Plan: | Oudenoord 275 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPOUDENOORD275-0601 |
In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de relevante milieuaspecten in het plangebied en de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.
Kader
De Wet geluidhinder heeft betrekking op de geluidsbelasting veroorzaakt door weg- en railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder beschermt enkel geluidsgevoelige objecten zoals woningen, scholen, medische centra, ziekenhuizen. In het algemeen kan men stellen dat functies waar men verblijft voor wonen, zorg of onderwijs als geluidgevoelig zijn aan te merken. Naast de Wet geluidhinder heeft de gemeente geluidbeleid vastgelegd in de geluidnota 2007-2011. In het kader van de Wet milieubeheer is voor geluidsemissie van de nieuwbouw naar de omgeving het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing (Activiteitenbesluit). Voorts is de invloed van de verkeerstoename op de geluidsbelasting van de woningen van belang. Binnen de reikwijdte van deze zogenaamde indirecte hinder ten gevolge van het wegverkeer wordt deze gewoonlijk beoordeeld overeenkomstig de circulaire "geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting" van het ministerie van VROM (schrikkelcirculaire).
Geluid woningen
Nieuwe woningen zijn mogelijk indien de geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde blijft. Daarnaast heeft het college de mogelijkheid om een hogere grenswaarde te verlenen. Dat is wel gebonden aan een wettelijk maximum. Het binnenniveau in geluidsgevoelige bestemming moet voldoen aan de normen.
Bij de herziening van het bestemmingsplan voor Oudenoord 275 is er sprake van het bestemmen van gronden voor geluidsgevoelige bestemmingen, namelijk woningen. Het plan ligt in de beoordelingszones van wegverkeerslawaai (50-km wegen).
Voor het plan Oudenoord 275 is een akoestisch onderzoek gedaan om te beoordelen of aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Dit geluidsonderzoek (R026195acA0.ka d.d. 24 september 2009) heeft aangetoond dat de geluidsbelasting op de woningen de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt. Hiervoor kan ontheffing (hogere grenswaarde) worden verleend tot de maximale grenswaarde. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moeten er aan het nieuwe gebouw maatregelen worden getroffen. Hiervoor is zowel de Wet geluidhinder als het gemeentelijk geluidbeleid van belang.
Het bouwplan is zo ontworpen dat het plan in aanmerking komt voor een ontheffing en voldoet aan de geluidnota. Afhankelijk van de locatie van de woningen, komt er een dove gevel (zonder te openen delen) of worden er maatregelen getroffen in de vorm van een geluidluwe gevel. Luw betekent dat de (betreffende) woningen ten minste een gevel hebben die een lager geluidsniveau heeft. Voor een aantal appartementen is daarom de deur tussen de buitenruimte en de aangrenzende verblijfsruimte in een geluidsluw geveldeel geplaatst of is een akoestisch dichte borstwering in de buitenruimte aangebracht.
De woningen dienen volgens het geluidbeleid voldoende verblijfsruimte aan de zijde van de luwe gevel te hebben. Dit geldt voor tenminste 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van het totale oppervlak van het verblijfsgebied.
Met de voorgestelde maatregelen levert het plan geen belemmeringen op voor het geluidsaspect. Wel dient een ontheffingsprocedure doorlopen te worden.
Geluid spoor
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een spoorweg.
Geluid bedrijven en geluidbronnen nieuwbouw
Het akoestisch onderzoek heeft twee aspecten in het kader van de Wet milieubeheer:
1. de geluidsemissie naar de omgeving vanwege de geluidbronnen in en op de nieuwbouw naar de
woningen van derden;
2. de geluidsimmissie vanuit de omgeving vanwege bestaande bedrijven naar de nieuwbouwwoningen.
Voor het plan is een akoestisch onderzoek (VO26195acA8.tc d.d. 19 oktober 2009, ingekomen 20 oktober 2009) uitgevoerd naar de geluidsaspecten vanwege de parkeergarage in de kelder en de technische installaties op het dak van het nieuwe gebouw. In dit onderzoek zijn ook de geluidsaspecten van de Gamma-bouwmarkt meegenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel voor de bestaande woningen in de omgeving van de planlocatie als voor de nieuwbouwwoningen in het plan, wordt voldaan aan de normen van het Activiteitenbesluit en aan de voorkeursgrenswaarden voor de indirecte hinder.
