direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 (internet)Afhaalpunt

Een locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, waar consumenten de via internet bestelde en betaalde producten kunnen afhalen. Op de locatie vindt geen rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage plaats.

1.2 (raam)Prostitutiebedrijf

Een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats.

1.3 (Sta)caravan

Een caravan of stacaravan die op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgevingsvergunningplichtig is.

In het derde hoofdstuk van bijlage twee van het Besluit omgevingsrecht wordt het vergunningsvrij bouwen geregeld. Vrij van vergunning is een, op de grond staand, bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a: niet hoger dan 5 meter, en b: de oppervlakte niet meer dan 70 m2. Een recreatief nachtverblijf is b.v. een caravan, een chalet, een kleine bungalow, etc.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur die de locatie aanwijst als werkingsgebied van een regel.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Accommodatie

Een ruimte of complex van ruimten waarin een bezoeker tegen betaling tijdelijk kan overnachten.

1.7 Additionele horeca

Horeca-activiteiten, die passend, aanvullend en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan.

1.8 Afhaalzaak

Een winkel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden, kleine etenswaren, alcoholvrije drank en consumptie-ijs te koop zijn. De waren worden niet in de winkel gegeten of gedronken. Een afhaalzaak is een specifieke vorm van detailhandel.

1.9 Ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.10 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 Antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat. 

1.13 Archeologische verwachtingswaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarschijnlijk in dat gebied voorkomende historische overblijfselen in de bodem.

1.14 Atelier

Werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.15 Bebouwing

Eén of meer bouwwerken.

1.16 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van een bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.17 Bed-and-breakfast

Het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de woning of de bedrijfswoning.

1.18 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het maken, bewerken, herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse gemaakte, bewerkte of herstelde goederen, of van goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.19 Bedrijf-aan-huis

Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

1.20 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf, met inbegrip van de magazijnen en overige dienstruimten. Gebouwde, ondergrondse of half verdiept gelegen, parkeervoorzieningen worden hierbij niet meegeteld.

1.21 Bedrijfswoning

Een woning die bij een bedrijf hoort en die is bedoeld voor een werknemer die bij het bedrijf woont in verband met het noodzakelijke beheer van het bedrijf.

1.22 Belhuis

Een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.23 Besluit Hogere waarde

Besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

1.24 Bestaand
  • 1. Bestaand gebruik: het feitelijke of vergunde gebruik van de gronden en bouwwerken op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
  • 2. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    • a. bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.25 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.26 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen. Zie ook: Plan.

1.27 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 Bezorgdienst

Vorm van een distributiebedrijf dat elektronisch geplaatste en afgerekende bestellingen van, meestal dagelijkse, consumentengoederen bij de klant thuisbezorgt, waarbij het bedrijf vaak een korte tijd tussen de bestelling en de bezorging van de goederen aanbiedt.

1.30 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (bron: Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

1.31 Bijzondere bouwlaag
  • a. Een bouwlaag die aan de voorzijde of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
  • b. Een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.32 Boog- en gaaskassen

Halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.33 Bouwen

Het plaatsen, oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.34 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.35 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.

1.36 Bouwmarkt

Een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.37 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.39 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 Buurtactiviteit

Activiteit voor en door bewoners uit de omgeving van de locatie waar de activiteit plaatsvindt met een verwaarloosbare planologische uitstraling op de omgeving, zoals activiteiten van bewonersorganisaties, het verenigingsleven, ouderen- en jongerenwerk, huiswerkbegeleiding, muziekles, burendag, kaartclubs en scouting. Hieronder worden in ieder geval niet verstaan kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, religieuze voorzieningen, voorzieningen voor verslavingszorg of vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen of een horeca-activiteit van de Lijst met Horeca activiteiten.

1.41 Broedplaatsen

Verzamelgebouwen met een mix van huurders, waar ruimte is voor kennisontwikkeling, nieuwe samenwerkingsvormen, ideeën uitwisseling, kruisbestuivingen en ontwikkeling van nieuwe concepten. Broedplaatsen zijn werkruimtes, ateliers, laboratoria en ontmoetingsplekken. Broedplaatsen bieden een basis voor (startend) ondernemerschap voor ondernemers met een focus op circulariteit en duurzaamheid, kunstenaars, creatieve ondernemers, creatieve projecten en sociale ontmoetingen. Met een variëteit van functies en activiteiten zijn broedplaatsen locaties waar verbinding wordt gelegd tussen kunst, cultuur en technologie en waar creativiteit, experiment en innovatie voorop staan.

1.42 Consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

1.43 Creatieve bedrijven

Bedrijven die zich hoofdzakelijk richten op:

  • creatieve vormgeving; reclamebureaus, grafische bedrijven, architecten en industrieel ontwerpers;
  • bedrijven gericht op het ontwerpen/produceren van beeld/geluid, gaming en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, internet, mobiele telefonie, print en evenementen;
  • toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, ontwerpbureaus ten behoeve van mode en interieur.
1.44 Culturele voorzieningen

Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.45 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met historische kenmerken.

1.46 Dakopbouw

Het direct onder het dak liggende deel van een hoofdgebouw, waarin zich een of meer verblijfsruimten bevinden en dat zich bouwkundig van de ondergelegen bouwlagen onderscheidt, bijvoorbeeld door de constructie, de vorm of door de terug liggende voorgevel.

1.47 Detailhandel

Het bedrijfsmatig verkopen van consumentengoederen in een winkel.

1.48 Detailhandel in keukens en sanitair

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig keukens en sanitair, alsmede inbouwapparatuur ter verkoop worden aangeboden alsmede benodigdheden en gereedschappen voor de plaatsing, aanleg, reparatie of onderhoud worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.49 Detailhandel in volumineuze goederen

Een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen;
  • b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrije tijdsartikelen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.50 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van een dienst of van hulp aan een klant, bijvoorbeeld door een kapper, een stomerij of wasserette, een pedicure, een bankfiliaal, een reisbureau of een uitzendbureau.

1.51 Eigen toegang

De officiële ingang van een woning, wat blijkt uit de volgende kenmerken:

  • de ingang heeft een huisnummer dat de gemeente aan die ingang heeft toegekend en
  • de ingang is bereikbaar vanaf de straat of vanuit een gemeenschappelijke hal.
1.52 Evenementen

Georganiseerde, publieke, bijzondere gebeurtenissen.

1.53 Functie

Een onderscheidend kenmerk van een locatie waaruit blijkt voor welke activiteiten de locatie bedoeld of geschikt is; functie in de zin van artikel 4.2 van de Omgevingswet; bestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.54 Faunapassage

Een faunapassage is een voorziening voor dieren om ongedwongen en op een veilige manier de andere kant van een weg te bereiken.

1.55 Gebouw

Een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 Groen

Park, plantsoen, berm of erf waar planten en bomen groeien of kunnen groeien; oppervlaktewater.

