direct naar inhoud van 5.8 Water
Plan: Heukelomlob, Zuilen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHEUKELOMLOB-0601

5.8 Water


Algemeen
De Watertoets is een proces met als doel de waterbeheerders in vroeg stadium in een planvormingsproces te betrekken. De Watertoets zelf is geen product, maar een proces. De resultaten van de Watertoets worden verwoord in een waterparagraaf. De Watertoets is wettelijk verplicht voor een bestemmingsplan.

De gemeente heeft de zorg voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is ten eerste vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel - en grondwaterplan 2007 - 2010, waarin is bepaald dat extra verharding gecompenseerd moet worden en hemelwater lokaal verwerkt. De ontwerpeisen zijn vastgelegd in het Handboek Inrichting Openbare ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (2005). Een belangrijke doelstelling is om bij sloop- nieuwbouwprojecten al het hemelwater binnen het plangebied te verwerken, als binnen of aan de rand van het plangebied oppervlaktewater of een goed doorlatende bodem aanwezig is.

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels voor het oppervlaktewater zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.

Hemelwater
Hemelwater moet alleen ingezameld en afgevoerd worden naar de RWZI als zuivering noodzakelijk is en zuivering op de RWZI het meest doelmatig is. Bij nieuwbouw (ook in gebieden waar al wel een rioolstelsel aanwezig is) is het streven om al het hemelwater binnen het plangebied te verwerken volgens de voorkeursvolgorde van waterafvoer: vasthouden, bergen en afvoer. Er vindt alleen afvoer plaats naar de RWZI als binnen het plangebied geen ruimte voor oppervlaktewater of een goed doorlatende bodem aanwezig is.

Het verharde oppervlak, aangesloten op het gemengde rioolstelsel, mag niet toenemen, omdat dit een ongunstige invloed heeft op de vuiluitworp naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk moet het verharde oppervlak van het gemengde rioolstelsel worden afgekoppeld.

Regenwater van toekomstige schone verharde oppervlakken kan direct naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. Regenwater van verontreinigde oppervlakken zoals drukke wegen of busbanen wordt bij voorkeur via een zuiverende voorziening zoals bijvoorbeeld een bodempassage afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Het aansluiten van de regenwateraansluiting van het pand ten oosten van de Burgemeester Norbuislaan op de overstortleiding is wat ons betreft niet wenselijk als de aansluiting voor de overstortdrempel komt. Dit zou immers betekenen dat het regenwater op het gemengde riool wordt aangesloten.

Een eis vanuit het Hoogheemraadschap is dat de toename van verhard oppervlak gecompenseerd moet worden in waterberging, de zogenaamde watercompensatie eis. Waterberging kan gerealiseerd worden door het creëren van extra oppervlaktewater. In oppervlak moet dit 15% van de verhardingstoename bedragen, in ondergrondse berging betekent dit een bergend volume van 30 mm gerekend over de verhardingstoename.
Met de ontwikkelingen is geen sprake van een significante toe- of afname van verharding. Er hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met extra waterberging in het kader van de watercompensatie-eis.

Het schoonhouden van hemelwater is van belang. Uitlogende materialen als zink, lood, koper en bitumen zonder KOMO-keurmerk worden bij voorkeur niet toegepast, daar waar deze materialen in contact komen met het hemelwater, zoals dak, dakgoot en regenpijpen.

Het toepassen van vegetatiedaken wordt gezien als een goede aanvullende maatregel om de afvoer van regenwater te vertragen.

Grondwater
De gemeente heeft voortkomend uit de nieuwe Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de zorgplicht voor het treffen van maatregelen in de openbare ruimte om structurele nadelige gevolgen van een te hoge of lage grondstand te voorkomen of te beperken. Vanuit deze zorgplicht streeft de gemeente naar een grondwaterniveau in openbaar gebied van minimaal 0,70 m beneden maaiveld. De eigenaar van het particuliere terrein is verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte op zijn eigen terrein. Mocht het grondwaterniveau op het eigen terrein structureel hoger staan dan 0,70 m beneden maaiveld, dan mag de eigenaar het overtollige grondwater aanbieden op openbaar terrein.

