direct naar inhoud van 5.4 Hoofdopzet plansystematiek voor de agrarische gebieden
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

5.4 Hoofdopzet plansystematiek voor de agrarische gebieden

5.4.1 Agrarisch met waarden

De percelen die agrarisch in gebruik zijn, worden als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming worden bouwvlakken onderscheiden, waarbinnen de bebouwing zich mag bevinden.

De bestemming wordt flexibel van opzet. In de bestemmingsomschrijving staat de agrarische functie voorop, maar worden andere (ondergeschikte) functies als paden en watertjes ook mogelijk gemaakt.

De bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden vindt plaats door middel van het verplicht stellen van een omgevingsvergunning voor bepaalde werkzaamheden. Ook bij het afwijkingen en bij wijzigingen wordt getoetst aan de kwaliteiten die in het gebied aanwezig zijn (voorwaarden). Om de ligging van de kwaliteiten inzichtelijk te maken, wordt een aanduiding opgenomen.

Buiten het bouwvlak zullen slechts zeer beperkte bouwmogelijkheden worden opgenomen zoals bijvoorbeeld schuilstallen.

Aanduidingen

openheid van het landschap

Dit betreft open weidegebied. In het plangebied gaat het om het broekontginningslandschap in deelgebied Noord en het slagenlandschap dat deel uitmaakt van het open veenontginningslandschap.

coulisselandschap

Op de flank van de Heuvelrug, zowel ten zuiden van de Dijkstraat als rond de Middelbuurtseweg is sprake van een coulisselandschap. Restanten van houtwallen accentueren de structuur met zijn lange kavels haaks op de Heuvelrug. Hierdoor is een bijzondere structuur aanwezig waarin open ruimtes worden omzoomd door houtwallen. Op deze manier is een zogenaamde 'kamerstructuur' ontstaan.

Gestreefd wordt naar behoud én versterking van dit landschap. Het aanbrengen van houtwallen is passend, mits het de noordzuidrichting benadrukt en de kamerstructuur versterkt.

Op enkele plaatsen grenst het landelijk gebied tot aan de Dijkstraat. Dit zijn waardevolle doorzichten naar het achterliggende gebied om te behouden.

karakteristiek verkavelingspatroon

Gebieden met een karakteristiek verkavelingspatroon zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol, omdat het aanwezige verkavelingspatroon slechts weinig veranderd is. Dit geldt met name voor het gebied ten zuiden van de Dijkstraat en het gebied rond de Middelbuurtseweg. Hier is het verkavelingspatroon loodrecht op de heuvelrug in de vorm van langgerekte smalle slagen nog duidelijk zichtbaar.

kwelafhankelijke vegetatie

Deze aanduiding wordt voorgesteld voor het deelgebied Noord (omgeving Fort aan de Buursteeg) en Oost (omgeving de Hellen en ten zuiden van de Grift). Het agrarisch gebied in deze gebieden grenst aan bijzondere natuurgebieden zoals het Meeuwenkampje en de Hel en Blauwe Hel. In deze natuurgebieden is de vegetatie ter plekke sterk afhankelijk van kwelwater dat een kenmerkende samenstelling heeft en van een hoge grondwaterstand. In de aangrenzende agrarische gebieden kunnen alleen met een omgevingsvergunning ingrepen plaatsvinden die de waterhuishouding direct of indirect kunnen beïnvloeden. Ook zijn hier potenties aanwezig voor ontwikkeling van kwelafhankelijke vegetatie.

landschapswaarde

Onder landschapswaarde vallen zowel de houtwallen en boomsingels als de in het gebied aanwezige poelen en bosjes die een landschappelijke waarde vertegenwoordigen. Over het algemeen geldt de aanduiding landschapwaarde voor de wat smallere houtwallen en boomsingels en elementen met een wat minder robuuste structuur. In het gebied ten zuiden van de Dijkstraat zijn de wat kleinere houtwallen, bosjes en een aantal poelen aangeduid als landschapwaarde. Dit geldt ook voor de houtwallen in het gebied rond de Middelbuurtseweg. De overige twee deelgebied hebben een wat opener karakter. Hier zijn enkele perceelsscheidingen aangeduid als landschapwaarde.

Deze landschapswaarden worden gewaarborgd door een omgevingsvergunning te eisen zodat niet zonder meer gekapt wordt of dat er andere handelingen plaatsvinden die een bedreiging voor landschapswaarden vormen.

Hoofdlijnen van de agrarische bestemmingsregelingen

De bebouwingsmogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen, het Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht Oost/ 2005 en de uitkomsten uit het plan-MER hebben als basis gediend voor dit bestemmingsplan.

In de tabel zijn de bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan weergegeven.

