdanig laag dat overige beheersmaatregelen niet verder noodzakelijk zijn. Dit is ook het advies van de Veiligheidsregio.

Voor- en nadelen van andere ruimtelijke ontwikkelingen met lager risico
Een alternatieve ruimtelijke ontwikkeling zoals het inrichten van het hele plangebied als park of parkeerplaats vanuit ruimtelijk oogpunt is geen wenselijk alternatief, omdat dan onbebouwde grond binnen bestaand bebouwd gebied van Nieuwegein en op korte afstand van een halte van hoogwaardig openbaar vervoer onbenut blijft. Daarnaast is er in de gemeente een tekort aan geschikte woninglocaties.

5.9.3 Conclusie

Uit voorgaande blijkt dat na het nemen van maatregelen het groepsrisico niet toeneemt als gevolg van de planontwikkeling. Gezien de hoogte van het groepsrisico, de zeer kleine kans dat een incident met dodelijke slachtoffers zich voordoet, en de genomen maatregelen acht de gemeente het groepsrisico als gevolg van de planontwikkeling acceptabel en het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de planontwikkeling.

5.10 Luchtkwaliteit

In Blok Oost van de wijk Blokhoeve te Nieuwegein is de nieuwbouw van ca. 216 woningen voorzien. Voor het aspect luchtkwaliteit is een notitie opgesteld (notitie luchtkwaliteit, LBP|Sight, kenmerk V070428ai.00003.ka, 7 maart 2016). In de notitie wordt ingegaan op de invloed van de nieuwbouw op de luchtkwaliteit. Hierbij wordt beoordeeld of het plan aan te merken is als NIBM, niet in betekende mate bijdragend aan de luchtkwaliteit.

5.10.1 Besluit NIBM

Conform art. 5.16 van de Wet milieubeheer is voor een plan dat niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig en kan zonder uitgebreide toetsing aan de luchtkwaliteiteisen doorgang vinden. Een plan met een bijdrage aan de luchtkwaliteit van minder dan 3% van de grenswaarde voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof), is conform het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) gedefinieerd als NIBM.

Een concretisering van NIBM is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen). In bijlage 3A van deze regeling worden onder meer woningbouwlocaties kleiner dan 1.500 woningen aangeduid als NIBM. De bepaling van de NIBM-grens is vastgelegd in het DHV-rapport 'Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten', Ministerie van VROM (december 2006). Uit dit rapport blijkt dat de verkeersaantrekkende werking die bij de norm van 1.500 woningen is gehanteerd, 2,6 vervoersbewegingen per etmaal per woning bedraagt. Hieruit volgt dat een plan met een verkeersaantrekkende werking van ten hoogste 3.900 motorvoertuigbewegingen per etmaal niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit

5.10.2 Verkeersaantrekkende werking

Het plan omvat de realisatie van circa 216 woningen (circa 108 grondgebonden woningen en circa 108 appartementen). Uitgaande van een verkeersaantrekkende werking van 4 voertuigbewegingen per woning per etmaal, wordt een verkeersaantrekkende werking van (216*4) 864 voertuigbewegingen per etmaal verwacht.

5.10.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het onderhavige plan NIBM bijdraagt en derhalve voldoet aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2. Het uitvoeren van een uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek is op basis van de huidige wetgeving niet vereist.

Opgemerkt wordt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de ontwikkelingslocatie volgens de digitale Nieuwegeinse luchtkwaliteitkaart aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer voldoet.

5.11 Bodem

In opdracht van de gemeente Nieuwegein is in 2011 voor het noordelijk gedeelte van het Blok Oost te Nieuwegein een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend Bodemonderzoek Blokhoeve Blok Oost, LBP|Sight, 5 januari 2011). Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de bodemsituatie conform de NEN 5740:2009. Voor het onderzoek is uitgegaan van de strategie grootschalige onverdachte locatie en is een vast onderzoeksstrategie (ONV-GR) gevolgd. Op de locatie zijn 24 boringen geplaatst waarvan er 3 zijn afgewerkt met een peilbuis. In de bovengrond komt in één mengmonster een gehalte nikkel boven de achtergrondwaarde voor, maar beneden de tussenwaarde. Verder komen er geen andere verontreinigingen voor met een gehalte boven de achtergrondwaarde. In de ondergrond komen geen verontreinigingen voor met een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het grondwater komt barium voor met een gehalte boven de streefwaarde, maar beneden de tussenwaarde. Verder komen er geen andere verontreinigingen voor met een gehalte boven de streefwaarde.

