direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Melmseweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.1eMelmseweg-oh01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 1e Melmseweg met identificatienummer NL.IMRO.0345.1eMelmseweg-oh01 van de gemeente Veenendaal;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 1e Melmseweg bestaande uit de kaart NL.IMRO.0345.1eMelmseweg, waarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN;

1.4 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is, maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap, met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.11 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

bouwvlak

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 carport

een overkapping met een open constructie zonder eigen wanden, aangebouwd aan het hoofdgebouw, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen en daarvoor ook toegankelijk;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.25 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.27 keermuur

grondkerend kunstwerk;

1.28 kunstwerk

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;

1.29 maatschappelijke dienstverlening

activiteiten en instellingen die in de Standaard Bedrijfsindeling, versie 21-07-2008 (SBI 2008) van het Centraal Bureau voor de Statistiek als volgt zijn omschreven: SBI-categorie 86 (gezondheidszorg), voor zover het betreft de SBI-codes 86.2 en hoger; SBI-categorie 88 (maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting); het verlenen van diensten, zoals genoemd in de bedrijfsklassen 94 van de bedrijfstak S (overige dienstverlening);

1.30 onderlaag

de onderste laag van een woongebouw, voor tenminste 1,5 m¹ hoogte gelegen boven peil, waarin uitsluitend niet voor bewoning bestemde ruimten zijn ondergebracht, ten dienste van de bewoners van de bovengelegen woningen;

1.31 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 overkapping

een bouwwerk, voorzien van maximaal één wand en een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport;

1.33 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.34 het peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.35 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.37 voorgevel

een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.38 voorgevelrooilijn

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels.

Op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;

1.39 warmte koude opslag

het opslaan van thermische energie (in water) in de ondergrond;

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden;

1.41 zakelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging' met de SBI-code 2008; 41, 58, 62 t/m 66, 68 t/m 71, 73, 74, 77 t/m 82;

1.42 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel;

1.43 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
    de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

  • b. de afstand tussen gebouwen:
    de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

  • c. brutovloeroppervlak van een gebouw:
    gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

  • d. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • e. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • f. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • g. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • h. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

  • i. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • j. lengte, breedte en diepte bouwwerk:
    tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m1);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).

2.3 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. infrastructuur;
  • c. jongeren ontmoetingsplek;
  • d. nutsvoorziening;
  • e. ontsluiting;
  • f. pad;
  • g. park;
  • h. parkeerterrein;
  • i. specifieke vorm van groen – beeldende kunst;
  • j. specifieke vorm van groen – hondenuitlaatvoorziening;
  • k. speelvoorziening;
  • l. water;
  • m. weg;
  • n. voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van (ondergrondse) gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

Bouwwerken   Eis  
Maximale bouwhoogte speelvoorzieningen   5 m¹  
Maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3 m¹  
Maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15 m²  
Maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte afvalcontainers, indien bovengronds geplaatst   2 m¹  
Maximale oppervlakte afvalcontainers, indien bovengronds geplaatst   5 m²  
Maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken   5 m¹  

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. geluidscherm en/of geluidwal;
  • c. infrastructuur;
  • d. jongeren ontmoetingsplek;
  • e. nutsvoorziening;
  • f. ontsluiting;
  • g. openbaar vervoer;
  • h. pad;
  • i. parkeerterrein;
  • j. plantsoen;
  • k. specifieke vorm van verkeer – afvalcontainers;
  • l. specifieke vorm van verkeer – beeldende kunst;
  • m. specifieke vorm van verkeer – hondenuitlaatvoorziening;
  • n. voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag;
  • o. water;
  • p. weg.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke ten dienste staan van de deze bestemming;
  • b. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

bouwwerken   Eis  
Maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3 m¹  
Maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15 m²  
Maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor nutsvoorzieningen   10 m¹  
Maximale bouwhoogte afvalcontainers, indien bovengronds geplaatst   2 m¹  
Maximale oppervlakte afvalcontainers, indien bovengronds geplaatst   5 m²  
Maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken   5 m¹  

Artikel 5 Gemengd - Uit te werken

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd – Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke dienstverlening;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. wonen;
  • d. beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van deze activiteit in gebruik mag zijn;
  • e. groenvoorzieningen, verhardingen en tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen, in- en uitritten;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. afvalcontainers;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag.