In het schema is een onderscheid gemaakt in extensiveringsgebied en verwevingsgebied, die uit de zonering intensieve veehouderij uit het Reconstructieplan doorwerken. Vandaar dat het onderscheid in agrarisch intensieve veehouderij bedrijven en grondgebonden bedrijven ook in het schema is opgenomen.

  Agrarisch gebied
A  
Reconstructiezonering   verwevingsgebied   extensiveringsgebied  
oppervlakte bouwvlak
(maatwerk = per geval nader
bepalen afhankelijk van de
bedrijfsomvang)  
maatwerk ,
max. 1 ha
 
maatwerk ,
max. 1 ha
 
veranderen vorm bouwvlak
(= hoepelbepaling)  
wijz. bev.;
max. 50%
veranderen  
wijz. bev.;
max. 50%
veranderen  
vergroten bouwvlak
- intensieve veehouderij


 

 

- grondgebonden bedrijven  

neen,
tenzij noodzakelijk in het kader van dierwelzijn en gelijk aantal dierplaatsen, dan middels wijz. bev.
 

neen,
tenzij noodzakelijk in het kader van dierwelzijn en gelijk aantal dierplaatsen, dan middels wijz. bev.

 
nieuwvestiging/omschakeling
-nieuwe intensieve veehou- derij
-nieuw grondgebonden bedrijf
-omschakeling bestaand grondgebonden bedrijf naar intensief  


neen

neen
neen  


neen

neen
neen  
bouwbepalingen:
- uitbreiding van stallen binnen bouwvlak t.b.v.
- intensieve veehouderij
- grondgebonden bedrijven
 



neen
neen
 



neen
neen  
- tweede bedrijfswoning
 
neen   neen  
- schuilstallen buiten bouwvlak
 
afwijking 30 m2
 
afwijking 30 m2  
- voedersilo's binnen bouwvlak
 
recht 12 m
afwijking 15 m  
recht 12 m
afwijking 15 m  
- individuele mestopslag / -silo
- op bouwvlak
- buiten bouwvlak
 

recht
neen
 

recht
neen
 
- kassen binnen bouwvlak
(hoogte > 1 m; op bp)
 

recht 300 m²
 

recht 300 m²  
- windturbines binnen bouwvlak
 
bouwhoogte max. 12 m   bouwhoogte max. 12 m  
niet-agrarische nevenactiviteiten (verbreding)
zolang er geen sprake is van hinder voor de omgeving (beperkte omvang, geen verkeersaantrekkende werking, geur, of slechts sprake is van mogelijke (geringe) hinder  







afwijking  







afwijking  
recht = als recht toegestaan
afwijking = via toepassing afwijkingsbevoegdheid
wijz. bev. = via toepassing wijzigingsbevoegdheid
 

Systeem bouwvlakken

Het bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is, op een zomermelkstal en/of schuilgelegenheid van vee van beperkte omvang na, alleen toegestaan binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken (= percelen of bouwblokken). Dit systeem met grafische bouwvlakken wordt algemeen aanvaard als de meest effectieve regeling ter beperking van een ongewenste spreiding van bebouwing. In principe dienen alle bouwwerken, inclusief mest- en sleufsilo's, binnen het bouwvlak geconcentreerd te worden.

Bouwvlakken op maat

De behoefte aan mogelijkheden om te bouwen kan per agrarisch bedrijf sterk verschillen. Een intensieve veehouderij heeft bijvoorbeeld meer bedrijfsgebouwen nodig dan een vollegrondstuinbouwbedrijf of fruitteeltbedrijf. Ook de mate van volwaardigheid van een bedrijf kan bepalend zijn voor de toekenning van een groot/klein/geen bouwvlak (zie tabel systeem bouwvlakken). De bouwvlakken zijn getekend als zogenaamde “bouwvlakken op maat”.

Bij de omvang van de bouwvlakken is in principe uitgegaan van de huidige omvang aan bebouwing waarbij 1 ha als maximum is aangehouden. In bijzondere gevallen is een iets groter bouwvlak toegekend (bijvoorbeeld indien de huidige oppervlakte bebouwing al bijna 1 ha of meer beslaat).

Flexibiliteit bouwvlak

Verandering vorm bouwvlak

Binnen deze beperking van de oppervlakte van het bouwvlak wordt de nodige flexibiliteit bewerkstelligd door middel van een wijzigingsbevoegdheid voor gedeeltelijke verlegging van het bouwvlak (hoepelbepaling).

Door middel van deze wijzigingsbevoegdheid kan de vorm van een bouwvlak worden aangepast, zodanig dat minimaal 50% van het bestaande bouwvlak wordt gehandhaafd op dezelfde plaats. Daarbij dienen de bestaande opstallen uiteraard ook in het nieuwe bouwvlak te worden opgenomen.

