direct naar inhoud van Artikel 34 Leiding - Gas
Plan: Overvecht-Noordelijke stadsrand
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601

Artikel 34 Leiding - Gas

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 300 mm en een druk van ten hoogtse 40 bar en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

34.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;

b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels - uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen doro middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is vereist voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

2. het aanbrengen van diepwortelende bepalnting en bomen;

3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende consructies, installaties of apparatuur;

4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

6. het aanleggen, vergraven, verruimen of depen van sloten, vijvers en andere wateren;

7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

b. de omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 34.3 bedoeld;

2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

de werken en werkzaamheden, zoals in dit lid bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.