direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Ontmoeting, deelplan 7
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het plangebied Veenendaal-oost worden in totaal ongeveer 3.200 woningen en de daarbij behorende voorzieningen gerealiseerd. Voor geheel Veenendaal bedraagt de behoefte 4.000 woningen tot het jaar 2030. De woningbouwontwikkeling zal gefaseerd tot stand komen. In Veenendaal-oost worden drie deelgebieden met een eigen identiteit uitgewerkt: "Buurtstede", "Veenderij" en "Groenpoort". Er is voor gekozen om "Buurtstede" als eerste te ontwikkelen, omdat hierin het centrum is gesitueerd, dat tevens een functie dient te vervullen voor de wijk Dragonder Oost. Nadat "Buurtstede" was gerealiseerd, is begonnen met de ontwikkeling van "Veenderij".

Het onderhavige plangebied is één van de laatste delen van "Buurtstede", die nog gerealiseerd moeten worden. "Buurtstede" bestaat uit 4 buurtschappen: De Hoven, De Straten, De Erven en De Ontmoeting. Het plangebied maakt onderdeel uit van De Ontmoeting. Voor de eerder gerealiseerde delen van De Ontmoeting zijn voorafgaand aan de realisatie uitwerkingsplannen vervaardigd. Om een duidelijke samenhang van deze uitwerkingsplannen per buurtschap te verkrijgen is de opzet van ieder uitwerkingsplan exact gelijk. De specifieke situatie van ieder uitwerkingsplan wordt beschreven in paragraaf 3.4, alsmede in hoofdstuk 9 waarin de juridische aspecten van de regels en de verbeelding worden beschreven.

Uitwerkingsplan "De Ontmoeting, deelplan 7" is het zevende uitwerkingsplan van het buurtschap.

De afbeelding op de volgende pagina toont de situering van het buurtschap De Ontmoeting, deelplan 7 in relatie tot Veenendaal-oost.

Afbeelding 1: Situering plangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01_0001.jpg"

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Landschappelijke kenmerken

Het grootste deel van Veenendaal-oost bestaat uit een open gebied met een strokenverkaveling. Het gebied heeft een weids karakter en werd tot voor kort intensief agrarisch gebruikt (grasland). Het verkavelingspatroon is ontstaan door de eigendomsverhoudingen van vóór de vervening. Het plangebied behoorde tot Gelders Veenendaal, waar de kavels op de Ede-Wageningen stuwwal waren gericht. Tijdens de vervening ontstond door de aanleg van de wijken een fijnmazige strokenverkaveling die ook na afloop van de turfwinning, toen de grond een agrarische bestemming kreeg, in hoofdlijnen is gehandhaafd. In het gebied is zowel een toplaag van zand als venig materiaal aanwezig.

2.2 Eigendom plangebied

Het plangebied is in eigendom van de gemeente Veenendaal. Het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost (OVO) heeft de opdracht het gebied Veenendaal-oost tot ontwikkeling te brengen.

2.3 Bestemmingsplan Buurtstede

Op 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Veenendaal het bestemmingsplan Veenendaal-oost vastgesteld, waarin de juridisch-planologische randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied Veenendaal-Oost zijn vastgelegd. Het bestemmingsplan Veenendaal-oost is inmiddels grotendeels geactualiseerd.

Het vigerende bestemmingsplan Buurtstede geeft de juridisch-planologische randvoorwaarden voor het plangebied. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Veenendaal vastgesteld op 30 maart 2017. Het grootste gedeelte van Buurtstede is inmiddels tot ontwikkeling gebracht. Delen die nog niet zijn gerealiseerd hebben de bestemming "Wonen - Uit te werken" (artikel 13) gekregen. Het onderhavige uitwerkingsplan borduurt voort op de uitwerkingsplannen die onder het vorige bestemmingsplan zijn vastgesteld. In die uit te werken bestemming zijn is het plangebied onder meer bestemd voor wonen.

Daarnaast heeft een groot deel van het plangebied de dubbelbestemming "Leiding ". Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van de warmte-/koudepunten en de bijbehorende leidingentracés van DEVO. Voor deze gronden geldt een bouwverbod. Van dit bouwverbod kan worden afgeweken indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding(en) en kabels en vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leiding-/kabelbeheerder(s). Binnen de zone van 5 meter ter weerszijden van de leidingen gelden belemmeringen voor het uitvoeren van 'werkzaamheden' in de bodem. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting of het aanleggen van verhardingen. In overleg met de leidingbeheerder kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen indien blijkt dat de belangen van de leidingen niet worden geschaad.

Afbeelding 2: Vigerend bestemmingsplan (plangrens in rode lijn).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01_0002.jpg"

Over het bouwen binnen deze dubbelbestemming is inmiddels overeenstemming tussen de leidingbeheerder en de gemeente Veenendaal.

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

3.1 Stedenbouwkundige hoofdstructuur Veenendaal-oost

Het oost-west gerichte kavelpatroon van het onderliggende veenlandschap is uitgangspunt geweest bij het opstellen van de verkavelingstructuur voor Veenendaal-oost. Kenmerkende eigenschappen van dit landschap zijn lange smalle kavels, smalle sloten tussen de kavels die het gebied afwateren en incidenteel opgaande beplanting tussen de kavels.

In het landschappelijk patroon van kavels in oost-west richting ligt een aantal elementen dat afwijkt van de parallelle oost-west gerichte kavels. Het gaat om een aantal bestaande sloten en laantjes. Deze elementen zijn meegenomen in de nieuwe verkaveling en vormen interessante plekken in delen van de wijk en vormen daarom een aanleiding voor bijzondere plekken en/of functies. Deze elementen kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren aan de identiteit van buurten op een lager schaalniveau.

Het zuidelijk deel van Veenendaal-oost zal een specifiek karakter krijgen door de grote hoeveelheid water die in dit gebied opgevangen moet worden. Het landschappelijk patroon langs het Benedeneind is bijzonder, doordat hier de oost-west gerichte kavels omslaan naar een verkaveling haaks op het Valleikanaal (Bisschop Davidsgrift). In deze structuur is ook de bestaande lintbebouwing langs het Valleikanaal opgenomen. Om een goede overgang te maken tussen de wijk en het bebouwingslint en tegelijkertijd de verbijzondering van het landschappelijk patroon zichtbaar te maken is een zone gedefinieerd met een waterrijk milieu. Door deze verkavelingstructuur (met behulp van een markante zichtlijn en de aanwezigheid van oppervlaktewater) zichtbaar te maken vanaf de hoofdentree van de wijk, wordt het waterrijke karakter van de wijk reeds bij de entree herkenbaar gemaakt. Ook wordt de entree vanaf de Rondweg-oost op deze wijze een bijzondere plek in de stedenbouwkundige structuur van de wijk.

Veenendaal-oost is een voorbeeldproject in het kader van Nieuw Wonen. Nieuw Wonen gaat uit van een levensloopbestendige wijk. Hieronder wordt verstaan: een woonwijk die mensen (in willekeurig welke levensfase, ongeacht levensomstandigheden, huishoudensamenstelling en culturele achtergrond) optimale mogelijkheden biedt voor alle vormen van fysieke en geestelijke activiteiten en zelfontplooiing en die een woningaanbod en voorzieningenniveau heeft die daartoe zijn uitgerust. Eén van de belangrijkste ontwerpuitgangspunten die hieruit zijn afgeleid is de realisering van buurtjes met een menselijke maat, de zogenaamde buurtschappen.

3.1.1 De deelgebieden

Veenendaal-oost is onderverdeeld in drie deelgebieden, te weten Groenpoort in het noorden, Buurtstede in het midden en Veenderij in het zuiden. Deze deelgebieden krijgen ieder hun eigen karakter, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in een kenmerkende dichtheid, sfeer en profilering van de openbare ruimte.

