direct naar inhoud van Regels
Plan: Haarzicht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHAARZICHT-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Haarzicht met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPHAARZICHT-VA01 van de gemeente Utrecht.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan-huis-verbonden bedrijf

Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent bewoner van de woning is.

Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een seksinrichting; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat. 

1.8 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.11 Bed & breakfast

Het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.12 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 Bestaand
  • a. Bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • b. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 Bodemactiviteit

Werk als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening die het verstoren van de bodem of van de op of in de bodem groeiende beplanting tot gevolg kan hebben, zoals het aanbrengen of verwijderen van verharding, het graven, woelen of diepploegen in de bodem, het ophogen, egaliseren of ontginnen van grond, het bouwen in de grond, het leggen van een leiding of daarbij behorende constructies of apparatuur in de grond, het dempen van watergangen of vijvers, het aanbrengen van drainage of funderingen.

1.18 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 Erfzone

de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.

1.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.29 Lijst van Bedrijven functiemenging

De Lijst van Bedrijven die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.30 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.31 Normaal onderhoud en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.32 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 Omzetting (van een woning)

Een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

1.34 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

1.35 Peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  • b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.36 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.37 Rijwoning

Een grondgebonden woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.38 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 Sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.40 Voorgevelrooilijn

Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.41 Vrijstaande woning

Een grondgebonden woning, waarvan geen van de zijgevels van het hoofdgebouw aan een ander hoofdgebouw is gebouwd.

1.42 Woning

Een complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.43 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

1.44 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

1.45 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  • b. fiets-en voetpaden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor verkeer en verblijf voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water, waterbeheer en waterberging;
  • g. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
  • h. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
  • b. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag in afwijking de regel onder a, niet meer bedragen dan 4 meter.
  • c. De regel onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Na wijziging zijn de regels in artikel 5 van toepassing.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mogen niet worden overschreden.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 2 meter hoog mogen zijn achter de voorgevelrooilijn en 1 meter hoog voor de voorgevelrooilijn.
  • b. De regel onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
  • c. In afwijking van de regel onder a mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. In afwijking van de regel onder a mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel in lid 4.2.1 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers-en verblijfgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' uitsluitend voor langzaam verkeer;
  • c. water, waterbeheer en waterberging;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De regel onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
  • c. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 1 mogen op de plangebiedgrens erfafscheidingen worden gebouwd.
  • d. De bouwhoogte van de onder c. bedoelde erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels in lid 5.2.1 onder a en in lid 5.2.1 onder b voor:

  • a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
  • b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Langzaamverkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' is het gebruik van de gronden door gemotoriseerd verkeer niet toegestaan.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterbeheer en waterberging;
  • d. kruisingen met wegverkeer;
  • e. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren.
6.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast,
  • b. de uitoefening van bestaande bedrijfsactiviteiten uit de categorie A en B1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  • c. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid.
  • b. Per bouwperceel mag slechts één hoofdgebouw worden gebouwd.
  • c. De inhoud van het hoofdgebouw, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 600 m3.
  • d. De goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mogen niet worden overschreden.
  • e. De afstand tussen de perceelsgrens grenzend aan de weg of wegen of groen en de voorgevel van het hoofdgebouw, moet minimaal 4 meter en maximaal 15 meter bedragen.
  • f. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens en de achterste perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen.
  • g. De breedte van de naar de weg gekeerde gevel bedraagt minimaal 3 meter.
  • h. Bestaande hoofdgebouwen die niet voldoen de regels onder a tot en met h mogen worden gehandhaafd of vernieuwd, mits de afwijkingen niet worden vergroot.
     
