direct naar inhoud van Regels
Plan: Boveneind - Pampagras
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BoveneindPampagras-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Boveneind - Pampagras met identificatienummer NL.IMRO.0345.BoveneindPampagras-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.6 additionele voorzieningen

voorzieningen die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend.

1.9 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf aan huis

het door bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.14 bedrijfsgebouwen

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen.

1.16 beroep aan huis

het door bewoners beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, reclame-, advocaten-, makelaars-, notaris-, werkbemiddelings-, reis-, advies- en ingenieursbureaus, kappers, medische praktijken en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie.

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en op het perceel naar aard en omvang het belangrijkst is.

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen drank- en etenswaren, en het bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of zaalaccommodatie.

1.34 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.35 infrastructuur

voorzieningen ten behoeve van verkeer en waterhuishouding zoals stuwen, bruggen, tunnels, duikers, aanlegsteigers, vlonders, kadewanden, keermuren, lichtmasten, beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties en afvalcontainers, alsmede parkeervoorzieningen, en een geluidbeperkende voorziening.

1.36 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, levensbeschouwing, openbare , en sociaal-culturele activiteiten, alsmede politieke-, belangen- en ideële organisaties, verenigingen, en hobbyclubs.

1.37 niet zelfstandig kantoor

een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte niet meer dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt.

1.38 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.39 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.40 ondergeschikte horeca

horeca die ten dienste staat van een bepaalde functie en die in aard, omvang, exploitatie en openingstijden daar ondergeschikt aan is, zoals een (bedrijfs)kantine.

1.41 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.42 opgraving

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.43 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.

1.44 perceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.45 perceelgrens

de grens van een perceel.

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.47 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.

1.48 showroom

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen.

1.49 voorgevel

de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, erkers en luifels niet meegerekend.

1.50 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarop de voorgevel(s) van een woning is/zijn geplaatst.

1.51 waarde-acheologie 1

gronden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart.

1.52 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting van maximaal 1 huishouden.

1.53 zelfstandige woning

een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.

1.54 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.55 zorgwoningen

woningen die gekoppeld zijn aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 het buitenwerks meten van maten

voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen.

2.14 het peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met milieucategorie 2 zoals die nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten), inclusief ondergeschikte horeca;
  • b. dienstverlening;
  • c. een aan de bedrijfsvoering gerelateerde showroom, niet ten behoeve van detailhandel;
  • d. activiteiten ten behoeve van een niet zelfstandig kantoor tot ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 2.000 m²;
  • e. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - fietsenwinkel' is een fietsenwinkel toegestaan;
  • h. additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 3.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 14.1 ten behoeve van parkeren.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 meter bedragen;
  • b. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan de beleidsregels voor reclame die zijn neergelegd in de "Welstandsnota 2017", vastgesteld op 21 december 2017 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor detailhandel met uitzondering van de in artikel 3.1 toegestane vormen van detailhandel;

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van:

  • a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de Lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een categorie zoals bedoeld in artikel 3.1;
  • b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in artikel 3.1, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Met dien verstande dat bij de beoordeling de volgende componenten ten behoeve van bedrijven en milieuzonering dienen te worden betrokken:

  • a. geluid;
  • b. geur;
  • c. stof;
  • d. gevaar;
  • e. lucht- en bodemverontreiniging;
  • f. bedrijfstijden van het bedrijf;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in 'Wonen' conform artikel 7, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit ter plaatse is of wordt beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. de maximale bouwhoogte mag 19 m bedragen;
  • c. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid conform de beleidsregels voor parkeren die zijn neergelegd in de "Notitie Parkeernormen", vastgesteld in juli 2008 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien de beleidsregels voor parkeren gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
  • e. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting op de gevels van woningen voldoet aan de Wet geluidhinder;
  • f. nader onderzoek heeft aangetoond dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen negatieve effecten optreden op beschermde soorten en gebieden.
  • g. uit milieuoogpunt en andere omgevingsaspecten geen bezwaren bestaan voor realisering van de woning(en);
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, inclusief aan de voorziening gerelateerde ondergeschikte horeca;
  • b. zorginstellingen;
  • c. (on)zelfstandige woningen;
  • d. zorgwoningen;
  • e. in afwijking van 4.1 onder c en d zijn ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend zorgwoningen toegestaan.
  • f. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' een kinderdagverblijf;
  • i. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 4.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 14.1 ten behoeve van parkeren.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van balkons en/of trappenhuizen behorende bij het hoofdgebouw, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag respectievelijk 3,3 meter en 5 meter bedragen;
4.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevel, de achtergevel en de zijgevel maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan de beleidsregels voor reclame die zijn neergelegd in de "Welstandsnota 2017", vastgesteld op 21 december 2017 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen conform artikel 7, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte mag niet worden verhoogd ten opzichte van de ter plaatse geldende aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • b. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het aantal behoudens de ter plaatse geldende aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. het type woning mag niet worden veranderd ten opzichte van het type (of meerdere types) zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • e. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting op de gevels van woningen voldoet aan de Wet geluidhinder;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid conform de beleidsregels voor parkeren die zijn neergelegd in de "Notitie Parkeernormen", vastgesteld in juli 2008 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien de beleidsregels voor parkeren gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • g. uit milieuoogpunt en andere omgevingsaspecten geen bezwaren bestaan voor realisering van de woning(en);
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • h. beeldende kunst;
  • i. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
5.2.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van paden gelden de volgende regels:

  • a. de paden mogen worden gebruikt ten behoeve van voetpaden;
  • b. de paden mogen incidenteel worden gebruikt ten behoeve van noodhulp door hulpdiensten.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wegverkeer;
  • b. infrastructuur;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. (speel)pleinen;
  • g. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 6.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 14.1 ten behoeve van parkeren

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag maximaal 4 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  • e. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan de beleidsregels voor reclame die zijn neergelegd in de "Welstandsnota 2017", vastgesteld op 21 december 2017 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in aaneengebouwde, twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen wooneenheden;
  • b. een beroep aan huis of bedrijf aan huis met inachtneming van artikel 7.3;
  • c. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" tevens voor een parkeergarage;
  • f. additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 7.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 14.1 ten behoeve van parkeren;
  • b. het bebouwingspercentage van het totaal aan hoofd- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven maximum bebouwingspercentage.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van balkons en/of noodtrappenhuizen behorende bij het hoofdgebouw, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • c. het type woning welke mag worden gebouwd betreft uitsluitend het type (of meerdere types) zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het aantal behoudens de ter plaatse geldende aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 2,5 meter, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte is aangegeven'.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden, met uitzondering van artikel 7.2.4, de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bouwperceel kleiner dan of gelijk aan 200 m² : 25% van dat bouwperceel;
    • 2. in geval van een bouwperceel groter dan 200 m² : 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 200 m² , tot een maximum van in totaal 120 m²;
  • c. de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt 1 meter;
  • d. de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag respectievelijk 3,3 meter en 5 meter bedragen;
  • e. voor de aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 0,3 meter boven de aansluitende verdiepingsvloer;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, geldt voor een bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3,3 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 80% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw met een maximum van 7,5 meter;
    • 3. indien sprake is van een hogere bouwhoogte dan 3,3 meter, de achtergevel van het bijbehorende bouwwerk tot maximaal 1 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw mag zijn gesitueerd;
    • 4. de dakhelling dient gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw.
7.2.4 Erkers en luifels

Voor het bouwen van erkers en luifels aan woningen gelden de volgende regels:

  • a. erkers en luifels mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 0,3 meter boven de aansluitende verdiepingsvloer;
  • c. de maximum breedte van erkers en/of luifels bedraagt 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de maximum diepte bedraagt 1 meter;
  • e. de minimale afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt 2 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevel, de achtergevel en de zijgevel maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de maatvoering van reclame-uitingen ten behoeve van een beroep aan huis of bedrijf aan huis dient te voldoen aan de beleidsregels voor reclame die zijn neergelegd in de "Welstandsnota 2017", vastgesteld op 21 december 2017 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • 1. meer dan 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het bouwperceel ten behoeve van deze activiteit wordt gebruikt;
  • 2. als gevolg van de activiteit afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • 4. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
  • 5. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het beroep aan huis of bedrijf aan huis of niet voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de aanwezigheid van het beroep aan huis of bedrijf aan huis op te vangen;
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Toestaan van kamerbewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4 onder b voor het bewonen van een woning door meerdere huishoudens ten behoeve van kamerbewoning, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan het beleid voor kamerverhuur zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1', aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden als bedoeld in 8.1 en het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 8 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mogen uitsluitend gebouwen en overige bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 8.1 omschreven doeleinden.

8.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 8.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen, mits:

  • a. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 100 m², en;
  • b. de benodigde bodemingrepen niet dieper gaan dan 0,30 m onder het maaiveld.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 8.2.1 voor gebouwen en overige bouwwerken ten dienste van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen mits uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

8.4.1 Verbindende voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een afwijking via omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4 de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod

Behoudens het bepaalde in 8.5.2 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in 8.1 de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.30 m onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels, leidingen en rioleringen;
  • b. het aanbrengen en het verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het slopen van bouwwerken en van werken, geen bouwwerken zijnde
8.5.2 Uitzonderingen

Het in 8.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

De bepaling in 8.5 op grond waarvan géén omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van 100 m2 of minder geldt niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden deze bepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

8.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 8.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
  • 1. dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zekergesteld;
  • 2. dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • 3. dat de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro het plan zodanig te wijzigen dat:

  • a. het bestemmingsvlak naar ligging wordt verschoven;
  • b. het bestemmingsvlak naar omvang wordt vergroot of verkleind;
  • c. het bestemmingsvlak van de verbeelding wordt verwijderd; en/of
  • d. aan (een deel van) het bestemmingsvlak een andere archeologische verwachtingswaarde wordt toegekend;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die tevens buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van een bouwwerk voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • b. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • c. de regels van het plan ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
12.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 12.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden indien:

  • a. voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen van bewoners en bezoekers wordt gerealiseerd conform de beleidsregels voor parkeren die zijn neergleged in de "Notitie Parkeernormen" vastgesteld in juli 2008 door de raad van de gemeente Veenendaal. Indien de beleidsregels voor parkeren gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. of er op een andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Boveneind - Pampagras.

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. 16 december 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan Boveneind - Pampagras.

Mij bekend,

de griffier.