Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01 |
Nota Ruimte/ 2005
In de Nota Ruimte zijn verschillende beleidsvelden integraal benaderd. Voor het bestemmingsplan is relevant:
Veenendaal is, in WERV-verband (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal), onderscheiden als een economisch kerngebied met nauwe relaties naar de KAN-regio (Knooppunt Arnhem-Nijmegen). Daarnaast ligt het in een omvangrijk reconstructiegebied voor de landbouw. De ecologische hoofdstructuur zoals in het Rijksbeleid is weergegeven omgeeft Veenendaal globaal aan drie kanten.
Gevolgen voor visie en planopzet
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende nota's, zoals:
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Dit plan past in de uitgangspunten van deze Structuurvisie.
Natura 2000 gebieden
Europees kader en verplichtingen: Natura 2000
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen (Göteberg, 2003). Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de (gebiedsgerichte) onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze Europese richtlijnen bepalen dat lidstaten bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Daartoe is een ecologisch netwerk van speciale beschermingszones “Natura 2000” opgericht. In Nederland zijn ruim 160 gebieden aangemeld als Natura 2000-gebied. Een deel van de Natura 2000-gebieden is inmiddels definitief aangewezen.
De bescherming van de Natura 2000-gebieden (c.q. de voormalige Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) is in Nederland opgenomen in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 2005. Deze wet bepaalt wat er wél en niet mag in en rond de Natura 2000 - gebieden. Activiteiten met (mogelijk) negatieve gevolgen voor de natuurwaarden c.q. de instandhoudingsdoelstelling van een Natura - 2000 gebied (zoals bouwactiviteiten in of nabij een beschermd gebied), mogen bijvoorbeeld niet plaatsvinden zonder vergunning. Er wordt (door de provincie en/of het rijk) alleen een vergunning verleend indien:
Het Binnenveld
In het zuiden van de Gelderse Vallei, tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, ligt het Natura 2000-gebied Binnenveld. Dit Natura 2000-gebied bestaat uit twee deelgebieden, de Bennekomse Meent (Gelderland) en de Hel/Blauwe Hel (Utrecht).
Het gebied Binnenveld wordt doorsneden door het kanaal de Grift dat tevens de bestuurlijke grens vormt tussen de provincies Utrecht en Gelderland.
Het Binnenveld is een gebied met ongekende ecologische waarden en potenties. Kenmerkend voor het gebied zijn restanten van kwelgevoelige vegetaties en bijzondere leefgebieden die tot de jaren veertig van de vorige eeuw nog grootschalig voorkwamen. Na die tijd is de omvang van het gebied ingrijpend afgenomen, en kreeg de omgeving een meer intensief agrarisch karakter. Desondanks herbergt de Bennekomse Meent het grootste oppervlak aan blauwgrasland in Nederland en is de Hel/Blauwe Hel één van de weinige gebieden in Nederland waar trilveen in het beekdal voorkomt.
Natuurdoelen
Voor dit gebied zijn de volgende instandhoudingsdoelen geformuleerd:
Stand van zaken
Voor het Natura 2000 gebied Binnenveld wordt op dit moment een beheerplan opgesteld. Het Natura 2000 gebied Binnenveld is nog niet definitief aangewezen, omdat de financiering van de maatregelen nog niet duidelijk is. Dit heeft onder meer te maken met de decentralisatie van taken in het natuurakkoord en de herijking van de EHS en de afstemming van Natura 2000 doelen en de Kaderrichtlijn water.
Gevolgen voor visie en planopzet
Bij vaststelling van het bestemmingsplan moet helder zijn dat eventueel mogelijk gemaakte ontwikkelingen geen significant nadelige effecten op de Natura 2000 gebieden hebben.
Natuurbeschermingswet
Naast de Hel en de Blauwe hel die als beschermd natuurmonument zijn aangewezen heeft ook het Meeuwenkampje deze beschermde status.
Het natuurgebied Meeuwenkampje ligt aan weerszijden van de spoorlijn Utrecht – Arnhem in de gemeente Veenendaal en Renswoude. Het Meeuwenkampje wordt gezien als één van de belangrijkste natuurparels in de Gelderse Valei. Het terrein is al in 1988 aangewezen als beschermd natuurmonument. Door de venige bodem is het gebied altijd gebruikt als hooiland, waardoor er nu bijzondere en waardevolle planten van de zogenaamde schraalgraslanden groeien.
Doelsoorten:
Flora- en Faunawet/ 2000
De Flora- en Faunawet is sinds 1 april 2002 in werking. De Flora- en Faunawet is een raamwet: in de wet staan de hoofdlijnen van de regels. De uitwerking is geregeld in aparte besluiten en regelingen. De wet richt zich op de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet kent een 'zorgplicht'. Vanuit dit beginsel dient een ieder zò te handelen, of juist handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende dier- en plantensoorten daarvan géén of zo min mogelijk hinder ondervinden.
In het buitengebied wordt o.a. regelmatig een (oude) schuur verbouwd of gesloopt. Dit kan consequenties hebben voor aanwezige flora en fauna.
Gevolgen voor visie en planopzet
Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug/ 2005
Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is een gebied waarin het behoud en ontwikkeling van waardevolle natuur centraal staat. In Nationale Parken worden mogelijkheden geboden voor natuurgerichte recreatie, voorlichting en educatie en wetenschappelijk onderzoek.
Een zeer klein deel van het plangebied is gelegen in het Nationaal Park, wat verder doorloopt in de gemeenten Rhenen en Utrechtse Heuvelrug.
Beheer- en inrichtingsplan Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Het beleid van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is erop gericht een aaneengesloten natuurgebied met zijn gradiënten in stand te houden en dit ook voor gebruikers beleefbaar en herkenbaar te houden. Voor Veenendaal zijn met name de doelstellingen op het gebied van recreatie van belang. Men wil toe naar een meer actieve benadering van recreanten, waardoor bezoekersstromen meer gestroomlijnd kunnen worden. Daarnaast wil het Nationaal Park terreinen voor verblijfsrecreatie stimuleren om tot kwaliteitsverbetering of verplaatsing over te gaan en wil men inzetten op betere openbaar vervoer verbindingen naar de natuur, als alternatief voor de auto. Kleinschalige nachtverblijven kunnen in het gebied rond de Dijkstraat en rond de Middelbuurtseweg mogelijk gemaakt worden. In de gemeente Veenendaal zijn op dit moment geen grootschalige dagrecreatieve dan wel verblijfsrecreatieve voorzieningen aanwezig. De wens is dat zo te houden.
Binnen het Nationaal Park is een macrozonering aangebracht, waarbij zowel is gelet op belangrijke natuurlijke structuren als op goede mogelijkheden voor recreatief medegebruik. De aanwezigheid van een intensief gebruik van de natuur in de nabijheid van het stedelijk gebied wordt als een gegeven geaccepteerd. De macrozonering houdt scheiding in van een rustig gedeelte, de ecologische kernzone en een drukkere integratiezone. Het meest zuidelijk deel van het deelgebied omgeving Dijkstraat behoort tot de integratiezone. De integratiezones zijn bedoeld om te komen tot een optimale integratie van natuur- en recreatiefuncties. De zones zijn van belang als uitloopgebied van de bebouwde kernen en zijn de routegebonden recreatievormen geconcentreerd. Omdat er op deze plaats weinig ruimte is tussen de kernzone en de integratiezone, is hier ook sprake van een geleidingszone. Hier zijn extra inspanningen nodig om de drukte zoveel mogelijk af te leiden, bijvoorbeeld door het stroomlijnen van van paden en routes.
Om de bezoekersstromen te geleiden worden er groene entrees ontwikkeld aan de randen van het park. Deze dienen voor overstap van auto op ander 'groen vervoer' (bijvoorbeeld fietsenverhuur), parkeren en voor de start van paden. Er is een 'Poort Kwintelooijen' nabij Veenendaal gelokaliseerd, verknoopt met openbaar vervoer. Hier is ook een infocentrum voorzien. Daarnaast is er sprake van een 'Groene Entree Prattenburg', die vooral is bedoeld voor opvang van bezoekers uit Veenendaal.
Deze entrees liggen niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
Gevolgen voor visie en planopzet
Agenda Vitaal Platteland/ 2004
De Agenda voor een Vitaal Platteland gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. Voor het plangebied zijn de volgende aspecten van belang:
Gevolgen voor visie en planopzet
Herziene Monumentenwet 1988
Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Vijftien jaar na het ondertekenen van het Verdrag van Malta is de verankering van dit Europese verdrag in de Nederlandse wetgeving een feit. Inmiddels is deze wet opgenomen in de herziene Monumentenwet 1988.
Dit betekent dat gemeenten de primaire verantwoordelijkheid hebben, om te zorgen dat archeologie beleidsmatig een goede plaats krijgt in de uitvoering van hun RO-beleid en dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd volgens de geldende kwaliteitsnorm.
Verder kunnen de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) derde generatie van belang zijn.
De AMK geeft de terreinen van archeologische waarde weer zoals die op het moment van verschijnen bekend waren. Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten gelegen.
De IKAW geeft voor heel Nederland de kans weer op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in drie categorieën: een hoge, middelhoge en lage trefkans. Uitgangspunt bij de vervaardiging van de IKAW is dat er een verband bestaat tussen het landschap, de bodemgesteldheid en activiteiten van mensen in het verleden.
In Veenendaal is de hoge trefkans op een paar plekken te vinden langs de Wageningselaan. De middelhoge trefkans is met name te vinden op de uitlopers van de Heuvelrug, in de deelgebieden ten zuiden van de Dijkstraat en de Middelbuurtseweg en omgeving.
De gemeente heeft een onderzoek verricht en een eigen archeologiebeleid vastgesteld waarin de landelijke kaarten zijn verfijnd. Zie verder onder Lokaal beleid.
Gevolgen voor visie en planopzet