Groenpoort

Het deelgebied "Groenpoort" vormt het noordelijkste deelgebied van Veenendaal-oost. De (gemiddelde bruto) woningdichtheid zal naar huidige inzichten ongeveer 26 woningen per hectare bedragen. Dit gebied zal worden doorsneden door singels en groene elementen waardoor meerdere kleine woonbuurtjes ontstaan, waarbinnen de woningblokken voornamelijk uit halfopen bouwblokken bestaan. Door de grote voortuinen en de relatief brede profielen van de openbare ruimten krijgt de buurt een groen karakter.

Buurtstede

Het centraal in de wijk gesitueerde deelgebied "Buurtstede" met een woningdichtheid van ongeveer 30 woningen per hectare, bevat de voorzieningen voor Veenendaal-oost (alsmede voor Dragonder-oost). In het centrum is een menging van functies belangrijk voor de leefbaarheid/levensloopbestendigheid van de centra en de wijk als geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01_0003.png"   De woningblokken bestaan hoofdzakelijk uit gesloten bouwblokken met voornamelijk aaneengesloten woningen en gestapelde woningen. Door de beperkte aanwezigheid van voortuinen en het materiaalgebruik van de openbare ruimten krijgt de buurt een stedelijk karakter.


Veenderij
Het deelgebied "Veenderij" vormt het zuidelijke deel van Veenendaal-oost. De woningdichtheid bedraagt ongeveer 24 woningen per hectare. De woningblokken bestaan hoofdzakelijk uit halfopen bouwblokken. De woningdichtheid zal van noord naar zuid afnemen. Ook het oostelijk deel langs de Dragonderweg zal, aansluitend op het buiten het plangebied te realiseren woongebied (zogenaamde balkon), een lagere dichtheid krijgen. In Veenderij is het mogelijk om het water een belangrijke rol toe te kennen in de woon- en leefomgeving.  

3.1.2 Verkeersstructuur

De hoofdontsluitingsstructuur van Veenendaal-oost staat voor het merendeel haaks op de landschappelijke hoofdstructuur van het gebied. De hoofdontsluitingsstructuur heeft een duidelijk herkenbaar profiel binnen ieder deel van de wijk. Een brede watergang vervult in het profiel van de hoofdontsluiting een belangrijke rol en onderstreept het waterrijke karakter van de wijk.

De hoofdverkeersstructuur is voor het gemotoriseerde verkeer zo ontworpen dat de deelgebieden Buurtstede en Veenderij niet worden verbonden met het deelgebied Groenpoort. Doordat de hoofdontsluiting voor Buurtstede en Veenderij wordt losgekoppeld van de hoofdontsluiting van Groenpoort is er geen doorgaande verkeersbeweging voor gemotoriseerd verkeer mogelijk tussen het zuidelijke deel van de wijk en het noordelijke deel. Verbinding van beide delen is vanzelfsprekend wel mogelijk voor langzaamverkeer en openbaar vervoer.

In het centrale deel van de wijk worden op logische plekken voorzieningen, scholen en andere functies gecreëerd. Het centrale voorzieningencluster met winkels zal voor gemotoriseerd verkeer zowel vanuit het noordelijk als vanuit het zuidelijk deel bereikbaar zijn. De hoofdontsluitingsweg wordt waar mogelijk ingericht als 50 km/uur weg. Langs de hoofdontsluitingswegen is rekening gehouden met een ventweg zodat enige afstand gecreëerd wordt tussen de woningen en de hoofdontsluiting, mede in verband met verkeersgeluid.

3.1.3 Water- en groenstructuur

Groen en water worden in Veenendaal-oost ingezet als belangrijke structurerende elementen. Zo vormen de oost-west gerichte groenzones de verbindingszones tussen de deelgebieden Groenpoort, Buurtstede en Veenderij en de aan de oostzijde van Veenendaal-oost geprojecteerde natuurontwikkelingszone. Deze groenzones geven bovendien de relatie met de bestaande stad vorm, doordat de langzaamverkeersroutes in de richting van het centrum van Veenendaal hierin worden opgenomen.

De groenzones leggen niet alleen een relatie met de natuurontwikkelingzone ten oosten van het plangebied, maar vormen ook een belangrijke interne kwaliteit binnen het plangebied. De groenzones kunnen op een verschillende wijze worden ingericht, waarbij de verhouding tussen water en groen bepalend zal zijn voor het karakter van de zone.

Daarnaast krijgt ook ieder deel van de wijk een eigen groene ontmoetingsplek waar invulling gegeven kan worden aan een meer intensief gebruik van het groen. De groenvoorziening achter het Ontmoetingshuis heeft volgens het stedenbouwkundige plan (december 2006) een functie als plek voor wijkparticipatie.

3.2 Buurtstede

Buurtstede, waarbinnen De Ontmoeting is gesitueerd, is het meest compacte wijkdeel van Veenendaal-oost. Hier is ook het centrum van de wijk gerealiseerd. Een groen assenkruis verdeelt de wijk in vier kwadranten: de buurtschappen. De buurtschappen hebben een heldere rand en contrasteren met de openheid van het assenkruis. Ieder buurtschap heeft bovendien haar eigen specifieke kenmerken die bepaald worden door de ligging binnen het raamwerk.

Buurtstede bestaat uit vier compacte buurtschappen, te weten: De Straten (zuidoost), De Hoven (zuidwest), De Erven (noordoost) en De Ontmoeting (noordwest).

3.3 Buurtschap De Ontmoeting

Door de vier buurtschappen een eigen identiteit te geven wordt bereikt dat de wijk en de buurten een menselijke maat krijgen en dat ze herkenbaar zijn. Het speciale kenmerk van De Ontmoeting, waardoor dit zich onderscheidt van de andere buurtschappen, is met name de aanwezigheid van de centrumvoorzieningen van Veenendaal-oost 1. De onderwijs-, sport-, sociaal-maatschappelijke en commerciële voorzieningen krijgen hier een plaats. Het buurtschap krijgt ondanks de centrumfunctie een dorpse uitstraling. Hierbij is een centrale rol toegedacht aan het in het hart van De Ontmoeting gesitueerde dorpsplein: de Brink. Ondanks het feit dat het parkeren voor de omliggende centrumfunctie op de Brink wordt gerealiseerd, zal het plein een groene uitstraling krijgen. De Brink is aan de noord- en zuidzijde bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer. In feite vormt de Brink de "knip" in de hoofdontsluitingsweg van Veenendaal-oost.

Voor het buurtschap De Ontmoeting is een indicatief stedenbouwkundig plan gemaakt (afbeelding 3). Het plan schetst de mogelijke toekomstige stedenbouwkundige configuratie. Dit stedenbouwkundige plan heeft geen juridische status en er kunnen derhalve geen rechten aan worden ontleend. Het 'schetst sferen' en 'geeft suggesties voor oplossingen', zonder dat het 'voorschrijft'. Het laat derhalve alle vrijheid voor creativiteit en interpretatie. Tegelijkertijd kan het gezien worden als een inspanningsverplichting om het gesuggereerde stedenbouwkundige kwaliteitsniveau na te streven bij de verdere uitwerking. Op basis van onder meer locatiespecifieke overwegingen kan echter bij de definitieve uitwerking worden afgeweken van het stedenbouwkundige plan.

De identiteit van het buurtschap De Ontmoeting wordt bepaald door:

  • het stedenbouwkundig principe: labyrint (stegen en pleintjes);
  • overgang woning-straat: openslaande deuren of raampartijen tot aan de grond;
  • parkeeroplossing: binnen bouwblok/gebouwd;
  • verdeling programma: per bouwblok.

Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma voor De Ontmoeting omvat in totaal 278 woningen in diverse categorieën. Het programma ligt verspreid over het buurtschap. Ten behoeve van de sociale interactie wordt aan alle zijden van de Brink gewoond.