Aangezien er voor zover bekend sinds 2011 geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden op dit gedeelte van de planlocatie en de omliggende percelen worden deze resultaten nog representatief geacht voor de bodemkwaliteit ter plaatse. Nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Geconcludeerd wordt dat er geen bezwaren zijn met betrekking tot het beoogd gebruik.

Aanvullend is in 2015 en 2016 voor het zuidelijk gedeelte van het Blok Oost eveneens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Aanvullend verkennend bodemonderzoek Blokhoeve Blok Oost, LBP|Sight, 14 maart 2016). Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de bodemsituatie conform de NEN 5740:2009. Voor het onderzoek is uitgegaan van de strategie grootschalige onverdachte locatie en is een vast onderzoeksstrategie (ONV-GR) gevolgd. Op de locatie zijn 25 boringen geplaatst waarvan er 2 zijn afgewerkt met een peilbuis. In de bovengrond en in de ondergrond komen geen verontreinigingen voor met een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het grondwater komt barium voor met een gehalte boven de streefwaarde, maar beneden de tussenwaarde. Verder komen er geen andere verontreinigingen voor met een gehalte boven de streefwaarde. Nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Geconcludeerd wordt dat ook voor dit gedeelte van de planlocatie er geen bezwaren zijn met betrekking tot het beoogd gebruik.

5.11.1 Conclusie

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.12 Kabels en leidingen

5.12.1 Hoogspanningslijn

Door de wijk Blokhoeve (buiten het plangebied van Blok Oost) loopt een bovengrondse hoogspanningslijn van 150 kV. Dicht bij een hoogspanningslijn komen magnetische velden voor, waarvan de effecten op de volksgezondheid op de lange termijn niet duidelijk zijn. Uit onderzoek blijkt dat er een zeer klein statistisch verband bestaat tussen het langdurig verblijven in de nabijheid van een hoogspanningslijn en het voorkomen van leukemie bij kinderen onder de 15 jaar. Om gezondheidsproblemen te voorkomen, dient een zone langs de hoogspanningslijn vrij te blijven van woonbebouwing. Het gaat om de zone waar de magneetveldsterkte vanwege de hoogspanningslijn groter is dan 0,4 microTesla. De breedte van deze zone bedraagt voor deze bovengrondse hoogspanningslijn twee maal 60 meter, gemeten uit het hart van de hoogspanningslijn. De ontwikkeling op Blok Oost ligt buiten deze magneetveldzone van de hoogspanningslijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBH2015HER001-VA02_0012.jpg"

Figuur 5.4 Ligging Hoogspanningsleiding

5.12.2 Overige kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische opzet

6.1 Hoofdopzet

Het bestemmingsplan geeft een juridisch-planologisch kader voor de realisering van Blok Oost. Het bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde bestemmingen; weergegeven op de verbeelding en uit regels voor het gebruik van de gronden en de daarop te realiseren opstallen, voor zover die regels in verband met de bestemming nodig zijn. Tevens gaat het bestemmingsplan vergezeld van deze toelichting, waarin vervat de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en onderzoeken, de uitkomsten van het overleg (ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening) en een rapportering van de inspraak. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Het bestemmingsplan is opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan waarin de hoofdstructuur van het plan is vastgelegd. Flexibiliteit in het plan is verkregen door het opnemen van een aantal algemene afwijkings- en wijzigingsbepalingen.

6.2 Verbeelding

Voor het opstellen van de verbeelding heeft een op Rijksdriehoekcoördinaten gebaseerde GBKN-kaart als onderlegger gediend. Daarnaast is de begrenzing van de bestemmings- en bouwvlakken gebaseerd op kadastrale gegevens. Door een combinatie van codering, arcering en kleur is op de geometrische plaatsbepaling de bestemmingsregeling aangegeven. De maximale hoogtes staan per bouwvlak aangegeven.

