direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan 2022
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Parapluplan2022-oh01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

Met de vaststelling van het bestemmingsplan "Woongebieden 2018" is de actualisering van de bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Veenendaal grotendeels afgerond. Omdat het actualiseringsproces zich over een aantal jaren uitstrekte zijn de vastgestelde actualiseringsplannen niet geheel gelijk. Inzichten, beleid en wettelijke regelingen zijn dynamisch en wijzigen immers voortdurend. Een aantal aspecten die dringend een aangepaste en/of uniforme regeling behoefden, zijn met vastelling van het Parapluplan 2020 d.d. 25 juni 2020 geregeld. Dit ging om de onderwerpen bouwdiepte hoofdgebouw (Woongebieden 2018), bouwen en gebruik stedelijk gebied, specifieke gebruiksregels buitengebied, archeologie en parkeren.

Om praktische redenen is er voor gekozen om deze onderwerpen via een paraplu-bestemmingsplan te regelen. Met het paraplu-bestemmingsplan worden regelingen toegevoegd aan de vigerende plannen en wordt, voor zover reeds een regeling is opgenomen ten aanzien van één of meerdere onderwerpen, deze regeling vervangen.

Twee jaar na vaststelling blijkt namelijk dat de regels met betrekking tot archeologie onvoldoende duidelijk in het 'Parapluplan 2020' zijn opgenomen. Daarnaast is een klein gebrek in de parkeerregeling ontdekt. Met dit 'Parapluplan 2022' wordt de juridisch planologische regeling voor deze aspecten verduidelijkt cq. hersteld overeenkomtig het reeds geldende archeologie- en parkeerbeleid. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele praktische verbeteringen in het plan te verwerken. Het overzicht van aanpassingen ten opzichte van het Parapluplan 2020 is bijgevoegd.

Dit 'Paraplan 2022' vervangt zijn voorganger, het 'Parapluplan 2020', maar ook de 'Correctieve Herziening Woongebieden 2018'. De regels die in laatstgenoemd plan staan zijn ofwel verwerkt in het 'Parapluplan 2022' of niet meer relevant nu het bestemmingsplan 'Componistensingel naast 2' onherroepelijk is geworden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit paraplubestemmingsplan omvat de gehele gemeente Veenendaal. Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied weergegeven (groene stippellijn). In de bijlagen bij de regels zijn tabellen opgenomen met de plannen waarvoor de verschillende regelingen gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Parapluplan2022-oh01_0001.png"

Figuur 1 Begrenzing plangebied

1.3 Vigerend(e) plan(nen)

In de bijlagen bij de regels is per onderwerp aangegeven op welke ruimtelijke plannen dit onderwerp betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 TOELICHTING, BELEIDSKADERS EN UITVOERBAARHEID VAN DE WIJZIGINGEN

2.1 Wijzigingen t.o.v. Parapluplan 2020

Het Parapluplan 2020 is volledig overgenomen en kan met de inwerktreding van Parapluplan 2022 komen te vervallen. Hieronder zijn de doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van het Parapluplan 2020 opgesomd.

  • Begrip 'gemeentelijke parkeernorm' aangepast;
  • Begrip 'ondergronds bouwwerk' aangepast;
  • Wijze van meten 'lengte, breedte, diepte' toegevoegd;
  • Wijze van meten 'buitenwerks meten van maten' toegevoegd;
  • Onder 4.2.1 onder f 'van meer dan één bouwlaag' toegevoegd;
  • Alle archeologische dubbelbestemmingen zijn herschreven en verduidelijkt overeenkomstig het geldende beleid;
  • In 11.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren is het woord 'gebouwen' vervangen voor 'bouwwerken';
  • In 11.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren is tweemaal '(fiets)' ingevoegd;
  • In 11.2 Voorwaardelijke verplichting laden en lossen is het woord 'gebouwen' vervangen voor 'bouwwerken'.
  • De tabellen voor 'stedelijk gebied' en 'parkeren' zijn zodanig aangepast dat de relevante, geldende ruimtelijke plannen die niet in het Parapluplan 2020 waren meegenomen in de tabellen zijn opgenomen. De tabel 'archeologie' is verwijderd, omdat dit geldt voor alle ruimtelijke plannen in Veenendaal en verwezen wordt naar de verbeelding.
  • Op de verbeelding zijn ter plaatse van de plangebieden 'Prins Bernhardlaan 45', 'Hofje Zandstraat' en '1e Melmseweg fase 3' de archeologische waarden verwijderd.

Na de terinzagelegging van het ontwerp 'Parapluplan 2022' zijn nog de volgende ambtshalve wijzigingen in het plan verwerkt:

  • Aan de toelichting is toegevoegd dat dit 'Parapluplan 2022' de vervanger is van zowel het 'Parapluplan 2020' als de 'Correctieve Herziening Woongebieden 2018'.
  • Onder 4.3.1 onder f is 'achtergevel' vervangen voor 'achterkant van de kapconstructie'.
  • Bij de volgende artikelen is de tekst 'onder peil' weggehaald:
    • 1. artikel 6.3, onder b
    • 2. artikel 7.3, onder b
    • 3. artikel 8.3, onder b
    • 4. artikel 9.3, onder b

De overige regels zijn ongewijzigd. Ook de toelichting is grotendeels ongewijzigd gebleven en overgenomen van het Parapluplan 2020 met uitzondering van enkele toelichtingen op bovengenoemde wijzigingen.

