direct naar inhoud van 3.10 Infrastructuur
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

3.10 Infrastructuur

3.10.1 Autoverkeer

Aan de noordzijde van Veenendaal is de A12 gelegen, de snelweg Den Haag-Utrecht-Arnhem. Op relatief korte afstand is aan de zuidzijde snelweg Rotterdam-Nijmegen, de A15 gelegen. De onlangs geheel gerealiseerde Rondweg oost zorgt voor een snellere verbinding, waardoor ook de nabij gelegen A30, richting Amersfoort en Apeldoorn voor een goede bereikbaarheid vanuit het noorden zorgt. In de hoofdwegstructuur van Veenendaal is ook de Rondweg west een belangrijkste noord-zuidverbinding met een directe aansluiting op de A12. Vanaf beide rondwegen zijn de woonwijken en bedrijventerreinen bereikbaar. Het verkeer naar het centrum wordt geleid via de centrumring. Deze ring heeft via de Raadhuisstraat/Prins Clauslaan een aansluiting op de Rondweg oost.

3.10.2 Tracébesluit nieuwe aansluiting A12

De verbreding van de A12 tussen Lunetten en Veenendaal is door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen als een project waar uiterlijk mei 2011 met uitvoering van de wegwerkzaamheden moet zijn gestart. Door de verkeerstromen vanuit Arnhem richting Veenendaal en vanuit Veenendaal richting Utrecht niet meer te laten kruisen, maar om elkaar heen te laten rijden, wordt de verkeerscapaciteit van de aansluiting aanzienlijk vergroot. Rijkswaterstaat Directie Utrecht is daarom voornemens de aansluiting Veenendaal-west te reconstrueren, waarbij het noordelijke deel wordt uitgevoerd als een kwart klaverblad. Het autoverkeer, komend vanuit de richting Arnhem, rijdt daarop de Nieuweweg noord voorbij en vervolgens via het klaverblad terug naar de Nieuweweg noord richting Veenendaal. Deze aansluiting is geprojecteerd recht tegenover de Voorpoort.

De minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben in april 2010 het Tracébesluit genomen. In dit besluit is een minimale toekomstvaste oplossing opgenomen.

Het is de wens van de gemeente Veenendaal om de ontsluiting via de Nieuweweg-noord op termijn te vervangen door een ontsluiting via de Voorpoort door het bedrijventerrein De Batterijen. In de concept-Mobiliteitsvisie is de ontsluiting via de Voorpoort als voorkeur naar voren gekomen.

In 2009 is door DHV een mobiliteitstudie uitgevoerd onder de naam “Verkeersstructuur tussen Renswoude, Ede en Veenendaal. Deze studie is in opdracht van de drie betrokken gemeenten en de provincies Utrecht en Gelderland uitgevoerd. Deze studie was primair gericht om een verkeersstructuur voor het gebied tussen Veenendaal, Ede en Renswoude te zoeken die door deze vijf overheden gedragen wordt. Bij deze studie is gebruik gemaakt van de meest recentste inzichtenin de ontwikkelingen (arbeidsplaatsen enz.) van De Batterijen. Conclusie van dit onderzoek is dat er na de doortrekking van de Ravellijn naar de verbinding met de A12/Rondweg-oost (Rondweg- De Klomp) geen verkeersproblemen verwacht worden. Voorts is geconcludeerd dat de doorgetrokken Voorpoort aan veel bezwaren tegemoet komt die verbonden zijn aan de handhaving van de doorgaande route via de Nieuweweg-noord. Door het gemeentebestuur van Veenendaal is naar aanleiding van dit rapport uitgesproken dat nadrukkelijk gestreefd blijft worden naar de doortrekking van de Voorpoort. Deze ontsluiting is echter op dit moment financieel niet haalbaar.

Gekozen is dus voor een minimale toekomstvaste oplossing. Om de nieuwe aansluiting op de A12 optimaal te laten functioneren, is het noodzakelijk om de Nieuweweg-noord (provinciale weg met voorheen nummer N233 te verbreden.
Op basis van ingediende zienswijzen tegen het ontwerpTracébesluit is de verbreding van de Nieuweweg-noord aangepast. In het Tracébesluit wordt gekozen voor een gewijzigd ontwerp, de zogeheten 'interim-oplossing'. Voor dit ontwerp hoeft veel minder grond te worden aangekocht van omwonenden. Het aantal opstelvakken (2) is hierbij gelijk aan de huidige situatie. Hiermee wordt tevens voorkomen dat er grootschalige ingrepen plaatsvinden die achteraf, na vaststelling van de Mobiliteitsvisie, mogelijk blijken te zijn. Deze interim-oplossing voldoet aan de benodigde capaciteit voor verkeersafwikkeling bij de aansluiting Veenendaal tot en met 2020.

