direct naar inhoud van Regels
Plan: Weverij noord
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.WeverijNoord-oh01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Weverij noord met identificatienummer NL.IMRO.0345.WeverijNoord-oh01 van de gemeente Veenendaal (en eventuele bijlagen);

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0345.BPCentrum-vg01 (bestemmingsplan Centrum);

1.3 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan- of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een ruimte, die bestaat uit één bouwlaag en door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt voor bewoning;

1.7 aaneengebouwde woningen:

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte aangeeft van het deel van een bouwperceel (of een nader in deze regels bepaald gedeelte daarvan) dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf aan huis:

het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.11 beroep aan huis:

een vrij beroep waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een al dan niet aan het hoofdgebouw gebouwde ruimte, die door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd uitsluitend te worden gebruikt voor huishoudelijke berg- en werkruimte, garage of tuinhuisje en ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

het al dan niet voor bewoning bestemde gebouw, dat op een bouwperceel door zijn bestemming, karakter, constructie en/of afmetingen als belangrijkste valt aan te merken;

1.21 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van afvalstoffen, gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.22 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht;

1.23 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat;

1.24 peil:
  • a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdentree;
  • b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein ter plaatse van de hoofdentree;
  • c. bij ligging, anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld ter plaatse van de hoofdentree;
1.25 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 pergola:

een open (lat)constructie op hoge palen, waarlangs planten kunnen groeien;

1.27 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

1.28 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.29 voorgevelrooilijn:

de horizontale projectie van de voorgevel van het hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan;

1.30 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008, Stb 496, houdende regels inzake de fysieke leefomgeving zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.31 woning:

een complex van ruimten in één gebouw, krachtens zijn indeling en inhoud geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van gebouwen:

het oppervlak tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot de kanten van de scheidsmuren;

2.2 de inhoud van gebouwen:

de inhoud tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot de kanten van de scheidsmuren en boven de begane grondvloeren, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen;

2.3 de goothoogte van gebouwen:

de afstand in meters tussen het peil en het snijpunt van het dakvlak met het buitenwerkse gevelvlak, in het geval van een lessenaarsdak uitgezonderd het hoogste snijpunt;

2.4 de bouwhoogte van gebouwen:

de afstand in meters tussen het peil en het hoogste punt van een gebouw, uitsteeksels zoals schoorstenen, lichtkoepels en dergelijke niet meegerekend;

2.5 de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

de afstand in meters tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk;

2.6 de breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de woningscheidende muren;

2.7 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen;

2.8 de afmetingen, diepte en breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten;

2.9 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. infrastructuur;
  • c. nutsvoorziening;
  • d. ontsluiting;
  • e. pad;
  • f. park;
  • g. parkeerterrein;
  • h. plantsoen;
  • i. specifieke vorm van groen – beeldende kunst;
  • j. speelvoorziening;
  • k. water;
  • l. weg.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van (ondergrondse) gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaand schema:

Bouwwerken   Eis  
maximale bouwhoogte speelvoorzieningen   5 m¹  
maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3 m¹  
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15 m²  
maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken   5 m¹  

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen

 

4.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van de bestemming, en voorts met
inachtneming van de volgende regels:

  • a. geen gebouwen mogen worden opgericht;
  • b. toegelaten zijn erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,0 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn uitbreidingen van de woning aan de voorzijde als bedoeld in artikel 6.2.3 toegelaten.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogten van uitbreidingen van de woning en de bouwwerken geen gebouw zijnde, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. afvalcontainers;
  • c. beeldende kunst;
  • d. geluidscherm en/of geluidwal;
  • e. infrastructuur;
  • f. informatiezuilen;
  • g. nutsvoorziening;
  • h. ontsluiting;
  • i. openbaar vervoer;
  • j. pad;
  • k. parkeerkelder
  • l. parkeerterrein;
  • m. plantsoen;
  • n. straatmeubilair,
  • o. toiletvoorziening;
  • p. water;
  • q. weg;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht (ondergrondse) gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken   Eis
 
maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3 m¹  
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15 m²  
maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen   10 m¹  
maximale bouwhoogte afvalcontainers   2 m¹  
maximale oppervlakte afvalcontainers   5 m¹  
maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen   5 m¹  
maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken   5 m¹  