2.2 Aanpassingen bouwdiepte hoofdgebouw en ondergronds bouwen - Woongebieden 2018

2.1.1 Hoofdgebouw

In dit parapluplan worden de regels met betrekking tot de bestaande bouwdiepte van een hoofdgebouw aangepast. Deze regels zijn enkel een herziening van de regels die betrekking hebben op de bouwdiepte van het hoofdgebouw in het bestemmingsplan 'Woongebieden 2018'. De 'bestaande bouwdiepte' wordt met deze wijziging gekoppeld aan het begrip 'oorspronkelijk hoofdgebouw', waarmee wordt bedoeld het hoofdgebouw dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

2.1.2 Ondergronds bouwen

In 'Woongebieden 2018' is in de algemene regels een artikel opgenomen over ondergronds bouwen waarin is bepaald dat ondergronds bouwen mogelijk is binnen het bouwvlak. Door een verandering in de systematiek van verbeelden, waarbij op de verbeelding vrijwel het hele perceel als bouwvlak wordt aangeduid, wordt onderkeldering van dit deel toegestaan. In het kader van klimaatadaptatie is dit niet wenselijk. Om deze reden is in het Parapluplan geregeld dat ondergronds bouwen enkel onder het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken wordt toegestaan.

In de nieuwe versie van het Parapluplan (2022) is tevens het begrip 'ondergronds bouwen' aangepast. In het Parapluplan 2020 was de definitie 'een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil'. Dit is gewijzigd in 'een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen beneden peil'.

2.2.1 Wijziging t.o.v. Parapluplan 2020

Ten opzichte van het Parapluplan 2020 zijn er voor wat betreft deze regels geen wijzigingen doorgevoerd, ook niet in de bijlage. In de plannen binnen de contouren van 'Woongebied 2018' die zijn vastgesteld na het Parapluplan 2020 zijn deze regels al opgenomen.

2.3 Bouwen en gebruik stedelijk gebied

Een deel van de bouw- en gebruiksregels wordt met de vaststelling van dit parapluplan aangepast. De bouwregels gelden daar waar de bestemming Wonen ligt. De gebruiksregels gelden daar waar de functie wonen binnen de verschillende bestemmingen is toegestaan. Bestemmingsplannen in het buitengebied zijn uitgesloten.

2.2.1 Begrippen

Met de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in 2010, is er een begripsomschrijving van het begrip bijbehorend bouwwerk gekomen. In het kader van uniformiteit hebben wij er vanaf dat moment voor gekozen deze systematiek toe te passen in onze ruimtelijke plannen. De oude begrippen die hiermee komen te vervallen, en bij inwerkingtreding van dit parapluplan onder het begrip bijbehorend bouwwerk vallen, zijn de begrippen: aanbouw, uitbouw en bijgebouw.

2.2.2 Bouwen

Er is voor gekozen om de uniforme regeling ten aanzien van bijbehorende bouwwerken, (voorheen bijgebouwenregeling) in lijn met de regels zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan "Woongebieden 2018", te formaliseren middels dit paraplubestemmingsplan. Voor deze wijziging is gekozen om de regeling te uniformeren en beter hanteerbaar en handhaafbaar te maken. Daarnaast zijn er op deze manier op zoveel mogelijk locaties in Veenendaal gelijke mogelijkheden wat betreft bijbehorende bouwwerken.

Er wordt één wijziging doorgevoerd ten opzichte van de bepaling in bestemmingsplan “Woongebieden 2018”, namelijk het toevoegen van een maximale bouwhoogte voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken, indien er geen aansluitende verdiepingsvloer aanwezig is. Door deze wijziging worden de regels ook van toepassing verklaard voor het bestemmingsplan “Woongebieden 2018”.

2.2.3 Gebruik

Naar aanleiding van een ingebracht beroep tegen het bestemmingsplan "Woongebieden 2018" dat betrekking had op een bestaand geval van een beroep of bedrijf aan huis heeft de Raad van State geoordeeld dat enkele voorwaarden met betrekking tot het kunnen uitoefenen van een bedrijf of beroep aan huis niet geschikt zijn om zonder nadere objectivering te worden opgenomen in de planregels. De betreffende regels zijn daarom vernietigd. Naar aanleiding van deze uitspraak is een correctieve herziening van het plan "Woongebieden 2018" vastgesteld, waarin de voorwaarden waaronder een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan, nader geobjectiveerd zijn. Vanwege de uniformiteit is het gewenst deze regels ook voor andere gebieden en wijken te doen gelden.

In het bestemmingsplan "Woongebieden 2018" is een regeling over kamerbewoning opgesteld. Deze verklaart kamerbewoning als strijdig met de functie wonen binnen de relevante bestemmingen. Via een afwijkingsbevoegdheid met een zogeheten dynamische verwijzing naar kamerbewoningsbeleid is het mogelijk kamerbewoning incidenteel toch toe te staan. Dit laatste uiteraard onder voorwaarden. Deze regeling is opgesteld nadat in de praktijk is gebleken dat op meerdere locaties in Veenendaal hinder wordt ondervonden van kamerbewoning. De oudere en voor een deel nog bestaande regelingen bleken volgens jurisprudentie ontoereikend om bij ongewenste situaties handhavend te kunnen optreden. Deze herziening beoogt om de desbetreffende regels van het bestemmingsplan "Woongebieden 2018" ook voor de daarin niet opgenomen woongebieden te doen gelden. Het huidige kamerbewoningsbeleid moet en zal nog worden geactualiseerd.