Op grond van de Tracéwet moet de gemeente dit Tracébesluit binnen één jaar na het onherroepelijk worden ervan opnemen in een bestemmingsplan. In het voorontwerp bestemmingsplan is voor de nieuwe aansluiting een wijzigingsbevoegdheid opgenomen omdat op het moment dat het voorontwerp werd opgesteld, het ontwerp Tracébesluit nog niet ter inzage was gelegd. Nu het Tracébesluit is genomen kan in het bestemmingsplan de verbreding gewoon bestemd worden.

Een gedeelte van de oostkant van het nieuwe tracé ligt binnen het bestemmingsplan De Batterijen 2010.

Gevolgde procedure

Tot 2003 doorliep de A12 Utrecht-Veenendaal de Tracéwetprocedure. In 1997 is voor de aanpak van de verkeersproblemen op dit traject een Startnotitie Utrecht-Veenendaal gepubliceerd. Daarin werden verschillende oplossingen gepresenteerd. In 2000 is vervolgens een Trajectnota/MER Utrecht-Veenendaal gepubliceerd, met de resultaten van het milieuonderzoek. De aansluiting Veenendaal was opgenomen in de Startnotitie (1996) en Trajectnota/MER A12 Veenendaal – Ede uit 2001. In 2003 is door de Minister van Verkeer en Waterstaat bepaald dat de aansluiting Veenendaal opgenomen wordt in het project Utrecht- Veenendaal.

Het traject A12 Utrecht-Veenendaal is door de komst van de Spoedwet opgesplitst in twee delen:A12 Utrecht - Maarsbergen en A12 Maarsbergen – Veenendaal. Het gedeelte Maarsbergen – Veenendaal kwam niet onder de Spoedwet te vallen. Daarom werd voor dit traject de Tracéwetprocedure vervolgd.

Conform de Tracéwet is in oktober 2009 het ontwerp-Tracébesluit A12 Maarsbergen – Veenendaal vastgesteld. Van 16 oktober 2009 tot en met 26 november 2009 is hierop inspraak mogelijk geweest. De zienswijzen hebben mede aanleiding gegeven tot enkele inhoudelijke wijzigingen in het Tracébesluit. Op 13 april 2010 is het Tracébesluit genomen.

Resultaten van de onderzoeken ten behoeve van het Tracébesluit

Milieu en Leefbaarheid

Milieueffectrapportage

In de Trajectnota/MER A12 Utrecht – Veenendaal is een aantal alternatieven en varianten onderzocht op hun effecten voor verkeer en milieu.

De minister heeft in het Standpunt gekozen voor het Benuttingsalternatief. Het benuttingsalternatief ging uit van een spits- of plusstrook langs het hel traject tussen Maarsbergen en Veenendaal. Dit werd gecombineerd met een uitgebreid pakket aan inpassingmaatregelen, zoals nieuwe ecopassages en faunatunnels en het vervangen van verouderde viaducten en onderdoorgangen. Deze maatregelen worden in het MER genoemd als basiskwaliteit. Het Tracébesluit geeft een uitwerking van het Benuttingsalternatief met een toekomstvaste insteek. Bij de uitwerking is als benuttingsmaatregel gekozen voor de aanleg van plusstroken.

In de MER zijn de milieuefffecten inzichtelijk gemaakt. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar onder andere de aspecten geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veilighei, natuur en landschap, bodem en water. De resultaten zijn verwoord in de Trajectnota/MER die als bijlage bij het Tracébesluit is gevoegd.

Luchtkwaliteit

Op grond van artikel 5.16 eerste lid, onder d, juncto tweede lid, onder d, van de Wet milieubeheer kan een Tracébesluit worden vastgesteld indien het betrekking heeft op een project dat past of in elke geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12, eerste lid, of artikel 5.13 eerste lid vastgesteld programma.

