Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lindewijck
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0345.BPLindewijck-oh01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Lindewijck met identificatienummer NL.IMRO.0345.BPLindewijck-oh01
van de gemeente Veenendaal.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 achtergevel
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
 
1.6 additionele voorzieningen
voorzieningen die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of
functie.
 
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
1.8 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van
het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
1.9 bedrijf aan huis
het door bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie,
kan worden uitgeoefend.
 
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen.
 
1.11 beroep aan huis
het door bewoners beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door
zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de
woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander
bouwwerk met een dak.
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
 
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond
en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwperceelgrens
grens van een bouwperceel.
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden.
 
1.22 bouwwerk geen gebouw zijnde
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals
administratie-, reclame-, advocaten-, makelaars-, notaris-, werkbemiddelings-, reis-, advies- en
ingenieursbureaus, kappers, medische praktijken en voorzieningen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie.
 
1.25 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw.
 
1.26 galerij
gang die buiten langs of door een gebouw loopt
 
1.27 geluidsluwe gevel
Gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan
de voorkeurswaard voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen. Per weg geldt een
voorkeurswaarde van 48 dB en per spoorweg een voorkeurswaarde van 55 dB.
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.29 gezondheids- en welzijnszorg
geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen, apotheken, verpleeg- en
verzorgingshuizen, medische, tandheelkundige en paramedische praktijken, alsmede dag- en
nachtopvang voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, ouderen, kinderen en jongeren.
 
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
bestemming van een perceel en op het perceel naar aard en omvang het belangrijkst is.
 
1.31 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen drank- en etenswaren, en het
bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of zaalaccommodatie.
 
1.32 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
 
1.33 infrastructuur
voorzieningen ten behoeve van verkeer en waterhuishouding zoals stuwen, bruggen, tunnels,
duikers, aanlegsteigers, vlonders, kadewanden, keermuren, lichtmasten, beeldende kunst,
openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, verkeersborden, verkeersgeleiders,
verkeersregelinstallaties en afvalcontainers, alsmede parkeervoorzieningen, en een
geluidbeperkende voorziening.
 
1.34 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, levensbeschouwing,
openbare dienstverlening, en sociaal-culturele activiteiten, alsmede politieke-, belangen- en
ideële organisaties, verenigingen, en hobbyclubs.
 
1.35 niet zelfstandig kantoor
een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte
niet meer dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt.
 
1.36 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water,
elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te
stellen voorzieningen.
 
1.37 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.38 ondergeschikte horeca
horeca die ten dienste staat van een bepaalde functie en die in aard, omvang, exploitatie en
openingstijden daar ondergeschikt aan is, zoals een (bedrijfs)kantine.
 
1.39 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of
caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
 
1.40 openbare dienstverlening
dienstverlening ten behoeve van openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een
politiebureau, een gemeentehuis, schouwburg, gerechtsgebouwen, brandweerkazernes,
bibliotheken, penitentiaire inrichtingen, uitvaartcentra, crematoria, en begraafplaatsen.
 
1.41 overkapping
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter
overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.
 
1.42 perceel
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
horende bebouwing is toegelaten.
 
1.43 perceelgrens
de grens van een perceel.
 
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding
 
1.45 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt
in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.
 
1.46 voorgevel
de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, erkers en luifels niet meegerekend.
 
1.47 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn waarop de voorgevel(s) van een woning is/zijn geplaatst.
 
1.48 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting in een zelfstandige woning van
maximaal 1 huishouden.
 
1.49 zelfstandige woning
een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.
 
1.50 zijgevel
een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.
 
1.51 zorgwoningen
woningen die gekoppeld zijn aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een
geïndiceerde zorgbehoefte.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afmetingen, diepte en breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal
gemeten.
 
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het
bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;
 
2.3 de afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
liftschachten, balustrades en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande
scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de
binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
 
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.8 de hoogte van een bouwlaag
de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.
 
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van
scheidingsmuren).
 
2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
 
2.13 het buitenwerks meten van maten
voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard
tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij dakgoten, dakoverstekken,
regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen.
 
2.14 het peil
  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. hondenuitlaatvoorzieningen;
  7. beeldende kunst;
  8. voetpaden;
  9. additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.
 