2.3.1 Wijziging t.o.v. Parapluplan 2020

Ten opzichte van het Parapluplan is de regeling als volgt gewijzigd:

  • Onder 4.2.1 onder f is 'van meer dan één bouwlaag' toegevoegd, omdat deze regeling alleen bedoeld is voor bijbehorende bouwwerken van meer dan één bouwlaag.
  • Onder 4.3.1 onder f is 'achtergevel' vervangen voor 'achterkant van de kapconstructie', ter verduidelijking van hoe de regeling bedoeld is.

Daarnaast is de bijlage aangevuld met de ruimtelijke plannen die nog niet in het Parapluplan 2020 waren opgenomen en waarbij reeds een soortgelijke regeling was opgenomen.

2.4 Specifieke gebruiksregels buitengebied

Bedrijf aan huis

In het buitengebied wordt de mogelijkheid toegevoegd voor een bedrijf aan huis tot maximaal 45 m2. Dit is een aanvulling op de al bestaande mogelijkheid van beroep aan huis. Het gaat hier uiteraard om kleinschalige activiteiten ondergeschikt aan de woonbestemming.

Kleinschalig recreatief verblijf

Om het recreatief gebruik van het buitengebied te stimuleren wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ook bij bestaande woningen in het buitengebied een kleinschalig recreatief verblijf te starten. Op dit moment is deze mogelijkheid alleen toegestaan bij agrarische bedrijven. Er blijkt echter ook behoefte bij een aantal woningen om deze voorziening te beginnen. In principe zijn bijgebouwen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m2. In een aantal gevallen bestaan de huidige woningen in het buitengebied uit voormalige agrarische bedrijven. Dit betekent dat er op sommige plekken meerdere bijgebouwen aanwezig zijn, die in het huidige bestemmingsplan Buitengebied positief zijn bestemd.

Kleinschalig recreatief verblijf past prima bij woningen in het buitengebied. Het is toegestaan in bestaande bebouwing tot een omvang van maximaal 75 m2.

Dit betekent dat bij woningen die maximaal 50 m2 aan bijgebouwen mogen hebben, maximaal 50 m2 is toegestaan. Er mag in deze gevallen niet worden bijgebouwd en ook vergunningvrije bouwwerken kunnen niet voor deze voorziening worden benut. Het maximaal aantal kamers bedraagt 3, om de kleinschaligheid te waarborgen. De voorziening mag door de bouwkundige opzet en indeling niet functioneren als een zelfstandige woning.

Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een aantal voorwaarden waaraan voldaan dient te worden voordat een kleinschalig recreatief verblijf gerealiseerd mag worden. Door het stellen van deze voorwaarden wordt voorkomen dat de realisatie negatieve effecten heeft op de bestaande leefomgeving.

2.4.1 Geen wijziging t.o.v. Parapluplan 2020

De regels met bijbehorende tabel zijn ongewijzigd. In de plannen binnen het buitengebied die zijn vastgesteld na het Parapluplan 2020 zijn deze regels al opgenomen.

2.5 Archeologie

De gemeente Veenendaal heeft in 2010 een archeologische verwachtingskaart evenals een maatregelenkaart (ook wel beleidskaart genoemd) laten opstellen. In de afgelopen 8 jaar zijn echter diverse archeologische onderzoeken binnen de gemeente uitgevoerd en zijn ook nieuwe bronnen beschikbaar die relevant zijn voor de archeologische verwachting. Door RAAP is daarom in de periode augustus - voorjaar 2018 de archeologische waarden- en verwachtingskaart van Veenendaal geactualiseerd. Op 11 december 2018 heeft het college van B&W van Veenendaal de geactualiseerde ontwerp-archeologische beleidskaart en bijbehorende archeologienota vastgesteld (zie bijlage 1). Daarna hebben beide documenten van 20 december t/m 31 januari voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Dit bestemmingsplan vormt het sluitstuk van de juridisch planologische vertaalslag van het geactualiseerde beleid en borgt de actuele archeologische verwachtingswaarden.

2.5.1 Europees beleid | Verdrag van Malta

Het verdrag van Malta is in 1992 door de Europese cultuurministers ondertekend. Het verdrag is opgesteld met als doel het Europees archeologische erfgoed te beschermen. Landen die het verdrag hebben ondertekend, zijn verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:

Behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het in de bodem ligt (in situ). Als behoud niet mogelijk is, moet de mogelijkheid er zijn om de archeologische waarden op te graven;

Het tijdig betrekken van het archeologisch erfgoed in het ruimtelijke ontwikkelingsproces. Hiertoe behoren het tijdig uitvoeren van onderzoek, het ontzien van archeologische vindplaatsen en het ontwerpen van archeologievriendelijke bouw- en funderingstechnieken;

De verstoorder betaalt. De noodzakelijke archeologische (voor)onderzoeken worden betaald door de initiatiefnemer van (bouw)werkzaamheden;

Gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in het proces van besluitvorming rond archeologisch erfgoed in hun ruimtelijke plannen en vergunningen.