6.3 Regels

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, omtrent de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels worden, conform de SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hieronder worden de hoofdstukken en onderliggende artikelen nader toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

In het hoofdstuk “Inleidende regels” wordt een aantal begrippen verklaard en wordt aangegeven hoe, bij toepassing van de regels, dient te worden gemeten. Dit om zoveel mogelijk uit te sluiten dat de regels

6.3.2 Bestemmingsregels

Het hoofdstuk “Bestemmingsregels” bevat de regels waarin de materiële inhoud van de gegeven bestemmingen is opgenomen, waaronder het gebruik van de opstallen en de gronden en de toegestane maatvoering. Binnen de bestemmingsvlakken en bouwvlakken mag bebouwing ten dienste van de bestemming worden opgericht met een maximale hoogte zoals aangegeven op de verbeelding. In een aantal bestemmingen wordt aangegeven dat 'gebouwen niet zijn toegestaan', zoals in de verkeersbestemming en in de groen- en waterbestemming.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat er op basis van het Besluit omgevingsrecht (Bor), naast het bestemmingsplan, wel het een en ander vergunningsvrij mag worden gebouwd. Dit wordt in het bestemmingsplan niet expliciet benoemd.

Hieronder wordt per bestemming een korte toelichting gegeven.

Groen

De bestemming 'Groen' geldt voor de groene gebieden in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn slechts kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor de straten, pleinen en parkeerterreinen in de wijk. Binnen deze bestemming zijn ook ondergeschikte groenstroken toegestaan.

Water

De bestemming 'Water' geldt voor de singels, sloten en waterhuishoudkundige bouwwerken in het gebied. In sommige andere bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen als ondergeschikte elementen ook toegestaan. De gebieden met de bestemming 'Water' dienen elk geval als water te worden ingericht vanwege de waterhuishoudkundige en de ruimtelijk structurerende eigenschappen.

Wonen

De woningen binnen het plan hebben de bestemming “Wonen” gekregen. Binnen deze woonbestemming is het bestemmingsvlak tevens het bouwvlak. Hierbinnen mag de bebouwing worden gerealiseerd. De op de verbeelding aangegeven bouwregels (goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage) bepalen de maximale bouwmogelijkheden in de bestemming Wonen. Het bebouwingspercentage geldt per perceel. Het maximum aantal woningen in het plangebied bedraagt 216.

Vanwege geluid, lichthinder en parkeren zijn een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan moet worden voldaan als er woningen worden gebouwd.

Geluid
Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-dove gevel' kunnen de woningen, hoger dan 8 m, alleen gebouwd worden als er een dove gevel of vliesgevel wordt gerealiseerd, danwel aangetoond wordt dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen als gevolg van de naastgelegen bedrijven maximaal 50dB(A) bedraagt of de geluidswaarde zoals opgenomen in een maatwerkvoorschrift op basis van het Activiteitenbesluit.

Lichthinder
De woningen mogen pas gebouwd worden als er maatregelen genomen zijn aan de verlichting van de naastgelegen tennisbanen, waardoor voldaan kan worden aan de grenswaarden voor sportverlichting van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) . Het gaat hierbij om aanpassing van de richting van de armaturen, of een aanvullende maatregel, zoals het realiseren van beplanting. Zie verder paragraaf 5.7 over Lichthinder.

Parkeren
Er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd als er woningen worden gebouwd. Deze voorwaarde regelt dat de parkeergelegenheid voldoet aan het gemeentelijke beleid, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2011-2015 (vastgesteld 23 februari 2011). Als er binnen de planperiode van het bestemmingsplan nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeenteraad, dan zijn deze nieuwe normen van toepassing.

Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Via een specifieke gebruiksregeling is geregeld onder welke voorwaarden beroepen en bedrijven aan huis zijn toegestaan.

Leiding-Gas

Dit betreft een dubbelbestemming. Deze bestemming is bedoeld voor de bescherming van de gasleidingen in het plangebied. Binnen deze zone is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Ook kan niet zo maar worden gebouwd, om het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen niet te schaden.