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen mag respectievelijk 3,3 meter en 5 meter bedragen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,50 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen;
  4. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw hebben een maximum oppervlakte van 12 m2 per balkon en een maximale bouwdiepte van 2 meter per balkon.
3.3 specifieke gebruiksregels
  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor fietspaden, parkeerplaatsen, wegen en wegverbredingen, tenzij het bestaande voorzieningen betreffen.
  2. Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het kader van een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van:
  1. het gebruik voor fietspaden;
  2. het gebruik voor parkeerplaatsen;
  3. het gebruik voor wegen indien sprake is van een reconstructie van aangrenzende wegen;
Voor het verlenen van deze omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:
  1. de herinrichting mag geen onevenredig inbreuk maken op de aanwezige hoofdgroenstructuur;
  2. de herinrichting dient te voldoen aan de beleidsregels voor groencompensatie zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen ten behoeve van wegverkeer;
  2. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  3. infrastructuur;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. standplaatsen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. (speel)pleinen;
  8. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  9. additionele voorzieningen;
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 4.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 13.1 ten behoeve van parkeren.
 
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van een ondergrondse fietsparkeerkelder van maximaal 1.000 m² die buiten een bouwvlak gerealiseerd mag worden;
  2. gebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,50 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag maximaal 4 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  5. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen;
  7. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw hebben een maximum oppervlakte van 12 m2 per balkon en een maximale bouwdiepte van 2 meter per balkon.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.
 
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in gestapelde wooneenheden, met dien verstande dat:
    1. ten minste 30% van de woningen een sociale woning is;
    2. ten minste 20% van de woningen een sociale huurwoning is.
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’ tevens voor zorgwoningen;
  3. balkons en dakterrassen ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  4. een beroep aan huis of bedrijf aan huis met inachtneming van artikel 5.3;
  5. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. additionele voorzieningen;
  8. voorzieningen ten behoeve van gesloten koude- en warmteopslagsyste(e)m(en), waarbij geen energie-uitwisseling plaatsvindt met bodem of grondwater;
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – galerij’ een galerij ten behoeve van het voor wonen bestemde hoofdgebouw;
  10. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – berging’ een berging;
  11. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – tuindak’ is parkeren op maaiveld toegestaan, op het bovengelegen dak zijn terrassen/tuinen toegestaan.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 5.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikel 13.1 ten behoeve van de parkeernom.
 
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van balkons en/of trappenhuizen behorende bij het hoofdgebouw;
  2. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar dit aantal als maximum geldt;
  3. gebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerk
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – berging’ mogen bergingen worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    2. De gezamenlijke oppervlakte van de bergingen bedraagt niet meer dan 80 m²;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – tuindak’, mag uitsluitend een tuindak worden gebouwd onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nutsvoorziening’ een nutsvoorziening mag worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    2. de oppervlakte van de nutsvoorziening niet meer dan 35 m² bedraagt;
5.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend ten behoeve van het tuindak, de balkons en dakterrassen toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. erf- en terreinafscheidingen dienen als veiligheidsfunctie;
    2. de bouwhoogte mag maximaal 1,50 meter bedragen.
  2. de maatvoering van reclame-uitingen ten behoeve van een beroep aan huis of bedrijf aan huis dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  3. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw hebben een maximum oppervlakte van 12 m2 per balkon en een maximale bouwdiepte van 2 meter per balkon;
  4. bouwwerken ten behoeve van voorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 onder h zijn uitsluitend ondergronds toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Beroep of bedrijf aan huis
Beroep aan huis of bedrijf aan huis is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Niet meer dan 30% met een maximum van 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het bouwperceel ten behoeve van deze activiteit wordt gebruikt;
  2. De activiteiten mogen niet vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  3. Bij de uitoefening van de activiteiten moet worden voldaan aan het geldende parkeernormenbeleid, in die zin dat voldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van bewoning als het beroep aan huis of bedrijf aan huis of dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte
5.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
  1. bewoning of het aanbieden van recreatief verblijf in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  2. het bewonen van een woning door meer dan 1 zelfstandig huishouden waaronder kamerbewoning;
  3. detailhandel, niet zijnde internetverkoop zonder afhaal- of uitstalfunctie.
5.3.3. Geluidluwe gevel en buitenruimte
Voor de woningen gelden de volgende regels:
  1. elke woning beschikt over ten minste één gevel waar de geluidsbelasting niet hoger is dan 48 dB, zijnde de in de Wet geluidhinder genoemde ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg;
  2. indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is ten minste één buitenruimte gelegen aan de geluidsluwe zijde waar de geluidsbelasting niet hoger is dan 48 dB, zijnde de in de Wet geluidhinder genoemde ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg;
  3. voor de woningen waar een hogere waarde besluit over is genomen moet aangetoond worden dat er sprake zal zijn van een goed binnenklimaat.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.4.1 Toestaan van kamerbewoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.3, lid 2 onder b voor het bewonen van een woning door meerdere huishoudens ten behoeve van kamerbewoning, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan het beleid voor kamerverhuur zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.
 
