direct naar inhoud van Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

19.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in 19.1 en het bepaalde in de regels 3 tot en met 16 prevaleert de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogspanningsmasten maximaal 45 m¹ hoog mogen zijn.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 19.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende andere bestemming en/of bestemming “Leiding - Hoogspanningsverbinding”, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in artikel 19.1;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen en dit advies de bebouwing niet in de weg staat.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in artikel 19.4.1, is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op of in de gronden als bedoeld in artikel 19.1:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • c. het ophogen, egaliseren, bodem verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

19.4.1 uitzonderingen

Het in artikel 19.4 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan in werking treedt in uitvoering zijn.

19.4.2 toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 19.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen:

  • a. geen onevenredige aantasting van de belangen van de elektriciteitsvoorziening ontstaat of kan ontstaan en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen en dit advies de uitvoering van het werk of de werkzaamheid niet in de weg staat.