Voor de fitnessruimte en het restaurant zijn de installaties nog niet bekend. Hiervoor zijn de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit maatgevend.
Er is een daarnaast geluidonderzoek gedaan naar de geluidbronnen van de Gamma. De conclusie is dat de grenswaarden niet wordt overschreden. Overigens ligt de Gamma ook op meer dan 10 meter afstand van de woningen.
Conclusie
Het geluidsaspect levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.
Kader
In artikel 5.16 Wet milieubeheer staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.
Luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. De ontwikkelingen leiden niet tot een overschrijding van de grenswaarden;
b. Een project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
c. Een project draagt "niet in betekende mate" (NIBM) bij aan de concentratie in de buitenlucht;
d. Een project is genoemd of is niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Plangebied
In een notitie over de luchtkwaliteit (kenmerk: V026195acB3.djs d.d. 14 oktober 2009, ingekomen d.d.
5 november 2009, als bijlage opgenomen) is op grond van de berekening van het (te verwachten) verkeer voor de huidige situatie en de toekomstige plansituatie zodanig, dat afgeleid kan worden dat het plan zal leiden tot een (geringe) verbetering van de luchtkwaliteit omdat de verkeersaantrekkende werking afneemt. Hierdoor kan, met in achtneming van artikel 5.16 lid 1 onder b sub 1 van de Wet milieubeheer, medewerking worden verleend aan het plan.
Conclusie
Vanuit de wet Luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Kader
Volgens de wet Bodembescherming dient bij functiewijzigingen te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de nieuwe functie. De wet bepaalt dat nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, dan moet de bodem direct worden gesaneerd. Het gemeentelijke beleid onderschrijft voornoemde wetsbepalingen. In de Wet bodembescherming is bovendien bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Plangebied
Voor het plan Oudenoord 275 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (NEN5740, kenmerk RO26195acA2.jwk d.d.14 oktober 2009). Uit de conclusies van het rapport blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het plan. Het onderzoek is akkoord en tegen de uitbreiding van de parkeerkelder bestaat geen bezwaar. Bij grondafvoer of grondwateronttrekking dient wel rekening gehouden te worden met respectievelijk gebruiksbeperkingen en een plan van aanpak of saneringsplan.
Conclusie
Vanuit de wet Bodembescherming bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Kader
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven). Het Bevi (2004) beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen. Risicovolle bedrijven zijn bijvoorbeeld LPG stations. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, scholen, zorginstellingen en grote winkelcentra, grote kantoren. Ook het risico met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen geregeld in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water) hanteert de begrippen (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen en hanteert normen voor plaatsgebonden en groepsrisico.
Plangebied
Bij de Oudenoord 275 bevindt zich in de nabijheid van het plangebied geen weg, spoorweg, vaarweg of buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze transportmodaliteiten hebben dan ook geen consequenties voor het plangebied. Ook bevinden er zich geen bedrijven in de omgeving die veiligheidsrisico's met zich kunnen meebrengen.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Conclusie
Externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Het college van B&W heeft op 4 februari 2009 de concept-Nota Bomenbeleid vastgesteld. De gemeente Utrecht wil met het bomenbeleid ervoor zorg dragen dat bomen een bijdrage leveren aan het leefkwaliteit van de stad.
Voor het bouwplan worden twee bomen gekapt. Het betreft een Hemelboom in de Otterstraat en een Linde die aan de zuidzijde van het complex staat langs de Oudenoord. Beide bomen zijn in 1960 geplant. Voor beide bomen is een velvergunning aangevraagd. Vanwege de architectuur en de lichtinval in het project is in het plan geen ruimte om beide bomen te behouden, wel wordt in de binnentuin ruimte gecreëerd voor nieuw groen.
Kader
De watertoets is een wettelijk verankerde procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De waterhuishouding wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater moeten dus (in samenhang) in beschouwing worden genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit.