5.4.2 Toestaan lager percentage sociale woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a voor het toestaan van een lager percentage sociale woningen, mits op grond van een ondertekende overeenkomst kan worden aangetoond dat de sociale woningen elders in Veenendaal gerealiseerd worden.
 
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsleiding
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
 
6.1.1 Rangorderegeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in 6.1 en het bepaalde in de regels 3 tot en met 5 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Algemeen
Op en in de gronden als bedoeld in 6.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend overige bouwwerken worden opgericht met een maximum bouwhoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat de hoogspanningsmasten maximaal 45 meter hoog mogen zijn.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, mits:
  1. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen en dit advies de bebouwing niet in de weg staat.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Behoudens het bepaalde in 6.4.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op of in de gronden als bedoeld in 6.1:
  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
6.4.1 Uitzonderingen
Het in 6.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
6.4.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in 6.4, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen en dit advies de uitvoering van het werk of de werkzaamheid niet in de weg staat.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan onder het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van een fietsenkelder van maximaal 1.000 m² in de bestemming Verkeer.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:
  1. het gebruik van een bouwwerk voor een seksinrichting;
  2. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
 
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden aangeduid ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
 
10.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 10.1.1:
  1. het maken en/of het buitengebruik stellen van boorputten;
  2. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;
  4. het realiseren van funderingswerken, zoals het aanbrengen van palen in de grond.
10.1.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het in 10.1.2 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  2. werken en werkzaamheden op een diepte van minder dan 30 meter onder het maaiveld;
  3. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
10.1.4 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 10.1.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van het grondwater ontstaat of kan ontstaan.
 
10.2 Veiligheidszone - leiding hoogspanningsverbinding
 
10.2.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding hoogspanningsverbinding' is het, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, verboden nieuwe kwetsbare functies (bijvoorbeeld woningen, scholen creches en kinderopvang) welke voorzien in een regelmatig en langdurig verblijf van personen op te richten.
 
10.2.2 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 10.2.1, indien uit onderzoek blijkt dat de afstand van woningen, scholen, crèches en kinderopvang tot de hoogspanningsverbinding kan worden verkleind, Bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met de meest actuele wet- en regelgeving en overheidsbeleid met betrekking tot de invloed van hoogspanningsverbindingen op kwetsbare functies.
 
10.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding hoogspanningsverbinding' op onderdelen wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de leiding blijvend buiten werking is gesteld;
  2. de aanduiding wijzigt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de intensiteit van de magneetveldzone blijvend is gewijzigd.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Maatvoering
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  2. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  3. de regels van het plan ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
11.2 Geen onevenredige afbreuk
 
De in 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Algemeen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:
  1. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
 
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:
  1. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
  2. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  3. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
13.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
 
Burgemeesters en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, onder voorwaarde dat:
  1. er een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan ligt;
  2. na ingebruikneming van het hoofdgebouw, overeenkomstig het bepaalde in Artikel 3, het plangebied binnen 12 maanden ingericht dient te worden conform het door de gemeente goedgekeurde inrichtingsplan.
  3. Het onder a bedoelde inrichtingsplan dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.
13.3 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform artikel 13.1 en artikel 13.2
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Vergroten inhoud
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10%.
 
14.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 
14.2 Overgangsrecht gebruik
 
14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
14.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
14.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
14.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Lindewijck
 
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal
 
d.d. PM tot vaststelling van het bestemmingsplan Lindewijck
 
Mij bekend,
 
de griffier.