Plan: | Grauwaart |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPGRAUWAART-0601 |
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing: een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing van een ontwikkeling en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.
[2] Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de Keur.
In het verleden waren in het gebied tuinbouwbedrijven gevestigd en er waren enkele ondergrondse tanks aanwezig.
Het waterpeil in de huidige situatie bedraagt +0,15/+0,00m NAP (zomerpeil/winterpeil). Waterafvoer vindt plaats via het aanliggende watersysteem in noordelijke richting naar de Haarrijnse Plas en via het gemaal Haarrijn naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Wateraanvoer in de droge periodes zal zowel vanuit de Haarrijnse Plas (gebiedseigen water) als vanuit de Leidsche Rijn plaatsvinden.
Het waterplan van Grauwaart maakt onderdeel uit van het waterplan van de Centrale Zone. Voor de Centrale Zone is in juli 2006 de wateropgave bepaald. Het grootste gedeelte van het benodigde wateroppervlak is geprojecteerd in de Grauwaartsingel.
Binnen Grauwaart zijn twee peilvlakken voorzien. Aan de westzijde ligt de bestaande wetering. Hiervoor wordt een waterpeil gehandhaafd van +0,15/+0,00m NAP (zomerpeil/winterpeil). Voor de Grauwaartsingel wordt een waterpeil voorgesteld van +0,15/-0,15m NAP. Aan de noordzijde van het plan komen de watergangen samen. Er wordt een peilbeheer van +0,15/-0,15m NAP gehandhaafd.
De inzameling van het afvalwater in Grauwaart gebeurt met een vuilwaterstelsel. Dit stelsel voert de droogweer onder vrij verval naar een rioolgemaal dat het water verpompt naar het hoofdgemaal in Parkwijk Noord. Van daar wordt het water verpompt naar de rioolwaterzuivering.
De pomp is centraal geplaatst in het plangebied zodat de riolering zo ondiep mogelijk komt te liggen. De rioollengte tussen de pomp en het verste punt bedraagt maximaal 300 m. Op basis van ontwerpeisen voor vervalstelsels riolering is de diepteligging van de riolering ter plaatse van het gemaal ca 2,3 m -m.v. (-0,5m NAP).
Voor het regenwater vanuit Grauwaart is in eerdere studies bepaald dat deze op locatie geïnfilitreerd moet worden, waarbij op jaarbasis 90% infiltreert en 10% direct op het oppervlaktewater loost. Regenwater wordt niet naar de Rioolwaterzuivering (RWZI) afgevoerd. Bodemonderzoek heeft echter uitgewezen dat volledige infiltratie niet mogelijk is. De eisen voor waterkwaliteit en -kwantiteit blijven echter gelden: geen regenwater naar de RWZI en 90% via lokale zuivering afvoeren naar het oppervlaktewater. Om deze reden zijn er aanvullende maatregelen nodig om aan de uitgangspunten te voldoen. Voor de rijwegen en parkeervakken wordt een infiltratieverharding toegepast. Hierdoor wordt het eerste regenwater geïnfilitreerd. Bij grotere of langdurige neerslag zal een gedeelte van de neerslag afstromen naar de kolken en zo terecht komen in het regenwaterstelsel. Dit riool voert het regenwater af naar het oppervlaktewater via een passage door een zandfilter dat het regenwater zuivert.
Voorlopig is voor Grauwaart een wegpeil gehanteerd van +1,80m NAP. Voor de watergangen zijn waterpeilen vastgesteld tussen +0,15 en -0,15m NAP. Hierdoor ontstaat een theoretische drooglegging van minimaal 1,65m. Dit ligt ruim boven de minimale drooglegging voor wegen van 0,80m en 1,00m voor woningen. Toch is de verwachting dat zonder aanvullende maatregelen problemen kunnen ontstaan met de afwatering van met name de tuinen van de uit te geven percelen. Om dit te voorkomen dienen alle tuinen te worden voorzien van een drainageleiding die wordt aangesloten op het gemeentelijk drainagestelsel. Aan de betreffende huisaansluitingen zullen dezelde rechten en plichten worden verbonden als aan de huisaansluitingen voor het rioleringsafvalwatersysteem.
In het plangebied van Grauwaart zijn geen waterkeringen aanwezig.