1.57 Groene gevel

Muur die bedekt is met verschillende soorten planten die, vaak in een speciale houder of in de volle grond, tegen de muur in leven blijven.

1.58 Grondwerk

Activiteit die het verstoren van de bodem of de daarop aanwezige beplanting tot gevolg kunnen hebben zoals graven, ploegen, ophogen, het aanbrengen of verwijderen van verharding, het leggen van leidingen, het dempen van oppervlaktewater of het aanbrengen van drainage, funderingen, constructies of apparatuur in de bodem; activiteit in de zin van artikel 3.3, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.59 Grootschalige detailhandel in recreatie-, sport en vrijetijdsartikelen

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig volumineuze en overige sport-, recreatie- en vrije tijdsartikelen ter verkoop worden aangeboden, zoals boten, caravans, tenten, sportkleding en sportattributen en dergelijke en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.60 Grootschalige meubeldetailhandel

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.61 Hobbykas

Een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.62 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen of gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.63 Hoogteaccent

Een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering of oriëntatiepunt van een plek in een wijk of buurt.

1.64 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank of etenswaren voor gebruik ter plaatse of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.65 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en drank voor consumptie ter plaatse of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.66 Hoveniersbedrijf

Een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel.

1.67 Intensieve veehouderij

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak-, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.68 Inwoning

Het wonen in een woonruimte die deel uitmaakt van een woning waarin een ander huishouden woont.

1.69 Kaart

De digitale weergave van het grondgebied van de gemeente dat bij een bestemmingsplan hoort, waarop de locaties en aanduidingen die in de regels worden genoemd zijn ingetekend op een topografische ondergrond, met uitzondering van locaties of aanduidingen die voor het hele grondgebied van dat bestemmingsplan gelden.

1.70 Kampeermiddelen
  • a. Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans.
  • b. Enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is.


Een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.71 Kampeerterrein

Een terrein met daarbijbehorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.

1.72 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.

1.73 Kantoor- en bedrijfsverzamelgebouw

Een gebouw dat dient voor de huisvesting van verschillende afzonderlijke bedrijven en kleinere kantoren in de voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel prioritaire sectoren waarbij eventueel faciliteiten gedeeld worden door de bedrijven en kantoren.

1.74 Kantoorruimte

Een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:

  • a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
  • b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
  • c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
  • d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
  • e. entree en receptiehal;
  • f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
  • g. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.
1.75 Kap

Een gesloten en hellend of gedeeltelijk hellend dak.

1.76 Kassen

Bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.77 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.

1.78 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.79 Landschapswaarde

Waarden in landschappelijk-esthetische geomorfologische zin.

1.80 Lessenaarsdak

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.81 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Lijst die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft. De onderverdeling is gemaakt op basis van de te verwachten invloed van een activiteit op de omgeving. De lijst maakt deel uit van de regels.

1.82 Lijst van horeca-activiteiten

Lijst die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft. De onderverdeling is gemaakt op basis van de te verwachten invloed van een activiteit op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. De lijst maakt deel uit van de regels.

1.83 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen voor welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.84 Manege

Een bedrijf dat gericht is op het verhuren van de bedrijfsruimte als rijhal voor paardrijden, het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies- of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.85 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.86 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen zoals transformatorhuisjes en andere bouwwerken voor het leveren van gas, elektriciteit of internettoegang, voorzieningen voor de verwarming en koeling van gebouwen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.87 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; na inwerkingtreding van de Omgevingswet: een vergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet.

1.88 Omzetting (van een woning)

Zelfstandige woonruimte, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte. Ook het in stand laten van het gebruik van zelfstandige woonruimte als onzelfstandige woonruimte valt onder het begrip omzetting. *

1.89 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.90 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte. *

1.91 Paardenfokkerij

Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.92 Paardenhouderij

Een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden en pony's, alsmede de handel in paarden.

1.93 Paardrijactiviteiten

Het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om paarden en pony's in pension te stallen, te trainen, te dresseren en te weiden.

1.94 Particuliere vakantieverhuur

Incidentele verhuur van een woning voor een korte periode aan toeristen of aan andere bezoekers van de gemeente door de eigenaar-bewoner, die tijdens de verhuur meestal niet in de woning aanwezig is.

1.95 Peil
  • 1. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  • 2. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • 3. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.96 Permanente standplaats

Het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn.

1.97 Permanente verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.98 Plan

Het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01 van de gemeente Utrecht.

1.99 Platte afdekking

Een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag.

1.100 Pleziervaartuig

Elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.

1.101 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.102 Publieksfunctie

Functie die publiek aantrekt, zoals buurtvoorzieningen, horeca, cultuur of vermaak.

1.103 Recreatiewoning

Een permanent gebouw, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt als recreatieverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.104 Recreatiewoonschip

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als recreatieverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.105 Sciencebedrijven

Innovatie- en researchbedrijven (in hoofdzaak gericht op onderzoek en ontwikkeling) en kennisintensieve bedrijven, die voornamelijk arbeidsextensief zijn, en een duidelijke en aantoonbare relatie hebben met kennisinstellingen in De Uithof en waarvan output (producten of diensten) voor 50% of meer kennisverbonden activiteiten betreffen en die gericht zijn op of voortvloeien uit kennisontwikkeling of kennisoverdracht.

1.106 Seksinrichting

Een voor klanten toegankelijke ruimte of meerdere besloten ruimten in elkaars nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof dit bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, al dan niet met een sekswerker, tegen vergoeding worden verricht.

1.107 Shishalounge

Een shishalounge is een bedrijfsgebouw met een ruimte waar een waterpijp gerookt kan worden. Als daarbij een drankje en een hapje wordt aangeboden, dan is het een horecabedrijf.

1.108 Souterrain

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.

1.109 Speelautomatenhal

Een inrichting als bedoeld in artikel 1, sub f, van de Verordening op de speelautomatenhallen (Gemeenteblad 1989, nr. 10).

1.110 Tuincentrum

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen, planten of dierbenodigdheden en dergelijke worden verkocht, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m2 bedraagt.

1.111 Verblijfsmiddelen

Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.

1.112 Vergader- en congresfaciliteiten

Voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.113 Vergunning

De omgevingsvergunning van artikel 2.1, lid 1, onder b of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; na inwerkingtreding van de Omgevingswet: de omgevingsvergunning van artikel 5.1, lid 1, onder a, van de Omgevingswet.

1.114 Verkoopvloeroppervlakte (vvo)

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.115 Volkstuinen

Gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.116 Voorgevelrooilijn

Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.117 Webwinkel

Een bedrijfsruimte bestemd voor de distributie van goederen die door particulieren via een website zijn besteld en betaald en die ter plaatse ter verzending worden aangeboden. Er is bij deze bedrijfsruimte geen sprake van een afhaalpunt voor particulieren en van een showroom.