De efffecten voor lucht zijn onderzocht in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het tracé past binnen het NSL en is in ieder geval daarmee niet in strijd. Het Tracébesluit kan daarmee op bovenstaande grondslag worden gerealiseerd.

Geluid

Door de toename van het verkeer wordt de geluidsbelasting in de omgeving van de A12 hoger. De Wet geluidhinder geeft normen in hoeverre een eventuele toename acceptabel is. Nagegaan is in hoeverre met maatregelen de geluidsbelasting is terug te dringen.

Het akoestisch onderzoek is gerapporteerd in 3 rapporten d.d. maart 2010 (zie bijlage 8 bij het Tracébesluit).

Voor en aantal woningen is sprake van een aanpassing van de weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Voor deze woningen zijn de doelmatige geluidmaatregelen bepaald. Bij uitvoering van het berekende bronmaatregelenpakket en ten gevolge van de aanleg van extra tweelaags ZOAB moeten er voor 72 woningen in Veenendaal hogere waarde worden vastgesteld.

Op één enkele woning is twee maal een hogere waarde vastgesteld: ten gevolge van de aanpassing van de A12 en van de Nieuweweg-noord. Een schermmaatregel is onderzocht, echter deze bleek niet doelmatig. Een bronmaatregel (stiller asfalt) is niet toepasbaar op het kruispunt Nieuweweg-noord/Voorpoort.

Ter plaatse van een enkele woning aan de Nieuweweg-noord bedraagt in de toekomstige situatie 2025 met plusstroken en het doelmatige tweelaags ZOAB de overschrijding van de grenswaarde meer dan 5 dB. Daarom wordt een geluidsscherm langs een deel van de noordelijke toe-/afrit geplaatst, ter hoogte van km 91.68 van de A12 aansluitend aan de Nieuweweg-noord.

Geluidseffect op stilte- en natuurgebieden

De geluidseffecten zijn bepaald ter plaatse van de nabijgelegen stiltegebieden, de EHS en het op 0,5 km ten noorden van Veenendaal gelegen Beschermd Natuurmonument “Meeuwenkampje”. Uit onderzoek blijkt dat door de verbreding extra oppervlak stiltegebieden, EHS en het “Meeuwenkampje” geluidsbelasting gaat ondervinden.

Door verlenging van het stillere wegdek ter plaatse van het stiltegebied en de EHS reduceert de toename volledig en zelfs een groot deel van de toename die optreedt ten gevolge van de autonome ontwikkeling. Op “Meeuwenkampje” wordt de autonome ontwikkeling volledig teruggebracht.

Veiligheid en Incident Management

Verkeersveiligheid

Uitgangspunt bij het toepassen van spits- en plusstroken is dat de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beinvloed. Positieve effecten van extra rijstroken zijn te verwachten door minder congestie waardoor minder kop-staartbostingen optreden en minder sluipverkeer op het onderliggend netwerk plaatsvindt.

In het kader van Europese afspraken is een specifieke afweging gemaakt waarin maatvoeringen van rijstroken, vluchtstroken, bermen en obstakelvrije zones getoetst zijn. Deze afweging is beschreven in de notitie “Projectspecifieke Afwegingsnotitie Verkeersveiligheid” (bijlage 10 van het Tracébesluit). De Dienst Verkeer en Scheepvaart (voorheen de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV)) heeft geadviseerd over het ontwerp van spits- en plusstroken en over aanvullende maatregelen die moeten worden genomen om het veiligheidsniveau op de betreffende wegvakken op peil te houden (bijlage 9 van het Tracébesluit).

Externe veiligheid

De voorgenomen wegaanpassing leidt niet tot overschrijding van de normen die in het kader van de externe veiligheid zijn vastgesteld en geeft geen toename van het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Natuur

Aanvullend op de eerdere onderzoeken die horen bij de Trajectnota/MER is nader onderzocht wat de efffecten van de wegverbreding op beschermde gebieden en beschermde flora en fauna zijn.

