direct naar inhoud van 7.2 Opbouw Regels
Plan: Gerrit Rietveld College, Tuindorp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPGERRITRIETTUINDO-0601

7.2 Opbouw Regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken.

In hoofdstuk 1 worden de gebruikte begrippen toegelicht en wordt de wijze van meten vastgelegd. In hoofdstuk 2 staan de regels die alleen gelden voor de bestemming waar ze betrekking op hebben. Voor elke bestemming zijn die regels in een apart artikel weergegeven. De opzet van deze bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen en aan huis verbonden beroep of bedrijf.
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels;
  • eventueel een aanlegvergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke- of natuurwaarden of voorzieningen.

In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 4, bevat standaardbepalingen over overgangsrecht en een slotbepaling.

In paragraaf 7.3 worden de regels per artikel en dus per bestemming toegelicht.

7.2.1 Nadere eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen, zodat er ondanks de globaliteit van de bestemming, een goed samenhangend gebied wordt gebouwd.

In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en bebouwingsmogelijkheden. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter (op detailniveau) aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.

Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren. Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  • Stedenbouwkundige aspecten
    In gebieden die alleen globale eindbestemmingen kennen en waar dus bouwblokken en stratenpatronen niet voorkomen, is het van belang om nadere eisen te kunnen stellen om een (samenhangend) straat- en bebouwingsbeeld te realiseren.
  • Verkeersaspecten
    De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen van overzichtelijke verkeerssituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen.
  • Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
    Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen onnodige hinder ondervinden van de ontwikkelingen op nabijgelegen percelen. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld een bepaalde situering van het laden en lossen beter zijn voor de omgeving en kan bijvoorbeeld de plaats van een in-uitrit van een parkeergarage en de plaats en het aantal parkeerplaatsen van belang zijn voor de verkeersveiligheid maar ook voor de beperking van hinder voor omwonenden.