2.5.2 Nationaal beleid | Erfgoedwet 2016

Het verdrag van Malta is op 1 september 2007 geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg. Als gevolg hiervan is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Ingevolge de gewijzigde Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel de te verwachten archeologische waarden. Bij een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologische monumentenzorg voor een aanlegactiviteit of een bouwactiviteit een omgevingsvergunning verplicht worden gesteld. In de wet is opgenomen dat de bepalingen voor activiteiten ten dienste van de omgevingsvergunning, afwijken van het bestemmingsplan of slopen van een bouwwerk niet van toepassing zijn op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m²

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden en vervangt daarmee de Monumentenwet 1988. In de Erfgoedwet worden zes wetten en regelingen gebundeld tot één wet op het gebied van cultureel erfgoed. Deze wet is niet gericht op de bescherming van vermoedelijk archeologische waarden, maar wel op de bescherming van monumenten, vindplaatsen en de vondsten. Uiteindelijk worden onderdelen die de fysieke leefomgeving betreffen, ondergebracht in de Omgevingswet (nog in ontwikkeling). Vanaf het moment van invoering van de Erfgoedwet tot het moment van invoering van de Omgevingswet zijn deze onderdelen ondergebracht in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet, de monumentenverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure. Deze wet heeft geen specifieke invloed in het bepalen van de archeologische verwachtingswaarden van de gronden binnen de gemeente.

2.5.3 Gemeentelijk beleid | Archeologienota Veenendaal 2018

Op 30 september 2010 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk beleid voor archeologie vastgesteld. Destijds is voor de onderbouwing van het beleid onderzoek gedaan naar cultuurhistorische kenmerken en archeologische waarden in Veenendaal. Dit onderzoek resulteerde in een aantal kaarten met daarop de archeologische waarden, verwachtingen en benodigde maatregelen weergegeven. Dit beleid is geborgd in de diverse ruimtelijke plannen. Inmiddels is het archeologisch beleid toe aan actualisatie. Zo hebben de eerder genoemde kaarten inmiddels een update gehad.

In het oude gemeentelijk archeologie beleid zijn een aantal categorieën onderscheiden, deze categorieën zijn:

Categorie 1: zeer hoge verwachting (rode aanduiding)

Categorie 2: hoge verwachting buitengebied (donker-oranje aanduiding)

Categorie 3: hoge verwachting bebouwd gebied (categorie 3a) [en middelhoge verwachting buitengebied (categorie 3b)] (licht-oranje aanduiding)

Categorie 4: middelhoge verwachting bebouwd gebied (gele aanduiding)

Categorie 5: lage verwachting (groene aanduiding)

Categorie 6: geen verwachting (grijze aanduiding)

In de afgelopen 8 jaar zijn diverse archeologische onderzoeken binnen de gemeente uitgevoerd en zijn er nieuwe bronnen beschikbaar die relevant zijn voor de archeologische verwachting. Daarom is de archeologische beleidskaart uit 2010 geactualiseerd en heeft er een verfijning plaatsgevonden van het verwachtingenmodel. Dit is gebaseerd op:

Nieuwe vindplaatsgegevens;

Gerapporteerde resultaten van uitgevoerd archeologisch onderzoek;

Een actualisatie van de historische nederzettingslocaties en de historische kern van Veenendaal;

Een nieuwe kartering van de landschappelijke opbouw;

Verwerking van aanvullende gegevens over bodemverstoring;

Niet eerder meegenomen verwachting t.a.v. WOII en waterbodems.

De herziene kaart verschilt op een aantal punten flink van de kaart uit 2010. In feite is het landschap opnieuw gekarteerd, gebruikmakend van gedetailleerde gegevens en recent beschikbaar gekomen bronnen (als het Actueel Hoogtebestand Nederland: AHN). Het resultaat is een wetenschappelijk beter herleidbaar en toetsbaar product.

Het gebied met een hoge verwachting rondom de “oude kern” is op basis van de gegevens over historische nederzettingslocaties ruimer dan op de bestaande verwachtingenkaart uit 2010. Ook zijn verspreid liggende oude woonplaatsen met attentiezone in beeld gebracht die verband houden met de stichting van Veenendaal en de daarop volgende veenontginning. Daarnaast zijn gegevens beschikbaar over de Tweede Wereldoorlog waarbij het gaat om kazematten, tankversperringen, loopgraven, wapenopstellingen etc. Voor wat betreft de overige verwachtingscategorieën zijn er kleine verschuivingen ten opzichte van de huidige kaart. Dit is het gevolg van de verfijning en de meer gedetailleerde gegevens.

Op basis van de in 2010 opgestelde beleidskaart en de geactualiseerde verwachtingskaart is in samenspraak tussen RAAP, de gemeente en de archeologisch adviseur van de gemeente besloten de volgende categorieën te onderscheiden:

AWV categorie 1: Gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting

Dit betreft de middeleeuwse kern van Veenendaal en historische (bewonings)locaties en locaties met militair erfgoed (uitgezonderd de anti-tankgracht). Streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld;

AWV categorie 2: Gebieden met een hoge archeologische verwachting

Naast gebieden waaraan op basis van de archelandschappelijke kartering een hoge verwachting is toegekend is aan deze categorie ook de zone met anti-tankgracht uit WOII toegekend. Streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 1.000 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 50 cm onder het maaiveld;

AWV categorie 3: Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting

Streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 5.000 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 50 cm onder het maaiveld;