Gebiedsbescherming

Op grond van bovenstaande bevindingen, is ten aanzien van de effecten van het Tracébesluit op 'Binnenveld' en de 'Bennekomse Meent' en 'Hel/Blauwe Hel', het volgende geconcludeerd. Er is geen sprake van handelingen die de kwaliteit van het Natura 2000-gebied en de daar voorkomende habitats en de leefgebieden van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect hierop kunnen hebben

danwel van handelingen die als schadelijk kunnen worden aangemerkt voor de beschermde natuurmonumenten 'Bennekomse Meent' en 'Hel/Blauwe Hel'. Ook is er geen sprake van nadelige effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van 'Binnenveld' als gevolg van de wegverbreding.

Conclusie ten aanzien van de effecten van het Tracébesluit op 'Meeuwenkampje' is dat er geen sprake is van het verrichten van handelingen in het kader van de wegverbreding die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren.

Conclusie ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op de EHS is dat de wegverbreding niet leidt tot een reëel effect op de beschermde natuurwaarden. Voor de aspecten vernietiging van bos en kap van bomen, vernietiging van natuurgebieden, barrièrewerking en versnippering, verstoring door geluid en

verstoring door verlichting worden maatregelen genomen om nadelige effecten weg te nemen dan wel te compenseren.

Soortenbescherming

Conclusie ten aanzien van de beschermde soorten is dat mogelijk alleen ontheffing nodig is voor het verstoren, vangen en verplaatsen van Kleine modderkruiper en Bittervoorn en mogelijk voor vogelsoorten met een vaste broed- en verblijfplaats in verband met vernietiging van vaste broed- en verblijfplaatsen.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Landschappelijke inpassing

Op basis van de uitgangspunten van het “Routeontwerp A12” en aanwezige cultuurhistorische waarden worden maatregelen getroffen. Langs het traject komen zo min mogelijk obstakels in de wegberm. De berm krijgt, waar mogelijk, een breedte van minimaal 13 m. Het verbrede talud wordt begrensd door een bermsloot. Waar eigendomsgrenzen het toelaten, krijgt de bermsloot aan de landschapszijde een natuurvriendelijke oever.

Centraal in de Gelderse Vallei staat het openhouden van het gebied en het sparen van de waardevolle gebiedselementen. De Emminkhuizerberg blijft onaangetast.Bij de inpassing van aansluiting Veenendaal staat de openheid van het landschap centraal. Hierbij wordt afgestemd met het Beeldkwaliteitplan (2005) van gemeente Veenendaal.

Ter hoogte van het Valleikanaal en de Emminkhuizerberg kruist de A12 de Grebbelinie die ligt tussen de

Rijn en de voormalige Zuiderzee. De kruising met het Valleikanaal wordt teruggelegd op bijna de oorspronkelijke ligging. Zo wordt de doorsnijding van de Grebbelinie meer zichtbaar in het landschap. Bij het ontwerp van de kunstwerken bij kruisingen met andere wegen en paden is zorgvuldig aandacht besteed aan de sociale veiligheid.

Cultuurhistorie

Langs de weg liggen cultuurhistorische objecten. De wegaanpassing heeft geen gevolgen voor deze objecten. De Grebbelinie bestaat uit inundatievelden (terreinen die onder water gezet kunnen worden) die in het westen begrensd worden door dijklichamen. Ter hoogte van de Emminkhuizerberg ligt aan de zuidzijde van de A12 'De Roode Haan'. Dit is een verdedigingswerk van de Grebbelinie. De Grebbelinie heeft in dit gebied zijn oorsprong. Niet alleen begint de liniewal vanaf deze hoogste plek in het dal van de Gelderse Vallei, ook de ontstaansgeschiedenis hangt samen met deze plaats. Vanaf de weg zijn zowel de kruising met het Valleikanaal, De 'Roode Haan' en de Emminkhuizerberg zichtbaar. In overleg met de Provincie Utrecht, Waterschap Vallei en Eem en Staatsbosbeheer is besloten om de Grebbelinie, gezien vanaf de A12, duidelijk zichtbaar te maken.

Archeologie

Op basis van het benodigde ruimtebeslag voor de verbreding van de A12 is een archeologische verwachtingenkaart (bijlage 15) opgesteld. Op basis daarvan heeft een inventariserend archeologisch onderzoek plaatsgevonden (bijlage 16 en 17), zowel bureau- als veldonderzoek. Tijdens het inventariserend onderzoek zijn er archeologische indicatoren (uit het Mesolithicum10) aangetroffen ter hoogte van ecoduct Rumelaar. Op advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zal aan de noordzijde van de A12, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden, aanvullend onderzoek, in de vorm vanproefsleuven worden uitgevoerd ter hoogte van km 83,15 tot km 83,60.

