direct naar inhoud van Regels
Plan: Dirk Fockstraat, Wijk bij Duurstede
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.wbddirkfock-uva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Dirk Fockstraat, Wijk bij Duurstede met identificatienummer NL.IMRO.0352.wbddirkfock-uva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede.

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen:

woningen die deel uitmaken van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten'; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 aan- of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.9 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.16 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.17 begane grondvloer:

het met de straat gelijk liggende gedeelte van een gebouw.

1.18 bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen.

1.33 erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.38 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.39 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.40 kunstwerk:

een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur.

1.41 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.42 nul op de meter-woning

een woning waarin op jaarbasis niet meer energie verbruikt wordt dan de woning zelf opwekt, onder standaard klimaatcondities zoals die gelden in Nederland en bij gemiddeld gebruik van de woning.

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen een transformatorstation, een rioolgemaal, een pompstation, een gasdrukregelstation, een telefooncentrale en een zendmast.

1.44 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.45 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.46 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven.

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.48 parkeergelegenheid:

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van motorvoertuigen.

1.49 parkeernorm:

het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een bepaalde functie.

1.50 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en beelddragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.53 vloeroppervlakte:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw.

1.54 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.55 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.56 voorste bouwperceelgrens:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.57 wadi:

een laagte met beplanting waarin water zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.58 waterberging:

(tijdelijke) opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in het (oppervlakte)watersysteem.

1.59 wonen:

het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning.

1.60 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.61 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

1.62 zijgevel:

de gevel die de voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • a. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • b. dakkapel en goothoogte:
    bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;

  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;

  • d. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    de maten buitenwerks, waarbij dakoverstekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels en liftschachten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1 meter en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder wadi's;
  • d. erven en paden;
  • e. bestaande in- en uitritten;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. noodontsluitingen.
3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. overkappingen zijn niet toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 m bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels
  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.
  • b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • g. evenementen;
  • h. bergbezinkbassin;
  • i. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • j. straatmeubilair;
  • k. objecten van beeldende kunst;
  • l. kunstwerken.
5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in lid 5.1 onder a en e genoemde bestemmingen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m2 bedragen;
    • 3. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m3 bedragen.
  • b. Op deze gronden mogen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. overschrijding van de bouwvlakken is uitsluitend toegestaan voor ondergeschikte bouwonderdelen;
    • 3. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
    • 4. hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd, met dien verstande dat hoofdgebouwen niet gestapeld mogen worden gebouwd;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.

  • b. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    • 4. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 50% bedragen;
    • 5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.

  • c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte tot 1 m voor de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
      • de bouwhoogte vanaf 1 m voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' mogen erfafscheidingen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
    • 3. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • b. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging hieraan is;
  • c. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen, bed & breakfast of horeca mogen betreffen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3 onder e ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast als activiteit in of bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de activiteit veroorzaakt geen ernstige hinder voor het woonmilieu;
  • c. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • d. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast zijn maximaal 6 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie -3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie -3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.

  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie -3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie -4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie -3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 8 Waarde - Archeologie -4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie -4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 5000 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 5.000 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.

  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie -4' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie -3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie -4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • de goot- en bouwhoogte;
  • de oppervlakte;
  • de inhoud;
  • de afdekking van gebouwen;
  • de afstand tot de voorgevellijn;
  • de afstand tot de bouwperceelgrens,

zijn de bestaande maten, dakhellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

10.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 4 m onder peil mag bedragen.

10.3 Afdekking gebouwen

Voor zover ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat, indien gebouwen worden afgedekt met een plat dak, de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'.

10.4 Goothoogte aan- en uitbouwen

Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.

10.5 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
12.1.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functies kan alleen worden verleend indien in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, conform de op het moment van toetsing geldende gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.
  • b. De onder a gerealiseerde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
12.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1, indien invulling wordt gegeven aan de voorwaarden voor afwijking, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/uitwerkingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan/uitwerkingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan/uitwerkingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Dirk Fockstraat, Wijk bij Duurstede'.