direct naar inhoud van 5.7 Bodemkwaliteit
Plan: Zijdebalen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPZIJDEBALEN-0601

5.7 Bodemkwaliteit

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd.
  • Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Dit gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
    Tevens is nieuwbouw op een geval van ernstige bodemverontreiniging niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.


Algemene bodemkwaliteit
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van 2005 is het plangebied ingedeeld als oude binnenstad, met een stedelijke ophooglaag die maximaal 3,5 meter dik is. Als gevolg van de historische bedrijvigheid komen in het gehele plangebied lichte tot sterke verontreinigingen met zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) voor in de stedelijke ophooglaag.

Op basis van historische gegevens is bekend dat het plangebied deel uitmaakt van de oude bedrijvigheid langs de Vechtoever (19e eeuw), waarbij meerdere milieuvergunningen zijn uitgegeven en verdachte locaties aanwezig zijn. Hiertoe behoren o.a. een broodfabriek (Lubro), een houtzagerij (Jongeneel), stoomgemaal, een textielblekerij, brandstoftanks voor olie, benzine en diesel, een autoherstelinrichting, een smederij en een doe 't zelf zaak. In het plangebied bevinden zich gesaneerde en ongesaneerde ondergrondse tanks, en gedempte sloten, met mogelijk een verontreiniging in de bodem. Verspreid over het hele plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd voor bouwvergunningen, grondtransacties, milieuvergunningen en bij verdachte locaties, waarbij bodemverontreiniging is aangetroffen. Nabij en mogelijk ook ter plaatse van het plangebied zijn meerdere omvangrijke diepere verontreinigingen met vluchtige oplosmiddelen (VOCl) aanwezig.

Onderzoek
Voor de herontwikkeling van het plangebied Zijdebalen zijn recentelijk twee bodemonderzoeken verricht. Er is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het voormalige Lubro terrein aan de Hogenoord 1 (Heijmans Infratechniek B.V., april 2010, projectnummer 270130-W4069), als vervolg op een bodemonderzoek van november 2004 (Geofox-Lexmond, 20042906/CBRO). Uit het actualiserend bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • Ter plaatse van voormalige ondergrondse benzinetanks zijn spots met minerale olie in grond en grondwater aanwezig (rond 1-1,5 m-mv en 2,5 m-mv), die horizontaal en verticaal niet zijn afgebakend. De omvang is vooralsnog geschat op circa 30 m³, maar is mogelijk groter.
  • Tevens is bij een voormalige benzinetank een verontreiniging met vluchtige aromaten aanwezig (rond 4 m-mv), die niet is afgebakend. De omvang is geschat op 35 m³, maar is mogelijk groter.
  • De gedempte sloot en een eerdere verontreiniging met carbolineum zijn niet aangetroffen.
  • Over het hele terrein is een heterogene licht tot ernstige verontreiniging met koper, zink en lood aanwezig van 0-1,5 m-mv (onder andere ernstig ter plaatse van het gesloopte gebouw). Ook zijn er licht verhoogde gehalten aan PAK, PCB's en olie aanwezig. Met uitzondering van minerale olie zijn deze verontreinigingen te relateren aan het in de bodem aanwezige puin (stedelijke ophooglaag).
  • In het grondwater ter plaatse van de wasplaats is een sterke verontreiniging met zink aangetoond.


Ter plaatse van het Jongeneelterrein aan de Zeedijk 5-33 is een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd (Heijmans Infra Techniek B.V., maart 2007, projectnummer 277940-W4020).

  • Ter plaatse van de voormalige wasplaats is een olieverontreiniging afgeperkt.
  • Plaatselijk is een verontreiniging met minerale olie aangetroffen (in grond en grondwater, respectievelijk 50 m³ en 120 m³), waarvan gesteld wordt dat deze spot na maart 1994 is ontstaan. Dan geldt de zorgplicht uit de Wet bodembescherming.
  • Er zijn licht tot sterke grondwaterverontreinigingen met arseen aangetoond, waarbij niet duidelijk is of het hier gaat om een natuurlijke oorsprong (veenlaag) of een menselijke oorsprong (oud stedelijk gebruik).
  • In de stedelijke ophooglaag over het hele terrein is een heterogene licht tot ernstige verontreiniging met zware metalen en PAK aanwezig (puin, koolas en sintels), tot een diepte van 3 m-mv.


