direct naar inhoud van 4.9 Archeologie
Plan: 'Het Noorderwerk'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01

4.9 Archeologie

4.9.1 Beleid en regelgeving

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen, zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W.

Gemeentelijk beleid
In de bestemmingsplanregels is conform de herziene Monumentenwet 1988 een regeling voor de omgang met verwachte archeologische waarden opgenomen. Daarbij is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappleijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Op basis van de gemeente archeologische maatregelen-/beleidskaart zijn de planregels proportioneel afgestemd op de omvang van de ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen. In archeologische gebieden kan initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindtplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit het verleden veilig te stellen door middel van:

  • Technische aanpassingen, zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden te documenteren en veilig te stellen;
  • deactiviteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01_0017.png"

Bovenstaande (uitsnede) maatregelenkaart is een resultante van een uitgebreid archeologisch vooronderzoek, waarmee grote delen van het plangebied zijn gevrijwaard van onderzoeksverplichtingen. Verdergaand onderzoek is in de ogen van de gemeente voor rekening van de eigenaar, daar die ook het profijt van een investering heeft. De gemeente is zich bewust van de (extra) kosten, maar is van mening dat dit slechts in enkele gevallen daadwerkelijk tot uitgebreider archeologisch onderzoek zal leiden.
Nogmaals wordt opgemerkt dat een normaal beheer en onderhoud uitgezonderd is van vergunningplicht. Ditzelfde geldt voor gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.