Bodem, water en explosieven

Bodem

Het gebied waarin de grondwerkzaamheden voor de wegaanpassing plaatsvinden, is verkennend onderzocht op bodemverontreiniging (bijlage 21 en 22). Uit dat onderzoek blijkt dat de bermen plaatselijk verontreinigd zijn, met voornamelijk zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). De sterk verontreinigde grond zal voor de werkzaamheden verwijderd moeten worden. Nader bodemonderzoek moet uitwijzen om hoeveel verontreinigde grond het precies gaat. Ook wordt er een grondstromenplan opgesteld.

Water

De wegaanpassing heeft geen blijvend effect op de grondwaterstand of de waterkwaliteit langs het wegtraject Maarsbergen-Veenendaal. Wel moeten een aantal maatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor de waterkwantiteit te voorkomen. De maatregelen betreffen onder andere de aanleg van watergangen en een waterberging in de lus van de af- en toerit van Veenendaal.

Niet gesprongen explosieven

Uit onderzoek blijkt dat op en in de omgeving van delen van het traject verwacht kan worden dat er explosieven aangetroffen kunnen worden. Voorafgaand aan de uitvoerings-werkzaamheden zal veldonderzoek worden verricht op verdachte locaties.

Schadevergoeding

Degene die nadeel ondervinden van de verbreding van de A12 bv waardevermindering van het pand, omrijschade, beperking van bedrijfsvergroting of bouw- en gewassenschade kunnen nadat het Tracébesluit onherroepelijk is een verzoek om schadevergoeding indienen.

Nieuwe ontsluiting via de Voorpoort

De Nieuweweg - noord blijft in de nieuwe situatie fungeren als ontsluiting. De wens is echter om deze ontsluiting te vervangen door een ontsluiting via de Voorpoort door bedrijventerrein De Batterijen.

Ter hoogte van de Heiveldweg zou dan een tunnel moeten komen. Deze ontsluitingsweg zal daarmee de nieuw beoogde Provinciale weg de N-233 worden. De Nieuweweg - noord wordt afgewaardeerd en blijft toegankelijk voor fietsverkeer.

Vanuit het Landschapsontwikkelingsplan is dit ook gewenst. Het noordelijk deel van de Nieuweweg noord en de aansluiting op de Klompersteeg wordt dan sterk ontlast. Dit tracé wint hierdoor aantrekkingskracht voor de recreant. Ook de voor zwaar verkeer geprofileerde bocht bij de spoorwegovergang krijgt een bescheiden vormgeving, waardoor het zicht op de aarden wallen van het fort wordt verbeterd.

3.10.3 Openbaarvervoer

Veenendaal kent de trein, de bus en de regio taxi als openbaar vervoervorm.

Door Veenendaal lopen twee spoorlijnen met een drietal stations welke van groot belang zijn voor de regionale bereikbaarheid van Veenendaal. Dit is de lijn Utrecht-Rhenen met de stations Veenendaal Centrum en Veenendaal West en de lijn Utrecht-Arnhem, met de op het grondgebied van de gemeente Ede gelegen station Veenendaal De Klomp.

Op dit moment zijn er verschillende busverbindingen vanuit Veenendaal naar de gemeenten in de regio, zoals Ede, Rhenen, Wageningen, Amersfoort. Daarnaast verzorgt een lokale lijn de verbinding van de woonwijken met het centrum en NS-stations. Voor de gebieden en locaties, die dit netwerk niet dekt, biedt de regiotaxi een mogelijkheid als aanvullend vervoer. Daarnaast biedt deze vorm van openbaar vervoer de mogelijkheden voor mindervaliden deur-tot-deur vervoer.

3.10.4 Fietsverkeer

Veenendaal kent een opvallend uitgebreid fietspadennetwerk, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het primaire – en secundaire fietsroutenet. Het primaire net bestaat uit de hoofdroutes voor het fietsverkeer en is een grofmazig netwerk waaraan de belangrijkste voorzieningen zijn gelegen. De secundaire fietsroutes liggen veelal door de woongebieden en vormen de kortsluitingen tussen de routes uit het primaire net.