1.118 Wgh- inrichting

Bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht

1.119 Windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht als aandrijfbron voor de bewegende delen (wieken of rotoren), met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.120 Winkel

Een pand waar de activiteit detailhandel plaatsvindt.

1.121 Woning

Het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.122 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan. Ook het in stand laten van de verbouwing of inrichting of het gebruik van de extra woning valt onder het begrip woningvorming. Dat een extra woning is ontstaan, kan in ieder geval opgemaakt worden uit de aanwezigheid van een keuken in die nieuwe woning.

1.123 Woonboot

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat wordt gebruikt als woning.

1.124 Woonlaag

Een bouwlaag die voor bewoning is bestemd.

1.125 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor de bewoning door één huishouden.

1.126 Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.127 Woonwagenstandplaats/standplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.128 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals een badruimte, een toilet en een keuken buiten de woonruimte.

1.129 Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels worden onderstaande regels over het meten en berekenen gebruikt.

2.1 Hoogte- en dieptematen
  • 1. De hoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • 2. De goothoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • 3. De hoogte van een kap: de afstand vanaf de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
  • 4. Verticale bouwdiepte: vanaf het peil tot aan het laagste punt van een ondergronds bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, heipalen of daarmee vergelijkbare bouwonderdelen. Als de vloer het laagste punt is dan geldt de onderkant van de vloer.
2.2 Dakhelling

De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Oppervlakte
  • 1. De oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • 2. Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.): het totaal van de binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte van alle verdiepingen, inclusief kelders en souterrains.
  • 3. Verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.): de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
  • 4. De gebruiksoppervlakte van woonruimte: met toepassing van de norm NEN 2580.
2.4 Inhoud

De inhoud van een bouwwerk: de inhoud, gemeten tussen

  • de onderzijde van de begane grondvloer,
  • de buitenzijde van de gevels, het hart van de scheidsmuren en
  • de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bedoeld voor nutsvoorzieningen.

3.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals de bouw van gebouwde nutsvoorzieningen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • 2. Onder de activiteiten die op grond van de regel onder 1 zijn toegestaan valt ook het bouwen, aanleggen en in stand houden en gebruiken van een 150 kV - verbinding en een installatie voor de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV.
3.3 Bouwregels
3.3.1 Gebouwen
  • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • 3. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2.

3.3.2 Bouwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor erf- en terrreinafscheidingen niet meer zijn dan 3 meter;
  • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer zijn dan 20 meter.
3.4 Activiteiten die niet mogen

Het opslaan van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Bedrijventerrein' zijn bedoeld voor de ontwikkeling van een circulair, groen, duurzaam en multifunctioneel bedrijventerrein voor kleinschalige bedrijven in de maakindustrie die het milieu weinig belasten en nauwelijks overlast veroorzaken voor de omgeving.

4.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. bedrijven, tot en met categorie 3.1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten met een maximale oppervlakte per vestiging van 5.000 m2;
  • 2. creatieve bedrijven;
  • 3. in aanvulling op de regels onder 1 t/m 2 ook voor functies en activiteiten die hierna zijn aangegeven
    activiteit   nadere voorwaarden  
    broedplaatsen   met een totale maximale oppervlakte van 7.000 m2 en de totale maximale oppervlakte per vestiging is 500 m2  
    aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte en vergaderfaciliteiten   met een maximale omvang van 30% van de totale bruto vloeroppervlakte en de oppervlakte van de ondergeschikte kantoorruimte mag maximaal 2.000 m2 per bedrijf bedragen  
    horeca   maximaal 2 afzonderlijke vestigingen, de totale maximale oppervlakte is 500 m2 en de totale maximale oppervlakte per vestiging is 250 m2, uitsluitend in de categorieën D1, D2 of D3, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten  
    kleinschalige inpandige sportvoorzieningen   alleen op de tweede bouwlaag en hoger, maximaal 3 afzonderlijke vestigingen met een maximale oppervlakte per vestiging van 500 m2  
    kleinschalige en multifunctionele sportvoorziening, uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger, van maximaal 2.000 m2   alleen ter plaatse van de functieaanduiding sport  
    horeca, met een maximale oppervlakte van 300 m2 en maximaal in de categorie B, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten, uitsluitend in de vorm van een proeflokaal bij een ter plaatse gevestigde (bier-)brouwerij   alleen ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - 1  
    duurzame zero emissie (emissieloos) stadsdistributie voor de last en first mile in de gemeente Utrecht, gericht op bundeling van vervoersstromen van diverse leveranciers (white- of multilabel), maximaal 3 afzonderlijke vestigingen van maximaal 2.000 m2 per vestiging, met een maximale totale oppervlakte van 6.000 m2   alleen ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - 2  
  • 4. De maximale bruto vloeroppervlakte van de onder 1 t/m 3 genoemde functies is 200.000 m2.
  • 5. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, waaronder groene gevels, beplanting en bomen, voorzieningen voor het opwekken en opslaan van energie, voorzieningen voor de verwarming en koeling van gebouwen, dierverblijven en nestkasten voor o.a vogels, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen en erven.
4.3 Nieuwe activiteiten alleen met een vergunning
  • 1. Het is verboden om zonder vergunning activiteiten te starten. De vergunning wordt verleend als voldaan wordt aan de beoordelingsregels van lid 4.4.
  • 2. Het verbod onder 1 is niet van toepassing op bestaande activiteiten en op de activiteiten die in lid 4.2 genoemd worden.
4.4 Beoordelingsregels voor een vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning van lid 4.3 alleen voor activiteiten en voorzieningen die in lid 4.2 worden genoemd, die niet in strijd zijn met de regels in lid 4.3 en als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. een bouwwerk wordt gebouwd en gebruikt in overeenstemming met lid 4.2;
  • 2. een bouwwerk voldoet aan de bouwregels in lid 4.5.
4.5 Bouwregels
4.5.1 Gebouwen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • 2. Gebouwen zijn goed geïsoleerd, circulair, duurzaam en niet voorzien van aansluiting op een aardgas- of stadswarmteleiding.
  • 3. Gebouwen worden bij voorkeur in meerdere bouwlagen gebouwd;
  • 4. Het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding: 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%.
  • 5. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding: 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
  • 6. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding: 'minimale bouwhoogte (m)' mag niet minder zijn dan de aangegeven hoogte.
  • 7. In afwijking van het bepaalde in de regel onder 6. is het toegestaan om een hogere minimale bouwhoogte van gebouwen ter realiseren ter plaatse van de functie-aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2'. De afwijkende bouwhoogte is minimaal 8 meter wanneer gebouwen in 1 bouwlaag worden gebouwd en minimaal 16 meter wanneer deze gebouwen in 2 bouwlagen worden gebouwd.
  • 8. In afwijking van het bepaalde in de regel onder 5. is het toegestaan om een hogere maximale bouwhoogte van gebouwen te realiseren in maatvoeringsvlakken met een maximale bouwhoogte van 9 meter en een minimale bouwhoogte van 7 meter en in maatvoeringsvlakken met een minimale bouwhoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter. De maximale bouwhoogte is maximaal 9 meter meer dan de maximale bouwhoogte die in het betreffende maatvoeringsvlak is aangegeven tot een maximale bouwhoogte van 21 meter voor een oppervlakte van maximaal 25 % van het maatvoeringsvlak.
  • 9. In afwijking van het bepaalde onder 6. is het toegestaan om een lagere minimale bouwhoogte van gebouwen te realiseren voor een oppervlakte van maximaal 25 % van het maatvoeringsvlak. Voor dit oppervlak geldt een minimale bouwhoogte van 5 meter. Van deze afwijking is alleen gebruik te maken indien dit leidt tot een overtuigend betere ruimtelijke relatie tussen de omliggende openbare ruimte en het tweede maaiveld en ook leidt tot een betere fysieke toegankelijkheid van het tweede maaiveld vanaf de omliggende openbare ruimte.
4.5.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.
  • 2. De regel onder 1 geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
  • 3. In afwijking van de regel onder 1 mag de bouwhoogte van palen en masten maximaal 6 meter bedragen.
4.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of bouwwerken.
4.7 Activiteiten die niet mogen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • 1. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • 2. wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • 3. opslag en verpakking van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • 4. inrichtingen of installaties als bedoeld in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals geldend ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen wordt overschreden, zijn niet toegestaan;
  • 5. zelfstandige detailhandel en perifere detailhandel zijn niet toegestaan;
  • 6. handel, reparatie en servicebedrijven in auto's en motorfietsen zijn niet toegestaan;
  • 7. autoparkeerterreinen en zelfstandige parkeergarages zijn niet toegestaan;
  • 8. datacentra zijn niet toegestaan;
  • 9. distributiecentra, pak en koelhuizen groter dan 2.000 m2 per vestiging zijn niet toegestaan;
  • 10. opslaggebouwen ten behoeve van verhuur of verkoop van opslagruimten voor bedrijven (en particulieren) die niet op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel gevestigd zijn is niet toegestaan;
  • 11. coffeeshops zijn niet toegestaan;
  • 12. activiteiten waarvoor een milieueffectrapportage uitgevoerd moet worden;
  • 13. het opslaan van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden.
4.8 Voorwaardelijke verplichtingen
4.8.1 Dierverblijven

