Plan: | Gerrit Rietveld College, Tuindorp |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPGERRITRIETTUINDO-0601 |
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 1 en Artikel 2 bevatten de begripsbepalingen en de wijze van meten. Deze regels spreken voor zich en behoeven geen nadere uitleg.
De bestemming Groen is bedoeld voor de bestaande en nieuwe groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en andere bijbehorende voorzieningen. In deze bestemming is ook waterbeheer en waterberging mogelijk. Daarnaast zijn voet- en fietspaden mogelijk. Deze bestemming biedt enerzijds bescherming ter behoud van belangrijke bestaande groenvoorziening, waaronder de ecologische, recreatieve en historische waarde van de groenstrook langs en in het verlengde van de prof. Jordanlaan, maar geeft anderzijds ook de nodige flexibiliteit voor de beoogde herindeling. Om het woongebied (WG) goed te kunnen ontsluiten bestaat de mogelijkheid dat er één in/uitrit op maaiveldniveau (geen (half)verdiepte in/uitrit) door de groenstrook aan de Winklerlaan moet worden aangelegd (streven is de bomen te behouden). In de gehele groenstrook mogen maximaal 2 rijstroken worden aangelegd.
Artikel 4 Maatschappelijk - Onderwijs
De bestemming Maatschappelijk- Onderwijs geeft ruimte aan de oprichting van de school en de bijbehorende voorzieningen als de fietsenstalling, bergruimte en sportvoorziening/gymzalen. De sportvoorziening of de aula of eventueel een andere ruimte, kunnen ook los van de school worden gebruikt, bijvoorbeeld door de buurt. Dit is bij dergelijke voorzieningen gebruikelijk.
Er geldt geen aparte regeling voor bijbehorende bouwwerken omdat alle bijbehorende voorzieningen in principe in het hoofdgebouw opgelost dienen te worden.
Ter plaatse van de nadere aanduiding 'gemengd' zijn op de begane grond ook aanvullende voorzieningen toegestaan. Het gaat hier om maatschappelijke (commerciële) voorzieningen die aanvullend zijn voor de school of een buurtfunctie kunnen vervullen. Hierbij kan gedacht worden aan zorg- en welzijnsvoorzieningen (buurthuis, fysiotherapie) en onderwijsgerelateerde functies (kinderdagopvang, peuterspeelzaal, bibliotheek)
In de bestemmingsregels geldt geen maximaal bebouwingspercentage maar zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het bouwvlak is een flexibele indeling van de ruimte mogelijk. Buiten bouwgrenzen kunnen de schoolplein(en) worden gerealiseerd. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte van de bebouwing aangegeven.
Geluidonderzoek wijst uit dat er in het plangebied als gevolg van het rail- en wegverkeer een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder zal zijn. Hiervoor wordt een besluit hogere waarde afgegeven. Er mogen uitsluitend gevoelige bestemmingen worden opgericht indien het bouwplan in overeenstemming is met de Wet geluidhinder of met het besluit hogere waarde. Voor het geluidsaspect is daarom in de regels opgenomen dat een omgevingsvergunning bouwen voor een te bouwen geluidsgevoelige bestemming aan de voorwaarden van het besluit hogere waarde moet voldoen dan wel dat vaststaat dat de voorkeurswaarde op de gevel(s) niet wordt overschreden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer – Verblijfsgebied heeft betrekking op verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen. Volgens het inrichtingsplan zal een deel van deze bestemming autovrij worden gehouden. De fietspaden langs de Eykmanlaan vallen ook binnen deze bestemming.
Deze bestemming is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Dit betreft het deel van de Eykmanlaan waar een nieuwe oversteekplaats wordt ingepast.
De nieuw uit te graven watergang krijgt de bestemming water.
Functies
Na ingebruikname van de nieuwe school zal de bestaande school worden gesloopt en plaats maken voor woningbouw. De details van de woningbouw worden later bekend, na afronding van het ontwerpproces. Dit betekent dat binnen de kaders zoals omschreven in de planbeschrijving met enige flexibiliteit rekening gehouden moet worden en daarom is de globale bestemming 'Woongebied' opgenomen. Deze bestemming biedt op hoofdlijnen kaders aan de bouw en geeft een directe bouwtitel. Dat laatste wil zeggen dat de bestemming niet nader uitgewerkt wordt, zodat omgevingsvergunningen bouwen direct aan de bestemmingsregels getoetst kunnen worden.
