Plan: | Prozeeterrein Hoograven |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPPROZEETERREIN-0601 |
Wettelijk kader
De initiatiefnemer van een plan heeft een zorgplicht voor planten en dieren zoals opgelegd door de Flora en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. Deze stelt dat er in ruimtelijke plannen, bij sloop, bouw en herbouw vóór het slopen/renoveren/verbouwen vastgesteld moet worden of er beschermde planten en dieren verstoord worden door de voorgenomen activiteiten. Met behulp van een 'quickscan' wordt onderzocht of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn en of ze verstoord worden.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt, waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verkregen.
Flora en faunawet
De Flora en faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van planten en dieren. Bij aanwezigheid van bijzondere planten of diersoorten kan door het ministerie van LNV ontheffing worden verleend. Op 23 februari 2005 is het “Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet” in werking getreden. Het doel hiervan is om de mogelijkheden tot het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet te verruimen.
Plangebied
Het gebied ligt aan de Vaartsche Rijn. Vleermuizen zijn hier de belangrijkste aandachtssoorten. Het is bekend dat de Vaartsche Rijn wordt gebruikt als vliegroute en foerageergebied voor watervleermuizen.Er is daarom niet alleen een quick scan flora en fauna gedaan, maar ook een nader vleermuizen onderzoek geweest door Aveco de Bondt in samenwerking met Buro Maerlandt, 2009 (zie bijlage). In de periode juni-september is het plangebied in zes veldbezoeken onderzocht. Hierdoor is een goed beeld ontstaan over de aanwezigheid van beschermde soorten. In het onderzoek zijn maatregelen aangegeven die voldoende zijn voor de vleermuizen om na de realisatie van de nieuwbouw nog steeds gebruik te kunnen maken van de vliegroutes langs de Vaartsche Rijn en het gebied als foerageergebied te gebruiken.
Vleermuizen
Uit het onderzoek blijkt het plangebied van betekenis te zijn voor vleermuizen. Dit betreft de functie als foerageergebied voor kleine aantallen gewone dwergvleermuis en incidenteel ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Tevens is in het voorjaar vastgesteld, dat de verruigde zone direct langs het water fungeert als vliegroute voor circa twintig gewone dwergvleermuizen. Als foerageergebied hebben alleen de randzones van het plangebied betekenis. Verblijfplaatsen zijn niet vastgesteld. Door het geringe oppervlak, dat werd gebruikt door vleermuizen, zullen de bouw en sloopwerkzaamheden géén negatief effect hebben op foeragerende vleermuizen. Indien de zone aan het water voorzien blijft van donkere stukken en de lijnvormige structuur blijft behouden, zullen de oeverzones ook in de toekomst kunnen blijven fungeren als vlieg-route voor gewone dwergvleermuis. Direct ten oosten van het plangebied is een paarterritorium vastgesteld van gewone dwergvleermuis. De sloop en nieuwbouw hebben hierop naar verwachting geen invloed. De in het rapport genoemde maatregelen voor behoud van vliegroute en foerageergebied door watervleermuizen zijn afdoende.
Op basis van dit onderzoek wordt aanbevolen met de aanleg van (straat)verlichting rekening te houden met het donker blijven van de oever/steile talud en het wateroppervlak van de Vaartsche Rijn. De oever/kade moet over de gehele lengterichting in een strook van 1 - 2 meter (land) onverlicht blijven. Het wateroppervlak dient tot circa de helft van de vaarbreedte vanaf gemiddeld waterniveau tot circa 4 meter daarboven onverlicht te blijven.
Verlichting, zoals bijvoorbeeld straatverlichting, kan op eenvoudige wijze naar beneden gericht worden en aan de zijde van het water worden voorzien van een afscherming. Met deze maatregelen kan de westzijde van het plangebied ook in de toekomst als vliegroute blijven fungeren. Indien groenstroken voorzien zijn, kan een lage begroeiing aan de zijde van het water fungeren als een natuurlijke buffer tussen bebouwd gebied en het kanaal.
Overige soortgroepen
In het plangebied werden op algemene vogels na, geen overige strikt beschermde soorten waargenomen. Indien geen broedende vogels worden verstoord zijn geen effecten op overige beschermde soorten te verwachten.
Het is nooit uitgesloten, dat broedende vogels aanwezig zijn in de te slopen bebouwing en in struiken of bomen. Daarom wordt aanbevolen sloop-, kap- en snoeiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Dit is voor de meeste vogelsoorten de periode maart tot augustus. Voor alle soortgroepen geldt de zorgplicht, waarbij wordt verwacht, dat men voorzichtig omgaat met planten en dieren in het algemeen.