De omgevingsvergunning voor bouwen wordt alleen verleend als er minimaal per 200 m2 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) van een gebouw 1 dierenverblijf voor de gierzwaluw, huismus of dwergvleermuis op een geschikte locatie aan of in de gevels wordt geplaatst en duurzaam in stand wordt gehouden. De te plaatsen dierenverblijven voldoen aan de gestelde eisen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Voorwaarden Diervriendelijk bouwen.

4.8.2 Geen dak zonder functie

De omgevingsvergunning voor bouwen van een gebouw wordt alleen verleend als minimaal 80 % van de oppervlakte van het dak van een gebouw wordt gebruikt en duurzaam in stand wordt gehouden voor de opwekking van energie, het vasthouden en verwerken van hemelwater, een groene inrichting heeft om te fungeren als leefgebied voor planten en dieren of een verblijfs- of verkeersfunctie heeft.

4.8.3 Beeldkwaliteit

De omgevingsvergunning voor bouwen van een gebouw wordt alleen verleend als wordt voldaan aan de stedenbouwkundige en architectonische eisen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan Strijkviertel.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen of afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 5 Groen

5.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Groen' zijn bedoeld voor groen- en watervoorzieningen, de vergroting van de leefbaarheid en een gezond leefklimaat voor mens en flora en fauna, stimulering van de biodiversiteit en voor voedsel en schuilgelegenheid voor dieren.

5.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel en daarbij behorende activiteiten zijn toegestaan. Dit zijn het aanleggen, gebruiken en in stand houden van groenvoorzieningen, gazons, bomen en beplantingen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en buitensportvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, kunstwerken, civieltechnische bouwwerken zoals vlonders, duikers, bruggen en faunapassages en onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende functies Water, Sport, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied en Bedrijventerrein.

5.3 Bouwen op deze locatie, alleen met vergunning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te bouwen.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning alleen, als het beoogde bouwwerk aan de onderstaande voorwaarden voldoet:
    • a. Het een bouwwerk, geen gebouw zijnde is.
    • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
    • c. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag in afwijking de regel onder 2 sub b niet meer bedragen dan 4 meter.
    • d. De regel onder 2 sub b geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
5.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. Het aanleggen en gebruiken van ontsluitingswegen voor autoverkeer;
  • 2. Het aanleggen en gebruiken van parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen;
  • 3. Het houden van evenementen die niet voldoen aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • 4. Activiteiten die bomen aantasten;
  • 5. Activiteiten die de biodiversiteit aantasten, met uitzondering van het gebruik van het groen dat op een locatie normaal is.

Artikel 6 Sport

6.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Sport zijn bedoeld voor sportactiviteiten.

6.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals

  • 1. veldsporten;
  • 2. buurtactiviteiten;
  • 3. alleen op een locatie met functieaanduiding 'manege' is een rijhal met bijbehorende parkeervoorzieningen toegestaan;
  • 4. met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel;
  • 5. groenvoorzieningen, tuinen, erven;
  • 6. water, waterbeheer en waterberging;
  • 7. bijbehorende voorzieningen zoals parkeer-en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en fiets- en wandelpaden.
6.3 Bouwregels
6.3.1 Gebouwen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • 2. Het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding: 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag niet worden overschreden; indien geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%.
  • 3. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding: 'maximum bouwhoogte (m)', mag niet worden overschreden.
  • 4. De goothoogte ter plaatse van de aanduiding: 'maximum goothoogte (m)', mag niet worden overschreden.
  • 5. De maximale bedrijfsvloeroppervlakte van de in artikel 6.2 onder 4 vermelde ondergeschikte functie mag per vestiging niet meer bedragen dan 30 % met een maximum van 200 m2.
6.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 2 meter hoog mogen zijn achter de voorgevelrooilijn en 1,2 meter hoog voor of op de voorgevelrooilijn.
  • 2. Ter plaatse van de functieaanduiding 'manege' mag 1 stapmolen met bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  • 3. Ter plaatse van de functieaanduiding 'manege' mogen overkappingen tussen gebouwen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen en de maximale oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
  • 4. De regel onder 1. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
  • 5. In afwijking van de regel onder 1. mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen.
  • 6. In afwijking van het gestelde onder 1. mag de bouwhoogte van doelpalen niet meer dan 12 meter bedragen;
  • 7. In afwijking van het gestelde onder 1. mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 20 meter bedragen;
  • 8. In afwijking van de regel onder 1 mag de bouwhoogte van bouwwerken die dienst doen als ballenvanger niet meer dan 5 meter bedragen.
6.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. een schietinrichting;
  • 2. het gebruiken van drones, gemotoriseerde modelvliegtuigen, - vaartuigen of - voertuigen voor sportdoeleinden;
  • 3. het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen voor sportdoeleinden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Verkeer' zijn bedoeld voor verkeerswegen voor het doorgaande verkeer met het bestaande aantal rijstroken en de bijbehorende voorzieningen.