AWV categorie 4: Gebieden met een lage archeologische verwachting

Archeologisch onderzoek is alleen nodig bij MER-plichtige projecten;

AWV categorie 5: Water met een archeologische relevantie

Streven naar behoud in huidige staat indien archeologische resten aanwezig zijn; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep in de waterbodem groter is dan 100 m²;

AWV categorie 6: Gebieden zonder archeologische verwachting

Er is geen archeologisch onderzoek nodig aangezien onderzoek reeds is uitgevoerd waarna het terrein is vrijgegeven, dan wel dat de ondergrond verstoord is tot onder het archeologisch relevante niveau;

Attentiegebied: Gebieden met een specifieke verwachting voor resten uit de Tweede Wereldoorlog

Aan deze gebieden is geen vrijstellingsbeleid gekoppeld. De gebieden worden dan ook omlijnd weergegeven op de beleidskaart, zodat het beleid van de onderliggende (landschappelijke) verwachting geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Parapluplan2022-oh01_0002.png"

Figuur 2 Archeologische beleidskaart 2018

2.5.4 Toepassing van het beleid in de praktijk
2.5.4.1 Algemeen

In gebieden met een archeologische verwachting krijgt de bescherming van archeologische waarden gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten. In dat kader kan van initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit het verleden veilig te stellen door middel van:

Technische aanpassingen, zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

Het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden te documenteren en veilig te stellen;

De activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

2.5.4.2 Archeologische onderzoeksplicht

Als op grond van een dubbelbestemming het noodzakelijk is om archeologisch onderzoek te doen naar de gevolgen van bepaalde bodemingrepen dan is het mogelijk om dat onderzoek stap voor stap uit te voeren. Deze stapsgewijze benadering maakt het in principe mogelijk om na elke stap de conclusie te trekken dat verder onderzoek wel of niet nodig is.

De AMZ-procedure (AMZ staat voor Archeologische monumentenzorg) is het stapsgewijze proces van informatie-inwinning, afweging en besluitvorming over archeologische waarden bij ruimtelijke ingrepen en nieuwe ontwikkelingsprojecten. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten, waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving).

Het proces dat binnen de gemeente moet leiden tot de vraag of er binnen een aangewezen archeologische zone een omgevingsvergunning kan worden verleend (voor het bouwen/slopen/gebruiken/uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), is onder te verdelen in een aantal stappen:

Stap 1: bureauonderzoek, waarbij de bekende archeologische waarden, landschappelijke gegevens worden geïnventariseerd en vertaald naar een verwachtingsmodel.

Stap 2: inventariserend veldonderzoek (niet gravend), waarbij het in stap 1 vermelde verwachtingsmodel in het veld wordt getoetst middels prospectieve technieken (boren, geofysica, remote sensing). Doel is: 1) het onderzoeken van de mate van intactheid van het bodemprofiel; 2) het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren; en 3) eventueel begrenzen van vindplaatsen.

Stap 3: inventariserend veldonderzoek (gravend), waarbij conform een goedgekeurd PvE door middel van proefsleuven veldgegevens worden verzameld over aanwezigheid van spoor- en vondstlagen. Doel is het waarderen van vindplaatsen, ter voorbereiding van de selectie (afvoeren, begeleiden, opgraven of in situ behouden).

Stap 4: behoud in situ (fysiek beschermen of inpassen in ruimtelijke plannen), opgraven of begeleiden. Bij opgraven worden alle sporen en vondsten van de vindplaats binnen het plangebied gedocumenteerd op tekening, foto en lijsten. Bij behoud in situ wordt de vindplaats niet verstoord, maar middels passende maatregelen (fysieke en planologische) voor de toekomstige generaties in de bodem behouden. Bij archeologische begeleiding blijft het onderzoek beperkt tot het documenteren en bergen van archeologische gegevens die tijdens de realisatie van een bodemingreep aan het licht komen. Ook voor deze processtap is een goedgekeurd PvE vereist.

Het AMZ-proces is dus een vorm van trechtering, waarbij begonnen wordt met betrekkelijk eenvoudige onderzoeksmethoden en de meer complexe en kostbare werkzaamheden pas later in het proces alleen worden toegepast op vindplaatsen die deze investeringen waard zijn. Na elke stap besluit het bevoegd gezag (in de meeste gevallen de gemeente) - op advies van een deskundige en conform de KNA - of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is (= selectiebesluit). Zo wordt via een proportionele inzet van middelen gekomen tot een afweging van het archeologische belang in het kader van de ruimtelijke ordening. Het verdient aanbeveling dat het bevoegd gezag zich bij de te nemen selectiebesluiten baseert op basis van een vastgesteld archeologiebeleid en bijbehorend instrumentarium (kaarten; bestemmingsplannen). Dit mag worden opgevat als een vorm van goed bestuur.

2.5.5 Wijziging t.o.v. Parapluplan 2020

De archeologische regeling zoals bedoeld in het actuele beleid uit 2018 was in het Parapluplan 2020 niet duidelijk verwerkt en zorgde in de praktijk voor misverstanden, omdat de regeling ook zo kon worden uitgelegd dat archeologisch onderzoek moest worden uitgevoerd, terwijl dit volgens het beleid en de toelichting van het bestemmingsplan niet noodzakelijk was. Hierdoor werden initiatiefnemers onnodig op kosten gejaagd. Om die reden is de regeling herschreven en daardoor verduidelijkt, zodat deze overeenkomt met het in actuele archeologiebeleid. De regeling wordt van toepassing verklaard op alle geldende ruimtelijke plannen in Veenendaal.