Algemene regels
In het hoofdstuk “Algemene regels” wordt in de artikelen 'Antidubbeltelregel', 'Algemene bouwregels' en 'Algemene afwijkingsregels' een aantal algemene bepalingen verwoord die onder meer de flexibiliteit van het plan vergroten.
De 'Antidubbeltelregel' bepaalt dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. In de 'Algemene bouwregels' worden regels vermeld omtrent ondergronds bouwen. In de 'Algemene afwijkingsregels' worden enkele afwijkings- respectievelijk wijzigingsbevoegdheden aan burgemeester en wethouders toegekend die geringe afwijkingen mogelijk maken van hetgeen in het bestemmingsplan is bepaald. Het gaat bijvoorbeeld om het in geringe mate afwijken van het plan.

Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 tot slot worden de overgangs- en slotregels geformuleerd. In het artikel 'Overgangsrecht' worden regels bepaald omtrent bouwwerken, die in de bestaande situatie aanwezig zijn of mogen worden gebouwd. In de 'Slotregel' tenslotte wordt aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.

Tenslotte is bij de regels een bijlage gevoegd. Hierin zijn de toegelaten bedrijfscategorieën aangegeven die in het plangebied toegelaten worden in de regeling van beroep en bedrijf aan huis.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

7.1.1 Overeenkomst

De ontwikkeling van het plangebied berust op particulier initiatief van Portaal. Hierover zijn verschillende afspraken tussen de gemeente Nieuwegein en Portaal vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst (SOK) van 19 maart 2015.

De gemeente heeft zich verplicht, dat de locatie bouwrijp wordt opgeleverd, zodat Portaal de gekochte gronden kan ontwikkelen. Dit betekent, dat dit gebied ook op kosten van de gemeente Nieuwegein woonrijp wordt opgeleverd. De kosten van het bouw- en woonrijp maken worden gedekt uit de grondexploitatie van het project Blokhoeve.

Op 7 oktober 2015 is daarnaast een koopovereenkomst gesloten met Trebbe Wonen. Het betreft een grondverkoop voor het middengedeelte van het plangebied. De plankosten zijn in deze grondprijs verdisconteerd.

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat kostenverhaal anderszins is verzekerd en er geen aanleiding is voor het vaststellen van een exploitatieplan.

Op grond van bovenstaande inzichten wordt geconcludeerd dat het project economisch uitvoerbaar is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals buurgemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan diverse andere overheden, organisaties en instanties. In de hieronder opgenomen lijst is weergegeven aan welke instantie het plan is toegezonden:

  • Provincie Utrecht
  • HDSR
  • Gasunie
  • VRU
  • IVN Nieuwegein-IJsselstein e.o.
  • Wijkplatform Zuilenstein-HuisdeGeer-Blokhoeve

De resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in de Notitie beantwoording inspraak voorontwerpbestemmingsplan Blok Oost, en is toegevoegd in de bijlage van deze toelichting.

7.2.2 Resultaten van de inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, van 23 juni tot en met 6 juli 2015, ter inzage gelegen voor burgers bedrijven en andere belanghebbenden. Om bewoners en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te geven geïnformeerd te worden over het bestemmingsplan is tevens een informatieavond georganiseerd op 23 juni.

De inspraakreacties en de beantwoording daarvan zijn terug te vinden in de Notitie beantwoording inspraak voorontwerpbestemmingsplan Blok Oost, welke is toegevoegd in de bijlage van deze toelichting.

7.2.3 Resultaten van terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 oktober tot en met 18 november 2015 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen indienen. De zienswijzennota is opgenomen in 13 van de toelichting.

Naar aanleiding van de zienswijzen is het stedenbouwkundig plan aangepast. De woningen aan de noordzijde zijn in zuidelijke richting verschoven, zodat er meer ruimte voor water onstaat. Aan de hand van het aangepaste stedenbouwkundig plan zijn de onderzoeken ten behoeve van het bestemmingsplan, waar nodig, geactualiseerd en de teksten in de toelichting zijn hierop aangepast.