Dubbellaagse stallen niet toegestaan

Het oprichten van een dubbellaagse stal is mogelijk op basis van de hiervoor geldende vigerende bestemmingsplannen. Er zijn echter geen dubbellaagse stallen aanwezig en er is ook geen vraag naar. Het past niet binnen het karakter en de bedrijfsvoering van de kleinschalige agrarische bedrijven in Veenendaal.

5.4.2 Mogelijkheden grondgebonden bedrijven

Nieuwvestiging

Gelet op strengere milieuwetgeving, zoals weergegeven in het plan-MER en gezien de omvang van het buitengebied worden er geen nieuwvestigingsmogelijkheden binnen het plan gecreëerd.

Geen mogelijkheden vergroting bouwvlak

Het gaat in Veenendaal om een beperkt aantal kleinschalige agrarische bedrijven. De verwachting is dat er slechts beperkt geïnvesteerd zal worden in uitbreiding van stallen. De uitbreidingsruimte binnen de bouwvlakken zal hiervoor in de meeste gevallen voldoende zijn.

In het plan-MER moet gerekend worden met de feitelijke situatie met verwachte ontwikkeling als referentiesituatie. De referentiesituatie is de situatie die zou ontstaan als het plan niet wordt uitgevoerd: dus de bestaande toestand van het milieu in het studiegebied (huidige feitelijke situatie) en de te verwachten milieutoestand als gevolg van de autonome ontwikkeling.

Als in het bestemmingsplan vergroting van de bouwvlakken wordt mogelijk gemaakt, brengt dit een toename aan stikstofbelasting met zich mee en heeft daarmee mogelijk significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Hoewel dit een theoretische toename zal zijn, binnen het plangebied zijn immers geen uitbreidingen buiten het bouwvlak te verwachten, is dit toch iets waarmee dan rekening moet worden gehouden. In het bestemmingsplan is dan ook alleen vergroting van een bouwvlak mogelijk ten behoeve van dierwelzijn, en mits het geen uitbreiding van het aantal dierplaatsen betreft.

Dubbellaagse stallen niet toegestaan

Het oprichten van een dubbellaagse stal is mogelijk op basis van de hiervoor geldende vigerende bestemmingsplannen. Er zijn echter geen dubbellaagse stallen aanwezig en er is ook geen vraag naar. Het past niet binnen het karakter en de bedrijfsvoering van de kleinschalige agrarische bedrijven in Veenendaal.

Agrarisch kleinbedrijf

Percelen waar al geruime tijd steeds minder vee wordt gehouden, de afgelopen jaren niet is geïnvesteerd en waar gedeeltelijk inkomen elders wordt verkregen hebben de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden- agrarisch kleinbedrijf gekregen. Het is op deze percelen niet mogelijk de bestaande bebouwing uit te breiden. Eveneens is per perceel een maximale bedrijfsomvang uitgedrukt in Nge's vastgelegd.

5.4.3 Mogelijkheden intensieve veehouderij

Algemeen

Het Reconstructieplan heeft voor wat betreft het aspect intensieve veehouderij een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. De in het Reconstructieplan vastgelegde zonering intensieve veehouderij met bijbehorende beleidsregels is hierbij van belang. In de zonering intensieve veehouderij wordt een onderscheid gemaakt in extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied. In Veenendaal komen alleen extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden voor.

Hierbij is van belang dat in het Reconstructieplan onder intensieve veehouderij zowel een bedrijf met een hoofdtak in de intensieve veehouderij wordt bedoeld als een bedrijf waar slechts sprake is van een neventak in de intensieve veehouderij. In de begripsomschrijving in de regels is de definitie vanuit het Reconstructieplan overgenomen. Daarom hebben de agrarische bedrijven met een intensieve hoofdtak of een intensieve neventak de aanduiding “intensieve veehouderij (iv)”, “ intensieve veehouderij 1 (iv1) of intensieve veehouderij 2 (iv2) gekregen. Dat betekent dat in alle bouwvlakken zonder de aanduiding “iv” geen intensieve veehouderij als hoofd- of neventak is toegestaan.

Bouw van stallen

De bouw van stallen ten behoeve van intensieve veehouderij is dus niet toegestaan in bouwvlakken die niet zijn aangeduid als “iv”. Dat geldt zowel voor het extensiveringsgebied als het verwevingsgebied.

De intensieve veehouderijbedrijven zijn gelegen in het extensiveringsgebied of de zone die in het bestemmingsplan aangewezen is als kernrandzone. Binnen deze zones is het op basis van provinciaal beleid en het Reconstructieplan niet mogelijk uit te breiden. In het bestemmingsplan is dan ook de bestaande vergunde situatie vastgelegd. Afhankelijk van deze situatie hebben de percelen de aanduiding “intensieve veehouderij (iv)”, “ intensieve veehouderij 1 (iv1) of intensieve veehouderij 2 (iv2) gekregen.