Ook is de verbeelding aangepast door de archeologische waarden ter plaatse van de plangebieden 'Prins Bernhardlaan 45', 'Hofje Zandstraat' en '1e Melmseweg fase 3' te verwijderen. De archeologische waarden zijn in deze bestemmingsplannen ook niet opgenomen, omdat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de waarden niet overeenkomen met de werkelijkheid. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting van de betreffende bestemmingsplannen.

Na de terinzagelegging van het ontwerpplan zijn amtbshalve nog de volgende artikelen gewijzigd door de tekst 'onder peil' weg te halen:

    • 1. artikel 6.3, onder b
    • 2. artikel 7.3, onder b
    • 3. artikel 8.3, onder b
    • 4. artikel 9.3, onder b

Dit overeenkomstig de regeling uit het 'Parapluplan 2020' om te zorgen dat dezelfde vrijstellingsdiepte geldt als voorheen.

2.6 Parkeren

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden, waardoor de Woningwet is gewijzigd. Deze wijziging heeft ervoor gezorgd dat vanaf 1 juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften, waaronder voor parkeren en laden en lossen, uit de Bouwverordening zijn komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze voorschriften geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De gemeente Veenendaal heeft tot voor enkele jaren geleden in bestemmingsplannen bewust geen regeling met betrekking tot parkeren en laden en lossen opgenomen omdat dit in de bouwverordening al was geregeld. In recentere bestemmingsplannen is wel een parkeerartikel opgenomen, waarin via een zogenoemde voorwaardelijk verplichting wordt verzekerd dat omgevingsvergunning slechts worden verleend als aan de actuele parkeernomering wordt voldaan. Het is gewenst om deze regeling gemeente dekkend te maken en te hebben. Het doel van dit bestemmingsplan is om een uniforme regeling vast te stellen die dynamisch verwijst naar het parkeerbeleid. Hiermee kan de gemeente bij nieuwbouwplannen of functieveranderingen plannen toetsen aan het op dat moment geldende parkeerbeleid.

2.6.1 Parkeerbeleid 2008/2012

De parkeervisie was voorheen uitgewerkt in een tweetal parkeernotities. Één voor het Centrum van Veenendaal en één voor de overige gebieden:

1. "Notitie Parkeernormen 2008", vastgesteld d.d. 3 juli 2008;

2. "Parkeernormennota Veenendaal Centrum", vastgesteld d.d. 25 april 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Parapluplan2022-oh01_0003.png"

Figuur 3 Toepassingsbereik notities parkeernormen Veenendaal

Om de doelstellingen uit de parkeervisie te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

"Notitie Parkeernormen", vastgesteld d.d. 3 juli 2008

1. Elke initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling is verantwoordelijk voor het realiseren van z’n eigen parkeeroplossing.

2. Een nieuw bouwinitiatief mag geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;

3. Het toepassen van de parkeernormen moeten een positieve invloed hebben op de bereikbaarheid en de economische ontwikkeling van Veenendaal;

4. Er wordt gestreefd naar een goede balans tussen het aanbod van parkeerplaatsen versus de leefbaarheid en de kwaliteit (functie, gebruik, beeld) van de openbare ruimte;

5. Indien de voorgeschreven parkeernorm niet realiseerbaar is, wordt er naar alternatieve mogelijkheden gezocht om het parkeren op te lossen.

"Parkeernormennotitie Veenendaal Centrum"

1. Bij elk initiatief van een ruimtelijke ontwikkeling wordt de normatieve parkeerbehoefte bepaald op basis van de in deze notitie genoemde parkeernormen.

2. Een zorgvuldige afweging van de parkeerbehoefte is van groot belang om overdimensionering van het parkeerareaal en dus onnodig ruimtegebruik te voorkomen. Hierin worden zowel bestaande voorzieningen in het private- als publieke domein betrokken.

3. De actuele parkeersituatie en de mogelijkheid tot dubbelgebruik van parkeerplaatsen spelen een belangrijke rol om tot een parkeernorm te komen.

4. Wanneer er na het aangetoonde gebruik van private en bestaande publieke ruimte er nog een deel van de normatieve parkeerbehoefte resteert dan moet de initiatiefnemer deze oplossen binnen de grenzen van zijn ontwikkelingslocatie.

5. Indien er een normatieve parkeerbehoefte resteert die niet binnen de ontwikkellocatie kan worden gerealiseerd, wordt er naar alternatieve mogelijkheden gezocht om het parkeren op te lossen.

2.6.2 Notitie Parkeernormen Veenendaal 2020

In de paragrafen hiervoor is kort de inhoud van de notitie- en nota Parkeernormen van 2008/2012 beschreven. Op 26 november 2020 is de Notitie Parkeernormen Veenendaal 2020 (zie bijlage 2) vastgesteld, waardoor eerdergenoemde nota/notitie is komen te vervallen.

Hierdoor is eenduidig parkeernormenbeleid ontstaan dat rekening houdt met de vele verschllende ambitites van Veenendaal, zoals het energieneutraal zijn in 2035, mobiliteit te verduurzamen, een groene en klimaatadaptieve stad te zijn en om te groeien en bloeien. In de nieuwe notitie zijn bovendien normen voor fietsparkeren opgenomen, hetgeen in de vorige notities ontbrak. De nieuwe notitie sluit beter aan bij de ontwikkelingen en trends in de huidige samenleving.