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van deze activiteit in gebruik mag zijn;
  • c. erf;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen geen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven bouwaanduidingen;
  • d. de bebouwing dient georiënteerd te zijn op de openbare weg;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelroollijn worden geprojecteerd;
  • f. binnen bouwvlakken mogen uitsluitend aaneengesloten woningen worden gebouwd;
  • g. de woningen mogen uitsluitend aan de van de openbare weg (Weverij) afgekeerde zijde schuinafgedekt worden.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het bepaalde in sub b. ten aanzien van 'aan- en uitbouwen aan de voorzijde', mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende maatvoerings- en situeringseisen:

Aan- en uitbouwen aan achterkant   Eis  
maximale diepte buiten het bouwvlak   3 m¹  
maximale bouwhoogte   3,1 m¹  
maximaal toegestane percentage bebouwing voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 % van de voor 'erf' aangeduide gronden  
maximale oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 m²  

Aan- en uitbouwen aan zijkant   Eis  
minimaal aan te houden afstand tot voorgevel   3 m¹  
maximale diepte vanaf de verlengde achterste grens van het bouwvlak   3 m¹
 
maximale goothoogte   3,1 m¹  
maximale bouwhoogte   4,5 m¹  
maximaal toegestane percentage bebouwing voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 % van de voor 'erf' aangeduide gronden  
maximale oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 m²  
aan te houden afstand tot zijdelingse perceelsgrens   geen, mits niet voor de voorgevel van een naast- of achterliggende woning wordt gebouwd  

Uitbreiding woning aan voorzijde   Eis  
maximale breedte   60% van voorgevel  
maximale diepte   1 m¹  
maximale bouwhoogte   3,1 m¹  
minimale afstand tot voorste perceelsgrens   2 m¹  

Aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen   Eis  
minimaal aan te houden afstand tot voorgevellijn   3 m¹  
maximale goothoogte   3,1 m¹  
maximale bouwhoogte   4,5 m¹  
maximaal toegestane percentage bebouwing voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 % van de voor 'erf' aangeduide gronden  
maximale oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf'   50 m²  
aan te houden afstand tot zijdelingse perceelsgrens   geen, mits niet voor de voorgevel van een achterliggende woning wordt gebouwd  

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Eis  
maximale bouwhoogte keermuren   2 m  
maximale bouwhoogte pergola's   2,5 m  
maximale bouwhoogte erfafscheiding voor voorgevelrooilijn   1 m  
maximale bouwhoogte erfafscheiding achter voorgevelrooilijn   2 m  
maximale bouwhoogte overige bouwwerken   3 m  
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. detailhandel;
  • c. de uitoefening van een seksinrichting.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afhankelijke woonruimte in bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3 sub a., teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • d. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.
6.4.2 Intrekking ontheffing

Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing als bedoeld in 6.4 in, indien de bij het verlenen van voor de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

6.4.3 Afwijken ten behoeve van bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 sub a. voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, hetgeen betekent dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van de Wet milieubeheer of andere wetgeving valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    • 5. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
    • 7. gezamenlijk maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

8.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 8.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouw- bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in 7.1 is het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Van toepassing zijnde regels van het bestemmingsplan Centrum

Het bepaalde in de volgende regels van het bestemmingsplan Centrum is onverkort van toepassing:

  • Artikel 17 Waarde-Archeologie-3
  • Artikel 22 Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied
  • Artikel 23 Vrijwaringszone-molenbiotoop

11.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

11.3 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

11.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels uitwerkingsplan Weverij noord".

Behoort bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal van:12 november 2013 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Weverij noord".

Mij bekend,

de secretaris.