Vergroting bouwvlak met aanduiding "iv"

Vergroting van een bouwvlak met de aanduiding “iv” ten behoeve van intensieve veehouderij is in extensiveringsgebied alleen mogelijk ten behoeve van dierwelzijn, en mits het geen uitbreiding van het aantal dierplaatsen betreft.

Nieuwvestiging en volledige omschakeling

Dit is in de gemeente Veenendaal niet aan de orde. Gezien de milieuruimte die er is, worden ook geen mogelijkheden voor hervestiging geboden.

5.4.4 Paardenhouderij

In het Veenendaal is een paardenhouderij aanwezig. Aangezien het gaat om een paardenhouderij waar naast het (op)fokken van dieren ook paarden worden afgericht, getraind en verhandeld, is gekozen voor de aanduiding “ productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal”. Het geven van instructie is inherent aan een paardenhouderij, het maakt wezenlijk onderdeel uit van het bedrijfsresultaat.

Vanwege de uitkomsten van het plan-MER is uitbreiding van het vergunde aantal paarden en omschakelen naar een ander agrarisch bedrijf niet mogelijk.

5.4.5 Mogelijkheden viskwekerij

Conform de uitwerkingsregels van het Reconstructieplan hoeft een palingkwekerij niet als intensieve veehouderij te worden aangemerkt. De vanuit het Reconstructieplan beperkende regels gelden dan ook niet voor dit bedrijf en het is mogelijk maatwerk toe te passen. In het bestemmingsplan heeft het bedrijf de bestemming Agrarisch - Viskwekerij gekregen.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan kan het bedrijf met een binnenplanse vrijstelling tot maximaal 4000 m uitbreiden binnen het bouwvlak, zoals opgenomen op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan. Het meest zuidelijk gelegen bedrijfsgebouw is gerealiseerd met een artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstellingsprocedure (oud).

In het bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen waarbinnen alle bedrijfsbebouwing valt. Het gehele bouwvlak mag bebouwd mag. Het bouwvlak is 6720 m2.

Vanuit het Landschapsontwikkelingsplan (vastgesteld door de raad in 2007) moet terughoudend met nieuwe bebouwing worden omgegaan. Ruimtelijk is uitbreiding naar de zuidzijde in principe landschappelijk goed inpasbaar. Hierdoor kan aangesloten worden bij de noord/zuid richting van het landschap en de bestaande groenstructuur. Een uitbreiding naar oostelijke zijde is ruimtelijk niet wenselijk, omdat hierdoor het bouwvlak wordt verbreed en de 'kamerstructuur' wordt doorbroken.

Bij een uitbreidingsmogelijkheid aan de zuidzijde is het echter wel wenselijk om te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van de eventuele nieuwe bebouwing. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een houtwal aan de oostzijde van het bouwvlak.

In het bestemmingsplan is het dan ook alleen met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk uit te breiden tot 1 ha. Aan deze wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de voorwaarden verbonden dat de uitbreiding:

  • noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • plaatsvindt aansluitend aan het bouwvlak in zuidelijke richting;
  • en goed landschappelijk wordt ingepast.

De mogelijkheden met betrekking tot verbrede landbouw (paragraaf 5.4.6.) zijn ook van toepassing op het bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Viskwekerij. Dit geldt eveneens voor de mogelijkheden zoals opgenomen in paragraaf 5.4.7.

5.4.6 Verbrede landbouw

Algemeen

Vanouds zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan agrotoerisme ('bed and breakfast'), verkoop van ter plaatse voortgebrachte of streekeigenproducten, , culinair en gastronomische activiteiten, bewerking van agrarische producten, productontwikkeling etc. Een dergelijke verbreding kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen. Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument, en kan een bijdrage worden geleverd aan imago verbetering van de landbouw in het algemeen. Dit wordt ook wel landbouw met verbrede doelstelling genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van de plattelandsvernieuwing. Door deze verbreding kan de sociaaleconomische basis van de agrarische sector en van het buitengebied worden versterkt.

Het landelijk gebied is relatief klein en ligt aansluitend aan de kern van Veenendaal. Het vormt een belangrijk uitloopgebied. De gemeente Veenendaal wil ruimte bieden aan activiteiten in de recreatieve sfeer en de zorg met een kleinschalig en introvert karaker passend bij de schaal van het landelijk gebied van Veenendaal. Ook activiteiten die aansluiten bij standslandbouw en boerderijeducatie zijn mogelijk. Ook kan gedacht worden aan zorgboerderijen, "bed and breakfast"-appartementen of vakantieappartementen, theetuinen en dagrecreatieve voorzieningen zoals verhuur van fietsen, huifkartochten en boerengolf.

