direct naar inhoud van 4.6 Flora en fauna
Plan: Thorbeckepark
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPTHORBECKEPARK-0601

4.6 Flora en fauna

Op grond van de Flora- en faunawet mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van (in de wet gespecificeerde soorten) planten en dieren niet aantasten of verstoren. Is een dergelijke aantasting te verwachten, dan kan de ingreep slechts worden uitgevoerd nadat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) daarvoor ontheffing heeft verleend.

Samenvattend betekent dit dat inzicht moet worden verkregen in:

  • de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoer van het plan niet in de weg staat;
  • de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden en de effecten van de ruimtelijke ingreep op dit gebied en de natuurwaarden in deze gebieden.


Gebiedsbescherming

Op het gebied van natuur gelden de regels van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de ecologische hoofdstructuur (EHS). Aangezien het plangebied geen onderdeel uitmaakt van een Natura 2000-gebied of van de EHS, is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 en het streekplan niet aan de orde.


Soortenbescherming

In het plangebied zijn verschillende op grond van de Flora- en faunawet beschermde diersoorten aanwezig of te verwachten. Daarom is in het kader van het project Thorbeckepark een quickscan uitgevoerd op basis van een veldbezoek in juni 2008 (Grontmij, 13 maart 2009).

Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied de algemeen voorkomende soorten egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn aanwezig zijn of zijn te verwachten. Naast deze algemeen voorkomende soorten zijn in en rond het plangebied ook nog de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger te verwachten. Van deze soorten zijn kolonies bekend in de stad Utrecht en op basis van expert judgement kan worden geconcludeerd dat het plangebied geschikt foerageerhabitat voor deze soorten bevat. Ook zijn verschillende soorten algemeen voorkomende broedvogels te verwachten. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en gezien hun specifieke biotoopvoorkeur ook niet in het Thorbeckepark te verwachten.

Voor de in het plangebied aanwezige algemeen voorkomende soorten (tabel 1 Flora- en faunawet) egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Wel dient op grond van het voorzorgbeginsel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van deze soorten, zodat ze in redelijkheid niet onnodig worden verwond of gedood.

Tijdens het veldbezoek zijn de bomen in het plangebied bekeken op de aanwezigheid van holtes. Er zijn geen holtes aanwezig die voor vleermuizen toegankelijk zijn. De bomen kunnen derhalve niet dienen als vast rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Aangezien in de omgeving van het Thorbeckepark voldoende alternatief foerageergebied voor vleermuizen aanwezig is en de bomenrijen langs het plangebied grotendeels in tact blijven, is geen sprake van het aantasten van belangrijke functionele vliegroutes en/of foerageergebieden.

In het plangebied zijn verschillende soorten (broed)vogels aanwezig, met name in de bomen en het struweel langs de grasvelden. Op grond van de Flora- en faunawet is het niet toegestaan broedende vogels te verstoren.


Bomen

In het plangebied staat 1 boom die gekapt moet worden en waarvoor een velverkgunning is aangevraagd. Het betreft een Paardenkastanje aan de Royaard van den Hamkade. In het gehele openbare gebied van het Thorbeckepark zullen circa 30 nieuwe bomen aangeplant worden, waarvan een deel in het openbare gebied rondom de woongebouwen.


Samenvattende conclusie

Voor de (mogelijk) in het plangebied aanwezige algemeen voorkomende soorten (tabel 1) egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn geldt een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten dan ook geen ontheffing aangevraagd te worden wanneer verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. Wel dient op grond van het voorzorgbeginsel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van deze soorten, zodat ze in redelijkheid niet onnodig worden verwond of gedood.

Ten aanzien van de strikt beschermde vleermuissoorten (tabel 3) geldt dat geen vaste rust- of verblijfplaatsen en belangrijke, functionele vliegroutes of foerageergebieden in het plangebied aanwezig zijn, en dus ook niet worden aangetast. Wel zijn in en rond het plangebied incidenteel foeragerende vleermuizen te verwachten, met name langs de bomen langs het plangebied. In de nieuwe situatie blijven deze bomen grotendeels behouden. Ook in de nabije omgeving van het plangebied blijven voldoende foerageermogelijkheden voor de vleermuizen aanwezig, waardoor een ontheffing niet noodzakelijk is.

In het plangebied zijn verschillende soorten (broed)vogels aanwezig, met name in de bomen en het struweel langs de sportvelden. Op grond van de Flora- en faunawet is het niet toegestaan broedende vogels te verstoren. De werkzaamheden dienen dan ook bij voorkeur plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. In dat geval worden geen verbodsbepalingen overtreden en is er ten aanzien van vogels geen ontheffing noodzakelijk.