Voor de bouwvergunning en de herontwikkeling moet nader onderzoek plaatsvinden naar de aangetroffen, niet afgeperkte verontreinigingen met onder andere minerale olie, vluchtige aromaten en arseen en zink (grondwater). Er moet tevens rekening gehouden worden met aanwezige verontreinigingen met carbolineum, VOCl en gedempte sloten. Na sloop van de huidige bebouwing moet aanvullend onderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit onder deze bebouwing. Afhankelijk van de nieuwe bouwplannen moet de bodemkwaliteit aan de onderzijde van de bebouwing bekend zijn, er mag niet gebouwd worden op ernstig verontreinigde grond. Ten behoeve van grondafvoer moet bepaald worden of de vrijkomende grond geschikt is voor hergebruik. Sterk verontreinigde grond komt hiervoor niet in aanmerking, deze moet separaat worden ontgraven en vervolgens gereinigd of gestort. Er moet rekening gehouden worden met saneringsmaatregelen voor te minste minerale olie en zware metalen in grond en/of grondwater. Hiervoor moet een saneringsplan worden ingediend dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag.

Conclusie
Met in achtneming van bovenstaande voorwaarden vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging van de gronden. Over het vervolgproces zijn de betrokken partijen in overleg.

Grondwater
Zoals hierboven al is aangegeven is het diepere grondwater buiten en mogelijk in het plangebied vervuild met VOCl. Activiteiten die ingrijpen in de ondergrond moeten rekening houden met mobiele verontreinigingen, deze mogen op grond van de Wet bodembescherming niet verplaatst worden. De grondwaterproblematiek in Utrecht is op basis van recentelijk onderzoek veel grootschaliger dan gedacht. In het eerste watervoerend pakket (WVP) onder de wijken Binnenstad, West en Noord-West bevindt zich minstens 180 miljoen m³ verontreinigd grondwater met voornamelijk VOCl. Daarnaast blijkt dat de verontreinigingen in dit gebied vermengd zijn en niet altijd meer goed als losse pluimen te onderscheiden dan wel aan te pakken zijn.

De aanpak en bescherming van de bodem tegen verdere verspreiding van verontreinigingen kan wel doelmatig en uitvoerbaar zijn door een gebiedsgerichte aanpak van het totale gebied waarin zich deze bevinden. Gemeente Utrecht heeft in mei 2009 een Beleidskader gebiedsgerichte aanpak grondwater vastgesteld om een toetsingskader hiervoor te bieden. Voor een grootschalig gebied rond het stationsgebied is in januari 2010 een saneringsplan voor de aanpak van de ondergrond (Biowasmachine) vastgesteld. Binnen dit gebied kan gecontroleerd verspreiding plaatsvinden, waarbij de verontreinigingen wel binnen het gebied moeten blijven. De aanpak berust op onder andere (gestimuleerde) biologische afbraak.

De zuidzijde van het plangebied Zijdebalen grenst aan dit gebied van de Biowasmachine. Dit betekent dat activiteiten die ingrijpen in de ondergrond (zoals bouwputbemalingen, bodemenergie systemen), eventueel binnen de randvoorwaarden van het saneringsplan (Biowasmachine) uitvoerbaar zijn, zonder rekening met de verontreinigingen te houden.

Ondergrond
Overwogen kan worden om bij de herontwikkeling duurzaam gebruik te maken van de ondergrond. Investeringen die nu gedaan worden bij de uitvoering leveren uiteindelijk een kostenbesparing op in de beheerfase. Voorbeelden van ondergrondse activiteiten zijn:

  • parkeerkelders (besparing bovengronds ruimtegebruik);
  • tunnels voor kabels en leidingen (graafrust en minder schade);
  • benutten van bodemenergie (besparing energiekosten).