Uitgangspunt is dat deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en de agrarische uitstraling behouden blijft. Uiteraard geldt hierbij dat de omliggende agrarische bedrijven niet mogen worden belemmerd en er geen sprake is van onevenredige toename van de verkeersdruk.

Regeling nevenactiviteiten
In de regels van de agrarische bestemmingen is een afwijkingsregeling opgenomen om nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven mogelijk te maken.

Niet-agrarische nevenactiviteiten zijn:

  • 1. zorgboerderij,
  • 2. realiseren van maximaal 5 "bed and breakfast"-appartementen of vakantieappartementen,
  • 3. groepsaccommodatie,
  • 4. dagrecreatieve voorzieningen zoals verhuur van fietsen, huifkartochten en boerengolf,
  • 5. statische opslag,
  • 6. bezoekers- en cursuscentrum,
  • 7. theetuin tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2.

Om af te kunnen wijken gelden er nadere voorwaarden, zoals: het moet een ondergeschikte nevenactiviteit blijven, er mag geen belemmering van omliggende agrarische bedrijven plaatsvinden, uitsluitend binnen bestaande gebouwen (dus geen nieuwbouw ten behoeve van de nevenactiviteit).

Om de nevenactiviteiten wel kleinschalig te houden is een maximale oppervlaktemaat opgenomen. Voor nevenactiviteiten in vorm van zorg en recreatie is een oppervlakte van 500m2 opgenomen. Omdat hiervoor vaak wat meer ruimte nodig is. Voor statische opslag, bezoekers- en cursuscentrum en theetuin geldt een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 300 m2. Waarbij de theetuin is gemaximeerd tot 50 m2, omdat het hier gaat om kleinschalige en ondergeschikte horeca.

Landwinkel
Het verwerken en “aan huis” verkopen van op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen, direct daaraan gerelateerde producten (branche gerichte producten) of van streekproducten wordt als nevenactiviteit van het agrarisch bedrijf gezien en is bij agrarische bedrijven toegestaan. Deze activiteiten mogen nadrukkelijk niet de vorm van volwaardige detailhandel aannemen. Dit betekent dat er geen bebouwing voor de verkoopactiviteiten mag worden opgericht. Het maximaal voor verkoopdoeleinden “aan huis” in te richten vloeroppervlak bedraagt 100 m2 per bedrijf en wordt in het bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk gemaakt.

Overige nevenactiviteiten
Voor overige nevenactiviteiten geldt een terughoudend beleid. Uitgangspunt hiervoor is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP), waarin wordt aangegeven dat ontwikkeling van bedrijfsmatige functies in het landelijk gebied niet wenselijk is. Dit heeft te maken met de structuur van het landelijk gebied, dat uit verschillende kleine deelgebiedjes bestaat met elk een eigen karakter die vaak lastig bereikbaar zijn. De terughoudendheid komt ook voort uit het feit dat het in de praktijk voor komt dat eenmaal opgestarte activiteiten worden uitgebreid en uitgroeien tot hoofdactiviteit.

Kamperen bij de boer (kleinschalig kamperen)

In het kader van de verbrede plattelandsontwikkeling is het gewenst om een regeling in het bestemmingsplan op te nemen voor het kamperen bij de boer. In de praktijk is gebleken dat kleinschalige en eenvoudige vormen van kamperen in een grote vraag bij de consument voorzien. Het gaat daarbij om een specifieke vraag aanvullend op de reguliere verblijfsrecreatie. Daarnaast kan het een aantrekkelijke manier zijn voor agrariërs als bron van neveninkomsten.

In het plan is een mogelijkheid om af te wijken opgenomen om het kamperen bij de boer onder voorwaarden mogelijk te maken. In verband met de kwetsbaarheid van de andere gebieden is kamperen bij de boer alleen toegestaan in deelgebied Zuid, omgeving Middelbuurtseweg. De voorwaarden betreffen:

