Plan: | Fietsbrug Amsterdam-Rijnkanaal |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGOOGINAL-0601 |
Voor de verkeersruimte op maaiveld zijn op de randvoorwaardenkaart verschillende zones aangegeven waarvoor (bovenop de eisen gesteld in hoofdstuk 3) specifieke eisen gelden.
Ontvlechten verkeersstromen
Uitgangspunt, voortvloeiend uit de eisen met betrekking tot de aanleg van een hoofdfietsverbinding, is dat het doorgaande fietsverkeer op de hoofdfietsverbinding zoveel mogelijk wordt ontvlochten van het lokale bestemmingsverkeer (bewoners en halen-brengen schoolgaande kinderen). De hoofdfietsroute dient te worden geprojecteerd aan de zuidzijde van de school.
De aanlanding vervolgt zijn route via de huidige Everard Meijsterlaan. Uitgangspunt is dat het profiel met twee gescheiden stroken en een middenberm meteen na het kruispunt met de Lessinglaan gehandhaafd blijft. Dit komt voort uit de eis dat de fietser het kruispunt rechtstreeks dient over te kunnen steken. In dit gedeelte van de Lessinglaan dienen de fietsrichting samen te komen tot één fietspad richting de aanlanding in het Victor Hugoplantsoen. Voor de maatvoering van dit fietspad zijn de ontwerpeisen uit de Fietsnota van toepassing.
Halen en brengen aan noordzijde
Het halen en brengen van de kinderen wordt aan de noordzijde van de school georganiseerd, binnen de daarvoor op de randvoorwaardenkaart (voorkeursmodel)aangegeven zone. Hierdoor kan het haal & breng verkeer voor de school geheel gescheiden van het fietsverkeer plaatsvinden. De ontsluiting t.b.v. halen en brengen vindt plaats via de Johan Wagenaarkade, Victor Hugoplantsoen, Dickenslaan, Jakob Grimmstraat en Catharina van Renneslaan. Het aantal parkeerplaatsen dient conform de parkeernormen te worden bepaald. De locatie van halen en brengen dient logisch verbonden te zijn met de entree van de school. Een goede bereikbaarheid van de school en gymzaal voor fietsers is een vereiste. Het ligt voor de hand om auto- en fietsparkeren te scheiden waarbij de ontsluiting voor fietsen aan de kant van de wijk wordt georiënteerd.
Langzaam verkeer
Het verlengde van de Everard Meijsterlaan richting het Amsterdam Rijnkanaal moet ruimte bieden aan fietsers en voetgangers die vanuit de wijk naar het Amsterdam Rijnkanaal willen gaan.
Ontsluiting nieuwe woningen
De ontsluiting van de nieuwe woningen (auto- en langzaamverkeer) dient plaats te vinden via het verlengde van de Everard Meijsterlaan.
Rijrichting autoverkeer Victor Hugoplantsoen
Om de aansluiting Lessinglaan - Victor Hugoplantsoen voor fietsers zo verkeersveilig mogelijk in te kunnen richten, wordt voor het Victor Hugoplantsoen éénrichtingsverkeer ingevoerd, waarbij het autoverkeer vanaf de Lessinglaan via de Everard Meijsterlaan het plantsoen in rijdt, en via andere routes (dus niet via de Victor Hugoplantsoen en Everard Meijsterlaan) de buurt verlaat terug de Lessinglaan/Joseph Haydnlaan op. Op de aanvullende randvoorwaardenkaart is dit met pijlen aangegeven.
Bij de gekozen richting kunnen de verkeersstromen het meest gescheiden worden gehouden omdat het autoverkeer ten noorden van de fietsroute blijft, waarbij de bereikbaarheid van het Victor Hugoplantsoen gewaarborgd blijft. Daarnaast blijkt uit modelstudies en tekeningen dat het optimum in de verkeerslichtenregeling het meest eenvoudig te bereiken is: we streven naar een zo eenvoudig mogelijke instelling om roodlichtnegatie en files te voorkomen en het kruispunt verkeersveilig te maken.