5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient inzicht te bestaan in de verkaveling en het functionele programma;
  • b. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (archeologie, bodem, water, flora en fauna, akoestiek e.d.) in de directe omgeving. Dit betekent onder andere dat de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
  • c. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat ten aanzien van bodemverontreinigingen en bodemkwaliteit een aanvaardbare situatie is gewaarborgd;
  • d. bij de uitwerking rekening te houden met een hogere waarde vanwege wegverkeerslawaai;
  • e. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
  • f. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig aangeduide bouwvlak worden gebouwd.

5.3 Bouwregels

Binnen de bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.3, indien de op te richten bebouwing naar bestemming en gebruik, alsmede naar afmetingen en plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 6 Wonen - Uit te werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woondoeleinden – Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten met dien verstande dat maximaal 45 m² van het oppervlak van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van deze activiteit mag worden gebruikt;
  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
  • e. groenvoorzieningen en verhardingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' is het beleid gericht op de instandhouding van de bomen;
  • h. parkeervoorzieningen, in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. afvalcontainers;
  • k. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • l. voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag.

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken en andere-werken.

6.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient inzicht te bestaan in de verkaveling en het functionele programma;
  • b. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (archeologie, bodem, water, flora en fauna, akoestiek e.d.) in de directe omgeving. Dit betekent onder andere dat de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
  • d. van de onder d bedoelde bouwhoogte kan worden afgeweken ten behoeve van de realisering van architectonische of stedebouwkundige accentuering, met dien verstande dat:
      • voor de eengezinswoningen een maximale bouwhoogte mogelijk is tot 12 m¹;
      • voor de meergezinswoningen een maximale bouwhoogte mogelijk is tot 18 m¹.
  • e. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig aangeduide 'bouwvlak' worden gebouwd.

6.3 Bouwregels

Binnen de bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Regels bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrens mag in afwijking van het bepaalde in artikel 5 en artikel 6 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, luifels, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m¹ bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m¹ bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m¹ bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m¹ bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m¹ bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    1 4,20 m¹ boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m¹ langs een rijweg;
    2 2,20 m¹ boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder sub 1. genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten, en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m¹ kunnen overschrijden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Ten aanzien van het gebruik van gronden en gebouwen geldt het bepaalde in artikel 2.1. lid 1 onder c van de Wabo;
  • b. Onder een verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde gronden voor:
    1. detailhandel;
    2. de uitoefening van een seksinrichting.

9.2 Geoorloofd gebruik

9.2.1 Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  • a. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
  • b. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
  • c. hoogspanningsleidingen;
  • d. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

9.2.2 Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

9.3 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 9.1 onder a indien strikte toepassing van deze regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, mede bedoeld voor het beschermen van de functie van de in de nabijheid van dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als beeldbepalend element.

10.2 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop' als bedoeld in 10.1 en het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 prevaleert de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

10.3 Bouwregels

Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt binnen de op de verbeelding als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden, dat de hoogte van een bouwwerk;

  • a. binnen 100 m¹ tot de betreffende molen, niet meer mag bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
  • b. tussen 100 m¹ en 400 m¹ tot de betreffende molen niet meer mag bedragen dan 1/30 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en de betreffende molen, vermeerderd met de onder a bedoelde hoogte.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 10.3 voor het bouwen van gebouwen met inachtneming van de bij de betreffende bestemming behorende planregels, mits:

  • a. de vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds beperkt is;
  • b. vooraf om een terzake deskundig schriftelijk advies is gevraagd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan van maximaal 10 % van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m¹ bedragen;
  • c. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • d. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van de gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

11.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10 %.

13.1.3 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

13.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan '1e Melmseweg'.

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. …………………………………………………………………

tot vaststelling van het bestemmingsplan '1e Melmseweg'.

Voorzitter,

de griffier.

Bijlagen:

1 Staat van Bedrijfsactiviteiten