Het gemiddelde grondwaterpeil ter plaatse van de Heukelomlob verloopt is 0,45 m- NAP. Het maaiveld ligt op ca. 1,10 m+NAP, waarmee ruimschots aan de ontwateringseis wordt voldaan. De grondslag ter plaatse is slecht doorlatend waardoor mogelijk schijngrondwater op treedt en toch wateroverlast wordt ervaren.

Riolering
De Van Heukelomlob bevindt zich in een gebied dat gerioleerd is met een gemengd rioolsysteem (hemelwater en afvalwater in één buis) uit de jaren vijftig. De gemiddelde levensduur van een riool is ongeveer 70 jaar. Het plangebied wordt doorsneden door riolering in de Lieven de Keylaan en de Burgemeester Norbruislaan. In het park ten oosten van de Burgemeester Norbruislaan bevindt zich een belangrijke riooloverstort met overstortleiding (Ø 1500 mm). Met de ligging van deze riolen moet rekening gehouden worden in het ontwerp bij het plaatsen van bebouwing en bomen. Met name de riolering in de Lieven de Keylaan is een extra aandachtspunt, aangezien de bestaande weg in het huidige ontwerp wordt vervangen door een voet-en fietspad. Rioolbeheer wil het onderliggende riool handhaven. Dit heeft consequenties voor de situering van het fiets- voetpad en de bomen. De nieuwbouwplannen in de Van Heukelomlob bestaat uit de inrichting van het park tussen de Vecht en het Amsterdam Rijnkanaal. De verharding in het park moet op het naastliggende groen afwateren en zal niet op het riool stelsel worden aangesloten. Naast het park wordt er ook sloop nieuwbouw gepleegd op een drietal locaties.

De grondslag in de omgeving leent zich niet voor infiltratie. Daarom is directe afvoer van regenwater naar oppervlaktewater hier de voorkeursoplossing, mits de kwaliteit dit toelaat. Om in de toekomst gescheiden afvoer van hemel- en afvalwater mogelijk te maken, moet de nieuwe bebouwing aan de Lieven de Key-locatie en de Parklocatie hemelwater en afvalwater gescheiden aanleveren. Dit is een standaard eis vanuit de gemeente waar altijd aan voldaan moet worden voor het verkrijgen van een aansluitvergunning. De nieuwbouw aan de Vechtlocatie kan direct met de regenwaterafvoer op de overstortleiding in het park worden aangesloten. Om de waterafvoer te vertragen is het toepassen van vegetatiedaken vanuit waterbeleid een wenselijk alternatief om de afvoer van regenwater te vertragen.

Waterkeringen
Langs de rivier De Vecht en het Amsterdam Rijnkanaal liggen waterkeringen. De oever van de Vecht (categorie overige keringen) en het Amsterdam Rijnkanaal (primaire waterkering) zijn waterkeringen, hiervoor zijn beschermingszones vastgesteld. De waterkering langs het Amsterdam Rijnkanaal is in beheer bij Rijkswaterstaat en die langs de Vecht bij de HDSR.

Het waterpeil in de Vecht is gelijk aan het peil van het Amsterdam Rijnkanaal en bedraagt NAP -0,40 m. In praktijk zal het peil door het verhang in de Vecht waarschijnlijk wat hoger zijn.

Voor de Vecht is de zone van12 m uit de damwand of insteek talud aangemerkt als waterstaatswerk. Buiten de zone waterstaatswerk is er ook nog een beschermingszone van 50 m. Werken binnen beide zones zijn vergunningplichtig volgens de keur. Voor de beschermingszone worden alleen voorwaarden gesteld aan bouwwerken of situaties die de waterkering zouden kunnen beschadigen.

De oever aan de oostzijde van het Amsterdam Rijnkanaal heeft een regionale waterkerende functie. Dit betekent dat alle werkzaamheden binnen 30 m uit de oever, afhankelijk van het soort werkzaamheden, melding- of vergunningplichtig zijn.

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Binnen de beschermingszone van de waterkering gelden beperkingen ten aanzien van de toegestane functies en werkzaamheden. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van de beheerder gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. De beide beschermingszones waterkeringen van de Vecht (15 m) en het Amsterdam Rijnkanaal (30 m) worden, voor zover gelegen in dit bestemmingplan, in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming waterstaat-waterkering.