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. De diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 4 meter bedragen.
  • c. De breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 4 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter.
  • e. De bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen, indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerk wordt afgedekt met een kap mag de maximale bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter bedragen.
  • f. De afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bij een vrijstaande woning bedraagt minimaal 5 meter.
  • g. De afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen.
  • h. De erfzone mag volledig worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.
  • i. Indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 of minder, mag maximaal 50% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone.
  • j. Indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 tot 1500 m2, mag maximaal 10% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone.
  • k. Indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van meer dan 1500 m2, mag maximaal 5% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone.
  • l. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken die worden afgedekt met een kap op percelen zoals bedoeld e, mag de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen.
  • m. Bestaande bijbehorende bouwwerken die niet voldoen aan de regels onder a tot en met l mogen worden gehandhaafd of vernieuwd, mits de afwijkingen niet worden vergroot.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter bedragen; de bouwhoogte van overige erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
  • c. Bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die afwijken van het bepaalde a en b mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, mits de afwijkingen niet worden vergroot.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in lid 7.2.1 onder c voor het vergroten van het bouwvolume, indien:
    • 1. de omvang van het perceel 2.000 m2 of meer bedraagt, en
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 15% van het oorspronkelijke bouwvolume, en
    • 3. de bestaande cultuurhistorische waarden, de bebouwingskarakteristiek of bebouwingsbeeld van de omgeving niet worden aangetast;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in lid 7.2.1 onder d voor het verhogen van de bouw- en goothoogte van de woning indien:
    • 1. de goothoogte niet verder wordt verhoogd tot 6 meter en de bouwhoogte tot maximaal 9 meter, en
    • 2. de bestaande cultuurhistorische waarden, de bebouwingskarakteristiek of bebouwingsbeeld van de omgeving niet worden aangetast, en
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in lid 7.2.2 onder f voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens indien:
    • 1. de bestaande cultuurhistorische waarden, de bebouwingskarakteristiek of bebouwingsbeeld van de omgeving niet worden aangetast, of
    • 2. de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 3 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de reeds bestaande afstandf tot de zijdelingse perceelsgrens.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 60 m², inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, maximaal 60 m² bedraagt, indien het beroep of bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;
  • c. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
  • d. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied.
7.5.2 Bed & breakfast

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

7.5.3 Voorwaardelijke verplichting gebruik woning

Indien de bestaande bedrijfswoning ter plaatse van de 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht' in gebruik wordt genomen als (burger)woning moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor wonen.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in lid 7.1 onder b en in lid 7.5.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor verkeer en verblijf voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • c. aanlandingen van bruggen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. groen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals parkeervoorzieningen en de daarbij behorende ontsluiting, water, bruggen, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het totaal aantal woningen in het plangebied mag niet meer bedragen dan 555.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan op de verbeelding aangegeven, met inachtneming van de regel onder b.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -2' mag de breedte van hoofdgebouw niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het bouwperceel.
    De goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mogen niet worden overschreden.
  • e. In afwijking van de regel onder d mag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijking bouwhoogte', de bouwhoogte worden vergroot tot 12 meter, mits de afstand van de gevel van het hoofdgebouw, tot de bestemmingsplangrens met minimaal 3 meter wordt vergroot ten opzichte van de kortste afstand van de bouwgrens tot de bestemmingsplangrens.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afstand zijdelingse perceelsgrens' bedraagt de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal:
    • 1. 2 meter, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. 4 meter, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw meer dan 3 meter en maximaal 6 meter bedraagt;
    • 3. 6 meter indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw meer dan 6 meter bedraagt.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' zijn geen rijwoningen toegestaan.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent goothoogte' mag, in afwijking van de regel onder d, de goothoogte voor maximaal 20% van het aantal hoofdgebouwen binnen die aanduiding, 9 meter bedragen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bij een hoofdgebouw zijn bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten toegestaan, die zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht.
  • b. In afwijking van de regel onder a mogen bijbehorende bouwwerken op de achterste perceelsgrens grenzend aan openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter bedragen; de bouwhoogte van overige erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
8.2.4 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Ter compensatie van de verharding en bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in lid 8.2, van voormalige agrarische gronden, is het realiseren van deze bebouwing uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. binnen 1 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor bouwen dient minimaal 39,6 m2 per woning compensatie van waterberging te zijn gerealiseerd, zodat na het realiseren van 555 woningen 22.000 m² aan waterberging is aangelegd;
  • b. de waterberging wordt zowel binnen het plangebied gerealiseerd alsmede ten westen van het plangebied.
8.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in lid 8.2.2 onder b voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, .

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf mag niet groter zijn dan een derde deel van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 60 m², inclusief bijbehorende bouwwerken. Wanneer de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m2, mag de vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf niet meer dan 60 m² zijn, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
  • b. De vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf, mag niet groter zijn dan 40 m2, als het bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend. Wanneer de vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk groter is dan 100 m², mag de vloeroppervlakte van het aan huis verbonden bedrijf niet meer dan 60 m2 zijn.
  • c. Een aan-huis-verbonden bedrijf mag bedrijfsactiviteiten uitvoeren in categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist.
  • d. Het aan-huis-verbonden bedrijf leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
8.4.2 Bed & breakfast

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan als de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in lid 8.4.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de 'Lijst van Bedrijven functiemenging, voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de 'Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwaterpersleiding, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding: 'hartlijn – riool'. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen op deze gronden ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool'worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de rioolwaterpersleiding niet wordt geschaad, en;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de desbetreffende leiding is ingewonnen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het wijzigen van het waterbodemniveau door vergraving of demping;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen en het rooien/vellen van hoogopstaande of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • 2. Het verbod genoemd in lid 9.4 onder 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen
  • c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • 3. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische resten.