Eerste watervoerend pakket (1WVP)
Het langjarig grondwaterregime in de diepere ondergrond wordt gereguleerd door de grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket (1WVP). De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. De meeste peilbuizen staan met het meetfilter in het eerste watervoerend pakket op circa 7 meter beneden maaiveld. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen.
De gemiddelde, langjarig karakteristiek grondwaterstanden van het eerste watervoerend pakket (1WVP) zijn afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03- 2008). Op basis van deze kaart wordt voor het plangebied de volgende gemiddelde grondwaterstanden verondersteld: droge periode = NAP -0.2/-0.3 m, natte periode = NAP -0.2/-0.3 m en gemiddeld = NAP -0.3/-0.4 m. De grondwaterstroming is noord-noordoost-oostelijk gericht.
Ontwateringsdiepte en drooglegging
Bij het bouwrijpmaken worden de wegen en een deel van de kavels met variabele dikte opgehoogd. De drooglegging (het niveauverschil tussen maaiveld en waterpeil) dient -conform de eis van de gemeente Utrecht- minimaal 1,0 m te bedragen. Nabij de Grauwaartsingel wordt de toekomstige maaiveldhoogte circa NAP +2.5 m, bij een hoogpeil van NAP +0.15 m bedraagt de drooglegging circa 2.35 m, ruimschoots boven de gemeentelijke norm. De ontwateringsdiepte (het niveauverschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand) dient - conform de eis van de gemeente Utrecht- minimaal 0,7 m te bedragen. Door de omvangrijke ophogingen voldoet ook de ontwateringsdiepte ruimschoots aan de gemeentelijke norm die de gemeente Utrecht voor bebouwd stedelijk gebied hanteert.
Ondergrondse bouwwerken
Bij de toepassing van halfverdiepte of geheel ondergrondse constructies (kelders, parkeergarages) is structurele beïnvloeding of onttrekking van het grondwater niet toegestaan. Constructies (wanden en vloeren) in het grondwaterregime dienen volledig waterdicht te worden uitgevoerd of geheel boven de maximaal optredende grondwaterstand te liggen. Om bij hevige neerslag wateroverlast te voorkomen, is het belangrijk dat er vóór een hellingbaan een verhoging of drempel wordt aangelegd.
Een traditionele lijngoot die onderaan een hellingbaan wordt toegepast, is alleen geschikt om het hemelwater dat op de hellingbaan zelf valt af te voeren. De dimensies en capaciteit ervan zijn beperkt en niet toegesneden op veel aanbod van afstromend hemelwater vanaf de openbare ruimte.
Het is niet toegestaan om tijdens de gebruiksfase van (half)verdiepte bouwlagen structureel bemaling toe te passen. Bij de aanleg ervan dient rekening te worden gehouden met de invloed die bemaling kan hebben op de grondwaterstand en eventuele grondwaterverontreinigingen in de omgeving.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt de watergang Grauwaartsingel. Deze vormt de scheiding tussen Leidsche Rijn Centrum en woongebied Grauwaart en is één van de hoofdwatergangen van het Watersysteem Leidsche Rijn. De functie die de Grauwaartsingel binnen het Watersysteem vervult, is tweeledig:
Het waterpeil van de Grauwaartsingel wordt een vrij fluctuerend peil tussen 0,15- en 0,15 meter + NAP met eens per 10 jaar een geaccepteerde stijging tot 0,45 m+ NAP.
In overleg tussen de gemeente Utrecht en HDSR (vastgelegd in de notitie: 'Wateropgave Centrale Zone ten westen A2 en ten noorden van de Leidsche Rijn', 12-12-2006) is overeengekomen dat het wateroppervlak van de Grauwaartsingel 2,6 ha dient te bedragen. Na opmeting blijkt dat 2,8 ha is voorzien binnen de nadere planuitwerking.
Het HDSR heeft, mede op basis van deze kentallen, een modelberekening gemaakt voor het gehele watersysteem van Leidsche Rijn (Hydraulische Toetsing, Watersysteem Leidsche Rijn, Arnout Linckens, december 2008), waaruit is gebleken dat het peil in de Grauwaartsingel voldoet voor zowel de T10 als T100 neerslaggebeurtenis.
PM aanvullen na reactie HDSR in het kader van het vooroverleg.