3.10.5 Ligging deelgebieden

Deelgebied Noord (omgeving Fort aan de Buurtsteeg)

Het grootste deel van dit gebied is ten westen gelegen van de noord, tussen de A12 en de spoorlijn Utrecht-Arnhem. Het gebied wordt aan de westzijde begrensd door de op het grondgebied van de gemeente Renswoude gelegen Kooiweg. Het gebied is nogal geïsoleerd gelegen en ligt deels verstopt achter de lintbebouwing van de Nieuweweg noord.

Het schegvormige gebied aan de oostzijde van de Nieuweweg noord, gelegen tussen de Klompersteeg en ten noorden van de spoorlijn Utrecht-Arnhem, maakt (voorlopig nog) deel uit van het buitengebied. Door het ontbreken van fietspaden langs de Klompersteeg is Fort aan de Buurtsteeg voor fietsers vanuit het noorden slecht bereikbaar. De Nieuweweg noord is voorzien van fietssuggestiestroken, maar de hoge verkeersintensiteit maakt het geen aantrekkelijke route.

Als de rijksweg via de Voorpoort wordt ontsloten komt hier verandering in. De Nieuweweg noord wordt dan afgesloten voor doorgaand autoverkeer. Dit is niet alleen vanuit het Landschapsontwikkelingsplan aangeven maar is ook een wens in het kader van het zichtbaarder maken en het vergroten van de recreatieve waarde van het Fort aan de Buurtsteeg (onderdeel van de Grebbelinie).

Deelgebied Oost (ten zuiden van de Grift)

Het gebied ten zuiden van de Grift omvat de Grift met bijbehorende taluds en het bebouwingslint langs de Grebbeweg met afwisselend bebouwingsclusters en kleinschalige weilanden. Het gebied wordt aan de westzijde begrensd door de Rondweg oost (N233). Aan de noordzijde wordt het nieuwe woongebied Veenendaal oost ontwikkeld, waarin de komende jaren ruim 3.000 woningen worden gerealiseerd. Er wordt in dat woongebied onderscheid gemaakt in landschappelijke thema's met een waterrijk wijkdeel, grenzend aan het Benedeneind.

Het deelgebied is door de Wageningselaan, Rauweveldseweg en Benedeneind ontsloten. Door de ingebruikname van de Rondweg oost en afsluitende verkeersmaatregelen in de omgeving zal de verkeersintensiteit op de Rauweveldseweg sterk afnemen. Met de vrijliggende fietspaden langs de Wageningselaan en het Benedeneind als primaire fietsroutes, is het deelgebied per fiets goed bereikbaar.

Deelgebied Zuid (omgeving Middelbuurtseweg)

Het deelgebied is gelegen boven en onder de Middelbuurtseweg ten zuiden van het Bedrijventerrein Nijverkamp. Aan de zuid- en oostzijde ligt de gemeentegrens met Rhenen en aan de westzijde wordt het gebied begrensd door de spoorlijn Utrecht-Rhenen. De Rondweg Oost doorsnijdt het deelgebied in een westelijk en een oostelijk deel. Een voetgangerstunnel onder de Rondweg oost verbindt die delen. Fietsen kunnen via een steile goot aan de hand worden meegevoerd. Het gebied is bereikbaar via het primaire vrijliggende fietspad langs De Smalle Zijde en de Ronduutweg.

Deelgebied West (ten zuiden van de Dijkstraat)

Dit deelgebied ligt in het zuidwesten van de gemeente op de flank van de Utrechtse Heuvelrug. Aan de zuidzijde ligt de gemeentegrens met Rhenen en het landgoed Prattenburg. Aan de westzijde loopt de onverharde Slaperdijk, gelegen op het grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Aan de oostkant loopt de Rondweg west, waarop de Zandheuvelweg is ontsloten. Deze weg gaat als verharde weg het deelgebied in om vervolgens over te gaan in een onverhard matig toegankelijk voetpad richting de Dijkstraat en Slaperdijk. Het deelgebied wordt doorsneden door het noord-zuid gelegen fietspad van Dijkstraat naar Prattenburg, deel uitmakend uit van een ANWB fietsroute. Aan de noordzijde wordt het deelgebied begrensd door de Dijkstraat en in het verlengde daarvan de Dijkstraat West, ook deel uitmakend van het fietsroutenet.