10.2 Bodemactiviteiten zonder omgevingsvergunning

Op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogen de volgende bodemactiviteiten worden uitgevoerd:

  • a. bodemactiviteiten die zijn toegestaan op grond van een verleende vergunning;
  • b. bodemactiviteiten die, in overeenstemming met de wet, al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. bodemactiviteiten die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, zoals onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. bodemactiviteiten die samenhangen met vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • e. bodemactiviteiten die samenhangen met archeologisch onderzoek of onderzoek naar de bodemkwaliteit;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 7' bodemactiviteiten tot een diepte van maximaal 0,3 m onder maaiveld;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 2' bodemactiviteiten tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m² en een diepte van maximaal 0,3 m onder maaiveld;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische begeleiding' mogen bodemactiviteiten uitsluitend worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • i. bodemactiviteiten die samenhangen met het plaatsen van heipalen tot een oppervlakte van maximaal 1,5% van het oppervlak van een bouwwerk binnen de bestemming Maatschappelijk en maximaal 1,5% van het oppervlak van een bouwwerk binnen de bestemming Woongebied, waarbij de onderlinge afstand minimaal 5 m bedraagt.
10.3 Bodemactiviteiten met omgevingsvergunning
  • a. Voor zover bodemactiviteiten niet op grond van lid 11.2 mogen worden uitgevoerd, is het verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bodemactiviteiten te verrichten ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - archeologische verwachting - 2', 'overige zone - archeologische verwachting - 7' en 'overige zone - archeologische verwachting - 8'.
  • b. De vergunning als bedoeld in lid 10.3 onder a wordt verleend als is gebleken dat de beoogde bodemactiviteiten geen directe of indirecte gevolgen heeft voor het belang als omschreven in artikel 10.1 dan wel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 10.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.
  • c. Ten behoeve van een goede beoordeling van de aangevraagde vergunning als bedoeld in lid 10.3 onder a kan het noodzakelijk zijn dat een rapport van een ter zake deskundige wordt overlegd waaruit de archeologische waarde van de gronden blijkt.
  • d. Aan de vergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan op basis van nader verkregen archeologisch kennis te wijzigen door:

  • a. de gebieden met zone-aanduidingen op de verbeelding die genoemd zijn in lid 10.2 en lid 10.3 te veranderen;
  • b. de oppervlaktes of de dieptes die in lid 10.2 genoemd zijn te veranderen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan

Een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, mag, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.

12.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrens is toegestaan
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bestemming en bij omgevingsvergunning toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over bestemmingen, maatvoering en situering met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
  • a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
  • b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
  • c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 2,2 meter bedraagt.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 1 bedoelde vergunning niet als:
  • a. de overschrijding niet te verenigen is met de aard van de bestemming of
  • b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft.
12.3 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto die als bijlage 1 bij de Parkeernota Stallen en Parkeren 2013 hoort, wordt gerealiseerd.
  • b. Als de onder a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
12.4 Woningvorming en omzetting
  • a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a, en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefmilieu;
    • 2. de privacy van omwonenden;
    • 3. het verkeer en de parkeersituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Met uitzondering van de gevallen waarin de bestemmingsregeling dat gebruik expliciet toestaat, is strijdig met de bestemming het gebruik van of het laten gebruiken van:

  • a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
13.2 Woningvorming en omzetting zonder bouwkundige aanpassingen
  • a. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en omzetting of woningvorming toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefmilieu;
    • 2. de privacy van omwonenden;
    • 3. het verkeer en de parkeersituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.3 Sociale huur

Van het totale aantal woningen binnen het plangebied dient tenminste 8,6%, met een minimum aantal woningen van 49, te worden gebouwd en gebruikt als sociale huurwoning.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op woningaantallen;
  • b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  • e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/ of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter.
  • h. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6 Wro, bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 16 Overige regels

Voor het realiseren en veranderen van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits:
    • a. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
17.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • 1. Het gebruik van het perceel Thematerweg 14A (bestemming Wonen) ten behoeve van bestaande agrarische activiteiten mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht' worden voortgezet met dien verstande dat:
    • a. Maximaal 75 schapen worden gehouden;
    • b. Maximaal 18 paarden worden gehouden;
    • c. De mestopslag gehandhaafd blijft op de locatie zoals aangegeven in bijlage 2;
    • d. De dierverblijven gehandhaafd blijven op de locatie zoals aangegeven in bijlage 2.
  • 2. Het gebruik van Thematerweg 14A ten behoeve van bestaande agrarische activiteiten moet worden beëindigd op het moment dat de eigendomssituatie van Thematerweg 14A wijzigt.

Artikel 18 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Haarzicht.