  • 1. Koppeling aan agrarisch bouwvlak
  • 2. Om wildgroei te voorkomen (en daarmee aantasting van het landschap) zou het toestaan van kleinschalig kamperen beperkt moeten worden tot agrarische bouwvlakken (of direct daaraan aansluitend). Hierbij speelt ook een rol dat dit kleinschalige kamperen gezien kan worden als een bron van neveninkomsten voor de agrariërs. Tevens voegt het product "boerderij" iets toe aan de "gewone" kampeerterreinen. Voor de voorzieningen ten behoeve van het kamperen bij de boer (sanitair en dergelijke) moet gebruik worden gemaakt van de bestaande gebouwen.
  • 3. Maximaal 15 kampeermiddelen
  • 4. Op basis van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) kon in het verleden maximaal 15 kampeermiddelen worden toegelaten. Nu de WOR (gefaseerd) wordt afgeschaft, is er de mogelijkheid om een groter aantal toe te staan. Ook vanuit de organisaties van kleinschalig kamperen is aangedrongen op verruiming van het aantal, om voldoende aantrekkelijk te blijven als nevenactiviteit.
    De beperkingen die voorheen in milieutechnische sfeer ontstonden voor omliggende agrarische bedrijven, bestaan niet meer. In de nieuwe Wet Geurhinder en Veehouderij worden alleen gebouwen als mogelijk geurgevoelige object gezien.
    Gekeken naar de situatie in Veenendaal blijkt echter dat het maximum aantal van 15 kampeermiddelen voldoende is. Via de mogelijkheid af te wijken zullen daarom maximaal 15 kampeermiddelen worden toegestaan.
  • 5. Landschappelijke inpassing
  • 6. Het is wenselijk dat er eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing. Door middel van erfbeplanting kunnen de kampeermiddelen zo veel mogelijk aan het oog worden onttrokken.
  • 7. Periode beperken: 15 maart tot en met 31 oktober. Het is gewenst om het kleinschalig kamperen slechts toe te staan in een beperkte periode. Dit met name om permanente bewoning tegen te gaan en ontsiering van het winterlandschap te voorkomen (geen afschermende werking van erfbeplanting). Daarmee wordt ook voorkomen, dat er stacaravans kunnen worden geplaatst.
  • 8. Alleen tenten en "gewone" caravans; geen stacaravans. Ook om permanente bewoning tegen te gaan en te voorkomen dat een soort kleine vakantieparkjes ontstaan, met aanbouwsels, hekwerkjes etc.

5.4.7 Overige mogelijkheden agrarische bedrijven

Kwekerijen

Voor grootschalige kwekerijbedrijven met kassen geldt dat ze niet passen in het karakter van het gebied. Daarbij komt dat de kassen een verdichtend effect zullen hebben op het nu nog visueel open agrarische gebied. Ook nieuwe kassenbedrijven worden derhalve niet toegelaten.

Lage en hoge (boog)kassen zijn via de mogelijkheid af te wijken, als ondergeschikte neventak binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van hoge (boog)kassen mag maximaal 300 m2 zijn.

De kwekerijbedrijven hebben de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwekerij" gekregen, waarbij de bedrijfspanden en kassen zijn opgenomen in een bouwvlak. Zij krijgen beperkte uitbreidingsruimte. Op dit moment zijn dit kwekers in de volle grond, waardoor gekozen is geen uitbreiding van kassen toe te staan.

Bedrijfswoningen

Bestaande bedrijfswoningen

De bedrijfswoningen van de agrarische bedrijven mogen een maximale inhoud hebben van 600 m3. Mocht de bestaande inhoud meer zijn dan 600 m3 dan is de bestaande inhoud de maximale maat voor de bedrijfswoning. De bijgebouwen mogen gezamenlijk maximaal 50 m2 zijn tenzij bestaand meer aanwezig is.

Onder bestaande inhoud en oppervlakte wordt verstaan: de maatvoering die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens een omgevingsvergunning.

Tweede bedrijfswoningen

Voorgesteld wordt geen tweede bedrijfswoningen toe te staan, omdat dit vrijwel nooit meer noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering. Hiermee wordt ook voorkomen dat er, na afsplitsing van het bedrijf, nieuwe burgerwoningen aan het buitengebied worden toegevoegd.

Woonruimte voor mantelzorg

In het plan is een afwijkingsregeling opgenomen voor het tijdelijk toestaan van een extra woonruimte in een woning of het bijgebouw bij een woning in verband met sociale en verzorgingsredenen voor mantelzorg. Het verbouwen dient op een zodanige wijze te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van omgevingsvergunning ongedaan kan worden gemaakt.

Schuilgelegenheden

Bij grondeigenaren maar ook bij Het Landelijk Kennisnetwerk Levende Have en de Nederlandse Belangenvereniging van Hobbydierhouders leeft de wens van schuilgelegenheden voor dieren in het buitengebied. Steeds meer agrarische grond komt in handen van particulieren en van organisaties die geen directe binding hebben met het agrarisch bedrijf. Voorts is het vanuit het oogpunt van welzijn en gezondheid van dieren nodig om schuilgelegenheden toe te staan in het buitengebied. Ook is weidegang per definitie noodzakelijk voor een goed beheer van gronden. Het gaat dus om het bouwen van schuilgelegenheden buiten de agrarische bouwvlakken, ook voor dieren die hobbymatig worden gehouden.