Door het instellen van éénrichtingsverkeer op het Victor Hugoplantsoen wordt het verkeer meer gelijkmatig over de omliggende straten verdeeld. De verkeerscapaciteit van de omliggende straten is toereikend om dit verkeer te kunnen verwerken. Hierbij is het van belang dat een belangrijk deel van de huidige verkeersdruk na het verplaatsen van de Eben-Haëzer school – een niet-wijkgebonden school waarvan de meeste kinderen met taxibusjes worden gebracht en gehaald – zal verdwijnen.
Er dient een functionele en ruimtelijke samenhang te worden gecreëerd tussen de verschillende programma-onderdelen. Dit betreft met name de verbindingen en de relaties tussen de bebouwing, het openbare groen en bijzondere verblijfsplekken.
Victor Hugoplantsoen
De huidige kwaliteit van het Victor Hugoplantsoen als verblijfsplek voor de wijk/buurt dient te worden versterkt. Gedacht wordt aan een open speelweide in combinatie met spel elementen. Het huidige karakter, met veel groen en openheid, dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.
Zone Amsterdam Rijnkanaal
Deze zone maakt deel uit van het zogenaamde ‘rondje Stadseiland’, een (gewenste) aaneengesloten langzaam verkeersroute langs het Amsterdam Rijnkanaal en het Merwedekanaal. Deze kwaliteit kan bij de inpassing van brug en aanlanding nadrukkelijk benut worden bij de aansluiting ervan op de openbare ruimte.
Verbinding Victor Hugoplantsoen en zone Amsterdam Rijnkanaal
Het verlengde van de Everard Meijsterlaan moet ruimte bieden aan fietsers en voetgangers die vanuit de wijk naar het Amsterdam Rijnkanaal willen gaan. Deze zone moet bijdragen aan het versterken van de groene verbinding tussen Park Oog in Al en het Victor Hugoplantsoen. Op het punt waar deze verbinding bij het Amsterdam Rijnkanaal uitkomt, dient er voor voetgangers een trap naar de brug te worden gerealiseerd. Dit dient, waar mogelijk, te worden gecombineerd met een bijzondere verblijfsplek aan het water en vraagt aandacht bij de inrichting van de openbare ruimte.
Relatie school en Victor Hugoplantsoen
De school dient een relatie te leggen met het openbare gebied en draagt op die manier bij aan een sociaal veilige omgeving. Het schoolgebouw wordt daarmee als het ware onderdeel van het plantsoen. Eventueel dubbelgebruik van buitenruimte school en plantsoen is wenselijk. Daarnaast wordt de buitenruimte van de school bij voorkeur openbaar toegankelijk.
De gemeenteraad heeft op donderdag 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe beleid van kracht.
Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. De parkeernormen hebben een bandbreedte, om optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij de realisatie van bouwplannen. In paragraaf 4.4 Verkeer en openbare ruimte wordt hier nader op ingegaan.
Fietsparkeren
Voor bepaling van de capaciteit van het fietsparkeren gelden de door het college vastgestelde Utrechtse fietsparkeernormen (Nota Parkeernormen Fiets en Auto). De kinderen die zelfstandig met de fiets komen, moeten vanaf de hoofdfietsroute de fietsenstalling van de school kunnen bereiken.
Voor de in dit plan voorziene functies gelden de volgende fietsparkeernormen:
Voor woningbouw
Normen conform Rijksbouwbesluit Artikel 4.31. Aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen
School:
Gymzaal:
Parkeerbalans:
Op basis van het bovenstaande programma en de gemeentelijke parkeernormen staan de onderstaande tabellen de minimale en maximale parkeernormen vermeld, per dagdeel.
De maatgevende perioden voor de school en gymzaal (op deze parkeerplaatsen vind dubbelgebruik plaats gezien de functie en locatie van beide) is de werkdag middag. Dit levert een minimale parkeernorm op van 9 en maximaal 16. Voor de woningen is de minimale norm 23 en maximale norm 27. Bij de woningen wordt in principe uitgegaan van 1 parkeerplaats op eigen kavel. De overige parkeerplaatsen dient in de openbare ruimte ingepast te worden.
Uitbreidingsvariant School:
Uitbreiding van 11 naar 15 leslokalen, levert de volgende parkeernormen op:
Op grond van bovenstaande normen moeten er minimaal 11 en maximaal 20 parkeerplaatsen worden aanwezig zijn. Het aantal parkeerplaatsen voor de woningen blijft ongewijzigd. Er is binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig om de benodigde parkeerplaatsen te realiseren.