Onderhavig plan valt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied en heeft hiervoor het 'Waterbeheersplan 2003-2007' opgesteld. Het huidige beleid van het hoogheemraadschap is onder meer gericht op het bevorderen van afkoppelen van verhard oppervlak als onderdeel van duurzaam stedelijk waterbeheer. Daarnaast zijn bij het infiltreren van hemelwater, duurzaam bouwen en het voorkomen van verontreinigende activiteiten belangrijk om zodoende de gewenste waterkwaliteit te bereiken. Het hoogheemraadschap is inmiddels gestart met de voorbereidingen voor het opstellen van een nieuw waterbeheersplan, voor de periode 2009-2015.
Naast het hoogheemraadschap zijn ook de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht bevoegd gezag. De opvang van hemelwater op straten, de riolering en het kwalitatieve beheer van het meeste grondwater zijn de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht.
De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor het kwantitatieve beheer van het grondwater.
Plangebied
Grondwater
De parkeerkelder zal uitgebreid worden met 181m2. De wanden van deze uitbreiding worden grondwaterdicht uitgevoerd om te voorkomen dat er lekkage optreedt. Gezien de beperkte uitbreiding van de parkeerkelder wordt er geen significant negatief effect op de grondwaterstand verwacht.
Oppervlaktewater
Het dichtst bijgelegen oppervlaktewater is de Vecht, gelegen op 120m ten oosten van het plangebied. De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op het oppervlaktewater.
Rioleringssysteem / waterketen
De nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd door duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Beleid van de gemeente Utrecht is erop gericht om schoon hemelwater van verharde oppervlakken niet af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en te infiltreren in de bodem of vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Het vuilwater (dwa) en het hemelwater (hwa) worden afgevoerd via een gescheiden rioleringsstelsel. Het hemelwater wordt via dit stelsel geloosd op het oppervlaktewater.
Waterberging
Een toename van verhard oppervlak betekent een geringere infiltratiecapaciteit naar de bodem en als gevolg daarvan een toename van periodieke belastingen van het oppervlaktewatersysteem. Het plangebied is op dit moment reeds bebouwd. In het bouwplan is er qua verhard oppervlak geen verandering met de bestaande situatie. Er is derhalve geen sprake van extra belasting op de waterhuishouding in het gebied.
Conclusie
Lichtveld Buis & Partners BV heeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in een vroeg stadium ingelicht over dit bouwplan. Het hoogheemraadschap heeft een aantal aandachtspunten aangegeven welke zijn verwerkt in de bovenstaande waterparagraaf. Het waterschap heeft positief geadviseerd op het plan. Aangezien er geen mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks te lozen op het oppervlaktewater en of op te vangen in ondergrondse infiltratievoorzieningen, is het gescheiden aanbieden van het afvalwater (dwa en hwa) een goede oplossing.
Schaduw
Van de bestaande situatie en de nieuwe situatie is door Klunder Architecten een schaduwstudie verricht d.d. 25 mei 2009. Met het onderzoek is op verschillende tijdstippen de invloed van de bestaande bouw en de nieuwbouw op de beschaduwingssituatie van de omliggende kavels bestudeerd. In de beschaduwings- diagrammen is rekening gehouden met de toekomstige geprojecteerde gebouwen van het project Zijdebalen.
Het effect dat het nieuwe woongebouw heeft op zon en schaduw naar de omgeving zal niet significant wijzigen en is zeer minimaal. Het betekent echter wel dat aangrenzende planontwikkeling (zoals Zijdebalen) met die zon/schaduw effecten rekening moet houden bij het benoemen van functies in de (semi-)openbare ruimte en geplande bestemmingen. Dit was echter niet significant anders dan in de huidige situatie.
Windhinder
Voor de mate van windhinder en windgevaar bij openbare ruimten en woningen is in de Hoogbouwvisie
(13 januari 2005) windhinder als aandachtspunt opgenomen. Door Wolf Dikken adviseurs is een windhinder- onderzoek (NEN 8100:2006, R809029aaA0, d.d. 07 augustus 2009)) uitgevoerd waarbij het windklimaat in de toekomstige situatie in de directe omgeving van het plan in beeld is gebracht. Tevens is gekeken naar het windklimaat op de balkons, het binnenplein en het dakterras. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat op geen enkel meetpunt het windklimaat gevaarlijk is. Wel treedt er op het dak van de toren een beperkt risico op van windgevaar. Dit dak zal behoudens onderhoudswerkzaamheden niet in gebruik zijn. Op loopniveau rondom het plan is vooral op de hoeken windhinder aanwezig, maar de hinder blijft binnen de toegestane normen. Op het dakterras van de horeca in de kop van het gebouw is het treffen maatregelen, zoals een afgeschermd dakterras noodzakelijk om een goed verblijfsklimaat te realiseren. Dit is in overgenomen met het bouwplan.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen windgevaar optreedt en dat windhinder, voor zover noodzakelijk geacht, tot redelijke niveaus kan worden teruggedrongen.