In het plan is dan ook een afwijkingsregeling opgenomen voor de bouw van schuilgelegen op percelen zonder bouwvlak. Schuilgelegenheden zijn niet bij recht toegestaan omdat vanwege landschappelijke waarden van het gebied een goede inpassing van belang is. De toegestane schuilgelegenheden zijn in omvang beperkt en aan de afwijkingsregeling is dan ook de voorwaarde verbonden dat de landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

Paardenbakken

Bij steeds meer agrarische bedrijven verschijnen paardenbakken. Paardenbakken zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak. Bestaande paardenbakken buiten het bouwvlak zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Ruimtelijk gezien zijn paardenbakken ook toegestaan aangrenzend aan het bouwvlak, indien blijkt dat binnen het agrarisch bouwvlak geen ruimte is. Aangezien paardenbakken soms een rommelige uitstraling hebben is een landschappelijke inpassing gewenst. Daarom zijn paardenbakken niet toegestaan in het deelgebied Noord en Oost. Dit zijn relatief natte gebieden die dichtbij kwetsbare natuurgebieden liggen. Aanleg drainage ophogen met gebiedsvreemd materiaal is niet wenselijk vanwege de ligging bij kwetsbaar natuurgebied. In de deelgebieden West en Zuid zijn paardenbakken landschappelijk inpasbaar binnen de coulissen (houtwallen) van het slagenlandschap. Overige voorwaarden waaraan moet worden voldaan:

  • Maximale oppervlakte mag maximaal 800 m2 bedragen;
  • Afstand tot naastgelegen woningen van derden minimaal 50m;
  • Situering achter de woning;
  • Worden nooit toegelaten buiten een bebouwingsvlak in- of direct aansluitend aan een natuurgebied;
  • Geen lichtmasten.

Windmolens, windturbines

Bij het winnen van duurzame energie worden windturbines beschouwd als belangrijke alternatieve energiebron. De provincie Utrecht heeft hiervoor een zogenaamd “windplan” opgesteld. Binnen de gemeentegrenzen van Veenendaal zijn geen voorkeurslocaties voorzien. Wel zal het mogelijk zijn op het agrarische bouwvlak wat kleinere windmolens op te richten; gedacht wordt aan een bouwhoogte voor dit soort bouwwerken van maximaal 12 meter.

5.4.8 Mogelijkheden in vrijkomende agrarische gebouwen

Gelet op de vaak moeilijke positie waarin het agrarisch bedrijfsleven zich bevindt tengevolge van scherpe milieueisen en het internationale markt- en prijsbeleid mag verwacht worden, dat in de komende planperiode er meerdere agrarische bedrijven zullen worden beëindigd. Tot nu toe zijn het vooral de kleinere agrarische bedrijven die er mee ophouden, maar de verwachting bestaat dat dit in toenemende mate ook grotere bedrijven met behoorlijke opstallen betreft. Deze vrijkomende agrarische opstallen roepen de vraag op naar de toekomstige bestemming en gebruik.

In Veenendaal gaat het om slechts een beperkt aantal agrarische bedrijven. Met een aantal bedrijven wordt op dit moment gezocht naar een passende functie. Omdat voor deze bedrijven inmiddels een aparte procedure loopt, zijn ze buiten dit plan gelaten. Voor de overige bedrijven is de eerder in het ontwerpbestemmingplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid eigenlijk te beperkt. Het betreft dan met name de afbraak van 50% van de bebouwing. Dit is landschappelijk vaak wenselijk, maar blijkt voor de relatief kleine agrarische bedrijven in Veenendaal vaak niet rendabel (kapitaalvernietiging).

Er is daarom geen wijzigingsbevoegdheid meer opgenomen in het bestemmingsplan, die de bovenstaande beperking in zich had. Functiewijziging zal via een aparte bestemmingsplanprocedure worden opgepakt. De gemeente wil op deze manier ruimte bieden aan functiewijziging in combinatie met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor kan meer ingespeeld worden op maatwerk en kan ingezet worden op verbetering van landschappelijke waarden of recreatieve gebruiksmogelijkheden van een gebied, passend binnen het LOP.

Hieronder worden de mogelijke ontwikkelingsrichtingen per deelgebied aangegeven, waarbij rekening is gehouden met de kwaliteiten van het gebied.

Deelgebied Noord en Oost hebben een open weidekarakter en liggen nabij kwetsbare natuurgebieden

zoals de Hellen en in het noorden het Meeuwenkampje en het cultuurhistorisch waardevolle Fort aan de Buurtsteeg. De nadruk zal hier liggen op wonen en activiteiten in de recreatieve sfeer, bed en breakfast, groepsaccommodatien dagrecreatieve voorzieningen zoals theetuin, fietsverhuur. Ook ateliers, cursusruimten, natuureducatie, stadslandbouw en een zorgboerderij passen hier.