Binnen deze bestemming zijn tevens voorzieningen ten behoeve van het wonen toegestaan, zoals onder andere tuinen, erven, aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven, ontsluitingswegen, paden en (gebouwde) parkeervoorzieningen.
Binnen de bestemming Woongebied is ook ruimte voor maximaal 1.000 m2 bvo aanvullende voorzieningen. De voorzieningen zijn alleen toegestaan op de begane grond (half verdiepte parkeergarages niet meegerekend). Het gaat hier om maatschappelijke (commerciële) voorzieningen. Hierbij wordt gedacht aan voorzieningen die aanvullend zijn voor de school of een buurtfunctie kunnen vervullen zoals bijvoorbeeld zorg- en welzijnsvoorzieningen (buurthuis, fysiotherapie) en onderwijsgerelateerde functies (kinderdagopvang, peuterspeelzaal, bibliotheek).
Bebouwing
In de regels zijn in samenhang met de verbeelding voorwaarden geformuleerd betreffende de hoofdbebouwing van de woningen, aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ten aanzien van de bebouwing is bepaald dat deze dienen te worden gebouwd in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en met inachtneming van de ter plaatse aangegeven bouwhoogte.
Voor de regeling bijbehorende bouwwerken zijn de mogelijkheden om op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onder de daarbij gestelde voorwaarden, vergunningvrij te bouwen als uitgangspunt genomen.
De basisregels van de erfbebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken, zijn de volgende:
De erfzone is de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied. Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw (overgenomen uit de Wabo).
In aanvulling op deze basisregels geldt
Nader eisen
Via de nadere eisen en gronduitgifte kan waar nodig nog sturing worden gegeven. De nadere eisen worden opgenomen om te zorgen voor een heldere ruimtelijke structuur, een goede samenhang van het straat en bebouwingsbeeld, een goede ruimtelijke kwaliteit. Daarvoor is het van belang dat het gebied qua opzet en verkaveling aansluit op de bebouwing en de omgeving en er sprake is van een goede locatie voor de (in-uitrit van de) (gebouwde) parkeervoorzieningen en verkeersontsluitingen. Ook dient hierbij rekening te worden gehouden met de bestaande bomenrij aan de Winklerlaan. Zowel de woningen, de maatschappelijke voorzieningen, de school, als het buurtje dat ze samen vormen, moeten goed kunnen functioneren. Ook de locatie van de maatschappelijke voorzieningen en de situering en afmeting van de bebouwing spelen daarbij een rol. Voor een goede interactie tussen bebouwing en openbare ruimte is het bovendien van belang dat zich aan de gevels verblijfsruimtes bevinden. Daarom kunnen aan de situering van de inpandige bergingen en garages nadere eisen worden gesteld om een levendige plint langs de straten te creëren.
Geluid
Voor de geluidsaspecten wordt verwezen naar de toelichting hierboven bij artikel 4.
Artikel 9 Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie zorgt voor de bescherming die een bestemmingsplan op grond van de Monumentenwet aan archeologische waarden moet geven. De bestemming werkt door het gebruik in strijd met deze bestemming strafbaar te stellen. Iemand die beschikt over een vergunning op basis van de verordening op de archeologische monumentenzorg, dan wel over een brief van de gemeente waarin is aangegeven dat een dergelijke vergunning niet nodig is, handelt in overeenstemming met de bestemming.
Geluidsonderzoek wijst uit dat er in het plangebied als gevolg van het (rail)verkeer een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder zal zijn. Hiervoor wordt een besluit hogere waarde afgegeven. Er mogen uitsluitend geluidgevoelige bestemmingen worden opgericht indien het bouwplan in overeenstemming is met de Wet geluidhinder of met de ontheffing Hogere waarde.
Artikel 11 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van werkverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.
Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt de afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een afwijkingsmogelijkheid is. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande bepalingen.
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.