Het aspect schaduw- en windhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kader
De gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan (MBP) op energiegebied een duidelijke ambitie vastgelegd. “In 2030 CO2-neutraal” zo staat in het MBP te lezen. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors lagere energieprestatie.
Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's. People (sociale component),Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.
Plangebied
Van de initiatiefnemer van Oudenoord 275 is gevraagd inzichtelijk te maken welke bijdrage de herontwikkeling van dit plan levert op het gebied van materiaalgebruik, energiebesparing en duurzaam bouwen. In een notitie (VO26195acB4.mhr d.d. 27 oktober 2009) is duidelijk gemaakt hoe de initiatienemer dit beleid wil vorm geven. Uit het beleid blijkt dat FSC hout wordt gebruikt en dat uitlogende materialen worden vermeden. De Energie Prestatie berekening sluit op 2% onder de norm. In de notitie van Lichtveld Buis & Partners BV staat dat de verhoging van de R waarden (isolerende waarden) van de schil maar 1% verbetering geeft, maar dat zal zijn voor het gebouw als totaal, incl. commerciële plint. Voor de woningen zal het iets meer zijn.
Conclusie
Het aspect duurzaam bouwen en energiebesparing vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kader
De initiatiefnemer van een plan heeft een zorgplicht voor planten en dieren zoals opgelegd door de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. Deze stelt dat er in ruimtelijke plannen, bij sloop, bouw en herbouw vóór het slopen, renoveren of verbouwen vastgesteld moet worden of er beschermde planten en dieren verstoord worden door de voorgenomen activiteiten. Met behulp van een "quickscan" wordt onderzocht of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn en of ze verstoord worden. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt, waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verkregen. De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van planten en dieren. Bij aanwezigheid van bijzonder planten of diersoorten kan door het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij ontheffing worden verleend.
Plangebied
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt niet in een ecologische hoofdstructuur. Hiermee hoeft daarom geen rekening te worden gehouden.
Voor het plangebied is door bureau Waardenburg BV een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Flora en Faunawetgeving (Notitie bevinding veldonderzoek d.d. 29 april 2009).
Met betrekking tot beschermde fauna wordt geen strijdigheid verwacht. Met betrekking tot broedvogels wordt geadviseerd om bomen en/of beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. Indien dit tijdens het broedseizoen wordt gedaan, dan moet vooraf worden vastgesteld dat geen verstoring optreedt van nesten van broedvogels.
Met betrekking tot beschermde flora moet rekening gehouden worden met het voorkomen van de tongvaren. Indien de straatput en daarmee de groeiplaats van de tongvaren op de hoek van de Otterstraat en de Westerdijk in het kader van het plan wordt aangetast, dient ontheffing ex. artikel 75 van de Flora Fauna-wet te worden aangevraagd.
Conclusie
De flora- en faunawetgeving vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kader
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft aan voor welke gebieden een archeologische waarde of verwachting geldt. De gemeentelijke kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische Rijksmonumenten, gebieden met een hoge archeologische waarde, gebieden met hoge archeologische verwachting, gebieden met archeologische verwachting en gebieden zonder archeologische verwachting.
De wet eist dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat rekening moet worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden in de bodem.
Plangebied
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft voor het plangebied de volgende informatie. Voor het plangebied geldt een hoge archeologische waarde.
Conclusie
Het gemeentelijke team Cultuurhistorie heeft geadviseerd om archeologisch onderzoek laat uitvoeren in de vorm van proefsleuven. In de vergunningvoorwaarde dient opgenomen te worden dat de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek laat uitvoeren in de vorm van proefsleuven. Indien blijkt dat er sprake is van archeologische resten moeten deze worden opgegraven.