direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: 'Het Noorderwerk'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie 2005-2015

Het provinciaal ruimtelijk beleid dat voor Veenendaal van toepassing is, is verankerd in de Structuurvisie 2005-2015. Deze structuurvisie betreft feitelijk het Streekplan Utrecht 2005-2015, maar ingevolge de Invoeringswet ruimtelijke ordening wordt het Streekplan nu aangemerkt als structuurvisie.

Belangrijke hoofdlijnen zijn onder andere:

  • Voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in stedelijk als in landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • Water vormt een ordenend principe. Bij ruimtelijke afwegingen vormt water het vertrekpunt (kwantitatief en kwalitatief);
  • De beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur en (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij de keuzes van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • Gestreefd wordt naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen
    In het streekplan 2005-2015 geeft de provincie Utrecht inzicht in de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie op de middellange termijn (tot 2015). De provincie zet in op beheerste groei en zorgvuldig ruimtegebruik. Rond steden en dorpen zijn daarom rode contouren gelegd. Het plangebied ligt binnen de rode contour van Veenendaal.

Om de contrastwerking tussen stad en land waar mogelijk te versterken wordt in de structuurvisie aangegeven dat nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed benut moeten worden. Daarnaast is de provinciale ambitie nadrukkelijk gericht op stedelijke vernieuwing en kwaliteitsvergroting in het bestaand stedelijk gebied.
Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. De verstedelijkingsambities moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. Efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte speelt hierbij een belangrijke rol. Het bovengenoemde is van toepassing op het plangebied omdat het gebied ‘Bedrijventerreinen A12’ in z’n geheel binnen de rode bebouwingscontour ligt (zie bijgaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01_0009.png"

Rode contour Veenendaal (bron: Structuurvisie 2005-2012, provincie Utrecht)

Verder wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan "'Het Noorderwerk'" ten noorden grenst aan de 'groene contour'. In paragraaf 4.7 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.2 Beleidslijn nieuwe Wro

Op 23 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Het doel van de beleidslijn is om na het ingaan van de Wro slagvaardig het Streekplan Utrecht 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen. De beleidslijn maakt duidelijk wat de partners onder de nieuwe Wro van de provincie mogen verwachten. Het provinciaal belang is gemarkeerd en de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten is vastgelegd.

In de Beleidslijn is sprake van een indeling in drie categorieën; daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het Streekplan wordt beleidsneutraal omgezet (beleidsdoelen worden niet gewijzigd);
  • wettelijke eisen zijn geen ‘provinciaal belang’ (geen herhaling van wet- en regelgeving);
  • eisen van goede ruimtelijke ordening zijn geen ‘provinciaal belang’ (verantwoordelijkheid van gemeenten).

Vervolgens heeft de provincie deze Beleidslijn verder uitgewerkt in de ‘Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro’ (vastgesteld op 11 november 2008).
De Uitvoering Beleidslijn bestaat uit 3 delen.
In deel 1 is de Handleiding bestemmingsplannen 'beleidsneutraal' (zonder beleidswijzigingen) omgezet. Ook hier zijn alleen de aan een provinciaal belang gerelateerde teksten weergegeven. In deel 2 is de zogenaamde Overleglijst opgenomen. Hierin staat in welke gevallen de provincie overleg met de gemeente over voorontwerp-bestemmingsplannen (en projectbesluiten) wel nodig acht en in welke gevallen niet. Deel 3 gaat over de voorgenomen monitoring en evaluatie van de uitvoering van de Wro.

3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 24 december 2009 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2009 (PRV) in werking getreden. Deze verordening is gebaseerd op de bovengenoemde Beleidslijn nieuwe Wro. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. In de verordening zijn daartoe bepalingen over de inhoud van bestemmingsplannen opgenomen.

De structurerende elementen van het provinciale beleid worden daarbij gevormd door de rode contouren en de zonering van het landelijk gebied. Mede op basis van de digitale vereisten waaraan de verordening moet voldoen, zijn voor de leesbaarheid en toegankelijkheid hierbinnen zeven thema’s onderscheiden:

  • 1. Bodem;
  • 2. Cultureel erfgoed;
  • 3. Landelijk gebied;
  • 4. Natuur;
  • 5. Recreatie;
  • 6. Stedelijk gebied;
  • 7. Watersystemen.

 

De thema’s 'Bodem', ‘Cultureel erfgoed’, ‘Natuur’, 'Stedelijk gebied' en 'Watersystemen' hebben betrekking op het plangebied in voorliggend bestemmingsplan.

Bodem
Binnen het thema ‘Bodem’ is voor het plangebied artikel 2.3 (Bouwgrondstoffenwinning) van toepassing. Concreet betekent dit dat het bestemmingsplan geen bestemmingen en regels mag bevatten die grootschalige bouwgrondstoffenwinning toestaat. In dit bestemmingsplan wordt geen grootschalige bouwgrondstoffenwinning toegestaan.

Cultureel erfgoed
Binnen het thema 'Cultureel erfgoed' is voor het plangebied artikel 3.4 (Waterlinies) van toepassing. Dit betekend dat onder meer aangegeven moet worden hoe de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waardevolle structuren, alsmede archeologische waarden in het plan worden beschermd. In dit kader wordt aangesloten bij het gemeentelijk archeologiebeleid en is het beschermingsregime daarop afgestemd.

