direct naar inhoud van Regels
Plan: De Straten, deelplan 7
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.UPDeStratenDp7-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het uitwerkingsplan "De Straten, deelplan 7" met identificatiecode NL.IMRO.0345.UPDeStratenDp7-vg01 van de gemeente Veenendaal;

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf aan huis:

het door één of meer van de bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.9 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.11 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bestemmingsplan Buurtstede:

het bestemmingsplan Buurtstede van de gemeente Veenendaal, vastgesteld op 30 maart 2017;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 erf

het gedeelte van een bouwperceel dat achter de voorgevelrooilijn is gesitueerd, met uitzondering van het hoofdgebouw.

1.20 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes.

1.22 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.23 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht;

1.24 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat;

1.26 peil:
  • a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdentree;
  • b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein ter plaatse van de hoofdentree;
  • c. bij ligging, anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld ter plaatse van de hoofdentree;
1.27 perceelsgrens:

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.28 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.29 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel).

1.30 twee-aaneengebouwde woning:

bebouwing bestaande uit twee grondgebonden woningen die samen een bouwblok vormen;

1.31 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.32 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Wet van 6 november 2008, Stb 496, houdende regels inzake de fysieke leefomgeving zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan

1.33 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 peil:
  • a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdentree;
  • b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein ter plaatse van de hoofdentree;
  • c. bij ligging, anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld ter plaatse van de hoofdentree.

Hoofdstuk 2 Bestemming sregels

Artikel 3 Groen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. infrastructuur;
  • c. jongeren ontmoetinsplek;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ontsluiting;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. park;
  • h. parkeerterrein;
  • i. plantsoen;
  • j. specifieke vorm van groen - beeldende kunst;
  • k. specifieke vorm van groen - hondenuitlaatvoorziening;
  • l. speelvoorziening;
  • m. water;
  • n. weg.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Er mogen, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, geen gebouwen worden gebouwd. Voor gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Gebouwen voor nutsvoorzieningen     Eis    
maximum bouwhoogte     3 m¹    
maximum oppervlakte     15 m²    

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken de gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken     Eis    
maximum bouwhoogte geluidscherm     10 m¹    
maximum bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen     10 m¹    
maximum bouwhoogte jongeren ontmoetingsplek     4 m¹    
maximum oppervlakte jongeren ontmoetingsplek     20 m²    
maximum bouwhoogte speelvoorzieningen     6 m¹    
maximum bouwhoogte infrastructurele voorzieningen     10 m¹    
maximum bouwhoogte overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen     10 m¹    
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken  5 m¹    

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. geluidscherm en/of geluidwal;
  • c. infrastructuur;
  • d. jongeren ontmoetingsplek;
  • e. nutsvoorziening;
  • f. ontsluiting;
  • g. openbaar vervoer;
  • h. pad;
  • i. parkeerterrein;
  • j. plantsoen;
  • k. specifieke vorm van verkeer - afvalcontainers;
  • l. specifieke vorm van verkeer - beeldende kunst;
  • m. specifieke vorm van verkeer - hondenuitlaatvoorziening;
  • n. water;
  • o. weg.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouw / bouwwerk     Eis    
maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen     10 m¹    
maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen     10 m¹    
maximale bouwhoogte jongeren ontmoetingsplek     4 m¹    
maximale oppervlakte jongeren ontmoetingsplek     20 m²    
maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen     3 m¹    
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen     15 m²    
maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen     10 m¹    
maximale bouwhoogte afvalcontainers     2 m¹    
maximale oppervlakte afvalcontainers     5 m¹    
maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen     5 m¹    
maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken     5 m¹    

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuin;
  • c. erf;
  • d. beroep aan huis.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven bouwaanduidingen;
  • c. binnen bouwvlakken met de hierna aangegeven (specifieke) bouwaanduidingen mogen woningen uitsluitend worden gebouwd op de als volgt aangegeven wijze:

Bouwaanduiding   Bouwwijze  
[tae]   twee-aan-een woningen  

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het bepaalde in sub b. ten aanzien van 'aan- en uitbouwen aan de voorzijde', mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende maatvoerings- en situeringseisen:

Aan- en uitbouwen aan achterkant   Eis  
maximum diepte buiten het bouwvlak   3 meter  
maximum bouwhoogte   3,3 meter  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf (per perceel)   50%, met een maximum
van 50 m²  

Aan- en uitbouwen aan zijkant   Eis  
minimum afstand tot voorgevel   3 meter  
maximum diepte vanaf de verlengde achterste grens van het bouwvlak   3 meter
   
maximum goothoogte   3,3 meter  
maximum bouwhoogte   4,5 meter  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf (per perceel)   50%, met een maximum
van 50 m²  
aan te houden afstand tot zijdelingse perceelsgrens   geen, mits niet voor de voorgevel van een achterliggende woning wordt gebouwd  
   
Uitbreiding woning aan voorzijde   Eis  
maximum breedte   80% van voorgevel  
maximum diepte   1,2 meter  
maximum bouwhoogte   3,3 meter  
   
Aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen   Eis  
minimum afstand tot voorgevellijn   3 meter  
maximum goothoogte   3,3 meter  
maximum bouwhoogte   4,5 meter  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf (per perceel)   50%, met een maximum
van 50 m²  
aan te houden afstand tot zijdelingse perceelsgrens   geen, mits niet voor de voorgevel van een achterliggende woning wordt gebouwd  

5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:

Overige bouwwerken buiten het erf   Eis  
maximum bouwhoogte   1 m  
       
Overige bouwwerken binnen het erf      
maximum bouwhoogte erfafscheiding   2 m  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken   3 m  

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. detailhandel;
  • c. de uitoefening van een seksinrichting;
  • d. bij woningen met de aanduiding "minimum aantal parkeerplaatsen" het zodanig gebruik van gronden dat er per perceel minder dan het ter plaatse aangegeven aantal parkeerplaatsen met een afmeting kleiner dan 2,5 x 5 m per parkeerplaats in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen;
  • e. kamerverhuur.

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient bij de aanvraag te worden aangetoond dat, indien de omvang en het beoogde gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte wordt aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. aan de onder a bedoelde voorwaarde wordt voldaan indien de bedoelde aanvraag voor omgevingsvergunning voldoet aan het parkeernormenbeleid zoals geldend ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  • c. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedragen bij haaksparkeren;
    • 2. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,0 m bij 6,00 m bedragen bij langsparkeren;
    • 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m¹ bedragen.
  • d. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • e. Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

5.3.3 Beroep aan huis

De in 5.1 onder d. bedoelde beroepen aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

5.3.4 Detailhandel en seksinrichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken voor bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.1 sub a. voor de uitoefening van een bedrijf aan huis voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het bedrijf aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen sprake zijn van bedrijfsactiviteiten die op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn aan te merken als een vergunningplichtige (milieu)inrichting.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 m¹ bedragen;
  • b. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • c. de regels van het plan ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

7.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregel

8.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels van het uitwerkingsplan De Straten, deelplan 7".