7.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij de functie zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van rijwegen bestaande uit twee keer één rijstrook, kruisingen met water, viaducten, water, waterbeheer en waterberging, fiets- en voetpaden, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, halteplaatsen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, faunapassages, voorzieningen voor het onderhoud, reclame-uitingen en kunstobjecten.

7.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. het vergroten van het aantal rijstroken voor gemotoriseerd verkeer;
  • 2. het verbreden van rijstroken voor gemotoriseerd verkeer;
  • 3. parkeren in de functie Verkeer

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bedoeld voor verblijf in de openbare ruimte, langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer, groenvoorzieningen, water en de bijbehorende voorzieningen.

8.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van van wegen en verblijfsgebieden, kruisingen met water, bruggen, duikers, viaducten, water, waterberging, waterbeheer, faunapassages, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, standplaatsen, kleine gebouwde parkeervoorzieningen voor fietsen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, halteplaatsen, speelvoorzieningen, buitensportvoorzieningen, voorzieningen voor onderhoud, reclame-uitingen en kunstobjecten.

8.3 Activiteiten die niet mogen
  • 1. parkeren in de functie Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 9 Water

9.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Water' zijn bedoeld voor oppervlaktewater, oevers, taluds, groen en bijbehorende voorzieningen.

9.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij de functie passen zijn toegestaan, zoals activiteiten voor het waterbeheer en voor waterberging, het aanleggen, gebruiken en in stand houden van taluds, beschoeiingen, kademuren, kruisingen met verkeer waaronder begrepen fiets- en wandelpaden, bruggen, duikers, sluizen, faunapassages, groenvoorzieningen en kunstobjecten.

9.3 Bouwen op deze locatie, alleen met een vergunning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te bouwen.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning alleen, als het beoogde bouwwerk geen gebouw zijnde aan de onderstaande voorwaarden voldoet en ten dienste van de functie wordt gebouwd:
    • a. Het een bouwwerk, geen gebouw zijnde is.
    • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. het dempen van oppervlaktewater;
  • 2. het bouwen of aanleggen, in stand laten of aangelegd laten van gebouwen of boten voor het wonen of voor de vestiging van een bedrijf.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Leiding - Hoogspanning' zijn bedoeld voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV en belemmeringenstrook.

10.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van een ondergrondse hoogspannningsleiding en de bijbehorende voorzieningen.

10.3 Bescherming van de functie

Om de locatie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  • 1. Grondwerk is alleen toegestaan met toepassing van Artikel 26 Vergunning in verband met de bescherming van een functie;
  • 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze functies worden gebouwd.
  • 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is ten hoogste 3 meter.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in artikel 10.3 onder 1 t/m 3 voor het bouwen volgens de andere functies, als de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsleiding niet worden geschaad en vooraf advies wordt gevraagd bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn bedoeld voor :

  • 1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook;
  • 2. het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding;
  • 3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de hoogspanningsverbinding;
  • 4. bijbehorende bouwwerken.
11.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van een hoogspannningsverbinding en de bijbehorende voorzieningen.

11.3 Bescherming van de functie

Om de locatie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  • 1. Grondwerk is alleen toegestaan met toepassing van Artikel 26 Vergunning in verband met de bescherming van een functie;
  • 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze functies worden gebouwd.
  • 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor hoogspanningsmasten ten hoogste 50 meter bedragen en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in artikel 11.3 onder 1 t/m 3 voor het bouwen volgens de andere functies, als de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en vooraf advies wordt gevraagd bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 12 Leiding - Water

12.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Leiding - Water zijn bedoeld voor een waterleiding en het beschermen van een hoofdwaterleiding.

12.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken, in stand houden en vervangen van een hoofdwaterleiding en de daarbij behorende voorzieningen.

12.3 Bescherming van de functie

Om de locatie in verband met de functie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  • 1. de activiteiten bouwen en grondwerk zijn verboden;
  • 2. de regel onder 1 geldt niet voor:
    • a. een activiteit die nodig is voor het onderhoud van de leiding en de daarbij horende voorzieningen;
    • b. het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bij de functie hoort en niet hoger is dan 2 meter;

Hoofdstuk 3 Bouwen en slopen

Artikel 13 Inleidende bepalingen over het bouwen en het slopen

13.1 Werking van de regels in dit hoofdstuk

Regels in dit hoofdstuk blijven buiten toepassing voor zover zij niet te verenigen zijn met een regel over de toegewezen functie en/of bestemming.

13.2 Nieuwe bouwwerken

Het bouwen is alleen toegestaan als de activiteit bouwen past bij het doel van de functie en als ook de activiteit of activiteiten waar het bouwwerk voor gebouwd wordt passen bij het doel van de functie.

13.3 Bestaande bouwwerken
  • 1. Bouwwerken die legaal zijn gebouwd zijn met toepassing van lid 13.1 in overeenstemming met de regels die dit plan over de activiteit bouwen stelt.
  • 2. Bouwwerken of voorzieningen die zijn gebouwd of aangebracht om te voldoen aan een voorwaarde van een regel over een functie die op een locatie geldt, mogen niet worden gesloopt, verwijderd of veranderd, als daardoor niet meer aan die voorwaarde wordt voldaan.
13.4 Voorbereiding van de bouw: peil aangeven, rooilijnen uitzetten

De bouw van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend mag in ieder geval niet beginnen, voordat het bevoegde gezag of zijn vertegenwoordiger:

  • het straatpeil heeft aangegeven en
  • de rooilijnen en bouwgrenzen op het bouwterrein heeft uitgezet of
  • heeft vastgesteld dat het aangeven van het straatpeil of het uitzetten van rooilijnen niet nodig is.