Natuur
Zoals genoemd in paragraaf 3.2.1 grenst het bestemmingsplan "'Het Noorderwerk'" aan bestaande ecologische verbindingszones en een nieuw te ontwikkelen natuurgebied. In de verordening is dit vertaald door deze gebieden aan te wijzen als ‘Groene contour’ (artikel 5.2 van de verordening). Concreet betekent dit dat ter plaatse geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het ‘nee, tenzij’-regime).
De bescherming van de aanwezige wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied staan voorop.

Stedelijk gebied
Als een locatie is aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ betekent dit dat de focus ligt op inbreiding boven uitbreiding (zie ook provinciale structuurvisie). Als het plan nieuwe uitbreidingslocaties bevat, zijn de woningbouwaantallen zoals genoemd in de bijlage Woningbouwaantallen (behorend bij de verordening) richtinggevend. Dit is echter in voorliggend plangebied niet aan de orde.

Verder dient binnen het stedelijk gebied rekening te worden gehouden met het locatiebeleid van de provincie. Dit betekend dat het locatiebeleid gewaarborgd dient te worden in het bestemmingsplan.

Het provinciale locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen onderscheidt zeven vestigingsmilieus, variërend van hoogstedelijk met een grote mate van functiemenging tot buitenstedelijk met meer specifieke vormen van ruimtegebruik. Uitgangspunt hierbij is het mengen van functies, waar dit mogelijk is en het scheiden van functies waar dit nodig is. In onderstaand schema zijn de vestigingsmilieus, met de belangrijkste kenmerken, opgenomen. Het streekplan geeft aan dat drie van deze types werkmilieu in Veenendaal voorkomen: gemengd woon-/werkmilieu (het stedelijk gebied van Veenendaal), regionaal stedelijk werkmilieu (het centrumgebied) en bedrijvenmilieu algemeen (Het Ambacht, Nijverkamp en ten noorden van de A12).

  Nationaal stedelijk werkmilieu   Regionaal stedelijk werkmilieu   Gemengd woon/ werk-milieu   Specifiek voorzieningen   Algemeen bedrijven milieu   Bedrijven-
milieu,
logistiek  
Bedrijven-
milieu,
kantoren  
Functiemenging   Werken, wonen, voorzieningen   Werken, wonen, voorzieningen   Werken, wonen, voorzieningen   Geen wonen   Geen wonen   Geen wonen   Geen wonen  
Economische typering   Grootschalig
Hoogwaardig
Kantoren
Voorzieningen  
Hoogwaardig
Kantoren
Voorzieningen  
Kleinschalig
Bedrijven
Kantoren
Voorzieningen  
Grootschalig
(Boven) regionaal
Publiekstrekkende voorzieningen  
Regionaal
Lokaal
Bedrijven
Voorzieningen
Geen zelfstandige kantoren  
Grootschalig
Distributie
Geen zelfstandige kantoren  
Grootschalig
Hoogwaardig
(Boven) regionaal
Kantoren
Kantoorachtige bedrijven
Specifieke voorzieningen  
Milieukwaliteit   Cat. 1-2   Cat. 1-2   Cat. 1-2   Cat. 2   Cat. 2-3 (4)   Cat. 3-5   Cat. 1-2  

In het kader van intensief ruimtegebruik wordt op de vestigingsmilieus die in het plangebied voorkomen, gestreefd naar intensivering van het ruimtegebruik. Dit kan bijvoorbeeld vertaald worden in een relatief hoog bebouwingspercentage en grote bouwhoogte. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor verduurzaming van de terreinen. Zo kan het water van het verhard oppervlak worden afgekoppeld, of ongewenste veiligheidsrisico's worden teruggebracht. Ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, verdient met name de parkeersituatie aandacht. Bij voorkeur vindt dit plaats op eigen terrein of wordt een collectieve voorziening gerealiseerd.

3.2.4 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

In de Statenvergadering van 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. Gemeenten kunnen binnen dit beleid onder meer woningen bouwen, natuur aanleggen, bedrijven
huisvesten of recreatievoorzieningen ontwikkelen. Het nieuwe ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

3.2.5 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Het Waterplan 2010-2015 van de provincie Utrecht omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht voor de periode 2010-2015. Provinciale Staten heeft dit plan op 23 november 2009 vastgesteld en voldoet daarmee aan de verplichting van de Waterwet om voor een periode van zes jaar een regionaal waterplan op te stellen. Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 bevat geen specifieke informatie over de gemeente Veenendaal.

Van de verschillende kaarten die zijn opgenomen in het Waterplan is wel informatie af te afleiden. Hieruit blijkt dat Veenenddaal deels binnen een grondwaterbeschermings- en infiltratiegebied ligt. Dit betekent onder meer dat bij functiewijzigingen rekening moet worden gehouden met het waterwinbelang

3.2.6 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

Het Provinciaal Milieubeleidsplan (hierna: PMP) beschrijft het provinciale milieubeleid tot en met 2011 en biedt een doorkijk voor de middellange termijn. Onderwerpen die in het PMP centraal staan zijn luchtkwaliteit, hinder (geur, geluid en licht), externe veiligheid, bodem en grondwater. In het plan wordt meer dan voorheen aandacht besteed aan de toekomstbestendigheid, duurzame ontwikkeling, energie, klimaat en nuttige toepassing van afval.

De provincie geeft daarbij aan dat de afgelopen jaren, en naar verwachting ook de komende jaren, het brede milieubeleid een snelle groei zal doormaken in zowel de uitvoering als de ontwikkeling en innovatie. De gemeente Veenendaal heeft het hiervoor genoemde beleidskader naar gemeentelijk niveau vertaald in haar eigen Milieukwaliteitsplan 2012-2016. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op in gegaan.