direct naar inhoud van Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Plan: Fietsbrug Amsterdam-Rijnkanaal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGOOGINAL-0601

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 brug
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en aanduidingen, tevens bestemd voor een brug en een aanlanding van die brug ten behoeve van een langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding met de daarbij behorende kunstwerken, voorzieningen, inclusief taluds en trappartijen;

12.1.2 Bouwregels

In aanvulling van de andere op deze gronden liggende bestemmingen mogen binnen aanduiding bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. steunpunten van de brug op minimaal 10 meter van de oever van het kanaal dienen te staan;
  • b. de hoogte van de bouwconstructie van de brug bedraagt maximaal 40 meter vanaf het wegdek van de brug;
  • c. de breedte van het brugdek bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de breedte van het langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding bedraagt maximaal 7 meter;
  • e. De minimale doorvaartbreedte dient 100 meter te zijn (brug overspant het kanaal in één keer);
  • f. De onderzijde van de brug dient op elk punt van de doorvaartbreedte + 8,90 meter ten opzicht van NAP te zijn.
12.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1.2 onder b en toestaan dat de bouwconstructie van de brug maximaal 80 meter vanaf het wegdek van de brug bedraagt, in geval een dergelijke hoogte noodzakelijk is vanwege een andere brugvorm dan een boogbrug.

12.2 maatschappelijk
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatste van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en aanduidingen, tevens bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de naastgelegen bestemming Maatschappelijk als bedoeld in artikel 4, zoals speelterreinen almede voor een aanlanding van een brug, een langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding met de daarbij behorende kunstwerken, taluds, trappartijen en voorzieningen;

12.2.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze aanduiding is een fietsenstalling als onderdeel van de aanlanding toegestaan;
  • b. binnen deze aanduiding is het toegestaan gebouwde voorzieningen in de vorm van kunstwerken ten behoeve van een langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding op te richten met een maximale hoogte van 6 meter;
  • c. de breedte van de langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding bedraagt maximaal 7 meter.
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van hekwerken, balustrades en erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1,20 meter hoog mogen zijn;
  • e. in afwijking van het gestelde onder d. mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen.
12.3 functie aanduiding specifieke vorm van verkeer - 1
12.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de functie aanduiding specifieke vorm van verkeer - 1 zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en aanduidingen, tevens bestemd voor een aanlanding van een brug, een langzaamverkeersverbinding/- hoofdfietsverbinding met de daarbij behorende, taluds, trappartijen en voorzieningen;

12.3.2 Bouwregels

In aanvulling van de andere op deze gronden liggende bestemmingen mogen binnen aanduiding 'verkeer' voorzieningen ten dienste van een langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding worden getroffen met dien verstande dat:

  • a. de voorzieningen uitsluitend mogen bestaan uit verhardingen, taluds, grondkeringen, hekwerken en trappartijen;
  • b. de breedte van de langzaamverkeersverbinding/hoofdfietsverbinding bedraagt maximaal 7 meter.
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van hekwerken, balustrades en erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1,20 meter hoog mogen zijn;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c. mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen.
12.4 functie aanduiding specifieke vorm van verkeer - 2

Ter plaatse van de functie aanduiding specifieke vorm van verkeer - 2 zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en aanduidingen, tevens bestemd voor verkeer en verblijfsdoeleinden als bedoeld in Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied van dit bestemmingsplan;

12.5 vrijwaringszone - vaarweg
12.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' dienen de gronden in het kader van de nautische belangen van de vaarweg vrij gehouden te worden van bebouwing en opslag.

12.5.2 Bouwregels

Bouwen en opslagbinnen deze aanduiding is niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken die worden gebouwd welke direct verband houden met mogelijke toekomstige reconstructies en/of uitbreidingen aan de nabij gelegen vaarweg, alsmede voor het creëren van een optimale nautische omgeving.

12.5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het vaarverkeer, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.5.2, voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de onderliggende bestemming en/of aanduiding nadat de vaarwegbeheerder terzake is gehoord.