direct naar inhoud van Regels
Plan: Gelders Benedeneind tussen 5 en 6a
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.GldBeneind5en6a-oh01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Gelders Benedeneind tussen 5 en 6a met identificatienummer NL.IMRO.0345.GldBeneind5en6a-oh01 van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Gelders Benedeneind tussen 5 en 6a, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0345.GldBeneind5en6a-ow01 daarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN-06-2013;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf aan huis:

het door één of meer van de bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 bedrijfsgebouwen:

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.9 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.13 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.14 boogkas:

een transparante afdekking van gewassen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, geen bouwwerk zijnde;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 grondgebonden agrarisch bedrijf:

het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;

1.26 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn gebruik, karakter, constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.29 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.30 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.31 onderlaag:

de onderste laag van een woongebouw, voor tenminste 1,5 m hoogte gelegen boven het peil, waarin uitsluitend zijn ondergebracht niet voor bewoning bestemde ruimten, ten dienste van de bewoners van de bovengelegen woningen;

1.32 openbare ruimte:

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water;

1.33 perceelsgrens:

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.34 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.35 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel);

1.36 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.37 vrijstaande woning:

een niet-aaneengebouwde woning;

1.38 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Staatsblad 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.39 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden;

1.40 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991 (Staatsblad 439) tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.12 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 het peil:

voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
a. de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuin;
  • c. erf;
  • d. beroep aan huis.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen;
  • c. de dakhelling van de woning mag niet minder dan 30 o en niet meer dan 52o bedragen;
  • d. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven;
  • e. voor het bouwen aan hoofdgebouwen voor de voorgevelrooilijn gelden, in afwijking van het bepaalde onder a, de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Hoofdgebouwen   Eis  
maximale overschrijding voorgevelrooilijn door een erker, gevelornament, balkon of luifel als percentage van de breedte van de voorgevel   60%  
maximale overschrijding voorgevelrooilijn door een erker, gevelornament, balkon of luifel gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw   1 meter  
maximale bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van een erker   3,2 meter  

3.2.2 Aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de gronden met de aanduiding “erf” en binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van de aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen en overkappingen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen en overkappingen   Eis  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf ten behoeve van bijgebouwen (per perceel)   50%, met een maximum van 50 m2  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf ten behoeve van aan- of uitbouwen (per perceel)   50%  
maximale bouwhoogte aan- of uitbouw en overkappingen   3,2 meter  
maximale goothoogte aan- of uitbouw, alsmede bijgebouw en overkappingen   3,2 meter  
maximale diepte aan- of uitbouw buiten het bouwvlak   3 meter  
maximale bouwhoogte bijgebouw   4,5 meter  

3.2.3 Hoofdgebouwen in relatie tot aan- of uitbouwen

Het bouwen van aan- of uitbouwen, als bedoeld in 8.2.2, mag niet tot gevolg hebben dat de inhoud van een hoofdgebouw (woning), als bedoeld in 8.2.1, meer bedraagt dan 600 m3.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van deze bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw buiten het erf   Eis  
maximale hoogte erfafscheiding   1 meter  
Bouwwerken, geen gebouw binnen het erf    
maximale hoogte erfafscheiding   2 meter  
maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 meter  

3.2.5 Entree ondergrondse garage

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - entree garage" mag in afwijking van het bepaalde in 16.2 een entree worden gerealiseerd voor een ondergrondse garage.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Beroep aan huis

De in 8.1 onder d bedoelde beroepen aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

3.3.2 Vrijstaande bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

3.3.3 Detailhandel- en seksinrichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting

De woning mag niet in gebruik worden genomen indien de maatregelen en inrichting uit het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing van de toelichting, niet gerealiseerd is.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking van de gebruiksregels met betrekking tot een bedrijf aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het toestaan van een bedrijf aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het bedrijf aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. het bedrijf dien qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn.

3.4.2 Afwijking van de gebruiksregels met betrekking tot mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.3.2 teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • d. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande situatie

Indien de bestaande afstand, goothoogte, bouwhoogte en/of oppervlakte meer/minder bedraagt/bedragen dan in deze regels staat aangegeven, dan geldt de bestaande afstand, goothoogte, bouwhoogte of oppervlakte.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de regels van het plan ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

6.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 13.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het in 9.2, onder a. aangegeven aantal woningen met ten hoogste 10%;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

8.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 Vergroten inhoud

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Gelders Benedeneind tussen 5 en 6a

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. 25 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan Gelders Benedeneind tussen 5 en 6a, no2014.00052