In deelgebied West, ten zuiden van de Dijkstraat zou landschappelijk wel meer mogelijk zijn, omdat het in te passen is in de kamerstructuur van het coulisselandschap. Vanwege de beperkte ontsluitingsmogelijkheden worden echter geen mogelijkheden gezien voor agrarische hulp- en toeleveringsbedrijven. Agrarischverwante bedrijven, paardenpension, hovenier, boomverzorger, dierenasiel of activiteiten in de zin van ambachtelijke verwerking van landbouwproducten zijn wel wenselijke ontwikkelingen, mits de ontsluitingsmogelijkheden het toelaten. Tot de laatste categorie behoren bijvoorbeeld kaas- of zuivelmakerij, imkerij, wijnmakerij. Uiteraard passend binnen de rustieke ambachtelijke sfeer van het landelijk gebied. Ook voor dit deelgebied geldt dat er mogelijkheden zijn voor omschakeling naar wonen, zorg, recreatieve activiteiten, ateliers, educatie, stadslandbouw etc.

In deelgebied Zuid, omgeving Middelbuurtseweg is sprake van een menging van functies. Daarnaast ligt het gebied tegen bedrijventerrein Nijverkamp aan, waardoor met name in het gebied ten noorden van de Middelbuurtseweg de invloed van bedrijvigheid aanwezig is. In dit gebied worden naast alle hierboven bij de andere deelgebieden genoemde activiteiten ook mogelijkheden voor omschakeling naar agrarische hulp- en toeleveringsbedrijven, loonwerkbedrijf, veehandelsbedrijf en fouragehandel, gezien. Deze bedrijven leveren goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven en/of bewerken, vervoeren of verhandelen agrarische producten. Het is bij deze bedrijven belangrijk dat ze een goede ontsluiting hebben vanwege het relatief grote aantal verkeersbewegingen die deze bedrijven met zich mee brengen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het agrarische hulp- of nevenbedrijf zich doorontwikkeld naar een bedrijf met een industrieel karakter. Ook hier geldt dat de omschakeling dient te passen in het kleinschalig en agrarisch karakter

Functieverandering naar wonen

Hergebruik van de agrarische bedrijfwoning als burgerwoning is in agrarisch gebieden niet altijd wenselijk, maar niet tegen te houden. In het gehele gebied geldt dat wijziging naar woondoeleinden mogelijk is. Ook vervangingsnieuwbouw behoort tot de mogelijkheden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning.

Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van één extra woning.

In lijn met de Ruimte voor Ruimte-regeling: bouw van één vrijstaande woning mits alle gebouwen met een minimum van 1.000 m2 worden gesloopt. Voorbeeld: aanwezig is 1.200 m² aan bedrijfsgebouwen. Om in aanmerking te komen voor de ruimte voor ruimte-regeling moet nu 1.200 m² van de bedrijfsgebouwen gesloopt worden.

Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt een ondergrens van 800 m2. Het provinciaal beleid voor vrijkomende gebouwen is primair gericht op kwaliteitswinst door ontstening van het landelijk gebied via (gedeeltelijke) sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, in combinatie met vervangende woningbouw (ruimte voor ruimte).

In de wijzigingsregeling zijn de verdere voorwaarden opgenomen.

Functieverandering naar natuur en ecologische verbindingszones

Zoals in paragraaf 4.1 is toegelicht wordt in een aantal gebieden gestreefd naar het ontwikkelen van nieuwe natuur, in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS omvat bestaande natuurgebieden, maar ook gebieden waar de ontwikkeling van natuurwaarden wordt nagestreefd en ecologische verbindingszones.

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen de agrarische gronden omgezet worden naar nieuwe natuur of worden ingericht als ecologische verbindingszone. Het omzetten van agrarische gronden naar een ecologische verbindingszone of nieuwe natuur om zo tot een verdere invulling van de EHS te komen kan enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaar.

Voor het omzetten naar de bestemming Natuur is geen Mer-beoordelingsplicht (artikel 7.8a tot en met 7.8e Wet milieubeheer) noodzakelijk. Voor het wijzigen naar de bestemming Natuur met een oppervlakte van 125 hectare of meer is een Mer-beoordelingsplicht noodzakelijk. De wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen naar Natuur ligt op de Agrarische bestemming in alle vier de deelgebieden. Deze deelgebieden hebben geen onderlinge samenhang behalve dan dat ze tot het buitengebied van Veenendaal behoren. De drempelwaarde van 125 hectare wordt in geen van de deelgebieden gehaald. Er geldt dan ook geen Mer-beoordelingsplicht.