Plan: | Grauwaart |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPGRAUWAART-0601 |
De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert, moet er bij kans op voorkomen van beschermde diersoorten middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten. De Flora en Faunawet beschermt inheemse dier- en plantsoorten, en onderscheidt deze in verschillende beschermingscategorieën. Voor algemeen voorkomende beschermde soorten (tabel 1) geldt vrijstelling van verbodsbepalingen. Soorten van Tabel 2 zijn zwaarder beschermd, voor deze soorten kan ontheffing worden aangevraagd. Ontheffing op grond van het belang ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is niet mogelijk voor soorten van Tabel 3, die zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt dat overtreding van verbodsbepalingen voorkomen dient te worden door het treffen van mitigerende maatregelen. Het bevoegd gezag voor de FF-wet is het ministerie van EL&I.
Door TAUW is er een ecoscan voor de ontwikkelingslocatie Grauwaart gedaan op 23 april 2008. Hieruit volgende de conclusies dat er aanvullende onderzoek gedaan moest worden naar vleermuizen, broedvogels en vissen (de Kleine modderkruiper). Tijdens het bouwrijp maken van deelgebied 3 moest de vorming van poeltjes worden voorkomen, opdat het gebied niet geschikt wordt als voortplantingsgebied voor de Rugstreeppad.
Op 21 januari 2009 is er een notitie gemaakt door TAUW over de beschermde broedvogels en vleermuizen op de ontwikkelingslocatie Grauwaart.
Op basis van de uitgevoerde broedvogelinventarisatie wordt geconcludeerd dat geen jaarrond beschermde nestplaatsen aanwezig zijn in het plangebied.
Op basis van het uitgevoerde vleermuisonderzoek wordt geconcludeerd dat er zich geen vaste verblijfplaatsen bevinden in het plangebied. Het plangebied wordt intensief gebruikt als foerageergebied door de algemeen voorkomende Gewone dwergvleermuis. Alternatief foerageergebied is echter in de omgeving aanwezig. Ook is in de nieuwbouw plannen een parkachtige laan gepland die in de toekomst kan functioneren als nieuw foerageergebied. Het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet is voor vleermuizen dan ook niet noodzakelijk.
In een notitie van TAUW, d.d. 24 april 2008 is de visseninventarisatie in een viertal deelgebieden van de ontwikkelingslocatie Grauwaart beschreven.
Op geen van de trajecten zijn meer (strikt) beschermde soorten aangetroffen.
Voor het gebied Grauwaart is een bomeninventarisatie gedaan. Naar aanleiding van deze inventarisatie is er een notitie opgesteld over een bomenparagraaf woningbouwlocatie Grauwaart van 20 april 2007.
Conclusie is dat het toen huidige bomenbestand niet zodanig waardevol was dat de uitwerking van het plan hierdoor belemmerd zou worden. Wel zijn er kansen om bestaande bomen te behouden. Vooral in de groene 'wig' naast Park Grauwaart zijn er kansen om bestaande bomen te handhaven. De bomen rond het voormalig informatiecentrum blijven in elk geval gehandhaafd. Er zullen 345 bomen terugkomen in Grauwaart.
Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.
In de Flora en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora en faunawet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.
Plansituatie
De woonwijk Grauwaart is een deelgebied van Leidsche Rijn en gelegen tussen het toekomstig Leidsche Rijn Centrum, Het Zand en het reeds voltooide Parkwijk. Het deelbestemmingsplan werkt de opgaven voor woningbouw, infrastructuur en openbare ruimte verder uit. Het plangebied bestaat voornamelijk uit delen waar al bouwwerkzaamheden zijn uitgevoerd of terreinen die al bouwrijp zijn. Enkele gebieden liggen nog braak.
Conclusie
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat er geen ontheffing nodig is ten aanzien van vaatplanten, vissen en zoogdieren (uitgezonderd vleermuizen), broedvogels, reptielen en amfibieën voor de meeste gebieden. Dit onder voorwaarde dat er niet gekapt en gesloopt wordt tussen 1 maart en 31 juli in verband met het broedseizoen van vogels.
Eventuele kap en sloop tussen 1 maart en 31 juli mag alleen plaats vinden nadat onderzoek heeft uitgewezen dat er geen broedvogels worden verstoord. Dit alles met in achtneming van de wettelijke zorgplicht.
De vlakken tussen de Jan Wolkerssingel, Andre Voltenlaan en de Prof. Jan Bronnerlaan liggen nog braak en hebben een ecologische functie. Hier is gedeeltelijk een oude groenstructuur aanwezig. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende waarden van belang:
In het onderzoek van 2008 wordt gewezen op het belang van de watergangen en groene structuren als foerageergebied en oriëntatieroute voor vleermuizen, Deze functies van het landschap hebben een wettelijk beschermde status. Door de aanplant van bomen en watergangen is de functie van vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen op en duur gewaarborgd.
Roeken
Voor het plangebied is in een eerdere fase een ecoscan uitgevoerd naar beschermde soorten (Tauw, 23-04-2008, Ecoscan ontwikkelingslocatie Grauwaart) tevens zijn op deze locatie meerdere roekenonderzoeken uitgevoerd. Voor dit bestemmingspan was de ecoscan niet toerijkend, de wetgeving is veranderd en het onderzoek heeft de juridische houdbaarheid van 3-5 jaar overschreden. Daarom is opnieuw een quickscan uitgevoerd in het plangebied (Tauw, 2012).
In de groenstrook in het plangebied grenzend aan Park Grauwaart bevinden zich de rust- en verblijfplaatsen van roeken. Deze rust- en verblijfplaatsen worden door het bestemmingsplan ongemoeid gelaten. Zij worden gehandhaafd in de bestemming Groen. In 2013 vindt in vervolg op de quickscan van 2012 een nader onderzoek plaats naar het fourageergebied van deze roeken. Indien dat voornamelijk is gelegen buiten het plangebied Grauwaart is geen ontheffing nodig op grond van de Flora en Faunawet. Indien de uitkomst van dat onderzoek is, dat het plangebied voor een aanzienlijk deel dient als fourageergebied voor deze roeken, is een ontheffing nodig van de Flora en Faunawet. De verwachting is dat deze ontheffing verleend zal kunnen worden op grond van de ontheffingsgrond ruimtelijke ontwikkeling. Het onderzoek naar het fourageergebied is nog niet afgerond en om die reden is aan artikel 8 een 6e lid toegevoegd waarin een voorwaardelijke verplichting is opgenomen in een specifieke bouwregel. De verwachting uit waarnemingen ter plaatse is dat het fourageergebied van de roeken grotendeels buiten het plangebied Grauwaart is gelegen. In dat geval is geen ontheffing nodig op grond van de Flora- en faunawet.