2.6.3 Eventuele rechtsopvolger(s) parkeernotitie

Het is mogelijk dat binnen de looptijd van deze parapluherziening de parkeernormennotitie opnieuw wordt geactualiseerd. In dat geval geldt de nieuwe notitie parkeernormen en dient hier ook aan getoetst te worden of aan diens rechtsopvolger(s).

Met deze parapluherziening wordt de huidige Notititie parkeernormen en diens rechtsopvolger(s) in de geldende bestemmingsplannen ingepast.

2.6.4 Wijziging t.o.v. Parapluplan 2020

Ten opzichte van het Paruplan 2020 is in de voorwaardelijke verplichting parkeren het woord 'gebouwen' vervangen voor 'bouwwerken'. Dit om te voorkomen dat erfafscheidingen of poorten e.d. kunnen worden geplaatst om een parkeerplaats af te schermen op eigen terrein, zonder dat hierbij moet worden getoetst aan het parkeerbeleid. Daarnaast is tweemaal '(fiets)' toegevoegd, om te benadrukken dat de regeling niet alleen autoparkeren betreft, maar ook fietsparkeren.

De regeling wordt van toepassing verklaard op de plannen die in de bijbehorende bijlage zijn genoemd. Ten opzichte van het Parapluplan 2020 zijn alle daarna vastgestelde ruimtelijke plannen toegevoegd, met uitzondering van de plannen waar een eigen regeling geldt ('Industrielaan 2-8', 'Industrielaan 10' en '1e Melmseweg fase 3B').

Hoofdstuk 3 RANDVOORWAARDEN

3.1 Toets aan milieu- en omgevingsaspecten

Met een bestemmingsplanherziening dient normaliter getoetst te worden aan diverse randvoorwaarden, zoals ecologie, cultuurhistorie, archeologie, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuzonering, externe veiligheid, verkeer en parkeren, de ladder voor duurzame verstedelijking en water. De regelingen in dit Parapluplan hebben echter slechts betrekking op geactualiseerd beleid (parkeren en archeologie) en op reparaties van delen uit onderliggende plannen (bouwdiepte hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en kamerverhuur).

Met de regels met betrekking tot parkeren en archeologie wordt geactualiseerd beleid juridisch vastgelegd in dit Parapluplan. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regels omtrent parkeren en archeologie. Met deze regels worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De genoemde randvoorwaarden zijn dan ook niet in het geding en een toets kan achterwege blijven.

Met de reparaties van delen uit onderliggende plannen, worden tevens geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met het aanpassen van de regeling met betrekking tot de bouwdiepte van het hoofdgebouw in bestemmingsplan “Woongebieden 2018”, wordt de bestaande regeling aangescherpt. De regels omtrent bijbehorende bouwwerken zijn opgesteld om uniformiteit te verkrijgen in de gehele gemeente, zodat er voor elke situatie een gelijkwaardige situatie ontstaat. Binnen de reeds toegestane functies wordt per saldo een gelijkwaardige situatie of meer ruimte voor realisatie, uitbreiding of gebruik van bijbehorende bouwwerken mogelijk gemaakt. Voor de uitbreiding van de bouwmogelijkheden van bijbehorende bouwwerken zijn echter vooraf geen onderzoek noodzakelijk in het kader van de genoemde randvoorwaarden, omdat er geen herontwikkelingsmogelijkheden worden gefaciliteerd.

De regels voor een beroep en bedrijf betreffen een nadere objectivering van de bestaande regelgeving. Met deze regels worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. De gebruiksmogelijkheden met betrekking tot kamerverhuur worden juist beperkt, of middels een afwijkingsbevoegdheid (met daaraan hangende voorwaarden) toegestaan. De regels voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als recreatief verblijf betreffen tevens een afwijkingsbevoegdheid waar nadere voorwaarden aangeboden zijn. Ook voor de aangepaste gebruiksmogelijkheden is dan ook geen nader onderzoek naar de genoemde randvoorwaarden benodigd.

Hoofdstuk 4 JURIDISCHE PLANOPZET

4.1 Planmethodiek

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

Zoals reeds eerder gesteld is de verbeelding gerelateerd aan de regels (en vice versa) en heeft tevens de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Verder kunnen er binnen een bestemming verklaringen zijn aangegeven. Deze hebben juridisch gezien geen enkele betekenis en zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter geen rechtsreeks burgers bindende werking.

4.2 De indeling van de planregels

Het gemeentelijk beleid is vertaald in de planregels. Het deelplan bevat normatieve regels, die bindend zijn voor zowel de overheid als de burger. Daarbij is geprobeerd een flexibel stelsel van regels te ontwikkelen zonder daarbij tekort te doen aan eisen van rechtszekerheid. Gekozen is daarom om het aantal bestemmingen op de verbeelding te beperken tot datgene wat noodzakelijk wordt geacht.

Het is voor beide partijen van groot belang, dat de verbeelding en de planregels duidelijke informatie verschaffen. Door het aantal bestemmingen met een minimum te beperken wordt de leesbaarheid en duidelijkheid van zowel de verbeelding als de planregels vergroot. Een leesbaar en duidelijk plan zorgt bovendien voor een plan dat handhaafbaar is.