Artikel 14 Bijzondere regels over bouwen

14.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • 1. Een vergunning voor het bouwen wordt alleen verleend, als vast staat dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.
  • 2. De regel onder 1 is niet van toepassing op het bouwen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen of dakterrassen.
  • 3. Aan de hand van beleidsregels waarin de normen voor parkeergelegenheid zijn opgenomen, stellen burgemeester en wethouders vast of aan de regel onder 1 wordt voldaan.
14.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

De omgevingsvergunning voor bouwen wordt alleen verleend als op eigen terrein minimaal 90 % van de jaarlijkse neerslag wordt vastgehouden en verwerkt. Daarbij moet minimaal worden voldaan aan de gestelde eisen onder a en b:

a. Op eigen terrein moet 15 mm per m2 aan toename van verhard oppervlak worden geborgen, hergebruikt en/of geïnfiltreerd, binnen de (toekomstige) perceelgrenzen of plangebied, zonder optreden van water op maaiveld of op straat, bergingscapaciteit moet binnen 48 uur weer beschikbaar zijn;

b. Bij een bui van 80 mm in 1 uur mag er geen schade aan gebouwen en bebouwing veroorzaakt worden;

c. Van de regels onder a en b kan worden afgeweken als bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat het hemelwater op een andere manier binnen het plangebied wordt vastgehouden en wordt verwerkt.

Artikel 15 Bouwen is toegestaan

15.1 Vergunningvrij bouwen

Op grond van dit plan is voor het bouwen geen vergunning nodig:

  • 1. als wettelijk bepaald is dat een bouwactiviteit niet hoeft te voldoen aan de regels van het bestemmingsplan;
  • 2. als het bouwwerk op grond van de volgende leden van dit artikel is toegestaan of als in de regels over de toegewezen functie regels over het bouwen zijn opgenomen en het bouwen in overeenstemming is met die regels en met de regels in dit hoofdstuk.
15.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan
  • 1. Een bouwgrens die geen bestemmingsgrens is mag, ongeacht de aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.
  • 2. De regel onder 1 geldt niet als daarbij gebouwd wordt op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.
15.3 Bijbehorend bouwwerk dat aan een openbaar gebied grenst
  • 1. Een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat niet voldoet aan de bepaling in artikel 2, onderdeel 3, onder c, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, maar wel voldoet aan de overige bepalingen van dat onderdeel, mag gebouwd worden, als het openbaar toegankelijke gebied een deel van een binnenterrein is dat aan alle zijden omgeven is door hoofdgebouwen.
  • 2. Voor de toepassing van de regel onder 1 wordt de versie van het Besluit omgevingsrecht gebruikt die geldt op de datum van vaststelling van dit plan.
15.4 Bouwen in de openbare ruimte

In de openbare ruimte is, als de toegewezen functies zich daartegen niet verzetten en de verkeersveiligheid, de waterveiligheid en de veiligheid van personen die in de openbare ruimte verblijven niet worden aangetast, het bouwen van de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 1. sport- of speeltoestellen die niet hoger zijn dan 4 meter en die uitsluitend functioneren met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
  • 2. geluidwerende voorzieningen;
  • 3. kunstobjecten.

Artikel 16 Bouwen met vergunning

16.1 Bouwen buiten de bouw- en bestemmingsgrens
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het afwijken van de regels die op een locatie gelden en daarbij toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de aanduidingen en regels over die functies of over de maatvoering en de situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
    • a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
    • b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
    • c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 4,25 meter bedraagt.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 1 bedoelde vergunning niet als:
    • a. de overschrijding niet te verenigen is met het doel van de functie of
    • b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft of
    • c. op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.
16.2 Bouwen met een kleine afwijking van regels

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, een vergunning verlenen voor:

  • 1. het afwijken van hoogtematen en bebouwingspercentages met maximaal 10% van deze maten en percentages, voor zover de afwijking niet leidt tot een extra bouwlaag;
  • 2. het afwijken van de regels voor het plaatsen van vlucht- of noodtrappen;
  • 3. het afwijken van de regels voor het bouwen met een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, als dit noodzakelijk is in verband met onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een kleine afwijking vraagt;
  • 4. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • 5. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken voor een bouwhoogte van sirenemasten of masten voor mobiel dataverkeer toestaan tot maximaal 30 meter.
16.3 Bouwen op locaties waar het bouwen in verband met de functie verboden is
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken van een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit bouwen te verbieden, als het bouwwerk past bij het doel van de andere aan de locatie toegewezen functies en het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  • 2. De vergunning wordt geweigerd, als het bouwen of het bouwwerk, gezien het belang van de te beschermen functie, schade of gevaar kan veroorzaken of als het te bouwen bouwwerk bij wet als kwetsbaar of zeer kwetsbaar object is aangewezen.
  • 3. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, om schade uit te sluiten of om gevaar te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 17 Bouwen is niet toegestaan

Het bouwen van andere bouwwerken dan de bouwwerken die op grond van de artikelen 13 tot en met 16 toegestaan zijn, is verboden.

Artikel 18 Slopen met vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken van een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit slopen te verbieden, als het slopen het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  • 2. De vergunning wordt in ieder geval geweigerd als niet vaststaat dat het project waar het slopen deel van uitmaakt, uitgevoerd mag worden.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in de vergunning voorwaarden opnemen die verband houden met de veiligheid of met de functie, waaronder de voorwaarde dat de sloop alleen is toegestaan, als andere vergunningen voor het project onherroepelijk verleend zijn.
  • 4. Bij de beoordeling van een aanvraag betrekken Burgemeester en wethouders het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.

Hoofdstuk 4 Gebouwen en locaties gebruiken

Artikel 19 Activiteiten die niet zijn toegestaan

19.1 Een activiteit moet passen bij het doel van functies

Activiteiten die niet passen bij het in de regels beschreven doel van een functie die aan een locatie is toegewezen zijn verboden.

19.2 Activiteiten die in het algemeen niet mogen
  • 1. De volgende activiteiten zijn verboden:
    • a. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van een onderkomen op een sta- of ligplaats op onbebouwde locaties;
    • b. bedrijfsmatige seksactiviteiten;
    • c. zelfstandige horeca-activiteiten, belhuizen en afhaalzaken;
    • d. het aanbieden van logies;
    • e. het permanent bewonen van stacaravans en recreatiewoningen;
    • f. het kamperen op onbebouwde gronden;
    • g. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • h. het opslaan van goederen voor de voorgevelrooilijn;
    • i. het opslaan van goederen in de openbare ruimte, anders dan opslag die hoort bij een aan de openbare ruimte toegewezen functie;
    • j. het opslaan van voertuigen, vliegtuigen, boten of onderdelen daarvan op onbebouwde locaties;
    • k. het storten of het opslaan van puin en afvalstoffen op onbebouwde locaties, met uitzondering van het voor korte tijd opslaan van huishoudelijk tuinafval.
  • 2. Het verbod onder 1 geldt niet voor locaties met een functie of bestemming die de activiteit expliciet toestaat.