Overig programma

Rond de Brink zijn winkels en supermarkten een kloppend hart huis en een ontmoetingshuis geprojecteerd. In het ontmoetingshuis is plaats gereserveerd voor een drietal scholen, een peuterspeelzaal, een naschoolse opvang, kinderopvang, sport en welzijnswerk.

De winkels liggen tussen de Brink en de geluidwal langs de Rondweg-oost. Het kloppend hart huis staat op de hoek naar de zuidelijke ontsluitingsweg en het ontmoetingshuis staat aan de noordzijde van de Brink.

Afbeelding 3: Indicatieve verkaveling De Ontmoeting.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01_0004.jpg"

Parkeren

Binnen De Ontmoeting wordt geparkeerd langs de zuidelijke ontsluitingsweg, in parkeerkoffers in de openbare ruimte en op de binnenhoven van de zuidelijke woonbuurt. Parkeren op de Brink gebeurt in zogenaamde parkeerkamers.
Voor de woningen geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning.

De voor het gebied geldende parkeernormen en reductiefactoren zijn opgenomen in het Startdocument Opstalontwikkeling.

Afbeelding 4: Situering openbare gebouwen rond de Brink.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPDeOntmoetingDp7-oh01_0005.png"

Groenvoorzieningen, water en speelplaatsen
Binnen deelgebied De Ontmoeting worden groenvoorzieningen geconcentreerd. In deze groengebieden worden de speelplekken van het buurtschap gerealiseerd. Deze geconcentreerde groene plekken worden aan de noordzijde gesitueerd rond het ontmoetingshuis en aan de zuidzijde tussen de woonblokken (buurtontmoetingsplek). Centraal in het gebied wordt een deel van de Brink ingericht als groenvoorziening. Om van de Brink een ontmoetingsplek te maken wordt centraal in de openbare ruimte geparkeerd. Het groen wordt hierbij ingezet om de verblijfskwaliteit van de openbare (parkeer-)ruimte te vergroten en de routes van de parkeerplaats naar de openbare gebouwen te begeleiden. De groene beplanting vormt een brede zone tussen het parkeren en de gebouwen rond de Brink. Een verdeling in kleine parkeerkamers verkleint de schaal van de parkeervelden en begeleidt de wandelroutes naar de openbare gebouwen rond de Brink.

Ook buiten het buurtschap, langs de hoofdontsluitingsweg van Buurtstede en langs de noordelijke rand van het buurtschap, worden groen- en watervoorzieningen gerealiseerd. Groenvoorzieningen worden bovendien aan de zuidelijke rand van het buurtschap gerealiseerd.

Verspreid over het gehele buurtschap worden speelvoorzieningen gerealiseerd. Dit varieert van speelplekken op schoolpleinen bij het ontmoetingshuis, tot spelen op binnenterreinen bij de woningen boven de winkels en het noordwestelijke woonblok. In het zuidelijke woonbuurtje zal een speelplek deel uitmaken van de buurtontmoetingsplek.

3.4 De Ontmoeting, deelplan 7

Ter plaatse is een ongeveer 6 meter hoge geluidwal aanwezig als geluidwering langs de N233 voor de reeds gerealiseerde woningen in De Ontmoeting. De wal zal worden geslecht. In plaats daarvan worden in deelplan 7 aan de Diepeveenheem 10 walwoningen gebouwd. Deze walwoningen, die aan de zijde van de N233 een permanent geluiddichte (dove) gevel krijgen, vervangen de geluidwerende functie van de huidige geluidwal.

De walwoningen zijn patiowoningen die bestaan uit één bouwlaag. Aan de zijde van de N233 hebben de woningen gedeeltelijk een dakopbouw van een tweede bouwlaag met een dakterras. Als optie is het mogelijk om in plaats van dat dakterras de dakopbouw uit te breiden. Tussen de dakopbouwen wordt ten behoeve van de geluidwering een muur gebouwd die even hoog is als de dakopbouw. Tussen de dakterrassen wordt een privacyscherm geplaatst. De basiswoning is levensloopbestendig en heeft een slaapkamer en alle voorzieningen op de begane grond. Als optie is het mogelijk om het woongedeelte op de begane grond te vergroten en de slaapkamer(s) en badkamer in de dakopbouw met eventuele uitbreiding te accommoderen.

De patio (op de begane grond) wordt omgeven door een tuinmuur en/of een pergola.

Hoofdstuk 4 Nader onderzoek

4.1 Algemeen

In het kader van het bestemmingsplan Buurtstede zijn de relevante milieu- en omgevingsaspecten voor de ontwikkeling van de planlocatie beschreven. Het gaat hierbij om de aspecten natuur, water, archeologie, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Voor ieder aspect is een onderzoek of toets uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt daarvan verslag gedaan. De onderzoeksrapportages zijn opgenomen in de bijlagenmap bij het bestemmingsplan. Indien nader onderzoek naar een milieuaspect heeft plaatsgevonden wordt dat hier vermeld.

4.2 Duurzame verstedelijking

4.2.1 Aanleiding

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Buurtstede is als uitgangspunt aangenomen dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toepassing van de Ladder ten behoeve van het bestemmingsplan is in dat geval niet voorgeschreven.

Aanpassing regeling
Per 1 juli 2017 is de tekst van de "ladder" aangepast. Vanaf dat moment moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder. Hoewel de Laddertoets niet op dit uitwerkingsplan van toepassing is, is zorgvuldigheidshalve wel een Laddertoets voor het uitwerkingsplan doorlopen, omdat aan de hand van deze Ladder-toets waardevolle input voor de uitvoerbaarheidstoets voor het uitwerkingsplan wordt verkregen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Hieronder zijn de nieuwe wettekst en de uitleg van kernbegrippen opgenomen.

4.2.2 Toetsing

Het voorliggende plan is met behulp van het stappenplan getoetst aan de ladder. Dit levert de volgende beoordeling op.

Trede 1. Bestaande behoefte:
Dit plan houdt de realisatie van 10 woningen in binnen Buurtstede. In de woningbouwprognoses van Veenendaal wordt uitgegaan van een behoefte van circa 4.000 woningen van 2013 tot 2030. Deze woningen kunnen binnen het stedelijke gebied van Veenendaal, zoals begrensd door de rode contour, ingevolge de provinciale structuurvisie, worden gebouwd. De woning maakt tevens deel uit van de in de door de raad van Veenendaal jaarlijks vastgestelde Projectenboeken, opgenomen tabellen van concrete woningbouwprojecten.

Trede 2. Binnen- of buitenstedelijk:
Dit plan voorziet in een inbreiding binnen de wijk Buurtstede in Veenendaal-oost een en ander passend in het opgestelde stedenbouwkundig plan. Het plan is daarmee aan te merken als een binnenstedelijk plan. De grens van het stedelijk gebied (rode contour) wordt aan de oostzijde gevormd door de Dragonderweg in Veenendaal.

4.3 Cultuurhistorie

Uit zowel bureauonderzoek als verkennend booronderzoek blijkt dat het gebied relatief laag ligt en waarschijnlijk pas in de Nieuwe Tijd bewoond is geraakt. De aanwezigheid van een intacte kleine dekzandrug of -kop, waarop eventueel archeologische resten uit met name de Steentijd kunnen voorkomen, wordt uitgesloten. Het dekzand is grotendeels verstoord als gevolg van de veenwinning in de 16e en 17e eeuw en andere (sub)recente grondwerkzaamheden. Uit het bureauonderzoek blijkt dat er nagenoeg geen archeologische vindplaatsen bekend zijn van de laaggelegen dekzandgronden in de Gelderse Vallei. Indien archeologische vindplaatsen in het gebied aanwezig zijn, liggen deze doorgaans op de flanken van stuwwallen, de (gordel)dekzandruggen en kleinere dekzandkoppen. Ook uit de venige laagten zijn geen archeologische vindplaatsen bekend.

Op basis van bovenstaande geldt voor het overgrote deel van het plangebied een lage archeologische verwachting. Er is een Archeologische maatregelenkaart vastgesteld, hierin is Veenendaal-oost vrijgesteld van nader onderzoek.

4.4 Verkeer / parkeren

Bij de ontwikkeling van een bouwlocatie moeten voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Met andere woorden er moet worden voldaan aan parkeernormen die in Veenendaal van toepassing zijn. Parkeernormen zijn neergelegd in de 'Notitie Parkeernormen Veenendaal 2020' en in een startdocument dat is opgesteld voor de opstalontwikkeling in Veenendaal-oost. Voor het beoordelen van de vraag of projecten in Veenendaal-oost in voldoende mate voorzien in de te verwachten parkeerbehoefte worden deze bouwprojecten dus getoetst aan het parkeernormenbeleid en aan het startdocument Opstalontwikkeling Veenendaal-oost. Laatstgenoemd document is een overkoepelend document waarin is omschreven hoe het proces van voorbereiding en ontwikkeling van bouwprojecten is georganiseerd. In dit Startdocument staan ook kwalitatieve en fysieke uitgangspunten voor het bouwen van bouwprojecten en het inrichten van openbare ruimten in de woonwijk.

Parkeerplaatsen kunnen in de openbare ruimte en soms ook op eigen terrein worden gerealiseerd. Parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten voldoen aan de gebruikelijke inrichtingseisen, zoals opgenomen in de Inrichtingseisen Veenendaalse Openbare Ruimte (IVOR).

Voor woningen in Buurtstede geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning. Derhalve zijn 16 parkeerplaatsen noodzakelijk. Daarvan zijn er al 7,2 aangelegd bij de realisatie van eerdere deelplannen. Door de bouw van deelplan 7 komen er daarvan 4 te vervallen. Derhalve zijn er nog 13 (12,8) parkeerplaatsen benodigd. In het openbaar gebied worden derhalve aan de westzijde van de Diepeveenheem 13 haakse parkeerplaatsen aangelegd.

4.5 Akoestische aspecten

In verband met de realisatie van onderhavige ontwikkeling is akoestisch onderzoek2 uitgevoerd. In dit onderzoek is niet alleen de geluidbelasting van de gevels van de woningen die in dit uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt. Ook is berekend of voor de bestaande woningen aan de oostzijde van de Diepeveenheem, de geluidbelasting niet hoger is dan de voor deze woningen verleende hogere waarde van 53 dB. Alhoewel op grond van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek voor 30 kilometer/uur weg niet verplicht, is in het akoestisch onderzoek de geluidsbelasting van de Diepeveen op de gevels van de nieuw te realiseren woningen uit het oogpunt wel berekend.

Uit het onderzoek blijkt dat voor de onderhavige woningen vanwege de N233 niet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder kan worden voldaan. De geluidsbelasting is hoger dan de te maximaal te ontheffen waarde. De woningen worden daarom aan de wegzijde uitgevoerd met een permanent geluiddichte gevel. In de planregels is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Op permanent geluiddichte gevels is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Voor de overige geveldelen is voor geen van de waarneempunten een geluidsbelasting berekend die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Ten gevolge van de Diepenveenheem (30 kilometer/uur weg) is een maximale geluidsbelasting berekend van de 46 dB. De berekende geluidsbelastingen zijn niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB die geldt voor gezoneerde wegen.

Voor de nieuwe woningen dient voldaan te worden aan het gemeentelijk geluidsbeleid. Naast de maximale binnenwaarde van 33 dB dient iedere woning ook een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte te hebben. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidsbeleid.

Voor de bestaande woningen is in de situatie waarbij de wal wordt vervangen door woningen een maximale geluidsbelasting berekend ten gevolge van de N233 van 53 dB. De exacte uitwerking van de aansluitende afscherming tussen die woningen en de wal dient nog plaats te vinden. Voorwaarde daarbij is dat voor de achterliggende bestaande woningen wordt voldaan aan de eerder vastgestelde hogere grenswaarden van 53 dB. Daarmee is de geluidsbelasting niet hoger dan de in het verleden vastgestelde ontheffingswaarde van 53 dB voor de deze woningen. Met de beoogde geluidswalwoningen in combinatie met de aaneengesloten geluidsafscherming wordt voldaan aan de eerder vastgestelde hogere grenswaarden.

4.6 Natuurbescherming

Kader

De Wet natuurbescherming (Wnb) heeft vanaf 1 januari 2017 de Flora- en faunawet, Boswet en Natuurbeschermingswet 1998 vervangen en is het sluitstuk van de decentralisatie van het natuurbeleid van het Rijk naar de provincies, onder andere vastgelegd in het Bestuursakkoord Natuur (2011) en het Natuurpact (2013). Hiertoe maakt de Wnb onderscheid in het beschermen van gebieden (hoofdstuk 2), dier- en plantensoorten (hoofdstuk 3) en houtopstanden (hoofdstuk 4).

De Wnb gaat in op de bescherming van natuurgebieden van Europees belang die behoren tot het zogenoemde Natura-2000-netwerk. In feite verandert er niet veel ten opzichte van de Natuurbeschermingswet 1998. Natura 2000-gebieden zijn belangrijke delen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en dragen veel bij aan het bereiken van een goede biologische diversiteit.

De provincies zijn vanaf 1 januari 2017 verantwoordelijk voor het beleidsveld natuur en krijgen te maken met extra taken, bevoegdheden en verplichtingen, waarbij het nieuwe stelsel de Europese regelgeving als uitgangspunt neemt. De provincies hebben de opdracht om de Wnb nader uit te werken in een provinciale Natuurvisie die de strategische hoofdlijnen van het natuurbeleid moet weerspiegelen.

Op 16 augustus 2007 is door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Flora- en faunawet ontheffing verleend voor de gewone dwergvleermuis en de steenuil, alsmede de bittervoorn3. De ontheffing is uitgebreid op 22 januari 2008. Onder deze ontheffing vallen de grote en de kleine modderkruiper4.

Aan deze ontheffingen liggen de volgende uitgevoerde onderzoeken ten grondslag:

  • Onderbouwing ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkeling Veenendaal-oost5;
  • Aanvullend veldonderzoek, ontheffingsaanvraag Veenendaal-oost6;
  • Bouwrijp maken woningbouwlocatie Veenendaal-oost, aanvulling bestaande ontheffing Flora- en faunawet7.

Voor het onderhavige uitwerkingsplan is geen ecologisch onderzoek uitgevoerd. De gronden zijn in gebruik als geluidwal. Daardoor zijn er geen beschermde soorten te verwachten.

4.7 Bodem

Door de gemeente Veenendaal is een historisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft bestaan uit het raadplegen van archieven, het verzamelen en samenvatten van eerder uitgevoerde onderzoeken, het bestuderen van historisch en huidig kaartmateriaal, alsmede luchtfoto-interpretatie.

Voor de deelgebieden "Buurtstede" en "Veenderij" is een zogenaamd sleuvenonderzoek uitgevoerd 8. Dit onderzoek is gericht op de mogelijke aanwezigheid van asbest in de puinverhardingen, slootdempingen of andere verdachte deellocaties. Bovendien is onderzocht in welke vorm de verontreiniging met asbest aanwezig is (hechtgebondenheid en type). Indien mogelijk worden uitspraken gedaan over de globale omvang van de verontreiniging met asbest.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is vervolgens een saneringsplan op hoofdlijnen opgesteld 9 voor de sanering van de eventueel ernstig verontreinigde bodem. In dit saneringsplan worden de sanerende maatregelen en de te volgen procedures beschreven die noodzakelijk zijn om de ernstige verontreinigingen, dan wel de gevolgen daarvan, tot een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Gelijktijdig met het opstellen van het raamsaneringsplan zijn een verkennend bodemonderzoek gedateerd 2 april 2007 en een waterbodemonderzoek van 30 maart 2007 uitgevoerd.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem(verontreiniging) geen belemmering is voor het bouwrijp maken en een gebruik overeenkomstig de bestemming. Ondanks de uitgevoerde onderzoeken is het mogelijk dat tijdens het bouwrijpmaken van het plangebied De Ontmoeting niet aangetoonde bodemverontreinigingen worden aangetroffen. Het raamsaneringsplan biedt dan uitkomst en voorkomt stagnatie tijdens de werkzaamheden.

4.8 Opkomsttijden Brandweer

Uit een door bureau Save in opdracht van de Brandweer uitgevoerd onderzoek zijn met behulp van een computerprogramma de opkomsttijden inzichtelijk gemaakt. Daaruit blijkt dat voor "Buurtstede", uitgaande van een rijsnelheid op de Brink van 30 km/uur, de opkomsttijden niet worden overschreden.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan Buurtstede is geconcludeerd dat de richtafstanden van bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied van dat bestemmingsplan niet tot het plangebied van dat bestemmingsplan reiken. Daarnaast is geconcludeerd dat het plangebied is aan te merken als 'gemengd gebied', gelet op de aanwezige hoofdinfrastructuur (Rondweg-oost) en de menging van functies (wonen en werken) in de gebieden rondom het plangebied.

In het buurtwinkelcentrum met de bestemming "Gemengd", ten noorden van het plangebied van het onderhavige uitwerkingsplan, is detailhandel toegestaan. Detailhandel behoort volgens de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering tot milieucategorie 1 en heeft in 'gemengd gebied' een richtafstand van 0 meter. Daarnaast zijn bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Hiervoor is de richtafstand in 'gemengd gebied' 10 meter. De woningen in het onderhavige plangebied worden op grotere afstand van de bestemmingsgrens van de bestemming "Gemengd" is groter dan 10 meter.

Ten zuiden van het plangebied staat het Energiehuis van Devo (duurzame energie Veenendaal-oost), een nutsvoorziening die gebruikt wordt voor de collectieve energievoorziening. Het Energiehuis heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf". Binnen die bestemming zijn nutsbedrijven toegestaan. In het uitwerkingsplan De Hoven, deelplan 2, dat op 27 oktober 2009 door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veenendaal is vastgesteld en de realisatie van het Energiehuis mogelijk maakt, wordt uitgebreid ingegaan op de milieuhygiënische inpassing van deze voorziening:

Omdat het DEVO-gebouw in het deelgebied De Ontmoeting dichter bij de daar geprojecteerde woningen is gesitueerd, is die situatie maatgevend voor de ontwikkeling van de installatie en de mitigerende maatregelen. De uitgangspunten voor het ontwerp richten zich dan ook op een zodanige beperking van de geluidsuitstraling dat normering van het Activiteitenbesluit niet wordt overschreden. De WKK krijgt een eigen geluidwerende omkasting en de rookgasafvoer en het ventilatiesysteem worden voorzien van geluiddempers. De geluidproductie van de complete centrale kan door deze voorzieningen worden vergeleken met de geluidproductie van een centrale volgens het referentieconcept (warmtepompen+ketels) welke in een woonomgeving past. Bovendien kunnen bouwkundig additionele voorzieningen worden getroffen om overlast in de wijk te voorkomen. De gevels worden bouwkundig uitgevoerd met een goede invoegdemping. Geluidberekeningen aan de bouwkundige constructie worden verricht ter controle van het bovenstaande. De WKK zal op werkdagen bij uitzondering worden ingezet buiten de daguren waarin het hoogtarief van toepassing is voor de teruglevering van elektriciteit (07.00 tot 23.00 uur), en in de weekeinden wordt de WKK ingezet gedurende daguren (07.00 tot 23.00 uur). Uiteraard behoudens bij calamiteiten.

Met betrekking tot de milieutechnische inpassing van de WKK (warmte-koude-koppeling) in Veenendaal-oost zijn gegevens aangeleverd door de WKK-leveranciers. De volgende aspecten zouden - naast het aspect geluid- een rol kunnen spelen:

  • geuroverlast,
  • rookgas-emissies,
  • trillingen,
  • esthetische aspecten.

Geuroverlast speelt geen rol, WKK wordt gestookt met aardgas, net als gewone cv-ketels. De rookgasemissies van de WKK voldoen aan de wettelijke richtlijnen conform BEES-B. Op het moment dat deze wettelijke richtlijnen worden aangescherpt zal de WKK hieraan dienen te voldoen.

De WKK zal worden opgesteld op trillingdempers, op een betonvloer met dilatatievoeg. Zo nodig kunnen verdere maatregelen worden getroffen. Vanuit de omgeving zijn alleen de schoorstenen van de WKK zichtbaar. De schoorsteenhoogte is nu gesteld op maximaal 16 meter boven maaiveld. Bij de uitwerking van het gebouw wordt bezien of de hoogte van de schoorstenen kan worden gereduceerd.

Op basis van voorgaande overwegingen kan worden aangenomen dat een goede milieuhygiënische inpassing van het complete energiehuis, inclusief de WKK in de woonomgeving gewaarborgd is.

Uit die toelichting van het uitwerkingsplan blijkt dat destijds al rekening is gehouden met de milieuhygiënische inpassing van het Energiehuis in relatie tot woningbouw in deelplan De Ontmoeting.

Conclusie

Uit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van woningen in het onderhavige plangebied.

4.10 Externe veiligheid

Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de om-geving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen.


Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelin-gen.


Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaard-bare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen.


Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een in-richting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.


In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastge-legd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.


Uit de risicoberekeningen van het vigerend bestemmingsplan blijkt dat Het groepsrisico van de N233 ligt tussen de 0,1 en de 1 maal de oriëntatiewaarde, maar neemt niet toe in de toekomsti-ge situatie. Gezien de hoge populatiedichtheid van het plangebied Buurtstede, is de verwachting dat de 10 extra woningen van deelplan 7 geen invloed hebben op de berekende hoogte van het groepsrisico. Tevens is het toxisch scenario voor de A12 niet meegenomen terwijl er, conform de beleidsregels externe veiligheid tracébesluiten, wel toxische stoffen over vervoerd worden. In afbeelding 5 is een verantwoording van het groepsrisico voor beide risicobronnen opgenomen.

Afbeelding 5: Verantwoording groepsrisico.

In de toelichting en in hoofdstuk 4 van Bijlage 7 (Externe veiligheid) bij dat bestemmingsplan Buurtstede is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Daarin wordt geconcludeerd dat voor zowel de A12 als de N233 een beperkte verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd moet worden. Hierbij dient in gegaan te worden op:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, en
- de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Mogelijkheden van de hulpverlening
De 'koude' BLEVE zelf is niet te bestrijden, omdat bij een calamiteit met alleen brandbare gassen de tankauto meteen expandeert. De secundaire branden zijn wel te bestrijden. De hulpverlening dient de mogelijkheid te hebben om het rampgebied snel en goed te kunnen betreden. Daarnaast dienen bluswatervoorzieningen goed beschikbaar te zijn. De gevolgen van een BLEVE van een tankauto met LPG zouden kunnen worden beperkt door het aanleggen van een aarden wal langs de N233 aan de zijde van het plangebied.

Bij een plasbrand kan de schade beperkt worden door het verminderen van het oppervlak van de plasbrand. Ook kan de schade beperkt worden door de verspreiding van brandbare vloeistof te beperken. De hulpverlening dient de mogelijkheid te hebben om het rampgebied goed te bereiken. De blusvoorzieningen dienen goed beschikbaar te zijn, daarnaast dienen de juiste blusvoorzieningen beschikbaar te zijn. Blussen met water is niet altijd de juiste optie. Daarnaast dienen vloeistofkerende voorzieningen beschikbaar te zijn.

Een ongeval op de A12 kan worden bestreden vanaf de N233. Er zijn in principe voldoende mogelijkheden om tweezijdig aan te rijden, waarbij de breedte van de tweebaansweg bij file een probleem kan vormen om snel ter plaatse te komen. De veiligheidsregio adviseert hiertoe het wegverkeersteken T43-L213 "Zwaailicht? Maak ruimte!" langs de N233 te laten plaatsen, daar waar de weg tweebaans is uitgevoerd.

Zelfredzaamheid
De mogelijkheden van de zelfredzaamheid hangen grotendeels af van het type scenario dat zich afspeelt en de ligging van de risicobronnen (A12, N233) ten opzichte van het plangebied. Binnen het plangebied kunnen zich voornamelijk drie typen scenario's voordoen, de BLEVE, de plasbrand en een wolkbrand met explosie. Bij secundaire branden dienen personen zich in veiligheid te brengen door het ontvluchten van het rampgebied. Dit kan door het stratenplan, waardoor het mogelijk is om weg van de A12, de N233 of het tankstation te vluchten. Vluchten tot buiten het invloedsgebied is de beste optie. De hulpverlening dient risicocommunicatie in te zetten ter bevordering van het juiste zelfreddende gedrag. Indien bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen personen betrokken zijn, dienen zij zich in veiligheid te brengen door zich van de bron af te wenden. Personen dienen minimaal 30 meter te vluchten, dat is buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen. De hulpverlening dient risicocommunicatie in te zetten ter bevordering van het juiste zelfreddende gedrag.

Het plan voorziet in voldoende vluchtwegen.  


Conclusie

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van 10 woningen in De Ontmoeting, deelplan 7.

4.11 M.e.r.-beoordeling

Ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan Veenendaal-oost in 2006 is de procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) gevolgd. Dit heeft in 2005 geresulteerd in een PlanMER. Vervolgens is in het kader van uitwerkingsplan 'Centrale groenzone Buurtstede' een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Op 14 juni 2016 heeft het bevoegd gezag het besluit genomen dat er geen belangrijk nadelige effecten te verwachten zijn die aanleiding geven een m.e.r.-procedure te doorlopen. Met het opstellen van het PlanMER in 2005 en het uitvoeren van de m.e.r.-beoordeling in 2016 is de m.e.r.-plicht voor het bestemmingsplan Veenendaal-oost 'uitgewerkt'. Voor later vast te stellen uitwerkings- en/of wijzigingsplannen en/of bestemmingsplannen hoeft dan geen m.e.r.-procedure meer te worden doorlopen. Om deze reden is voor voorliggend plan verder geen nadere invulling gegeven aan de m.e.r.. In het voorliggende hoofdstuk is vanuit het kader van goede ruimtelijke ordening nog wel aandacht besteed aan diverse milieuaspecten.

Hoofdstuk 5 Watertoets

5.1 Algemeen

In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Veenendaal-oost is ruimschoots aandacht besteed aan het wateraspect. In het navolgende wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen sindsdien die van belang zijn voor de ontwikkeling van De Ontmoeting.

5.2 De waterbeheerder van het gebied Veenendaal-oost

Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Vallei & Eem) is waterbeheerder in het plangebied. Het waterschap is verantwoordelijk voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Bij het ontwerp van de waterhuishouding van Veenendaal-oost en "Veenderij" heeft het waterschap verschillende aandachtspunten naar voren gebracht:

  • de ontwikkelingen mogen niet leiden tot verdroging in de omgeving waarbij vooral de relatie met natuurgebieden van belang is;
  • de ontwikkelingen mogen niet leiden tot een versnelde afvoer van water naar de omgeving. Dit is een algemeen uitgangspunt van het waterschap dat voor deze locatie bijzondere aandacht behoeft omdat de omgeving lage gebieden kent die gevoelig zijn voor wateroverlast;
  • hemelwater wordt in het gebied vastgehouden en hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd.

Waterbeheerprogramma Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma spreekt Waterschap Vallei en Veluwe de ambitie uit dat bij het inrichten van watersystemen, het ontwikkelen van nieuw stedelijk gebied, en het bouwen van woningen, bedrijfsgebouwen e.d. geen materialen meer worden gebruikt, die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. De gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen worden door het waterschap gestimuleerd.

5.3 Toekomstige situatie

Het plangebied Veenendaal-oost bevindt zich in het Binnenveld, tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. De woningbouw in Veenendaal-oost is gekoppeld aan de inrichting van de natuurontwikkelingszone "De Groene Grens", die de begrenzing vormt tussen de woningbouwlocatie en het landelijk gebied van het Binnenveld. Momenteel is de planvorming verder gevorderd dan ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan. Daarom zijn er enkele wijzigingen ten aanzien van het eerder vervaardigde waterhuishoudingsplan 10 opgesteld. In de oorspronkelijke opzet zou het water van het landelijke gebied en de rondweg langs het plangebied worden afgevoerd. Hiervoor zouden zowel langs de oost- als de westzijde watergangen worden aangelegd of worden gehandhaafd. Door het water van de omgeving via het plangebied af te voeren wordt echter een aantal praktische problemen opgelost. Dit heeft echter consequenties voor de waterhuishouding.

Met de bovengenoemde aanpassing hebben gemeente, Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost en het Waterschap gezamenlijk een oplossing aangedragen voor de waterhuishouding in de toekomstige wijk Veenendaal-oost. In het opgestelde rapport 11 zijn de effecten onderzocht van het instellen van waterpeilen die een koppeling met het bestaande (omliggende) watersysteem mogelijk maken.

5.3.1 Waterpeilen

In tegenstelling tot eerdere plannen is het naar huidige inzichten wenselijk het water uit de omgeving via Veenendaal-oost af te kunnen voeren. Om dit mogelijk te maken is een verlaging van de eerder voorgestelde waterpeilen nodig. Met deze aanpassingen wordt voorkomen dat lange duikers nodig zijn. Het waterpeil zal variëren van 5,5 meter boven NAP in het noorden (conform oorspronkelijk plan) tot 4,7 meter boven NAP in het zuiden. Het waterpeil is in het zuidelijk deel bijgesteld om grondwateroverlast bij bestaande bebouwing te voorkomen.

Effecten op het grondwater

Uit de berekeningen blijkt dat alleen in Veenendaal-oost sprake is van een geringe daling van de grondwaterstanden (ten opzichte van de huidige situatie). De verandering is minder dan 10 cm. In de nabij gelegen natuurgebieden De Hel en De Blauwe Hel zal geen sprake zijn van merkbare veranderingen van de grondwaterstroming of grondwaterstanden. De veranderingen van de waterhuishouding in Veenendaal-oost hebben daarom geen effecten op de natuurwaarden in deze gebieden. Ook treedt er in de omgeving van Veenendaal-oost (bijvoorbeeld Dragonder-oost) geen zettingschade of verdroging op door de voorgestelde waterpeilen.

Waterhuishouding

De maximale peilstijging in het plangebied is 27 cm in een T=10 situatie (peilvak NAP +4,8 m) en 30 cm in een T=100 situatie (peilvak NAP +4,7 m). Met deze peilstijgingen voldoet de waterhuishouding ruim aan de eisen ten aanzien van de peilstijgingen en de afvoer vanuit het gebied naar de omgeving. Ook wordt door de plannen het risico van wateroverlast in de omgeving niet verhoogd.

5.3.2 Waterkwaliteit

Door de veranderingen in de waterhuishouding wordt water aangevoerd van buiten het gebied met een andere waterkwaliteit. Hierdoor nemen de chlorideconcentraties en stikstofconcentraties binnen het gebied toe. De belasting van het watersysteem met voedingsstoffen (nutriënten) neemt toe. Door het water uit de omgeving min of meer gescheiden af te voeren worden de grotere waterpartijen geïsoleerd (alleen gevoed door neerslag en kwel), waardoor de invloed van het nutriëntrijke landbouwwater uit het achterliggende gebied beperkt zal zijn. Het scheiden van de waterstromen gebeurt door in één watergang ruimere duikers en stuwen aan te brengen. Bij het ontwerp van de waterhuishouding en natuurvriendelijke inrichting van circa 50 % van de oevers wordt zoveel mogelijk bijgedragen aan een gezond watersysteem en vormt het water een waardevol en aantrekkelijk element in de nieuwe woonwijk.

5.4 Overleg Waterbeheerder

In de vergadering van Dijkgraaf en Heemraden van 14 februari 2008 is het rapport "Herziening uitwerking waterhuishouding Veenendaal-oost" vastgesteld. Er is naar de mening van het bestuur in het rapport in het bijzonder rekening gehouden met de in het plangebied aanwezige grondwaterstanden en is voor een dusdanige opzet van het watersysteem gekozen dat de invloed van de verstedelijking op de natuurgebieden De Hel en De Blauwe Hel nihil is. Op basis hiervan stemt het bestuur in met de voorgestelde wijzigingen.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

6.1 Duurzaamheid gemeente Veenendaal

In de periode tot 2025 wil de gemeente Veenendaal grote stappen zetten met het integrale milieu- en duurzaamheidsbeleid met de volgende ambities:

  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een energieneutraal Veenendaal in 2035;
  • een gebiedsgericht milieubeleid (Omgevingsvisie);
  • werken aan een circulaire economie;
  • voorbereid zijn op klimaatverandering en Veenendaalse bewoners, bedrijven en organisaties zetten zich in voor een duurzame samenleving.

6.2 Milieukwaliteitsplan

Het Milieukwaliteitsplan bevat de hoofdzaken van het milieu- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente. De gemeente moet bij haar beslissingen rekening houden met de ambities uit dit plan. Dat zijn de vijf integrale ambities die hierboven staan beschreven, maar in het Milieukwaliteitsplan vind je ook doelstellingen per milieuthema.

6.3 Energieneutraal Veenendaal 2035

In 2035 woont heel Veenendaal duurzaam, dat is de ambitie van de gemeente Veenendaal. Dit betekent dat er in 2035 in Veenendaal net zoveel energie wordt opgewekt als wordt gebruikt. Om dan energieneutraal te zijn, moeten gemeente, inwoners en bedrijven gezamenlijk aan de slag. Veenendaal loopt daarbij voor op acties van de rijksoverheid om in 2050 aardgas niet meer in te zetten voor de verwarming van woningen.

In Veenendaal worden kansen gezien om een bijdrage te leveren aan:

  • verduurzaming woningen (Het streven is naar energieneutraliteit (EPC = 0 of beter: Nul Op de Meter);
  • integrale aanpak verduurzaming openbaar gebied (openbare verlichting, maar ook oplaadpunten voor voertuigen);
  • energietransitie (naar een gasloze wijk);
  • voorbereid op klimaatverandering (ontwikkelingen worden minimaal waterneutraal uitgevoerd, groen wordt strategisch ingezet voor hemelwaterafvoer en koeling in de stad).

Dit gebeurt niet vanzelf. De gemeenteraad heeft hiertoe in maart 2017 het programma Energieneutraal Veenendaal 2035 vastgesteld.

Duurzaam bouwen
De gemeente vindt het belangrijk dat bij nieuwe ontwikkelingen de volgende onderwerpen aan de orde komen bij het thema duurzaam bouwen:

  • toepassen van een prestatie-instrument voor duurzaam bouwen (GPR-Gebouw, gratis licentie wordt beschikbaar gesteld via gemeente). De gemeente streeft bij GPR-Gebouw naar een 7 of hoger op alle thema's;
  • mogelijkheden om het dak te benutten voor warmte-opslag, waterberging, het bufferen van fijn stof of energiewinning;
  • geen koper, lood of zink gebruiken voor de hemelwaterafvoer;
  • toepassen van duurzaam hout;
  • waar mogelijk rekening houden met oplaadmogelijkheden voor elektrische voertuigen;
  • Veenendaal streeft naar toepassing van beton met minimaal 50% hergebruikte grondstoffen.

6.4 Duurzaamheid in Veenendaal-oost

Al in 1999 is bij de start van Veenendaal-oost op het niveau van het structuurplan Duurzaam Veenendaal-oost de groen-, water- en verkeersstructuur geïntegreerd tot een duurzaam casco. In het voortraject van dit structuurplan zijn door middel van een Verkeersprestatie op locatie (VPL) verschillende modellen onderzocht en is het effect van de modellen op het energieverbruik bepaald.

Bij het ontwikkelen van de verkeersstructuur van Veenendaal-oost is uitgegaan van de afspraken en principes, zoals vastgelegd in het door het Rijk, IPO en VNG geïnitieerde convenant "Duurzaam Veilig".

Bij het opstellen van de MER Veenendaal-oost zijn de verschillende inrichtingsvarianten voor Veenendaal-oost getoetst op hun milieueffecten. Het Masterplan Veenendaal-oost 2006 is gebaseerd op het Meest Milieuvriendelijk Alternatief.

Zo is op basis van het uit 2001 daterende Waterstructuurplan Dragonder- en Veenendaal-oost gekozen voor een duurzaam watersysteem. De waterstructuur maakt integraal onderdeel uit van de wijk en van de naastgelegen natuurontwikkelingszone "De Groene Grens".

In de Nota van Uitgangspunten voor Veenendaal-oost is destijds opgenomen als randvoorwaarde dat de aanbevelingen uit het Nationale Pakket Duurzame Stedenbouw meegenomen moeten worden in het planproces. Veenendaal-oost zal duurzaam ontwikkeld worden in de brede zin van het woord. Naast Duurzaam Bouwen moet er sprake zijn van een duurzame waterhuishouding, duurzame energie, een fietsvriendelijke inrichting, duurzame GWW, voorlichting Duurzaam Wonen en controle en handhaving.

In het kader van het project "Nieuw Wonen" zijn verschillende mogelijkheden voor openbaar vervoer onderzocht waaronder het aansluiten van Veenendaal-oost op bestaande lijndiensten, het introduceren van een nieuwe lijn maar ook kleinschaliger opgezette vormen van openbaar vervoer met busjes die de wijk in kunnen. In de hoofdstructuur van Veenendaal-oost zijn alle onderzochte alternatieven mogelijk gemaakt.

Vanuit het Waterschap wordt speciale aandacht gevraagd voor het beperken van diffuse bronnen. Alle elementen in de openbare ruimte die de kwaliteit van het water negatief kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld verzinkte dakgoten, chemische onkruidbestrijding, etc.

Veenendaal-oost kent een verbeterd gescheiden stelsel. In Veenendaal-oost is het streven om 70% van de wijk zongericht te verkavelen. Veenendaal-oost is een waterrijke wijk. In principe hebben de watergangen in potentie een hoge ecologische waarde. Door de watergangen minimaal aan een zijde een ecologische oever te geven kunnen ecologische verbindingen vormgegeven worden die Veenendaal-oost verbinden met het omliggende gebied.

In 2007 heeft de gemeente Veenendaal samen met Quattro Energie B.V. (een combinatie van drie marktpartijen) het energiebedrijf DEVO B.V. opgericht. Duurzame Energievoorziening Veenendaal-oost B.V. (DEVO) is het lokale energiebedrijf, dat verantwoordelijk is voor de aanleg, de exploitatie en het beheer van de duurzame energievoorziening in "Buurtstede" en "Veenderij" (deelgebieden Veenendaal-oost). DEVO voorziet (op termijn) circa 2.250 woningen en gebouwen voor de voorzieningen van warmte en koeling via een collectief energiesysteem op basis van warmte-/koudeopslag en warmtekrachtkoppeling. De CO2-uitstoot wordt met dit duurzame energiesysteem met 60% verminderd. Hiermee draagt DEVO bij aan het duurzame karakter van de wijk Veenendaal-oost. Doel van DEVO is het realiseren van een goede energieambitie in Veenendaal-oost met een verhoogd wooncomfort tegen lagere energielasten voor bewoners. En bij een gunstig bedrijfsresultaat, het initiëren van nieuwe energiebesparings- of duurzame energieprojecten binnen Veenendaal.

Via een zogenoemd Startdocument Opstalontwikkeling dat is opgebouwd uit tekeningen en teksten en dat de programmatische, planmatige en financiële randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de opstallen in Veenendaal-oost bevat, worden de ontwikkelaars en in het verlengde hiervan hun architecten gevraagd zich maximaal in te spannen een zodanige kwaliteit van bebouwing en woonomgeving te realiseren dat een Veenendaal-oost ontstaat waar het in de brede zin van het woord prettig wonen en verblijven is.

Voor de woningen in "Veenendaal-oost" zal moeten worden voldaan aan de in het Bouwbesluit vastgelegde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Naar verwachting zal deze EPC per 1 januari 2021 overgaan in de BENG-norm (Bijna Energie Neutrale Gebouwen).

Naast deze wettelijke eis zal "Veenendaal-oost" in het kader van het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen niet op gas worden aangesloten.

Voorts wil OVO (op basis van het gemeentelijk klimaatbeleid en op grond van het betreffende besluit van de aandeelhouders van OVO) de ambitie van een aandeel van minimaal 20% duurzame energieopwekking vanuit de wijk blijven hanteren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen met het toepassen van zonnepanelen.

Tot slot ziet de gemeente graag dat ontwikkelaars de mogelijkheid van energieneutrale woningen - vooruitlopend op het van kracht worden van een EPC van 0,0 - al meenemen in het aanbod voor "Veenendaal-oost".

Voor de energieconcepten die in "Veenderij" worden gehanteerd, geldt dat deze concepten moeten leiden tot goed functionerende systemen met aan de eindgebruiker een prestatiezekerheids-/instandhoudingsgarantietermijn en in de woning een gezond leefklimaat. Daaraan gekoppeld geldt het uitgangspunt van goede voorlichting aan de eindgebruiker over de werking van het systeem en een goede informatieoverdracht tussen alle schakels in de keten vanaf het ontwerp tot en met de uitvoering van het systeem. Ontwikkelaars zijn gevraagd een informatiebijeenkomst te beleggen waarop aan kopers/huurders van opgeleverde woningen de werking van de energievoorziening wordt uitgelegd en instructies worden meegeven hoe het best met deze voorziening in de praktijk kan worden omgegaan.

Sinds Bouwbesluit 2012 bestaat de wettelijke plicht voor de aanvrager van de omgevingsvergunning om een berekening aan te leveren van de milieuprestatie van een gebouw. Het prestatie-instrument GPR-Gebouw wordt door de ontwikkelaar zelf toegepast en als verklaring overgedragen bij de omgevingsvergunningaanvraag. De ontwikkelaars dienen zich vast te leggen op een gangbare prestatiescore van tenminste 7.0.

De gemeente wenst vast te houden aan het terugdringen van de CO2-uitstoot, maar beraadt zich nog of het verbod van het opnemen van rookgasafvoeren in de woningen hiertoe de aangewezen weg is. Dit mede in licht van hoe elders in Veenendaal op nieuwbouwlocaties met dit verbod wordt omgegaan.

Het verbod van het toepassen van materialen als koper, lood en zink als deze materialen door uitloging in de hemelwaterafvoer kunnen komen, blijft gehandhaafd. Dit geldt ook voor het achterwege laten van het gebruik van niet-duurzame bouwmaterialen.

In het stedenbouwkundig plan en VO inrichtingsplan openbare ruimte van "Buurtstede" is met de uitgangspunten van "Nieuw Wonen" rekening gehouden. De gemeente vraagt de ontwikkelaars aan de hand van het regionale Stimuleringsprogramma Woonbewust informeren over de mogelijkheden om woningen comfortabel, veiliger en energiezuiniger te maken. Ook vraagt de gemeente aandacht voor alternatief opdrachtgeverschap, voor consumentgericht bouwen en voor bijzondere wooninitiatieven. De gemeente continueert bewonersparticipatie ten aanzien van de invulling van de nog per eiland aan te wijzen locaties voor speel- en ontmoetingsplekken.

IVN Veenendaal - Rhenen wordt met enige regelmaat gelegenheid geboden om de ontwikkeling van en aandacht voor natuur in de stad voor het voetlicht te brengen. Ook voor een duurzame groene inrichting van particuliere tuinen is aandacht.

Hoofdstuk 7 Financiële uitvoerbaarheid

Voor Veenendaal-oost is in 2003 een Samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en een aantal private partijen. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost als Publiek Private Samenwerking (PPS) die de grondexploitatie voert voor het plan. De grondexploitatie wordt jaarlijks geactualiseerd. Er is sprake van een financieel sluitende grondexploitatie.

Voor het onderhavige plan behoeft geen exploitatieplan als bedoeld in Afdeling 6.4. van de Wet ruimtelijke ordening te worden opgesteld omdat enerzijds het kostenverhaal via een anterieure overeenkomst in een PPS met diverse partijen is verzekerd. Anderzijds zijn alle gronden in het plangebied in eigendom van gemeente Veenendaal.

Verder zijn er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan. Voor de procedurele kosten geldt dat zij binnen de gemeentelijke begroting zijn, of kunnen worden, gedekt.

Conclusie
Op basis van genoemde argumenten is een exploitatieplan bij dit uitwerkingsplan niet nodig. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening is ten aanzien van dit uitwerkingsplan niet van toepassing en de economische uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan is niet in het geding.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpplan heeft vanaf donderdag 21 oktober 2021 tot en met woensdag 1 december 2021 ter inzage gelegen en gedurende deze termijn is geen zienswijze ingediend.

Hoofdstuk 9 Regels en analoge verbeelding

9.1 Algemeen

Het voorliggende uitwerkingsplan De Ontmoeting, deelplan 7 is een uitwerking van het bestemmingsplan Buurtstede dat is vastgesteld op 30 maart 2017.

Het uitwerkingsplan dient zich daarbij te voegen naar het in de bestemmingsplannen aangegeven bevoegdheden die door de gemeenteraad aan B&W zijn verleend.

9.2 Regels

De regels van het uitwerkingsplan De Ontmoeting, deelplan 7 zijn qua vormgeving deels ingegeven door de "Veenendaalse Standaard voor BestemmingsPlannen", die is afgeleid van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012), de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) en de Wro. Zoals hierboven aangegeven is het ook ingegeven door de regels van het bestemmingsplan Buurtstede. Gelet op uniformiteit binnen de gemeente Veenendaal is de systematiek tevens afgestemd op het bestemmingsplan Woongebieden 2018 en op het Parapluplan 2020.

In het uitwerkingsplan De Ontmoeting, deelplan 7 komen twee bestemmingen voor, te weten:

  • Wonen (artikel 3);
  • Leiding (artikel 4).

Bij de redactie van de regels zijn uitsluitend de voor het onderhavige plangebied relevante delen uit de gelijknamige bestemmingen uit het bestemmingsplan Buurtstede overgenomen.

De woningen hebben de bestemming "Wonen". In de planregels is bepaald dat rondom de patio op de erfgrenzen een tuinmuur of een pergola met bloembakken is toegestaan met een bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de begane grondlaag.

Door middel van een voorwaardelijke verplichting is geborgd dat een de woningen aan de zijde van de N233 een permanent geluiddichte (dove) gevel krijgen en dat daartussen een geluidwerend scherm wordt gebouwd met een minimale massa van 10 kg/m². Hiervoor is op de verbeelding een aanduiding aangegeven. In de gebruiksregels is vervolgens de instandhouding hiervan geborgd.

9.3 Analoge verbeelding

Het digitale plan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. Met de invoering van de Wro en de daaraan gekoppelde standaarden kent het plan een analoge en een digitale verbeelding. Het primaat ligt bij de digitale verbeelding. De analoge verbeelding is getekend op schaal 1:1000.