De regels zijn verdeeld over vier onderdelen:

1. Inleidende regels, in hoofdstuk 1. Daarin worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden, bij de toepassing van de regels, hier beschreven.

2. Bestemmingsregels, in hoofdstuk 2. Hier zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent dezelfde opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels.

3. Algemene regels, in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. In dit geval gaat het om algemene gebruiksregels.

4. Overgangs- en slotregels, in hoofdstuk 4. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

4.2.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Dit hoofdstuk bevat alle regels die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren:

  • begrippen: bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg behoeven;
  • wijze van meten: bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.

4.2.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

Hierin zijn de verschillende bestemmingsregels per aspect beschreven. Per aspect is ook de toepasselijkheid in de regels beschreven.

Aanpassingen regels woongebieden 2018 – hoofdgebouw

Met dit artikel wordt geregeld dat de bestaande bouwdiepte van hoofdgebouwen binnen de woonbestemming in bestemmingsplan “Woongebieden 2018” de bouwdiepte van het oorspronkelijke hoofdgebouw betreft.

Regels bouwen en gebruik stedelijk gebied

In deze bestemming wordt een uniforme regeling voor bijbehorende bouwwerken, erkers en luifels, beroep en bedrijf aan huis en kamerbewoning opgenomen. Deze regels zijn van toepassing op alle bestemmingen waarin de functie wonen is toegestaan binnen de bebouwde kom van Veenendaal.

Specifieke gebruiksregels buitengebied

In de specifieke regels voor het buitengebied worden tevens de uniforme regels voor beroep en bedrijf aan huis voor het hele buitengebied waar de bestemming Wonen geldt van toepassing verklaard. Daar wordt aan toegevoegd dat middels een afwijkingsbevoegdheid een bijbehorend bouwwerk als recreatief verblijf kan worden aangeboden.

Regels parkeren en laden & lossen

Met deze regels wordt geborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeerruimte en ruimte voor laden en lossen aanwezig is.

Regels archeologische waarden

Op en in de gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Van dit verbod kan worden afgeweken, mits het gaat om:

vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut of;

een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte minder dan (zie tabel hieronder per afzonderlijke waarde) en waarbij niet dieper dan (zie diepte per afzonderlijke waarde in tabel hieronder) wordt gegraven en geen heiwerkzaamheden plaatsvinden.

Archeologische waarde   Oppervlakte minder dan   Diepte niet dieper dan  
Zeer hoog   100 m²   30 cm  
Hoog   1.000 m²   50 cm  
Middelhoog   5.000 m²   50 cm  
Water-gerelateerd   100 m²   0 cm  

De gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders, onder bepaalde omstandigheden, bevoegd zijn om het plan aan te kunnen passen. Dit betreft het veranderen van de maatvoering óf het verschuiven, vergroten, verkleinen, verwijderen of toevoegen van een bestemmingsvlak.

4.2.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels wordt een artikel over ondergronds bouwen toegevoegd, die regelt dat ondergronds bouwen enkel onder het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan.

Overige regels

In de overige regels zijn de regels met betrekking tot parkeren, laden en lossen opgenomen. Er dienen voldoende parkeerplaatsen en indien van toepassing dient er voldoende laad- en losruimte gerealiseerd te worden bij te realiseren bouwwerken, waarbij het meest recente parkeerbeleid van de gemeente Veenendaal als uitgangspunt dient. Gemotiveerd kan hier van worden afgeweken.

4.2.4 Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatie plan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. In dit paraplubestemmingsplan wordt echter geen bouwplan mogelijk gemaakt als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening jo artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.

Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch regelen van verschillende aspecten binnen diverse ruimtelijke plannen binnen de gemeente Veenendaal. Aan dit plan zijn, behoudens de kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden voor de gemeente. Ook voorziet dit plan niet in een bouwplan, waardoor er geen exploitatieplan verplichting is.

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 6 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

6.1 Voorontwerp

Het voorliggende bestemmingsplan betreft geen nieuw beleid of nieuwe ontwikkeling maar is slechts een vertaling van het geactualiseerde archeologiebeleid, de vastgestelde notitie parkeernormering, geactualiseerde bijgebouwenregeling en specifieke gebruiksregel omtrent kamerverhuur. Er is daarom voor gekozen om het paraplubestemmingsplan direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.

6.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De belangen van het waterschap, de provincie en het rijk zijn echter niet in het geding. Dit parapluplan voorziet uitsluitend in een juridische regeling voor de eerder beschreven aspecten. Daarom heeft met deze instanties geen vooroverleg plaatsgevonden.

6.3 Ontwerp ter inzage legging

De formele bestemmingsplanprocedure start met de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerp 'Parpaluplan 2022' heeft, na publicatie op 16 november 2022, gedurende zes weken ter inzage gelegen tot 28 december 2022.

Een ieder is tijdens deze periode in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Binnen de hiervoor bedoelde termijn zijn er vier zienswijzen ingediend. In bijgevoegde commentaarnota zijn deze zienswijzen samengevat en is een reactie vanuit de gemeente bijgevoegd. Ook zijn de zienswijzen, geanonimiseerd, bijgevoegd. De zienswijzen geven geen aanleiding het plan te wijzigen.

Ambtshalve zijn enkele kleine tekstuele wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan gedaan. In artikel 2.1 van de toelichting zijn deze wijzigingen opgesomd.