Artikel 20 Additionele horeca

Additionele horeca is als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de additionele horeca vindt plaats in een gebouw dat in hoofdzaak wordt gebruikt voor een van de volgende activiteiten: zelfstandige kantoren, bedrijven, maatschappelijke diensten, culturele en sociaal-culturele activiteiten, sport en recreatie;
  • 2. het deel van het gebouw voor de additionele horeca is alleen open tijdens de openingstijden van de genoemde hoofdactiviteit en staat alleen ten dienste van de hoofdactiviteit; verhuur of het anderszins in gebruik geven van deze ruimte aan derden voor feesten of andere bijeenkomsten is niet toegestaan;
  • 3. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.200 m2 is het deel voor additionele horeca niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 300 m2;
  • 4. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van 1.200 m2 of groter is het deel voor additionele horeca niet groter dan 25% van het bruto vloeroppervlak;
  • 5. de additionele horecaruimte is alleen bereikbaar via de ingang van het gebouw met de hoofdactiviteit.

Artikel 21 Bedrijfsactiviteiten

21.1 Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van de maximale bedrijfscategorie die een functie of bestemming toestaat, een vergunning verlenen voor andere dan de op de lijst aangeven activiteiten, met een maximale oppervlakte van 5.000 m2 (bvo), waaronder bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie, als de invloed van die activiteit op de omgeving vergelijkbaar is met activiteiten die binnen de functie of bestemming passen.

Artikel 22 Detailhandel en bezorging

22.1 Kenmerken van detailhandel

Alleen in panden met de functie Detailhandel of met een functie die detailhandelsactiviteiten toestaat is de activiteit detailhandel toegestaan, met uitzondering van afhaalzaken, waarbij de activiteit aan de volgende kenmerken voldoet:

  • 1. de aard en inrichting van de winkel is afgestemd op de verkoop ter plaatse;
  • 2. goederen worden in hoofdzaak verkocht in de winkel;
  • 3. de klant kan in de winkel kiezen welke goederen hij wil kopen;
  • 4. de winkel is geen bezorgdienst of distributiebedrijf, wat blijkt uit het aanbod, zoals het aanbod van een bepaald assortiment of uit de aard van de winkel, zoals bij een supermarkt of warenhuis.
22.2 Bezorging van goederen
  • 1. Bezorging van goederen is een onderdeel van de activiteit detailhandel als aan de voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de activiteiten van de detailhandelsvestiging zijn in overeenstemming met het vorige lid;
    • b. de bezorging vindt in hoofdzaak plaats nadat de klant in de winkel zijn waren heeft gekocht.
  • 2. Onderdeel 1b is niet van toepassing als vanwege maatregelen van het Rijk de verkoop in het winkelpand tijdelijk niet mogelijk is.

Artikel 23 Geluidszone industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein niet meer zijn dan 50 dB(A).

Artikel 24 Kruisingen, tunnels, bruggen en viaducten

24.1 Werking van dit artikel

Dit artikel is alleen van toepassing op kruisingen van verkeersinfrastructuur of water met andere verkeersinfrastructuur of met water, waarbij de toegewezen functie, een andere functie doorkruist, wat onder meer blijkt uit het feit dat ter plaatse van de kruising aan weerszijden diezelfde andere functie is toegewezen.

24.2 Activiteitenregeling bij kruisingen

Op de locatie van de kruising zijn naast de activiteiten die bij de toegewezen functie horen ook de activiteiten toegestaan die bij de functie horen die gekruist wordt.

Artikel 25 Ondersteunende verkoop in horeca

25.1 Voorwaarden voor ondersteunende verkoop in een horecabedrijf

In een horecabedrijf is winkelverkoop als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de horeca-activiteit is de hoofdactiviteit;
  • 2. de winkel-activiteit vindt plaats in één deel van het horecabedrijf;
  • 3. vanaf de straat is niet zichtbaar dat er een winkeldeel in het horecabedrijf is;
  • 4. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak van maximaal 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 40% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100 m2;
  • 5. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak boven 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
  • 6. het winkeldeel is alleen bereikbaar via de ingang van het horecabedrijf.
25.2 Gevelbankjes bij ondersteunende horeca of bij horeca met ondersteunende verkoop

Een winkel met ondersteunende horeca of een horecabedrijf met ondersteunende verkoop mag een of meer gevelbankjes plaatsen, als die aan de volgende regels voldoen:

  • 1. een gevelbankje staat op een locatie met de functie Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied of met een functie die een winkel toestaat;
  • 2. gevelbankjes worden niet gebruikt als horecaterras;
  • 3. op een locatie met de functie Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied ontstaat er geen hinder voor verkeer, waarbij in ieder geval minimaal 1,5 meter voor passerende voetgangers beschikbaar blijft, gerekend van een gevelbankje;
  • 4. de totale breedte van de gevelbankjes bij een winkel of een horecabedrijf bedraagt maximaal 4 meter;
  • 5. het gevelbankje steekt maximaal 0,6 meter uit, gerekend vanaf de gevel van de winkel;
  • 6. gevelbankjes worden weggehaald of opgeklapt als de winkel gesloten is, in ieder geval uiterlijk om 22.00 uur.

 

Hoofdstuk 5 Grondwerk

Artikel 26 Vergunning in verband met de bescherming van een functie

26.1 Grondwerk dat niet is toegestaan

Het volgende grondwerk is niet toegestaan op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om grondwerk te verrichten:

  • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraven of ophogen;
  • 2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden (zoals ten behoeve van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  • 5. het planten of rooien van bomen of van andere diep wortelende planten;
  • 6. het aanleggen van oppervlaktewater, het verbreden of het dempen van bestaand oppervlaktewater.
26.2 Vergunning voor afwijken
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de regel in lid 26.1 een vergunning voor het verrichten van grondwerk verlenen, als het grondwerk, gezien het belang van de beschermde functie, geen onevenredige schade of gevaar kan veroorzaken.
  • 2. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de beschermde functie bij het besluit over de vergunning.
26.3 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen, om onevenredige schade uit te sluiten of om onveilige situaties te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 27 Bescherming van archeologische waarden

27.1 Grondwerk waarvoor geen vergunning in verband met archeologische waarden nodig is

Met inachtneming van artikel 26 is het volgende grondwerk toegestaan:

  • 1. grondwerk dat wordt verricht op een locatie die niet is aangeduid als een archeologische verwachtingszone en die niet is aangewezen als archeologisch monument;
  • 2. in gevallen waarin het grondwerk in omvang en diepte binnen een bestaande bodemverstoring plaatsvindt:
    • a. grondwerk dat normaal onderhoud en beheer betreft, zoals onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • b. grondwerk dat samenhangt met vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 3. grondwerk dat nodig is voor archeologisch onderzoek;
  • 4. grondwerk dat in overeenstemming met de wettelijke voorschriften al in uitvoering is op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
27.2 Grondwerk zonder vergunning in verband met de zone archeologische verwachtingswaarde

Met inachtneming van artikel 26 en lid 27.3 mag het volgende grondwerk op een locatie binnen een zone met een archeologische verwachtingswaarde zonder vergunning uitgevoerd worden, voor zover de activiteit aan de op de locatie geldende voorwaarden voldoet:

  • 1. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 2' onder de voorwaarde dat het grondwerk geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  • 2. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 3' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 30 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  • 3. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 4' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 100 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  • 4. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 5' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 500 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  • 5. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 6' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 5000 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 50 cm onder het maaiveld.
27.3 Regels over het bepalen van de omvang van het grondwerk en van de zone
  • 1. Als de verstoring in meer dan één zone valt, geldt voor de toepassing van lid 27.2 de zone die de minste verstoring toestaat.
  • 2. Bij een gefaseerde uitvoering van een project waarvoor grondwerk nodig is, is voor het bepalen van de verstoring de totale verstoring (oppervlak en/of diepte) van het gehele project bepalend.
27.4 Vergunning in verband met de archeologische waarde
  • 1. Op een locatie met een van de in lid 27.2 genoemde aanduidingen is het verboden om zonder vergunning grondwerk te verrichten, behalve als de activiteit op grond van lid 27.1 of lid 27.2 is toegestaan.
  • 2. De vergunning wordt verleend, als is gebleken dat het grondwerk geen directe of indirecte gevolgen heeft voor het archeologische erfgoed of als er maatregelen zijn getroffen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden.
  • 3. De vergunning wordt geweigerd als op voorhand zeker is dat de vergunning die op grond van artikel 26 voor het grondwerk nodig is niet verleend kan worden.
  • 4. Bij de aanvraag voor een vergunning als bedoeld onder 1 wordt een deskundigenrapport overlegd dat goedgekeurd is door of namens het bevoegd gezag, als zo'n rapport over de gevolgen van het grondwerk op de archeologische waarde nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.
  • 5. Aan de vergunning als bedoeld onder 1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • a. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • c. de verplichting om het grondwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 Beheer van natuur, flora en fauna

Artikel 28 Aantasten van bomen of andere houtopstanden

28.1 Vergunningplicht
  • 1. Het is verboden zonder vergunning een houtopstand te vellen, zoals het kappen van een of meer bomen.
  • 2. Het verbod geldt niet in de volgende gevallen:
    • a. het kappen van een boom met een diameter kleiner dan 15 centimeter, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld;
    • b. het kappen van een boom jonger dan 50 jaar:
      • op een kadastraal perceel van 300 m2 of kleiner; of
      • die in een tuin staat op een huurperceel die inclusief tuin kleiner is dan 300 m2;
    • c. het periodiek vellen van hakhout voor het uitvoeren van regulier onderhoud;
    • d. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
    • e. bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantgezondheidswet of vanwege een aanschrijving op grond van artikel 4:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    • f. bomen die moeten worden gekapt vanwege een aanschrijving van de gemeente op grond van artikel 4:7 lid 3 sub a van de Algemene Plaatselijke Verordening.
  • 3. Voor tijdelijke natuur, botanische tuinen en bosplantsoenen kan het college een vergunning met de strekking van een jaarvergunning verlenen, waardoor het verbod van lid 1 niet geldt voor het afzonderlijk vellen van houtopstanden.
28.2 Beoordeling van de aanvraag

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren:

  • 1. als de Utrechtse hoofdbomenstructuur onevenredig wordt geschaad;
  • 2. als een van de volgende waarden onevenredig worden geschaad:
    • a. de ecologische waarde van een houtopstand,
    • b. de cultuurhistorische waarde van een houtopstand,
    • c. de ruimtelijke waarde van een houtopstand,
    • d. de milieuwaarde of
    • e. de boomwaarde.
28.3 Vergunningvoorschriften algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 28.2 voorschriften aan de vergunning verbinden.

28.4 Vergunningvoorschriften over vervanging ("herplantplicht")
  • 1. Bij vergunningvoorschrift wordt in ieder geval bepaald dat herplant:
    • a. binnen 14 maanden vanaf het moment dat de kapvergunning is verleend voor bomen die op de gemeentelijke vellijst staan, of in het geval van langlopende of complexe projecten, of bij andere bomen die niet op de gemeentelijke vellijst staan, binnen een door het college op te leggen termijn;
    • b. volgens de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen plaatsvindt;
    • c. op of zeer nabij de kaplocatie plaatsvindt; en
    • d. binnen twee weken na voltooiing gereed wordt gemeld door vergunninghouder bij burgemeester en wethouders met een melding die een dagtekening en locatie van de herplant bevat.
  • 2. Bij het bepalen van een locatie voor herplant wordt de volgende volgorde aangehouden:
    • a. herplant op locatie;
    • b. herplant dichtbij locatie; en
    • c. herplant elders.
  • 3. Als blijkt dat herplant niet mogelijk is, kan, in afwijking van het eerste lid, worden bepaald dat de gevelde houtopstand financieel wordt gecompenseerd.
  • 4. Bij vergunningvoorschrift, bedoeld in het eerste lid, kan de locatie en wijze van herplant, vervanging bij niet-geslaagde herplant, worden bepaald.
  • 5. De bepalingen van lid 1 tot en met 3 gelden niet in geval van tijdelijke natuur, botanische tuinen, bosplantsoenen en er een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beheerplan is van de aanvrager.
28.5 Indieningseisen voor een vergunning

De aanvrager levert bij de aanvraag de volgende gegevens aan:

  • 1. een identificatie met een nummer en de locatie van iedere te vellen houtopstand op een kaart, foto of tekening;
  • 2. de soort houtopstand;
  • 3. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;
  • 4. de diameter in centimeters van de te vellen bomen of struiken, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;
  • 5. een overzicht van de houtopstanden die als vervanging worden herplant en de locatie waar deze worden herplant en, als de locatie niet op of dichtbij de locatie ligt, een motivering waarom een andere locatie elders nodig is;
  • 6. in plaats van de gegevens onder 5, als vervanging niet mogelijk is, een motivering waarom vervanging alleen in de vorm van een financiële compensatie kan plaatsvinden.
28.6 Bebouwingscontour

De geometrische begrenzing van de bebouwingscontour houtkap, bedoeld in artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarbinnen de regels over houtopstanden van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing zijn, is aangeduid met 'overige zone - bebouwingscontour houtkap'.

28.7 Herplantplicht zonder vergunning
  • 1. Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in lid 27.1 van toepassing is, zonder vergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen 14 maanden te herbeplanten.
  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld onder 1 opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot het vellen als bedoeld in lid 27.1 van toepassing is, door uitvoering van werkzaamheden, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld onder 1, 2 of 3 is opgelegd, alsmede aan diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
28.8 Overgangsrecht

De bepalingen van afdeling 4.3 van de Algemene plaatselijke verordening, zoals deze luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, zijn van toepassing op:

  • 1. besluiten en de daaraan verbonden voorschriften die zijn verleend voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • 2. aanvragen om vergunning die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar die na inwerkingtreding worden afgehandeld.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of dat gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een vergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van vaststelling van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van vaststelling van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 30 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

regels van het Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel