direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Melmseweg fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BP1eMelmsewegF3-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 1e Melmseweg fase 3 met identificatienummer NL.IMRO.0345.BP1eMelmsewegF3-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.6 additionele voorzieningen

voorzieningen die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.8 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijf aan huis

het door bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.10 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, reclame-, advocaten-, makelaars-, notaris-, werkbemiddelings-, reis-, advies- en ingenieursbureaus, kappers, medische praktijken en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie.

1.24 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal.

1.27 gestapelde woning(en)

een woning die zich bevindt in een woongebouw dat bestaat uit twee of meer boven -of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen

1.28 hoofdgebouw

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en op het perceel naar aard en omvang het belangrijkst is.

1.29 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.30 infrastructuur

voorzieningen ten behoeve van verkeer en waterhuishouding zoals stuwen, bruggen, tunnels, duikers, aanlegsteigers, vlonders, kadewanden, keermuren, lichtmasten, beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties en afvalcontainers, alsmede parkeervoorzieningen, en een geluidbeperkende voorziening.

1.31 kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden in een woning in de vorm van één of meerdere kamers.

1.32 laden en lossen

onmiddelijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.33 maatschappelijke dienstverlening

voorzieningen ten behoeve van gezondheids- en welzijnszorg alsmede politieke-, belangen- en ideële organisaties, verenigingen, en hobbyclubs met uizondering van onderwijs, levensbeschouding, openbare dienstverlening en sociaal culturele activiteiten

1.34 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.35 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 ondergeschikte horeca

horeca die ten dienste staat van een bepaalde functie en die in aard, omvang, exploitatie en openingstijden daar ondergeschikt aan is, zoals een (bedrijfs)kantine.

1.37 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.38 openbare ruimte

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water.

1.39 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.

1.40 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.41 perceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.42 perceelsgrens

de grens van een perceel.

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 sociale woning

een sociale huurwoning of een sociale koopwoning

1.45 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in de doelgroepenverordening, waarbij de instandhouding voor de in de doelgroepenverordening omschreven doelgroep voor een in de doelgroepenverordening vastgesteld tijdvak is verzekerd.

1.46 sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in de doelgroepenverordening, waarbij de instandhouding voor de in de doelgroepenverordening omschreven doelgroep voor een in de doelgroepenverordening vastgesteld tijdvak is verzekerd.

1.47 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.

1.48 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.49 voorgevel

de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, erkers en luifels niet meegerekend.

1.50 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarop de voorgevel(s) van een woning is/zijn geplaatst.

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting in een zelfstandige woning van maximaal 1 huishouden.

1.52 zakelijke dienstverlening

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.53 zelfstandige woning

een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.

1.54 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.55 zorgwoningen

woningen die gekoppeld zijn aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, dakranden en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de gebruiksoppervlakte

gebruiksoppervlakte is gelijk aan het brutovloeroppervlakte minus gevels en dragende wanden, de vloeroppervlakken waarboven de vrije hoogte minder is dan 1,5 m, met uitzondering van vloeren onder trappen, trapgaten, liftschachten of vide’s groter dan 4 m2;

2.7 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.9 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.12 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 het buitenwerks meten van maten

voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij plantenbakken, dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen.

2.15 het peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalinzameling;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • g. beeldende kunst;
  • h. voetpaden/fietspaden;
  • i. calamiteiten ontsluiting;
  • j. additionele voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;

3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor , parkeerplaatsen, wegen en wegverbredingen, tenzij het bestaande voorzieningen
  • b. betreffen Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het kader van een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van:

  • a. het gebruik voor parkeerplaatsen;
  • b. het gebruik als calamiteitenontsluiting;
  • c. het gebruik voor wegen indien sprake is van een reconstructie van aangrenzende wegen;

Voor het verlenen van deze omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de herinrichting mag geen onevenredig inbreuk maken op de aanwezige hoofdgroenstructuur;
  • b. de herinrichting dient te voldoen aan de beleidsregels voor groencompensatie zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wegverkeer;
  • b. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  • c. bergingen ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  • d. traphuizen ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "overbouw wonen" is een overbouw ten behoeve van het hoofdgebouw voor Wonen vanaf de derde bouwlaag toegestaan.
  • f. infrastructuur;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ondergrondse afvalinzameling;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. (speel)pleinen;
  • k. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • l. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 4.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikelen 11.1 en 11.2 ten behoeve van parkeren en laad- en losruimte.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven aanduidingen.
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - overbouw wonen is het bouwen van het hoofdgebouw enkel vanaf bouwlaag drie en hoger toegestaan;
4.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een afscheiding met veiligheidsfunctie mag voor het tuindak, de balkons en de dakterassen maximaal 1,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag maximaal 4 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen;
  • g. balkons ten behoeve van het voor Wonen bestemde hoofdgebouw hebben, in de bestemming Verkeer, een maximum oppervlakte van 12 m2 per balkon en een maximale bouwdiepte van 2,5 meter per balkon.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in aaneengebouwde en gestapelde wooneenheden;
  • b. verkeer met in achtneming van artikel 4;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" tevens voor zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening met in achtneming van artikel 5.2.2
  • d. groenvoorzieningen, verhardingen en tuinen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. afvalcontainers;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. een beroep aan huis of bedrijf aan huis met inachtneming van artikel 5.3 Specifieke gebruiksregels;
  • i. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • j. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan ten behoeve van de omschrijving in artikel 5.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikelen 11.1 en 11.2 ten behoeve van parkeren en laad- en losruimte.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van balkons, plantenbakken en/of trappenhuizen behorende bij het hoofdgebouw;
  • b. het maximum aantal gebruiksoppervlak voor wonen bedraagt 14.000 m2;
  • c. op de gronden als bedoeld in 5.1 mogen totaal maximaal 165 woningen gerealiseerd worden, waarvan minimaal 42 woningen als sociale woning in gebruik moeten worden genomen;
  • d. de aanduiding gemengd is enkel toegestaan op de begane grond en 1e verdieping;
  • e. de zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening als onder 5.2.2 onder d beschreven zorgt, aantoonbaar op basis van verkeersonderzoek, niet voor een onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
  • f. tussen de toren van maximaal 45 meter en de toren van maximaal 55 meter moet op maximaal de 10e verdieping van het gebouw een tuindak gerealiseerd worden met een minimum afmeting van 200 m2;
  • g. gebouwen moeten worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen/afmetingen;
  • h. woningen dienen te beschikken over ten minste één gevel en buitenruimte waar, ten gevolge van elke te onderscheiden bron van wegverkeerslawaai, de geluidbelasting ten hoogste 48 dB bedraagt;
  • i. gevels die worden gerealiseerd waar volgens het bij dit bestemmingsplan horend akoestisch onderzoek de geluidbelasting ten gevolge van de A12 hoger is dan 53 dB, dienen als dove gevel (zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder), te worden uitgevoerd, tenzij wordt aangetoond dat de geluidbelasting alsnog ten hoogste 53 dB bedraagt.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Het bouwen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan

5.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend ten behoeve van de balkons en dakterrassen toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen dienen als veiligheidsfunctie;
    • 2. de bouwhoogte mag maximaal 1,5 meter bedragen.
  • b. de maatvoering van reclame-uitingen ten behoeve van een beroep aan huis of bedrijf aan huis dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  • c. balkons mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. balkons hebben een maximale uitstekende, buiten de gevel, bouwdiepte van 2,5 meter per balkon;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
  • 1. Beroep aan huis of bedrijf aan huis is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. Niet meer dan 30%, met een maximum van 45 m² van de oppervlakte, van de bebouwing op het bouwperceel ten behoeve van deze activiteit wordt gebruikt;
    • b. De activiteiten mogen niet vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    • c. Bij de uitoefening van de activiteiten moet worden voldaan aan het geldende parkeernormenbeleid, in die zin dat voldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van bewoning als het beroep aan huis of bedrijf aan huis of dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de uitoefening van het beroep aan huis of bedrijf aan huis op te vangen.

  • 2. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
    • a. bewoning van of het aanbieden van logies van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
    • b. het bewonen van een woning door meer dan 1 zelfstandig huishouden waaronder kamerbewoning;
    • c. detailhandel, niet zijnde internetverkoop zonder afhaal- of uitstalfunctie
    • d. exploiteren van zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening zonder onderzoek naar de verkeersaantrekkende werking.

5.4 Voorwaardelijke verplichting tuindak

Burgemeesters en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, met inachtneming van de realisatie van een tuindak zoals bedoeld in artikel 5.2.2.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Toestaan van kamerbewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.3 lid 2 onder b voor het bewonen van een woning door meerdere huishoudens ten behoeve van kamerbewoning, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan het beleid voor kamerverhuur zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan onder het gebouwen en de bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van een bouwwerk voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de regels uit dit plan een omgevingsvergunning verlenen voor:

a) het wijzigen van de plaats, richting en/ of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen.

b) openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen. De maximale inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m3 bedragen.

c) plaatselijke verhogingen van een gebouw, zoals luchtkokers, liftkokers, dakranden, lichtkappen en technische installaties, mits daardoor de maximale bouwhoogte van het gebouw met niet meer dan 20% wordt overschreden.

9.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van (de functie van) gebouwen en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.

11.2 Voorwaardelijke verplicht laad- en losruimte

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden indien:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt.
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
11.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform artikel 11.1 en artikel 11.2.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 1e Melmseweg fase 3

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. XX XX XXX tot vaststelling van het bestemmingsplan 1e Melmseweg fase 3

Mij bekend,

de griffier.